Charles Claes was samen met zijn broer Lowie kleermaker in Antwerpen, eerst in de Ten Eeckhovelei en later in de Lange Zavelstraat, hij was gehuwd met Louiza Verhaegen.
Charles Claes was een motorcrosser van het eerste uur maar verongelukte spijtig genoeg in 1949, hij was toen 26 jaar oud, het ongeval gebeurde tijdens een training met de motor, hij is begraven op Silsburg (Antwerpen)
wie kan er zijn dochter Janine helpen aan meer informatie over haar vader, alvast bedankt
voor November 2010 is er in het Nederlandse motorblad MOTO 73 een artikel gepland over Steve McQueen en zijn deelname aan de ISDT in het Oostduitse Erfurt in het jaar 1964, het verhaal is reeds klaar laat Lukas Verbeke redacteur/fotograaf van MOTO 73/AutoWeek weten, maar we zijn nog op zoek naar exclusieve foto's van Steve McQueen tijdens deze ISDT in Erfurt.
zijn vraag is: zijn er mensen die over foto's beschikken (en deze ter beschikking willen stellen voor het artikel) die ze ofwel zelf hebben genomen ofwel foto's die genomen zijn door iemand uit hun kennissenkring, dus geen foto's uit boeken of van het internet die onder "copyright "staan.
mocht je iets hebben liggen, laat die foto's terug tot leven komen via MOTO 73 en laat iets weten via deze blog en ik breng je in kontact met Lucas of neem rechtstreeks kontact met Lucas Verbeke via luc@moto73.nl met dank bij voorbaat
een unieke foto van (links) Harry Everts (in het midden) Steve Mc Queen himself en Christian Gouverneur tijdens hun Dalesman Puch avontuur in de Verenigde Staten
De dochter van Jozef Valy is op zoek naar meer info en foto's van haar vader Jozef , Jozef Valy had in de jaren 60 een garage met benzinepomp in de Verschansingstraat in Antwerpen op het Zuid maar was afkomstig van Limburg, hij verongelukte op 30 juni 1968 met de motor door in aanrijding te komen met een boomstronk, hij reed altijd met het nr 13 wat zijn geluksnummer was verteld zijn dochter Brigitte waarbij ze nog vermeld dat er veel palmen en trofeën op de zolder hingen.
wie kan haar helpen aan meer foto's en informatie over haar vader, wie iets weet over Jozef, laat het weten via de blog , met dank bij voorbaat.
(Johnny Moonen, Marnix Vanslembrouck en André Syvertsen hebben al iets laten weten)
Jozef Valy in actie met zijn Greeves (als ik me niet vergis)
(U vergist zich met de greeves van jozef valy dit is een cotton Mvrgr Noud van der aa)
Enkele maanden geleden kreeg ik van August C.Priem uit het verre Australië een mailtje met een mooi verhaal en veel foto's. Guus Priem emigreerde in 1965 naar Australië en woont nu in Sydney en zoals hij zelf zegt "het motorvirus emigreerde mee", lees en kijk mee naar het verhaal van Guus die al bijna een halve eeuw aan de andere kant van de wereld woont en door het "internet" terug voeling kreeg met zijn jeugd van weleer in Nederland.
MT. Pritchard 20-09-09
Hallo Etienne
Hartstikke bedankt voor het opzetten van de web-site. Ik heb er al verschillende keren van genoten. Je bent een echte enthusiast. Mijn motorleven is eigenlijk net zo als die van jou begonnen, alleen 10 jaar eerder, ook met fietsen en brommers. Ik had een speedway fiets gebouwd, leek wel wat op een BMX van vandaag maar niet zo degelijk en mooi. Een verende voorvork van electrapijp, een uitgebogen opoe's stuur en een buddy sit overtrokken met mijn ouwe Manchester pofbroek. De zadelstrop van het fame afgezaagd, staande pijp en bovenste frame pijp korter gemaakt met een knik er in verbogen en dan de achtervork naar voren gedraaid, de zadelstrop er weer op laten lassen bij een wagenmaker (vriend van mijn vader) als een " 'n beunhazie". Een 28" voorwiel en een 26" achterwiel met freewheel zo dat men in de bocht nog kon bijtrappen voor extra power. En dan met wat buurtjongens naar het parkje, daar was een plantsoentje met een grote bocht, halve cirkel, en 2 90° bochten voorzien van fijn grint, 't was een pracht.
Mijn vader zat op zee, toen had ik een JLO bakfietsmotortje in zijn fiets gelast, je begrijpt, toen ie thuis kwam was ie niet zo verheugd als ik, toen ie't zag had hij nogal een grote maat van schoen.
Toen kwam er een Germaan met een 98cc Sachs er in van 't Waterlooplein, van gespaard zakgeld en klussies doen. Die werd rap omgebouwd voor speedway maar de Gemeente A'Dam was daar niet van onder de indruk, volgens de smerisse. Toen zijn we maar naar een ander stuk land vertrokken, lopend natuurlijk (zie foto hieronder).
Nou zou ik zo nog een einde door kunnen, ik ben als zovele, geen wereldkampioen geworden, al was ik het wel van plan. Heb erg veel plezier met motorrijden en bouwen gehad. Met mijn 60ste jaar gepensioneerd heb ik een computerkursus voor senioren gevolgd, nou toen ging er een deur voor me open, de World Wide Web. Daar kwam ik op een gegeven moment jou website tegen, met al die mooie foto's en stories, wat een genot. Tja Etienne daar was zowaar een artikel over Gerrit Does die ik nog ken van 't grijze verleden, wij hebben hem leren kennen in de zwarte bond (NMB), wat een mooi verhaal.
Dan kwam ik op de Adler motorcross foto van Wolfgang Büttner terecht en daar begint mijn relaas :
een foto van de "works Adler" waar het verder over zal gaan
1957 was een goed jaar, ik was 17 en erg in alles wat maar wielen had en naar benzine stonk. Op een goede dag kwamen die vuur-rooie Adler motorcrossers op het toneel en al gauw hadden Rudi Goom H19 en Jan v/d Hoek H20 twee Hollandse top piloten er hun beslag op gelegd.
Jan v/d Hoek (H20) op de Adler en Rudi Boom (H19) op Dot, H8 is Fred Selling, de derde piloot herken ik niet direct, zegt Guus.
Jan v/d Hoek
Rudi Boom in aktie op de Adler twin 250 cc
Het waren 2 takt twins. Het uitlaat en inductie geluid te samen maakte een fantastisch kabaal en dan het gejammer van de achterblijvende piloten op Maico's, Jawa's, DKW's en andere zelfbouwers maakte de muziek kompleet. Rudi Holl kampioen en Jan nog goud in de 6 daagse op Adlers, tot dat de Greeves, DOT's en Cottons overnamen. Je begrijpt wel, dat was allemaal indrukwekkend voor een 17 jarige. Toen ik 65 werd ben ik begonnen om zo'n vuur-rooie Adler motorcrosser zo goed als praktisch mogelijk is na te bouwen. Ik had al een en ander bij elkaar en toen kwam ik die foto tegen van jouw site, dat was een stimulans.
het is deze onderstaande foto op de blog "oudecrossmotoren2" die Guus het laatste duwtje gaf om een replica van deze Adler twin te bouwen. deze foto werd genomen op een retrocross in het Nederlandse Lochum door Peter Rietman de man op de foto is Duitser Wolfgang Büttner uit Offenbach (infoen foto: Peter Rietman)
Jan, Rudi een andere goede vriend, en het blad "Motor" hadden me intussen al wat foto's, artikelen en een onderdelenboek gestuurd, zo je ziet ik had best medewerking.
Tekeningen, meetlat, rekenmachine en de broodnodige dokumentatie
lees en kijk verder in deel 2
foto's en tekst: Guus Priem foto Wolfgang Büttner: Peter Rietman
de officiele statie foto van Guus zijn prachtige kreatie gemaakt door Steve Keouch in Canberra (Austr.)
nogmaals het plaatje van de "works bike" van Adler, je zou er het spelletje "zoek de 7 verschilpunten" kunnen mee doen maar het zal moeilijk worden denk ik deze te vinden
al met al moeten we hier besluiten dat Guus een prachtprestaie heeft neergezet, bedankt Guus om ons te laten meegenieten van dat mooie werk.
Na het boek over Jef Teuwissen schreef Leopold Nouwen ook een boek over René Baeten, beide boeken vol nuttige data, wedstrijduitslagen en nooit vertoonde foto's zijn nog te verkrijgen voor de prijs van 20 euro per stuk + 2.95 euro verzendingskosten (voor de 2 boeken blijven de verz. kosten 2.95 euro)
wie kent er Guus Priem nog, Guust vertrok in 1965 vanuit Nederland naar het verre Australië en het motorvirus emigreerde met hem mee, hij schreef me een mail met daaraan een prachtig verhaal en foto's over de bouw van zijn Adler terreinmachine.
binnenkort komt het verhaal en de foto's op de blog, dan kunnen we even kijken hoe Guus zijn jongensdroom waar maakte. het prachtige eindresultaat kun je hieronder al zien, maar het ganse verhaal, is al even mooi.
op 18 november verscheen in het "Eindhovens dagblad" het levensverhaal van motorcrosslegende Jan Clijnk, het is geschreven door Erwin Blatter met de "voortreffelijke" hulp, zoals hij zelf zegt, van oa Peter Rietman en Peter Van Hassel die Jan van dichtbij meemaakten.
van Gerard Vogels uit het Nederlandse Aarle-Rixtel kreeg ik het ingescande krantenartikel met foto doorgemaild, waarvoor onze dank.
Onze Jan lag vooraan of hij lag eraf
Motorcrosser Jan Clijnk won in 1956 als eerste Nederlander een Grand Prix. Twintig jaar na zijn dood is het Atoomkanon van Helmond nog niet vergeten. Onze Jan was een motorkunstenaar.
door Erwin Blatter
Zijn naam wordt genoemd in het lied De motorcross is O.H.I.O. van Normaal en in de Helmondse sportgalerie hangt zijn foto naast die van de broertjes Van de Kerkhof en Willy van der Kuijlen. Motorcrosser Jan Clijnk (1930-1989) was in de jaren vijftig een begrip. En niet alleen in Helmond: zijn faam reikte tot buiten de landsgrenzen. Hij kreeg eens een brief uit het buitenland waarop niets anders stond dan "Jan Clijnk, motorcrosser ", zegt broer Anton (78). Die kwam dus gewoon aan.
Op 13 mei 1956 vestigde Clijnk definitief zijn naam. Die zondag won hij in Schijndel als eerste Nederlander een Grand Prix. In de 500 cc nog wel, de koningsklasse. Zoals altijd had zijn start hem in een goede uitgangspositie gebracht. Clijnk was vermaard om zijn flitsende starts. Ze leverden hem de bijnaam "het Atoomkanon van Helmond" op. Onze Jan kende geen tweede en derde plaatsen, zegt broer Anton. Hij lag vooraan of hij lag eraf, want inhouden deed-ie nooit. Dat is hem wel eens funest geworden.
Zoals die keer dat Clijnk zo hard van zijn BSA kukelde dat zijn hele onderrug in het gips moest. Hij kreeg een soort korset om. Na een week heeft hij het losgeknipt, omdat hij weer wilde rijden.
Jan Clijnk, geboren op 25 maart 1930, was de oudste uit een gezin van negen kinderen. Kort na de Tweede Wereldoorlog beëindigde hij zijn timmermansopleiding om als monteur in de motorzaak van Piet Reijnders in Eindhoven te gaan werken.
Nadat hij de Triumph-legermotor van zijn vader tot crosser had omgebouwd, maakte Clijnk in 1947 zijn motorcrossdebuut op een baantje bij de Sint Jozef-speeltuin in Helmond. Hij reed er prompt naar de overwinning.
Voor zijn volgende wedstrijd had hij zich aangesloten bij de Rooms Katholieke Zuid Nederlandse Motorsport Bond (RKZNMB). Hij verscheen op de (toenmalige) sintelbaan van Nuenen, maar die race verliep allesbehalve vlekkeloos. Niet alleen had Clijnk een slechte start, na een paar ronden brak zijn gaskabel.
Opgeven was er niet bij voor de krachtmens uit Helmond. Vastbesloten de race uit te rijden, greep hij onder de tank van zijn motor de kabel vast en gaf er een snok aan: zo kon hij toch nog gas geven. Schuin op zijn motor hangend en met één hand aan het stuur reed hij naar de overwinning. Zijn reputatie van nietsontziende en spectaculaire rijder was geboren. Toen was het lek boven, hoor. Hij wilde niks anders meer dan crossen. Onze Jan werd heel populair. In Sint Anthonis viel hij eens van zijn motor, toen ging de helft van het publiek naar huis.
Clijnk was zo succesvol dat hij het niveau van de zuidelijke bond al gauw ontgroeide. In 1952 stapte hij over naar de Koninklijke Nederlandse Motorrijders Vereniging (KNMV). Bij de grote bond moest de onverschrokken Helmonder het opnemen tegen koene klasbakken als Frans Baudoin, Broer Dirkx en Hennie Rietman. Dat waren gelouterde kerels met bergen internationale ervaring, maar Clijnk, via Norton inmiddels overgestapt op een BSA, had daar geen ontzag voor. Stoïcijns en kordaat als altijd reed hij zijn wedstrijden, vast van plan ze te winnen.
De motorcross bracht hem in landen als België, Engeland, Duitsland, Frankrijk en Italië. Daar was tenminste geld te verdienen met de sport. Jan zat vaak maanden in het buitenland, dan belde zijn moeder ongerust op. Had-ie weken niks van zich laten horen, zegt Ad Jansen (72). De Gerwenaar reed vroeger wedstrijden met Clijnk. Jans rijstijl was zuiver geënt op snelheid en spektakel. En hij reed heel gemakkelijk. Hij wist heel goed wanneer hij het gas moest dichtdraaien. Maar Jan trainde nooit, dat verrekte hij gewoon. Als hij dat wel had gedaan, was hij wereldkampioen geworden. Zeker weten. Hij was ontzettend getalenteerd.
Zoals Clijnk reed, stond hij ook in het leven: vastberaden, onverstoorbaar en onverschrokken. Clijnk was volgens zijn broer Anton een heel typische figuur. Jansen noemt Clijnk niet sociaal, snel aangebrand en een beetje over het paard getild. Hij voelde zich superieur. Dat straalde hij ook uit. En Jan had lange tenen, maaide wel eens tegen-oe aan als je niet oppaste. Stom geboren en niks bijgeleerd zei hij vaak als hij met iemand in discussie was. Maar Jan was echt niet zon kwaaie als sommige mensen wel dachten.
Een ongeluk op het motorcrosscircuit van Oisterwijk in 1951 had Clijnks reputatie geen goed gedaan. Theo Aben uit Sint Anthonis was met Clijnk in aanraking gekomen waarop beiden van de baan vlogen. Aben knalde met zijn hoofd tegen een boom en overleed ter plekke. Jansen bestrijdt dat Clijnk schuld had aan Abens dood. Dat ongeluk gebeurde in het heetst van de strijd. Dit pakte helaas verkeerd uit. Er werd gezegd dat Jan hem expres van de baan zou hebben gereden, maar zo stak hij niet in elkaar. Ik ken ook niemand die een hekel aan hem had.
Omdat Clijnk meestal in het buitenland was, had hij in 1964 bijna geen races om het Nederlands kampioenschap gereden. En in degene die hij wel reed, viel hij uit. Aan het eind van het seizoen had hij geen punten en Clijnk raakte zijn internationale startbewijs kwijt. De KNMV, niet ongevoelig voor alles wat Clijnk voor de Nederlandse motorcross had betekend, wilde hem begin 1965 zijn vertrouwde H3-nummer teruggeven. Onder één voorwaarde: dat hij in Gemert bij de eerste NK-wedstrijd hoog zou eindigen. De Helmonder viel uit en de bond was onverbiddelijk: die hield Clijnks internationale startnummer op zak. De gevallen held besloot terstond dat hij geen meter meer zou rijden. Hij had altijd geleefd als een god in Frankrijk, zegt broer Anton, maar meer dan motorcrossen kon hij niet. Na zijn carrière had hij eigenlijk nog niets.
Gedesillusioneerd ging Clijnk in de kroeg van zijn schoonouders werken. Zijn nieuwe leven bleek maar voor even. Betsy Crousen, met wie Clijnk in 1964 was getrouwd, kreeg kanker en overleed op 2 mei 1966. Zijn schoonmoeder, die de losbandige Helmonder nooit had geaccepteerd als de man van haar dochter, zette hem prompt op straat. De dood van Betsy betekende een kentering in zijn leven, herinnert Jansen zich. Hij voelde zich buitengesloten en raakte aan de drank. Broer Anton: We hebben hem jarenlang proberen te helpen, maar niets hielp.
Clijnk werd nog opgenomen in de Nijmeegse afkickkliniek Dekkerswald. Die behandeling hielp niet en Clijnk belandde eenzaam en verlaten in Den Herd in Helmond, een opvangcentrum voor daklozen. Daar overleed hij op 26 mei 1989 aan een hartaanval.
Jan Clijnk op zijn vertrouwde BSA Goldstar (foto: Peter Rietman)
foto uit het "Eindhovens dagblad" toegezonden door Gerard Vogels
fragment van het artikel uit het "Eindhovens dagblad" toegezonden door Gerard Vogels, op de foto zien we vlnr: Piet Van Den Oever, Jan Clijnk, Hennie Rietman en Frans Baudoin die onlangs is overleden
in het spoor van Cees Griekspoor, dat zou de titel van een verhaal kunnen worden. Cees Griekspoor, te zien op de foto hieronder zoals velen hem hebben zien rijden met het H15 nummer op zijn Goldstar, was een tijdsgenoot van oa Hennie Rietman en Jan Clynk . kortgeleden nam hij vanuit het zonnige Spanje, waar Cees al jaren verblijft, kontakt op met Peter Rietman, herinneringen kwamen naar boven en Peter beloofde me een en ander over Cees Griekspoor op papier, of moet ik zeggen, op zijn harde schijf te zetten. we kijken er al naar uit en als het zo ver is dan zul je het kunnen lezen op de blog.
onderstaand overlijdingsbericht werd me toegezonden door Geert Matton zoon van Frans
Beste,
Hoewel mijn vader sedert begin de jaren 80 de motorsport vaarwel gezegd had (vanaf het moment dat ik aan mijn humaniora op internaat ging), heeft hij er toch een groot stuk van zijn leven intensief en enthousiast mee bezig geweest. Daarom wil ik ook niet nalaten kennis te geven van zijn overlijden. De motorsport heeft veel voor hem betekent en ik denk dat een aantal mensen hem nog zullen herinneren.
Mijn vader was oud BMB rijder in de jaren 50 à 60, hij was aangesloten bij AMC de leiebloem (Beveren-Leie) zoals zijn schoonbroer Maurice De Cuyper.
Daarna was hij starter bij de MCB tot begin de jaren 80.
In 1959 en 1960 reed mijn vader opnieuw bij de BLB ( de Belgische Liefhebbersbond ), waar hij op 26 mei 1960 ( op Hemelvaartdag ) in de cross te Gistel ( bij Oostende ) is verongelukt. Hij was vlak voor een bocht in een karrespoor blijven hangen en gevallen, zijn been zat onder zijn machine en terwijl hij half opgericht zijn machine wat wou lichten om zijn been er vanonder te krijgen is een zekere Octaaf Martens in volle snelheid in zijn rug gereden, met het gevolg dat zijn beide longen doorboord werden door zijn ribben. Dokters waren toendertijd nog niet aanwezig op het terrein. Hij is afgevoerd met een brandweercamion naar een dokter in Gistel waar men de vaststelling deed van de doorboorde longen en vervolgens met een ambulance naar Gent overgebracht waar hij in de Instituut Moderne ongeveer 4 uur na het ongeval is overleden.
Het jaar voordien had hij in het voorjaar in de motocross in Gemert (Nederland) bij een uitschuiver tegen een boom zijn knieschijf
gebroken waardoor hij 8 weken uit wedstrijd was, wat hem dan had doen besluiten dat 1960 zijn laatste crossjaar zou worden hetgeen het uiteindelijk geworden is doch met een fatale afloop.
René Baeten is 9 dagen na mijn vader verongelukt in de Cross van de Gelaagputten van Stekene. In de motocross is het een zeldzaamheid dat crossers verongelukken, er worden wel veel kwetsuren ofbreuken opgelopen, maar 2 dodelijke ongevallen kort na elkaar was een uitzondering. Mijn vader heeft een sleutelbeenbreuk, een beenbreuk, een knieschijf gebroken, 2 ribben gebroken en nog diverse andere kleinere kwetsuren opgelopen tijdens zijn 13 jarige cross-loopbaan en is dan uiteindelijk verongelukt.
het overzicht van Robert Smessaert kwam tot stand dank zij de medewerking van zijn zoon Roland Smessaert
hier nog een paar mooie foto's genomen op het moment dat Robert Smessaert zijn nieuwe BSA Goldstar ophaalde in de haven van Antwerpen recht uit de fabriek van Birmingham in Engeland, alle delen zijn ingepakt met "ribbelkarton" om de motor schadevrij te kunnen leveren
Anno 1959, Robert Smessaert aan het werk voor een van de schuren van het kasteel "Les Muguets" in Mariakerke bij Gent, hij was hier bezig met het vervangen van het gebroken frame van de nieuwe BSA, amper na een paar crossen was het frame al aan vervanging toe. Het oorspronkelijke zwarte frame werd vervangen door eentje in een rode kleur, het is met deze BSA met het rode frame dat Robert verongelukte in 1960. het was in deze tijd de enige BSA Goldstar die een rood frame had, wie heeft er meer inlichtingen waar deze motor zich nu zou kunnen bevinden.
zelf vernam ik dat, maar dat moet ik nog eens checken, dat de toen aankomende crosser Freddy Taillieu uit Ettelgem bij Oudenburg de motor van Smessaert zou gekocht hebben en er ook mee heeft gereden, ook is het zo dat hij een paar jaar geleden nog in het bezit was van de fel geblutste aluminium tank van de BSA.
een tweede spoor zou mogelijk in het verre Limburg terug te vinden zijn, een tijdje terug kreeg ik van Albert Leeten een foto van de eerste 4 takt motor van Albert Bervoets, op de foto zien we een BSA met een rood frame en met een niet originele tank (Albert vertelde dat er een Itom tank op de BSA werd gemonteerd.
nu is de vraag, waar en van wie heeft Albert Bervoets deze BSA indertijd gekocht ??en vooral, had de BSA een rood frame toen Albert Bervoets de Goldstar kocht ??.
het antwoord op het "Limburgspoor"krijgen we van motorcrossspecialist ter plaatse Albert Leeten
Ik meen me te herinneren dat de zelf gekochte crossmachine, de BSA Goldstar 500cc, van 1959 ongeveer 65.000 BF koste en er nog diverse aanpassingen door ons zelf moesten uitgevoerd worden om ze als volwaardige aangepaste crossmachine te kunnen gebruiken. Wel 2 of 3 crossen nadien was de kader gebroken en is door mijn vader zelf gans de moto gedemonteerd en heeft hij een nieuwe in het rood geschilderde kader gemonteerd.
Ho ja nog iets, na de cross moesten de renners of toch deze die in de prijzen vielen, samenkomen in een afgesproken café en daar werden dan de prijzen kontant uitbetaald
De bedoeling was dat ik zou beginnen crossen als mijn vader zou stoppen, daarom oefende ik reeds met zijn machine en had ik zelf een omgebouwde baanmoto Novy 200 cc die meeging naar de cross en waar diverse crosserszonen enkele ronden reden onder de aanmoedigingen van hun vaders, dit gebeurde nadat het publiek van het crossparcours weg was. In die tijd mocht men voor zijn 18de niet crossen omdat de verzekering voor de crosser en de verzekering van de organisator voor het publiek onbetaalbaar waren of niet kon. De crossers hadden dan ook geen ongevallenverzekering in die tijd( te grote risico's en onbetaalbaar). Door het ongeval van mijn vader is er van mijn crossdebuut niets geworden.
Robert Smessaert hier in aktie op de Tiegem berg in 1959 met de nieuw aangekochte Goldstar deze foto is genomen juist voor een valpartij (zie volgende foto's)
Tiegem 1959, de valpartij, machines en piloten door elkaar, als je goed kijkt dan zie je Robert Smessaert als 2de van links liggen, zijn helm is hij in de val verloren, maar voor Robert was dat niet echt een probleem (zie volgende foto)
Tiegem 1959, terug op de BSA, de witte valhelm werd blijkbaar niet direct teruggevonden en Smessaert zette de cross verder zonder valhelm !!!
in 1959 werd er een 2de prijs gereden op de Catsberg in het Noorden van Frankrijk, op de foto zien we trouwe supporter Van Daele op de Goldstar 500 , links de vrouw van Van Daele en zijn oudste zoon, rechts Robert Smessaert, die zoals het in zijn natuur lag, de mensen vaak deed lachen.
Mettet 1959, vlnr: Robert Smessaert, de vrouw van Dolf De smet, Dolf De Smet op de BSA, Van Daele en de zoon van Robert Smessaert, Roland, die ons 50 jaar later deze reeks prachtige foto's bezorgde met tekst en uitleg.
aan de startlijn tijdens een cross ergens in Frankrijk in 1959, Robert Smessaert staat naast zijn BSA met het nr 32
tijdens de cross in het Franse Ronquieres 1959, Van Daele op de motor en Robert rechts, wie zou de piloot in het midden zijn ???
eveneens in 1959 te Ronquieres, Robert rechts in een diepgaand gesprek met piloten en mekaniekers
hier zien we Robert Smessaert met het 21 op de Goldstar 500 en dat wil zeggen dat we in het jaar1960 zijn beland, een noodlottig jaar voor de motorsport, want dat jaar verongelukt Robert tijdens een cross te Gistel (bij Oostende) ook ikzelf was als 10 jarige aanwezig tijdens deze cross maar kan me de details niet echt meer herinneren.
Als ik over indertijd spreek, bedoel ik de jaren 1950 tot 1960, waar ik het meeste van afweet, en waar ik van mijn 7 tot mijn 17 jaar het crossgebeuren heb meegemaakt.
Indertijd werd de crossmachine vervoerd op een aanhangwagen en werd er als er de zondag een wedstrijd was in de andere hoek van België of in het buitenland de zaterdag reeds vertrokken en campeerde men s'avonds in de tent met de harde kern van supporters of verzorger op het cross-terein, om s'anderdaags fris te zijn voor de cross. Naar een verre cross rijden was steeds een avontuur, de slechte wegen en de meeste crossers reden toen met occasie-wagens (defecten) en de beperkte financiele middelen maakten er een echt avontuur van.
De crossers reden toen in gewone broek of soms met een lederen rijbroek, in hemd met de hemdsmouwen opgerold als het te warm was, zonder handschoenen, met lederen laarsen uit de amerikaanse stock en een helm uit kurk
in 1957 voor het kasteel "Les Muguets" te Mariakerke bij Gent met vlnr, Tudor van Winkel met zijn vrouw en Van Daele eveneens met zijn ega, vooraan Robert met zijn prachtig fonkelnieuwe Matchless 500
1957, na zijn overwinning van de cross op kasteel "Les Muguets"
na zijn overwinning in 1957 op de kasteelomloop van "Les Muguets" omringd door tal van supporters
zoals het er in de jaren 60 aan toe ging, eerst een nachtje slapen in de tent en dan de zondag 2 of 3 reeksen motorcross en de maandag terug aan het werk, dat was dus echt mannenwerk.
hier schrijven we al 1958, en zoals Roland reeds beschreef was de uitrusting van de piloten destijds beperkt tot het minimum
zo werd er gestart in 1958, we zien hier en daar al de BSA Goldstars met de mooi gevormde Aluminium tank verschijnen, Robert Smessaert hier nog met de Matchless G80Cs, die een jaar later plaats zal maken voor een splinternieuwe BSA Goldstar 500, wie zijn de andere piloten??
mooie aktiefoto met de Matchless op een natuurlijk heuvelende omloop in 1958
Slijkduivel Robert Smessaert reed zich naar de zege in 1958 te Ekkergem bij Gent, let op de reklamepetjes van "Electrion" en van "Verloove" Sport
in 1958 op de bekende piste van Oostkamp bij Brugge, hier reed Robert (20)zich naar een 2de plaats, op de foto zien we nog Nic Jansen (14)die eerste werd en René Baeten (22)
van 1950 tot 1952 heeft mijn vader een beenhouwerij uitgebaat op de markt in Maldegem.
In 1952 is hij naar Gent verhuisd en is in occasieautos beginnen handelen, inkoop en verkoop langs de baan.
In 1953 is hij in contact gekomen met de huurders van het kasteel " Chateau les Muguets" in Mariakerke bij Gent, wat nu het huidige gemeentehuis van Mariakerke is.
Indertijd had dit kasteel een groot park met vijver, een lange kasteeldreef, 3 grote hangaars waar de Duitser in de oorlog hun voertuigen stalden en hersteldenen een zeer groot koetsenhuis waar het dak van ingestort was en waarin veel mooie koetsen die daar stonden te verkommeren. Van een van de hangaars was het dak ook ingstort en de andere werd gebruikt om materiaal van de huurder in te stallen en voor occasiewagens en afbraakwagens te stallen en de crossmachines te onderhouden.
Het park was toen zo groot dat mijn vader er een crossparcour heeft aangelegd en er motocrossen en jeepcrossen ingericht heeft.
De zoon van de huurder van het kasteel was een sterke fan van mijn vader en is later verzorger van mijn vader geworden, In een later stadium is hij als junior zelf gaan crossen met een Matcheless 250 cc viertakt, in het begin dat de 250 cc machines hun intrede deden.
In die periode is mijn vader aangesproken geweest om fabriekspiloot te worden voor de Oostenrijkse motobouwer van het merk Maico om met een 250 cc machine uit te komen, hij is daar echter niet op ingegaan uit vrees dat de 250 cc machines niet zouden meekunnen met de 500 cc. wat toen ook gebleken is. Veel later zijn met de komst van de nieuwe generatie 2-taktmotoren de zaken enigszins gewijzigd.
In 1955 heeft hij mee geexperimenteerd met de Sarolea 600 cc 2 cilinder, wat eveneens geen succes was gezien de problemen met de juiste afstelling van de 2 carburatoren. Deze machine was ook deels bedoeld om als sidecar-crossmachine te gebruiken.
Ook andere crossers hebben met de Sarolea 600 geexperimenteerd; want het merk was in de verdrukking gekomen door de Engelse en Zweedse merken van crossmachines zoals AJS, Matcheles, Norton enz...
een opname tijdens de cross te Eke in 1954 waar het stuur van de FN loskwam en de strijd gestaakt moest worden
terug een panne tijdens de cross van Oedelem in 1954, het carter van de FN werd stukgeslagen , let ook op het beschermstuk tussen tank en cilinder, dit diende om het stof en zand weg te houden van het kleppenmechanisme die bij FN toen nog niet ingesloten zat
het kasteel "Les Muguets" waar Robert Smessaert in het park van het kasteel Jeep en motorcrossen organiseerde (foto: Erik Roels)
op dit kasteel verbleef "Tomas Pips" regelmatig tijdens de Ronde Van Frankrijk, voor diegene die hem niet meer mochten kennen, hij was diegene die tijdens de Ronde Van Frankrijk een stipverhaaltje publiceerde met het verloop van de rit in de krant "Het Volk" en iedere dag zat er een muis verscholen in een van die tekeningetjes
opnamen tijdens een cross op het kasteel "Les Muguets" te Mariakerke bij Gent in 1955, hier zie je al de nieuwe Sarolea frames met zwevende achtervering die in 1954 waren geintroduceerd, Robert Smessaert (senioren) met de Sarolea nr 35 in de achtervolging
ook in 1955 op het parcours van "Les Muguets" te Mariakerke bij Gent, let op de toen al geplaatste afschermnetten, om, denk ik, niet betalende kijklustigen te ontmoedigen beide piloten rijden hier op Sarolea, Smessaert op nr 35, wie is nr 22 ? (No: 22 is Albert Cox van AMS Stekene. Vele groeten Roland Cox Zoon van Albert Cox)
en nog een foto van "Les Muguets", let op de man met zijn "kepi" op en witte jas, hij doet me denken aan die donkere man die helemaal in het wit was gekleed en die "nougat" verkocht op de crossen, maar het is hem niet
een foto uit 1955 tijdens de cross op de Piottenberg
foto uit 1957 genomen tijdens de Paascross te Marche en Famenne
1957, tijdens de cross voor senioren te Beveren aan de Leie, in de achtervolging Smessaert 35 (met de nieuwe Matchless), Van Der Heyden nr ??? en Keteleer nr ??? op Van Obbergen (niet op de foto)
Mijn vader heeft met de volgende machines en nummerplaten gereden, de machines waren allemaal 4 takt motoren. 1950-1951-1952 met Sarolea 500 cc en de nummerplaten 22, 28 en 47 1953 met AJS 500 cc met nr 47 1954 met FN 500 cc met nr 28 1955 met Sarolea 600 cc met nr 35 1957-1958 met Matchless 500 cc met nr 35 1959 met BSA 500 cc met nr 32 1960 met BSA 500 cc met nr 21 Tussendoor werd er ook soms kortstondig of voor een overgangsperiode met andere merken gereden zoals Norton, Triumph enz.. FN was ook een belgisch merk en een zeer goede machine maar ze was veel te zwaar. o.a. Leon Keteleer en August Mingels hebben ook met FN gereden. Een probleem voor veel crosser was dat ze zelf geen technieker waren en dat het moeilijk was om mecaniekers te vinden die de machines echt goed konden afstellen. Er werd dan ook veel met de "oren" gestolen van de concurentie en veel geexperimenteerd en fout gedaan. Mijn vader, toen hij met FN reed, bracht de machine de maandag na de cross naar een technieker in Luik en ging er de vrijdag terug om. Dat was toen 2 dagen van de week die nodig waren om de machine te brengen en terug te halen en dan moest men wat geluk hebben dat de machine werkte zoals gewenst want zelf had hij te weinig kennis ervan. Ook het feit dat de machines in sneltempo evolueerden en er nieuwe merken uitkwamen gaf problemen om de kennis bij te houden en de juiste techniekers te vinden die er konden aan werken en afstellen.
een groepsfoto en zoon Roland mag mee op de foto, zittend op de tank van de crossmachine, de man met de pijp is Frans de Lange
in volle aktie met de AJS aan de gekende Lac van Loppem in 1953, deze keer geen podiumplaats door het uitvallen met pech
deze foto van Robert Smessaert lijkt me te dateren uit een vroegere periode, aan de helm, de nummerplaat en motor te zien, ik ben het niet zeker, maar ik denk dat de machine een Triumph is
Robert Smessaert nr 22 en zijn goede vriend (Pin) Gilbert Bleyaert nr 6 aan de start, ook dit is een foto uit een eerdere periode
1954, cross op de Rode Berg bij Ieper met FN
nog een opname tijdens de cross van Ieper in 1954
een gekend beeld van vroeger, een boerderij en veel schoon volk in de wei op zondagnamiddag , hier een mooie opname uit 1954 te Beveren Leie
met de FN in 1954
in 1954 met de FN op de Kemmelberg waar hij een 5de plaats haalde
Van 1947 of 1948 tot 1960 is mijn vader motocrosser geweest. In de beginjaren reed hij samen met Gilbert Bleyaert bij de BLB.
Ik vermoed dat hij in het jaar 1953 of 1954 overgestapt is naar de BMB waar hij eerst bij de Senioren categorie reed en 1 of 2 jaar later naar de Internationalen is overgestapt.
Sponsoring was er bijna niet of toch zeer zeer beperkt, praktisch alles werd uit eigen zak betaald, en het onderhoud van de machine koste zeer veel geld. Iedere week werd de motor opengelegd en om de 2 weken nieuwe segmenten gestoken en de kleppen gerodeerd, om de 4 tot 6 weken werd een nieuwe chemise ( cilindervoering gestoken en een cilinderboring uitgevoerd ), dan spreken we nog niet over het aantal kettingen en kettingwielen die vervangen werden door breuk of slijtage en de kleppen die verbranden door een slechte klepspeling, boeken kan men er over schrijven. Men moest telkens bij de eersten eindigen in een wedstrijd om met het prijzengeld de kosten aan de machine wat te kunnen bekostigen. De machine werd dikwijls door de crosser zelf gekocht en betaald.
Die tijd is absoluut niet meer te vergelijken met de latere generaties wat uitrusting, machines en sponsoring betreft.
Robert Smessaert hier op 21 juli 1952 te Anzegem en een van de laatste keren dat we hem zullen zien met de Sarolea 500
1953, de bekers en de eerste prijzen blijven maar komen, de Sarolea is hier ondertussen al vervangen door een AJS 500 van Engelse makelij
op kop van de bende met de AJS (47) tijdens de cross van Heusden waar hij een tweede prijs reed de achtervolgers ken ik niet, misschien aan de hand van hun nr kan iemand er een naam op kleven; vlnr nr: 38 32? 22? en 43 of 45
( Nr 38 Louis D'Hondt Nr 32 Roger Haerinck Nr 22 Albert Cox
Nr 43 Albert Derycke en als het Nr 45 is het Maurice Hoste : info Albert Leeten)
nog een beeld van de cross in Heusden in 1953 met de mooie AJS 500
tijdens de cross van Leke 1953 (west vlaanderen) in het spoor van Marcel Streckx (nr10)( info: Albert Leeten)
(zelf dacht ik dat het Jan Rombouts was maar deze reed in 1953 bij de inters, info: Albert leeten)
aan de start in 1953, naast Robert Smessaert met de AJS een piloot die het nog met de plunjer afgeveerde Sarolea moet doen, de Engelse AJS en Matchless machines hadden reeds een zwevende achtervering wat toch een groot voordeel was
cross te Geraardsbergen in 1953 waar Robert Smessaert de concurrentie achter zich liet en de beker en bloemen mee naar huis nam wie kent er de andere piloten ??
( Nr 27 Firmin Eeckhout, Nr 18 Leon Liekens, Nr 12 Antoine Roes, Nr 36 Frans Vantrier, Nr 29 August Meirsman, info: Albert Leeten)
aktie in Geraardsbergen 1953, (1ste prijs)
nog een aktiebeeld van Geraardsbergen 1953, hier krijg je een mooi beeld van een piloot en zijn machine uit de jaren 50
we schrijven het jaar 1950, Robert Smessaert pakt de ene overwinning na de andere met als resultaat dat hij dat jaar Kampioen van België wordt.
Roland Smessaert schrijft daarover:
In 1950 werd mijn vader kampioen van België, naar men mij vertelde heeft hij toen 28 crossen van de ongeveer 35 gewonnen dat jaar.
Dit was zeer goede publiciteit voor de motorenfabriek Sarolea, het was kort na de oorlog en de meeste mensen konden zich nog geen auto aanschaffen. Er werden dan ook veel Sarolea motos verkocht.
De geldprijzen waren toen nog zeer laag, het was nog echt voor de sport. Wel kregen ze bij winst een aantal liter olie van Castrol, Valvoline of van Electrion als prijs. Dikwijls werd toen nog na iedere reeks de olie ververst van de moto.
De winnaar van een cross werd dan gehuldigd bovenop een radiowagen van Radiobell en zo werd reclame gemaakt voor Sarolea.
Gezien er toen nog weinig zelf gefotografeerd werd werden de meeste fotos genomen door sportfotografen die de cross volgden en de volgende cross de fotos verkochten aan de renners op het rennerspark.
in 1950 werd deze foto genomen na een overwinning, aan supporters zeker geen gebrek, de 2de persoon van links is de vader van Lea Vermarke, links van Robert Smessaert met zijn helm nog op, staat De Clerck en rechts van hem Albert Gieregat
een tweede foto werd genomen om toch maar iedereen een kans te geven op de gevoelige plaat te staan
we schreven het al, in 1950 volgde de ene overwinnig op de andere, helemaal rechts zien we Frans de Lange, daarnaast Remy uit Bassevelde en daaronder de broer van Lea Vermarke, Robert op de Sarolea met beker
piloten aan de start in 1950, plaats niet gekend, met het nummer 22 Robert Smessaert (Sarolea) en met het nr 13 Ghislain Calle eveneens op Sarolea, wie kent er de andere piloten ?? zoals we kunnen merken was Sarolea zeer goed vertegenwoordigd in het crossgebeuren, echter een paar jaar later zou daar verandering in komen
Robert Smessaert werd in 1950 Kampioen van België te Eke, als je goed kijkt zie je dat het gezelschap hier samen met de "speaker" boven op het dak van de omroepbus staat
met de kampioenstrui even poseren voor de fotograaf, dat waren toen nog van die netjes gebreide truien
en nog eens op de foto met de kampioenstrui, let op de infrastructuur van de officials, een platbodem wagen en een tafel erop en men begon eraan
en nog een laatste kampioensfoto uit 1950, wat hier vooral opvalt is de achtervering van Sarolea, je zou denken dat deze motor reeds over een zwevende achtervering beschikte, echter dit is niet zo, het betreft hier nog altijd de plunjervering die weinig comfort bood
in 1951 reed Smessaert met het nr 28 maar wel terug op Sarolea, de kleur van de helm is nu wit waar hij vroeger bruin was