Vers 40. De lust vindt haar oorsprong in de zintuigen, de geest en de intelligentie. Door hen wordt de zuivere kennis van het levend wezen bedekt en zorgt voor verwarring.
De geest is het centrum van alle zintuiglijke activiteiten en waar alle ideeën voor zinsbevrediging ontstaan. Geest en zintuigen zijn de woonplaats van lust. Hierna wordt de intelligentie geprikkeld door deze zinnelijke neigingen. Doordat de intelligentie aan de ziel grenst wordt het valse ego gecreëerd dat zich identificeert met de materie, dus ook met de zintuigen en de geest. Vervolgens raakt de ziel verslaafd aan de genietingen van de materiële zintuigen en ziet deze aan voor werkelijk geluk.
Categorie:Bhagavat Gita Hoofdstuk 3 Het pad van handeling (Karma yoga)
|