Het is onmiskenbaar zo dat Leterme en Bart De Wever uiterst kritsch benaderd zijn door de franstalige journalisten en door die van de RTBF in het bijzonder. Maar dit is slechts het spiegelbeeld geweest van wat aan Vlaamse kant gebeurde met Waalse kopstukken als Millequet en Maingain - en vóór 10 juni met Elio di Rupo.
Door de tendentieuze berichtgeving aan francofone kant gelijk te stellen met de haatpropaganda van de Rwandese Radio Mille Collines heeft Leterme definitief bewezen tot waar zijn niveau reikt: dat van Vlaams stamhoofd en niet verder of hoger.
Stel je voor dat deze man als premier van België ons land moet gaan vertegenwoordigen in Centraal-Afrika? Als je geen onderscheid meer kunt maken tussen vooringenomenheid en spotlust bij ons en oproepen tot massamoord in het buitenland dan schort er iets aan je besef van verhoudingen. Wellicht is Leterme door sommige fans een martelaarsrol aangepraat en gaat hij hierin zo op dat hij na een Rwandatribunaal nu ook een Letermetribunaal wil oprichten.
De journalisten van RTBF kunnen er zich aan verwachten dat ze binnenkort net als de Rwandese genocidaires in roze gevangenisplunje zullen rondlopen.
Een kat in het nauw maakt nooit zo'n rare sprongen als een gekwetst ego.
Het mag ook eens worden onderstreept dat de Belgische journalistiek een eerbare traditie heeft inzake het respect voor het privé-leven van BV's en BB's (Bekende Belgen).
Dit geldt in het bijzonder voor politici: over hun intieme leven zal pas worden bericht wanneer het een weerslag heeft op hun openbaar functioneren of wanneer zij er zelf mee naar buiten komen. Zo was het van belang om te berichten over de obsessie van wijlen J.F. Kennedy die elke dag met een andere starlet de koffer in dook maar tegelijk het imago cultiveerde van de eerste katholieke president van de USA en samen met zijn deugdzaam vrouwtje Jacky de handen ging kussen van paus Johannes XXIII. Wantrouwen is noodzakelijk tegenover elke politicus die een 'ethisch réveil' afkondigt zoals de Engelse premier John Mayor: algauw komt de pers erachter dat deze politici het niet zo nauw nemen met de normen die zij aan anderen wensen op te leggen. Maar ook dan is seksueel voyeurisme niet de prioriteit: de repercussies van belastingontduiking, smeergelden en andere malversaties zijn voor de gemeenschap veel ernstiger dan het eventuele libertijnse gedrag van een zedenprediker.
De zelfdiscipline van onze journalisten mag net zo goed gelden voor sport- en andere vedetten. Zij blijven mensen en zijn geen publiek bezit al willen sommige simpelen van geest het anders.
In concreto: de huwelijksperikelen van Justine Henin hadden nadelige gevolgen voor haar sportprestaties, het nieuwe liefje van Boonen brengt zijn klassieke voorseizoen voorlopig niet in gevaar.
Hierover berichten is puur inspelen op de sensatiezucht en voor je het weet kom je terecht in Engelse en Italiaanse toestanden met paparazzi en persmuskieten die met extreme telelenzen besloten tuintjes en badkamerscènes in het vizier nemen. Vunzigheid wordt dan de norm.
Dit is niet enkel intrinsiek immoreel, het mist elke relevantie: er wordt ingespeeld op de laagste impulsen en zeker niet op de intelligentie van het publiek. Het leidt dus tot verdomming en verloedering.
In het algemeen heeft de pers de plicht iedere vorm van volksbedrog aan te klagen. Publieke figuren die een hoog zedelijk ideaal prediken maar daar zelf niet aan beantwoorden moeten worden ontmaskerd. Mocht Boonen betrapt worden op doping dan is dat gezien zijn herhaalde verklaringen dat hij zuiver rijdt, wel relevant. Maar met het liefdesleven van 'Tommeke wat doet gij toch' heeft het publiek geen uitstaans: de man heeft nooit een of ander kuisheidsideaal geproclameerd.
De belangrijkste eigenschap van een hellend vlak is dat eens men zich erop begeeft, het afglijden steeds sneller gaat. De bond van journalisten zou om die reden beter waken over de respectabele zelfdiscipline die Belgische journalisten tot nog toe hebben in acht genomen. Als verkoopcijfers het enige criterium zijn geworden, dan is men bezig met prostitutie niet met journalistiek.
'n Potscherf heeft de paadjes van de jeuk geduldig opgespoord, het druipen van etter is opgedroogd, de tentatieve tik tegen roofjes laat de huid wellustig kruipen.
Als Gods hand alles uitwist, blijft de tijd nog onvernietigbaar. De ganse dag bleef tot zijn beschikking om de vlijt van bromvliegen in het vuilnis te beschouwen
- aandachtig ademend, terwijl de stank en zonnesteek hun bezwering om zich ranken. Toen al de ijveraars ondergronds verdwenen heeft hij zijn bak zorgvuldig schoon gelikt, zijn mantelrafels over zijn kop getrokken, is gekrompen tot een kleine pit van pijn.
*** vertaling van een gedicht in het Afrikaans van de onlangs in Nederland overleden Zuid-Afrikaanse dichteres
De ironie van extremisme is dat de ene extremisten de andere op de duur nog redelijk doen lijken.
Zo zijn de adellijke fossielen uit de Brusselse rand die in Humo van 4 december worden geïnterviewd, een ware propagandamachine voor de Vlaamse separatisten.
Ten gronde gaat het om twee diametraal tegengestelde visies op taalrechten. De francofonen zien het taalgebruik - ook in officiële functies en correspondentie - als een individueel recht; de Vlamingen zweren bij het 'territorialiteitsbeginsel', simpel te vertalen als 'in Vlaanderen Vlaams'.
Op het niveau van officieel taalgebruik zijn deze visies onmogelijk te verzoenen: het is ofwel het ene ofwel het andere. Tenzij men heel België twee- of meertalig verklaart en dan nog blijft de vraag open of dit veel zou oplossen.
Want in de praktijk gaat het om usurpatie: de francofonen zijn in de rand binnengedrongen en eisen voorrang voor hun taal.
Ze zijn niet gekomen als politieke of economische vluchtelingen maar als welgestelden die de binnenstad zijn ontvlucht om te vertoeven in een meer landelijke, groene omgeving.
Dit maakt hun liefdesverklaring aan Brussel zo vals: zij hadden en hebben het geld om in Brussel te investeren en om de verkrotting tegen te gaan. Maar deze elitaire geesten wonen liever niet tussen het gepeupel.
Heel hun betoog barst van contradicties en dubbelzinnigheden: zij prijzen het feit dat steeds meer francofonen hun kinderen Nederlands laten leren, maar zelf gaan ze nog steeds uit van de suprematie van de Franse taal en cultuur.
Daar ligt de psychologische basis van hun verkrampte houding: arrogantie, superioriteitscomplex. Hun droom van een 'rattachement à Bruxelles' is niet ingegeven door een liefde voor de hoofdstad maar is bedoeld als levensverzekering: enkel door de band met Brussel politiek te versterken kunnen ze hun usurpatie volhouden.
En zoals dat gaat men lichtjes dementerende baronnetjes: zij spelen graag de rol van Calimero, iedereen is hen vijandig gezind en zij hebben nochtans de beste bedoelingen. Zo klagen ze het feit aan dat de Vlaamse regering enkel wil investeren in een bibliotheek als daar minstens 75% van de boeken nederlandstalig zijn. In hun ogen dient het departement Vlaamse cultuur dus voor de promotie van het Frans.
En hun argument is steeds hetzelfde: wij vormen de demografische meerderheid. Moraal: kom met zoveel mogelijk een land binnen en je kan je taal en cultuur opleggen aan de rest van de bevolking.
Zij stellen in plaats van taalwetgeving, taalhoffelijkheid voor: maak van de taalkeuze een beleefdheidsvorm, een bewijs van courtoisie. De geschiedenis leert waartoe dit leidt, ook actuele dagelijkse ervaringen bevestigen het verhaal: steeds is het de Vlaming die zich aanpast aan de francofoon.
Het keerpunt is natuurlijk de omslag in de economische verhoudingen. Vroeger was het in dit land duidelijk: de francofone bourgeois was niet enkel cultureel superieur, maar ook qua economische macht. Vandaag botst de linguïstische arrogantie op de economische en politieke suprematie van Vlaanderen - zie de eenzijdige stemming over B-H-V.
Men kan altijd vergelijkingen maken met het buitenland en er bijvoorbeeld op wijzen dat in de VS het Spaans stilaan de tweede landstaal wordt. Maar bij mijn weten eist geen enkele hispanofoon daar het recht op om bestuursactiviteiten in het Spaans te verrichten. Je hoort in bepaalde districten van New York meer Spaans dan Amerikaans zoals je in bepaalde wijken van Brussel meer Arabisch dan Frans zal horen, maar in bestuursraden is de voertaal nog steeds Angelsaksisch.
Vergelijk het met Antwerpen of Gent: om iedere burger te bereiken is het allicht noodzakelijk om levensbelangrijke boodschappen ook in het Turks of Arabisch of Berbers te verspreiden. Maar de relatie geldt niet omgekeerd: de inwijkeling kan niet van de overheid verwachten dat die voor om het even wat personeel in dienst heeft dat al die vreemde talen spreekt of begrijpt.
Dit onderscheid is essentieel om te anticiperen op het verwijt dat de taalpolitiek van Vlaanderen ten opzichte van de francofonen een vorm van racisme zou zijn.
Ten slotte: zou het geen mooi pedagogisch voorbeeld zijn mochten de verantwoordelijke politici aan taalvereisten voldoen die men nu oplegt aan ondergeschikten. Meer concreet: waarom moeten eenvoudige Brusselse agenten een taalexamen afleggen en federale politici uit Kamer en Senaat niet? Waarom blijft men het aan de overkant zo evident vinden dat iemand met een hoger, zelfs universitair diploma geen jota begrijpt van de tweede landstaal of zich daarin niet kan behelpen - getuige de verhalen over de Mug in de zone Brussel? Is dit de hoffelijkheid waarop de adellijke oudjes doelen?
Een van de talloze lezersbrieven over de mislukte oranjeblauwe onderhandelingen eindigt met deze veelzeggende zinnetjes: ' We (Vlamingen) kiezen voor de underdog. Hoe negatiever jullie over Leterme schrijven, hoe populairder hij wordt.'
Vlaanderen heeft inderdaad historische ervaring met 'kaakslagflamingantisme' en politieke martelaren, denk aan August Borms die vanuit de gevangenis naar het parlement werd gekozen.
Maar is het niet potsierlijk iemand die maanden als formateur heeft gefunctioneerd - of niet gefunctioneerd - en 800 000 voorkeurstemmen heeft behaald, voor te stellen als een 'underdog'? Dit oordeel lijkt me enkel mogelijk als je de dagelijkse manipulatie bekijkt van de publieke opinie - aan weerszijden van de taalgrens.
In Wallonië had je het fictieve journaal van RTBF over de splitsing van België wat in grote mate de recalcitrante houding tegenover een staatshervorming verklaart: angst zet aan tot behoudsgezindheid niet tot vernieuwing.
En bij ons in Vlaanderen is al minstens een jaar campagne gevoerd eerst tegen het parasitaire hangmatsocialisme van Elio di Rupio en co, daarna tegen Madame Non, Joelle Milquet.
Yves Desmet heeft in De Morgen een schitterende metafoor gebruikt: het staartje NVA kwispelt met de hond CD&V.
Is het dan niet lichtjes schizofreen dat dezelfde krant de kopman van NVA een vaste column aanbiedt, waar hij ongemeen trots op is - getuige zijn uitspraken in allerlei interviews? Op die manier verhoog je het intellectueel prestige van een communautaire oorlogsstoker en wek je de indruk dat je met zijn hetzerij akkoord gaat.
In wezen is de aanwezigheid van De Wever bij de onderhandelingen over de vorming van een federale regering een voorstelling van absurd theater, Ionesco en Beckett waardig. Wie zijn huis wil laten renoveren, haalt er geen architect bij die voortdurend roept: 'Dit huis moet verdwijnen.' Je kan dan net zo goed een pedofiel uitnodigen om te komen babysitten.
Het is mijn allesoverheersende indruk dat de meeste media in Vlaanderen en Wallonië, in het bijzonder de rechtse uiteraard, bezig zijn - en zoals gezegd al langer dan de voorbije maanden - om 'a selffulfilling prophecy' te realiseren: het uiteen drijven van twee publieke opinies. Via een mentale splitsing lijken ze bewust of onbewust te willen komen tot een staatkundige.
Het voorbije weekend van 1 en 2 december ondervroegen journalisten van VRT de supporters van Leterme in Ieper met één simpele vraag: heeft hij het goed gedaan? Geen enkele keer werd gevraagd het antwoord te motiveren zoals in het algemeen vrijwel nooit aan het publiek wordt gevraagd wat zij verstaan onder staatshervorming en waarom deze volgens hen noodzakelijk zou zijn. Voortdurend worden kreten herhaald zodat ze het karakter krijgen van bezweringsformules en meer de emotie aanspreken dan de intelligentie.
Zelf kan ik mij iets voorstellen bij de vraag om 'meer homogene bevoegdheidspakketten' (wat eventueel herfederaliseren inhoudt) maar de term 'staatshervorming' al dan niet voorafgegaan door het epiteton 'grote' zegt mij absoluut niets. Gaan de wachtlijsten en de sociale uitsluiting, de onbetaalbare ziekenhuisrekeningen in Vlaanderen verdwijnen met het toverstokje van de 'grote staatshervorming'? Aan het programma van onze separatisten is dat alleszins niet te merken: zij zwijgen zeer zedig over hun concrete plannen. Het is niet de 'vlaktaks' van Dedecker die de laagste lonen en vervangingsinkomens meer koopkracht zal bezorgen.
Nu lijkt het dat vooral de Vlaamse publieke opinie met het toverwoord 'staatshervorming' wordt gehypnotiseerd en zo creëer je inderdaad de emotionele humus waarop naast demagogen ook helden en martelaren groeien. Leterme wordt de man van één term, hopelijk voor een korte termijn.
Onlangs stond Mieke van Hecke, secretaris-generaal van het katholiek onderwijs, te glunderen bij de presentatie van het nieuwe financieringsdecreet van minister Vandenbroucke die naar eigen zeggen 'de lat eindelijk gelijk legde'. Ieder kind zou even veel middelen krijgen ongeacht de keuze voor een of ander onderwijsnet.
Nu komt het Vatikaan met nieuwe richtlijnen voor de katholieke scholen die zowel tot de leerkrachten als tot de ouders zijn gericht.
De citaten liegen er niet om: 'Ouders en leraars van een katholieke school nemen deel aan het leven van de lokale kerk, ook buiten de muren van de school (....) De leraar ziet zijn opvoedingstaak als een persoonlijke roeping in de kerk(...)'
Laten we nuchter naar de feiten kijken: ruim 70 % van onze jeugd gaat naar het katholieke net, maar het is al lang niet meer zo dat 70 % van de bevolking nog katholiek is. Als men erop aandringt om quasi integraal gefinancierd te worden door de overheid en dus door de gemeenschap, moet men dan geen afspiegeling zijn van deze gemeenschap?
Ten gronde kan men gaan filosoferen over de vraag of een restauratiebeweging binnen het katholicisme (denk aan het boekje van Wouter Beke, huisideoloog van CD&V) en radicalisering binnen de islam, een antwoord zijn op de zogenaamd postmoderne samenleving, op een wereld in versnelde transitie die als een bedreiging en ontworteling wordt ervaren. Wellicht is het politieke succes van simpele boodschappen als het nationalisme en separatisme om gelijkaardige redenen zo duidelijk groeiende: op simplismen kan men vat krijgen, op een complexe realiteit veel moeilijker.
In elk geval lijken de richtlijnen van het Vatikaan een einde te maken aan 'het actieve pluralisme' zoals dat bij ons is gepredikt door Steve Stevaert: dit is zonder meer een ruk naar sektarisme en wat de meeste West-Europese landen betreft totaal vervreemd van de sociologische werkelijkheid.
Benieuwd hoeveel leerkrachten binnen het katholieke net zich geroepen voelen om volgens die nieuwe richtlijnen te functioneren en te leven. En nog benieuwder of de andersdenkenden en andersgelovigen het blijven pikken dat zij mee moeten betalen aan de verspreiding van één levensvisie en één moraal onder de overgrote meerderheid van onze jongeren.
Zaterdagavond werd op de tv-zenders een intussen reeds bekend ritueel voltrokken.
Op Eén om 19 uur hoorden we dat 3 partijen op de ultieme ja-neen-vragen van Leterme 'ja' hadden geantwoord. Alleen CDH had 'non' gezegd, duidelijke boodschap: het CDH en Joelle Milquet zijn verantwoordelijk voor het afspringen van de onderhandelingen.
Om 19 30 u op La Une kwam Olivier Mangain aan het woord die op de tweede vraag over de fiscale incentieven zeer expliciet negatief antwoordde. De derde vraag noemde hij 'futile' vanwege zijn afwijzen van de tweede. Joelle Milquet kreeg minutenlang de kans haar standpunt toe te lichten en dat was zeker geen ongenuanceerd 'non': wel vroeg zij waarborgen inzake de sociale zekerheid. En zelfs Bart De Wever mocht in de RTBF-studio zijn vertrouwde rol van Calimero komen spelen. Bij de VRT was dit Charles Michel die het leugentje over het FDF herhaalde: er bestaat geen meningsverschil tussen Mangain en Reynders.
Steeds herhalen de media hun nieuwe dogma: we leven met twee verschillende publieke opinies. Maar nooit erkennen diezelfde media dat precies zij hiervoor verantwoordelijk zijn. Dag na dag wordt het publiek aan weerszijden van de taalgrens opgestookt, wordt de tegenpartij gedemoniseerd.
Dit heeft alles van een selffulfilling prophecy: blijkbaar wil men via een mentale splitsing komen tot een staatkundige. En het levert niet alleen stemmen op, het komt blijkbaar ook de kijk- en verkoopcijfers ten goede. Zo ontstaat een merkwaardige coalitie tussen media die van het gestook profijt hebben en politieke communautaire hetzers die hun rechtse sociaal-economische plannen willen doen slikken met 'vele lepels suiker' van communautair radicalisme.
Wellicht blijft dit duren tot 'de mensen' ontwaken uit deze roes van stammenoorlog en hun dagelijkse rekeningen bekijken.
In het zoveelste sensatiestuk over doping in de wielersport noemt Walter Pauli Rik van Looy een 'berucht dopeur'. Mocht dit waar zijn dan is doping toch verschrikkelijk gezond: hoeveel 73-jarigen lopen er nog bij als de Herentalse Keizer?
Zijn beloftevolle kleindochter kan hem nauwelijks volgen op haar koersfiets. Ongetwijfeld omdat grootvader nog altijd slikt en spuit: zo ziet hij er wel uit.
Terwijl sportjournalisten blaken van fitheid en gezondheid dankzij alcohol, sigaretten en sterrenrestaurants.
Intussen zijn er duizende Belgen die hun ziekenhuisrekening niet meer kunnen betalen, maar daar besteedt De Morgen geen twee volle pagina's aan. Je zou zo eens kunnen verdacht worden van linkse sympathieën.
Aanvulling: Gisteren heb ik nog eens overdacht waarom verarming en sociale uitsluiting zoveel minder aandacht krijgen in onze media als doping: - armoede beantwoordt minder aan de sensatiezucht en doet dus minder kranten verkopen, maakt geen verhitte discussies los aan een cafétoog.
-de schuldvraag ligt totaal anders: beelden en berichten over armoede kunnen ons welgestelden wijzen op onze eigen verantwoordelijkheid, ze kunnen ons een onbehaaglijk gevoel van enige schuld bezorgen. Bij doping bevinden de boosdoeners zich duidelijk aan de overkant en zijn wij de moreel zuiveren, ons kan niets worden aangewreven want wij nemen allerlei middeltjes maar toch zeker geen doping?
Om die redenen is de 'overexposure', het overbelichten van het dopingprobleem in pers en tv-uitzendingen een gemakkelijkheidsoplossing en een vorm van populisme of demagogie: het leidt de aandacht af van wezenlijke vraagstukken zoals de sociale rechtvaardigheid en de (on)menswaardigheid van het bestaan. De opgave van de media is juist noodzakelijke veranderingen in de geest van het publiek als noodzakelijk te doen aanvaarden zodat een en ander in beweging komt. Morele vraagstukken gaan in de eerste plaats over onszelf: in welke mate en op welke domeinen schieten wij tekort tegenover de moraal die wij in woorden belijden - de christelijke, humanistische of socialistische - en de splinter zien in het oog van de andere is zoals men weet niet de eerlijkste keuze Daarom noem ik Mister Proper Jacques Rogge een hypocriet en farizeeër: hij strijdt rabiaat tegen doping maar gaat met zijn organisatie naar een land waar de mensenrechten aan de lopende band worden geschonden zonder enige voorwaarde op te leggen. De gadgets die volgend jaar op de Olympische Spelen zullen worden uitgedeeld zijn gemaakt in onmenselijke arbeidsomstandigheden tegen een hongerloon. Het gaat om prioriteiten: wat is voor jou het meest essentiële?
De titel is ontleend aan een pamflet dat JM Dedecker vandaag publiceert in De Standaard: 'als de identiteit afhangt van een lapje stof komen er vodden van.' Op de bladzijde rechts staan een filosoferende tekst van Patrick Loobuyck van UIA (Universiteit Antwerpen) en een ironiserende column van de onnavolgbare Rik Torfs. Ik had me voorgenomen over het onderwerp 'hoofddoek' niets meer te schrijven, maar deze drie teksten dwingen me ertoe. De basisstelling van Dedecker is dat de drie monotheïstische godsdiensten de seksualiteit onderdrukken en in het bijzonder de vrouwelijke seksualiteit. Dit is zonder meer juist. Dedecker eindigt zijn betoog met: 'Moslima's aller landen verenigt u.' Ik twijfel eraan of Dedecker hierin oprecht is: 'Moslima's aller landen bekeert u tot de enige juiste waarheid van Dedecker en andere rabiate vrijzinnigen' lijkt me correcter. Ik heb het al eerder gezegd: vrijheid impliceert de keuze om zich te onderwerpen. Iemand kan op religieuze gronden kiezen voor de maagdelijkheid - wat iets anders is als daartoe gedwongen worden door een machtsinstituut zoals de roomse kerk. We kunnen aantonen dat zo'n levenslange maagdelijkheid een dwaasheid is: niet alleen ontzegt de betrokkene zichzelf een belangrijke bron van genot en levensvreugde, de feiten bewijzen dat opgestapelde seksuele frustraties vaak ontploffen of sluipwegen zoeken die ziekelijk of zelfs misdadig zijn. Maar deze feiten zijn enkel een aansporing voor de wetgever en het gerecht om deze ontsporingen te bestrijden en te bestraffen, ze doen in wezen niets af aan de persoonlijke vrijheid van elk individu om ervoor te kiezen geen seks te hebben.
Patrick Loobuyck heeft het over de moeilijke omgang van een geseculariseerde samenleving met geloof en godsdienst: ook juist. Een groot aantal landgenoten kijkt met enige rancune, of zelfs intense haat, terug op zijn/haar godsdienstige opvoeding en wil hiermee afrekenen. En een aantal vrijzinnigen ziet overal uitbarstingen van godsdienstwaanzin die hen sterken in de overtuiging dat godsdiensten verderfelijk zijn. Het punt is dat ruim 90 % van de wereldbevolking een of andere godsdienst aanhangt en je zal er hoe dan ook nog enige tijd mee verder moeten. Eventueel tot in de eeuwigheid. De scheiding tussen kerk en staat is een noodzaak om te voorkomen dat het leven van iedereen door de regels van een godsdienst wordt gedicteerd, maar de even grondwettelijke vrijheid van godsdienst houdt in dat mensen het recht hebben om hun godsdienst te beleven, ook in de openbare ruimte. Godsdienst is immers, zoals Loobuyck terecht opmerkt, niet louter privézaak - een vrijzinnige overtuiging trouwens evenmin tenzij het gaat om vrijzinnigen die kiezen voor 'the splendid isolation' in hun superieure moraal en levenswijsheid. Ons dagelijks gedrag wordt door onze intieme overtuiging bepaald. Althans in de mate dat we enigzins oprecht blijven en consequent.
Rik Torfs vraagt zich schertsend af of we niet beter ook trouwringen zouden verbieden: iedere vrijgezel of gescheiden burger kan zich ergeren aan deze demonstratie van huwelijkstrouw. En zo kun je inderdaad bezig blijven: waar ligt de grens tussen de kenmerken waaraan iemand zich met reden mag storen en de ergernissen die op racisme of onverdraagzaamheid neerkomen? Burgemeester Termont heeft het simpel en overtuigend verwoord: 'Ik zit ruim 31 in het Gentse stadsbestuur en heb nooit één probleem met die hoofddoek meegemaakt.' Sommige zaken worden pas een probleem als je er een probleem van maakt. Dan kun je leerlingen de klas uit sturen omdat ze sportschoenen dragen of te lange haren of te korte rokken etc Of je kan mensen bespuwen die een keppeltje dragen, een kruisbeeld, een hanenkam.
Reeds meermaals heb ik proberen duidelijk te maken dat het in essentie gaat om een discussie over doel en middelen. Het gemeenschappelijke doel is, hoop ik althans, een verdraagzame en veelkleurige samenleving. Is het verbod op de hoofddoek voor gemeentelijke ambtenaren een geschikt middel om dat doel te bereiken? De heisa in de media en onder het volk toont aan dat dit niet zo is: de tegenstellingen worden aangescherpt en de kans is zeer groot dat moslims en moslima's het voorbeeld volgen van de joden, namelijk zich terugtrekken in een getto en psychologisch in een 'egelstelling'. Het is zeer waarschijnlijk dat meisjes en vrouwen zullen kiezen voor hun geloof en tegen de openbare samenleving, en dat moslimjongens en -mannen juist door deze hetze gaan radicaliseren. De lekenstaat is geen dogma of exclusieve mogelijkheid: het voorbeeld is Frankrijk, de bakermat van de Verlichting, maar Engeland is niet minder verlicht en daar gaat men totaal anders om met deze problematiek; symbolen van culturen en godsdiensten zijn daar wel toegelaten in officiële functies. En bij mijn weten is de openbare dienstverlening in Engeland niet slechter dan in Frankrijk noch is daar de greep van de godsdiensten op de samenleving een grotere bedreiging voor het verdraagzaam samenleven. Tenzij men denkt aan de aanslagen maar die hebben duidelijk politieke en buitenlandse oorzaken. Dedecker argumenteert dat de hoofddoek in Turkije verboden is sedert de stichter van de moderne natie, Ataturk. Wat hij er niet bij zegt is dat het kemalisme, zoals de beweging van Ataturk wordt genoemd, als decennialang zorgt voor een ondemocratische invloed van het leger met alle uitwassen vandien: massamoord op de Koerden, folteringen in de gevangenis, muilkorven van de pers etc Onvrijheid blijft zelden beperkt tot één thema, we moeten niet van Turkije gaan leren hoe we met onze minderheden moeten omgaan. Tenslotte zal ik het tot in den treure blijven herhalen: mensen zijn nooit neutraal en wat mensen in wezen zijn, is niet altijd af te leiden uit hun uiterlijk. Het zit essentieel in en niet op of rond hun hoofd. Zoals Rik Torfs spits opmerkt: een das en een hemd worden gedragen door fatsoenlijke burgers maar net zo goed door regelrechte gangsters.
De beelden van het scholierenprotest in Nederland bewijzen dat men ten noorden van de Moerdijk met een ernstig pedagogisch probleem heeft te kampen.
Zelfs indien de contestatie gerechtvaardigd is, dan nog is de taal van het verzet alarmerend: we zien vernietigingen, gewelddaden louter voor het plezier van het vernietigen en voor de kick van het geweld. Heel wat op straat geïnterviewde relschoppers weten niet eens waarover het gaat of verklaren dat ze helemaal geen last hebben van te veel lesuren. Ze doen mee omdat ze het 'leuk' vinden.
Het lijkt me kras dat uitgerekend in Nederland de studiebelasting te zwaar zou wegen: wellicht is men nergens anders in Europa zo tolerant tegenover de jeugd als in de Nederlandse scholen.
De scholieren protesteren onder meer tegen 'zinloze uren' waarin geen les wordt gegeven bij gebrek aan leerkracht.
Maar waarom is er in vele scholen een tekort aan lesgevers? Precies omdat steeds meer leerkrachten er de brui aan geven: zij zien het niet meer zitten om te fungeren als oppasser, als dierentemmer. In heel wat Nederlandse secundaire scholen is de discipline totaal zoek en is het gewone lesgeven door wangedrag onmogelijk gemaakt.
Zo klagen de scholieren over een reëel probleem dat ze zelf hebben veroorzaakt.
In elk geval: als de beelden de juiste weergave zijn van de Nederlandse jeugd, dan is de tijd definitief voorbij dat we onze noorderburen als een gidsland konden beschouwen. Nederland met zijn verruwing in taal en zeden, met zijn onderwijsproblematiek en opvoedingsdeficiet in het algemeen lijkt eerder een waarschuwing te geven: laten we hier in Vlaanderen toch liever een minimum aan discipline en respect voor leerkrachten en opvoeders handhaven. En een rechtmatig respect voor de jongeren: je kan van hen inderdaad niet alles eisen en zeker niet alles tegelijk.