de gezondheid van ons onderwijs
Een grafiekje in De Standaard van zaterdag 27 oktober leert ons dat het ziekteverzuim in ons onderwijs aanzienlijk is gedaald sedert 1999.
Bedrijfs-economisch gezien is dit pure winst.
Maar voor wie is het werkelijk een succes? Alleszins voor de controlediensten, die hebben hun efficiëntie bewezen.
Zeggen de cijfers ook iets over de gezondheid van het personeel?
Voor mij is het geen succes dat een depressieve leerkracht zich door de schoolgangen sleept of dat een chronisch pijnpatiënt zich dagelijks suf moet slikken om aanwezig te kunnen blijven.
De kwaliteit van ons onderwijs staat of valt met het enthousiasme van leerkrachten en opvoeders; als men met feiten kan bewijzen dat het enthousiasme is toegenomen, dan zeg ik: proficiat.
Maar ik hoor geluiden van ontmoediging, defaitisme: ooit geëngageerde krachten leggen zich bij allerlei tendenzen neer, bij het gebrek aan kennis of leergierigheid van hun leerlingen, de toenemende brutaliteit. Steeds meer leerkrachten sluiten een verzekering af omdat ze zich bedreigd voelen. Steeds meer 50-plussers slepen zich naar een voorttijdig einde van hun carrière, niet de job zelf maar het inkomensverlies doet hen aarzelen etc
Gezondheid betekent niet dat men niet afwezig is wegens ziekte: het staat voor arbeidsvreugde, zowel voor leerlingen als voor het personeel.
Cijfers die wijzen op een stijgend spijbelprobleem bieden een tegenindicatie: leerlingen die zich lekker voelen in de klas, spijbelen niet.
Tegenover absenteïsme staat het woord presenteïsme: aanwezigheid op het werk omdat men vreest voor sancties. Ons onderwijs is pas gezond te noemen als er meer stralende gezichten rondlopen. Dit is niet te meten door het aantal ziektedagen op te tellen.
|