Beste vriend piot, een ex -S.M. klas 48 uit Rollegem vertelt.
Na onze opleiding in Burcht (Antwerpen) waren we als groene schachtjes, boordevol vaderlandsliefde is Ossendorft te recht gekomen. Op onze kamer kregen we als gezelschapsjuffer een soort bokskampioen uit het Antwerpse, die daarbij internationaal bierkampioen was. Mijn maat Soete, uit Aalbeke, had de eer de fijne ancien als buurvrouw van het tweede verdiep te hebben.
’t Gebeurde op een avond, als de klaroen ons reeds vriendelijk had uitgenodigd om den slaap te zoeken, dat die fijne menheer, al brullend en al lelijk doen,, zo nuchter als Albert, de factuer, op Nieuwjaarsavond, naar boven kwam gewaggeld. Nadat hij er in geslaagd was de kamer een half uur wakker te houden en met vele “godvers” in den bovensten vlooibak geraakt was en nog steeds den boel op stelten hield, werd het zijn onderliggend gebuur te machtig. Soete stak zijn hoofd uit om naar boeven te roepen: “Zeg, vriend, ’t zou bijkans kunnen volstaan van nu af aan.” Die goede vriend schrok zo hevig dat hij op het eigenste moment de verlossing voelde naderen en mild mededeelde van wat hij te veel bezat.
Soete zijn “kobbejager” en den helft van zijn gezicht werden gebalsemd, maar ’t was in plaats van “Creme de beauté”, met “boiled beaf” en biersaus,. Tot overmaat van raap was Soete pas met veel tegenzin uit zijne “wigwam” gekropen of de sergeant van week fliste het licht aan en Soete stond daar, in zijn sleppen, met zijn kop roest van den uitslag, een beetje kort adem vanwege de zoete geuren, zijn overste de militaire eer te bewijzen!
|