De statige toren van de St. Martinuskerk torent fier en vooral hoog boven het landschap uit. Van verre is dit Vijlense Godhuis zichtbaar en manifesteert zich daardoor als oriëntatiepunt bij talloze wandelaars. Het is de hoogst gelegen RK kerk van Nederland. De uitgestrektheid van de Vijlenerbossen vormt een aparte attractie. Aan alle kanten omzoomd door veelal steile hellingbossen, is het plateau een eldorado voor de echte wandelaar. Via idyllische weggetjes en pittige slingerbochten kunnen we de dorpskernen van Vijlen, Lemiers en Holset verkennen, waar de landelijke omgeving en markante vakwerkhuizen het decor bepalen.
Wij wandelen het dorp uit langs mooie vakwerkhuizen deze stammen meestal uit de 18-19 eeuw. Langs de Oude Akerweg komen we in Lemiers. Langs de Sint-Catharina en Luciakerk uit 1895-96. Met zijn twee vierkante torens is het een opmerkelijk gebouw. Nu slaan we de volgende weg in en wandelen Oud Lemiers binnen. Voor ons duikt het kasteel op. Kasteel Lemiers of kasteel Gen Hoes, het kasteel omvat een herenhuis en een kasteelboerderij. Ze is gebouwd op de plaats waar de Hermansbeek in de Selzerbeek uitmondt en ze had ook een watermolen met de naam Kasteelmolen. Het oudste deel van het huis is een vierkante waterburcht met een traptoren, beiden uit de 15e eeuw en gebouwd op de fundamenten van een voorganger uit de 12e eeuw, waarvan de kelders en de tongewelven zijn overgebleven. In 1640 werd het kasteel aan de zuidzijde uitgebreid met drie smalle vleugels om een kleine binnenplaats. De meest zuidelijke vleugel heeft een open arcade op Toscaanse zuilen. De L-vormige nederhof stamt uit 1677 hetgeen blijkt uit de aanwezige jaarankers.
De poort met doorgang is uit 1683. Het zuidelijke deel van de hoeve met de ronde hoektoren werden, zoals door een windvaan op de torenspits aangeduid, in 1774 aangebouwd. In deze vleugel is een watermolen ingericht. Uit dezelfde tijd zijn de toegangspoort in Lodewijk XVI-stijl en de boogbrug naar het huis. Spijtig dat we er geen foto van kunnen maken, wij wandelen verder en komen langs vele vakwerkhuizen Oud Lemiers heeft een groot aantal beschermde vakwerkhuizen. Zo komen we aan de Sint-Catharinakapel, De Sint-Catharinakapel is een voormalig zaalkerkje in romaanse stijl uit de 12de eeuw. De kapel werd rond 1350 toegewijd aan de Heilige Maagd en de Martelares Catharina. Dit zou gebeurd zijn na een ingrijpende vernieuwing van de romaanse kapel. De kapel blijkt in 1497 te vallen onder de parochie Vijlen. In 1648 laat Georg von Stücker het koor vernieuwen. Later vindt er een algehele restauratie plaats door Stückers schoonzoon Wilhelm von Fürth. Daaraan herinnert het jaartal 1683 dat nog zichtbaar is op het derde spant in de kapel. Ruim een eeuw later, in 1785, wordt de kapel opgeknapt en van een nieuwe vloer voorzien waarbij de 14e eeuwse grafsteen bij het Maria-altaar verdwijnt. In 1879 wordt de kapel verheven tot rectoraatskerk. Door de bouw van de nieuwe kerk wordt de kapel in 1896 buiten gebruik gesteld.
In een hoekje staat een grenssteen met een adelaar. Wij zijn hier dan ook vlak bij de grens met Duitsland. We zijn nu op het duits gedeelte van Lemiers. Een klein gedeelte van Lemiers ligt echter in Duitsland en behoort tot de "Stadt" Aachen en grenst aan de plaatsen Laurensberg en Orsbach. De grens in Lemiers tussen Duitsland en Nederland wordt door de Selzerbeek (Senserbach) gevormd. Een bruggetje over de beek vormt de verbinding tussen de twee dorpsdelen in de twee landen. Wat verder komen aan de Schneeberg, hier is een gedeelte van de in 1938-39 opgerichte Westwall, de antitankwand te zien, wij wandelen een eind erlangs. Wij wandelen een eind langs de grensstraat om dan af te dalen naar Vaals waar we langs het kerkhof komen.
We nemen een kijkje op het kerkhof hier bevind zich de beschermde grafkapel van de Fam. Tyrell. Neo-classicistische grafkapel, eind 19e eeuw gebouwd voor de familie Tyrell en gesitueerd op een betegelde verhoging, omgeven door een smeedijzeren hek. De verhoging waarop de kapel is geplaatst, is met veelkleurige tegels bedekt en omheind door een kunstig gesmeed hekwerk met bijzondere hoekversieringen- de hoeken zijn versierd met de Duitse adelaar. de verhoging zelf is onder dit hek gevat in een raamwerk van geajoureerde steen. Op het einde van het kerkhof staat een ijzeren toren met klokken.
Wij verlaten het kerkhof en wandelen nu Vaals binnen met zijn vele indrukwekkende gebouwen. Langs de St Pauluskerk, in de Lindenstraat 9-15 het voormalige lakenfabriek uit 1841, in 1891 werd het fabriek omgebouwd naar woonhuizen. Wat verder komen we aan het Von Clermontplein. Dit plein met zijn prachtige gebouwen is zeker de moeite om even halt te houden. Wij kijken wat rond en vervolgen onze weg, wij komen aan huis Bloemendal, het park de oude begraafplaats voor de geestelijken van Klooster Bloemendal. Wat ijzeren kruizen tegen de muur vertellen hun verhaal.
Wij wandelen verder door het park. We komen aan de Joodse begraafplaats. Op de begraafplaats zijn thans 16 grafstenen bewaard gebleven, waarvan de oudste uit 1755. De jongste graven zijn gedolven aan het begin van de Tweede Wereldoorlog. Opmerkelijk is dat verschillende grafstenen een Duitstalig grafschrift dragen. Verder is op één van de grafstenen een foutje gemaakt. Het graf van Goldina Kaufmann draagt als geboortedatum 23-03-1845 en als overlijdensdatum 14-08-1825. Dat moet natuurlijk 1925 zijn. Wij wandelen weer verder, we wandelen de Weijlerweg af langs het kasteel en dan komen we terug in Lemiers nog even langs de grote weg en we komen terug aan in Vijlen. Hier eindigt een mooie en aangename wandeling.
Beek is een groot dorp, maar vertoont ondanks zijn omvang weinig stedelijke kenmerken. De plaats wordt omringd door zowel landelijk gebied als door stedelijk gebied als door sterk industrieel gebied. Aan de noordzijde van de plaats ligt Geleen met het industriecomplex Chemelot, aan de oostzijde het heuvelland, aan de zuidzijde de luchthaven Maastricht-Aachen Airport (plaatselijk beter bekend als Vliegveld Beek) en aan de westzijde de woongemeente Stein.
Wij wandelen door het dorp en komen aan de Hervormde Pastorie, een gebouw uit 1751. Ervoor staat een Joods monument. We wandelen nu naar het kasteel Huis Genbroek een kasteel uit de 17e eeuw. De historische tuinen en park zijn nu open voor de wandelaars. Wij wandelen nu verder en komen zon het Kelmonderbos. Deze drassige graslandjes en percelen helling- en moerasbos liggen in het dal van de Keutelbeek. Natuurmonumenten verwijdert geleidelijk de aangeplante populieren in het moerasbos om ruimte te maken voor boomsoorten die hier van nature thuishoren. Enkele plantensoorten die hier voorkomen zijn robertskruid, groot heksenkruid en bosandoorn.
In het gebied leven veel soorten vogels en vleermuizen. Ook komen hier dassen voor. Nog even verder en we komen in Geverik. De naam Geverik is afgeleid van 'Gabriacum' 'toebehorend aan Gabrus'. Een oudere naam voor Geverik is Geverick. Het dorp telt ongeveer 600 inwoners. Het gehucht Kelmond maakt eveneens deel uit van Geverik. Hier komen we langs verschillende oude boerderijen, wat opvalt is dat alle boerderijen hier wit geschilderd zijn. ook de bepleistering rond de deuren en ramen en op de muren zijn uitzonderlijk.
We wandelen weer een eind verder. En komen aan het vliegveld Maastricht Aachen Airport. Wij wandelen verder en komen in Kelmond, is een gehucht behorend tot het dorp Geverik, dat op zijn beurt deel uitmaakt van de gemeente Beek. De naam Kelmond is ontstaan uit het Romaanse calvum montem, hetgeen kale berg betekent. Ook hier verschillende grote boerderijen. We wandelen door de hoofdstraat de Kelmonderstraat.
Nog wat verder hebben we een prachtig zicht op de omgeving met de St. Hubertusmolen: Deze houten standaardmolen voor het malen van graan, werd gebouwd in het begin van de 19de eeuw. Als bouwjaar wordt 1802 genoemd. In de massieve houten balk bij de trap, die toegang geeft tot het molenhuis, is de naam Johannes van Mulcken gegrift, vermoedelijk de eerste molenaar. Het vaste onderstel (standaard) draagt de as, die het hele molenhuis draaibaar maakt. Dit kruien geschiedt vanaf de begane grond. Zeer interessant is het geheel uit hout vervaardigde mechanisme. De wieken met een vlucht van 24 meter worden in het molenhuis afgeremd op de gladde zijde van het eikenhouten tandwiel met eveneens houten remstuk, de zgn. vang. De St. Hubertusmolen werd in 1971 van gemeentewegen aangekocht en grondig gerestaureerd.
We wandelen verder en komen in Genhout. Hier komen we vele vakwerkhuizen tegen en grote boerderijen. Als we veen de binnenkoer in kijken zien we prachtige paardenhalster hangen met blinkende bellen. Wel mooi als deze bewaard worden.
We wandelen verder en komen in Printhagen dan wandelen we weer de velden in. Wat verder en we komen terug aan ons vertrek. het is een prachtige wandeling geworden met prachtige gebouwen.
20E MARCHE DE L'EPIPHANIE. / LES ROTEUS DI HOUSSAIE / BEYNE - HEUSAY 04/01/2012.
20E MARCHE DE LEPIPHANIE.
LES ROTEUS DI HOUSSAIE BEYNE-HEUSAY.
BEYNE-HEUSAY.
Als eerste wandeling van 2012 kiezen we voor de woensdag wandeling in Beyne-Heusay.
De gemeente Beyne-Heusay ligt in de overgang naar het Land van Herve en is door de eeuwen heen gegroeid uit een samenvoeging van dorpen en gehuchten. Het eerste dorp Benne ontstond in 1321, in wat toen het prinsdom Luik was.
De geschiedenis van de gemeente is nauw verbonden met de exploitatie van de koolmijnen (in de 19e en 20e eeuw). Vandaag wandelen we rond in het dorp en ontdekken de mooie gebouwen die hier toch nog voorkomen. Huizen die de rijkdom van het verleden vertellen.
Wij wandelen door de straten en dan komen we aan de oude spoorwegroute. Weer wandelen we verder en komen langs oude boerderijen en het kasteel. Dan weer een eind door de straten en komen zo terug in het centrum. Een mooie wandeling hebben we hier gedaan.
Atuatuca Tungrorum, de antieke benaming van Tongeren, was in de Romeinse tijd de administratieve hoofdplaats van het volksdistrict (civitas) der Tungri. Deze Tungri vormden ten tijde van keizer Augustus (27. V. C. - 14. N. C.) een bestuurlijke federatie van enkele autochtone volksstammen die in de decennia daarvoor in het verzet waren gekomen tegen het Romeins invasieleger van Julius Caesar. De Eburonen, één van deze inheemse stammen, hadden in 54 v. C. onder het bevel van hun koning Ambiorix, een zware nederlaag toegebracht aan de Romeinse legioenen. Die veldslag had plaats in de nabijheid van Atuatuca, een nog onbekende plaats in het land van de Eburonen, waar de Romeinen hun winterkwartier hadden opgeslagen. Na de definitieve vestiging van het Romeins gezag, ging de inheemse naam Atua(tu)ca over op de hoofdplaats van de civitas Tungrorum. Deze primitieve nederzetting (vicus), gelegen op een knooppunt van belangrijke heerbanen, zou in de loop van de volgende eeuwen uitgroeien tot een echte Romeinse stad (municipium), met typische openbare en private gebouwen & straten, omgeven door een monumentale stadsmuur. De verspreiding van de Romeinse cultuur had ook een grote invloed op de ontwikkeling van het omliggende platteland, waar welstellende herenboeren talloze boerderijen (villa's) en karakteristieke grafheuvels (tumuli) oprichten. Als gevolg van de voortdurende invallen van Germaanse volkeren in Noord-Gallië, werd de stad in de 4de eeuw voorzien van een nieuwe omwalling die kleiner was als deze uit de 2de eeuw , evenals de zustersteden Keulen en Trier. Tongeren was het centrum van een christelijke diocese, waar HH. Maternus en Servatius als eerste geloofspredikers vermoedelijk een tijd lang hun bisschopszetel hadden gevestigd. Oudheidkundige opgravingen in de oude stadskern en bijbehorende necropolen hebben talrijke overblijfselen aan het licht gebracht die, aangevuld met enkele karakteristieke vondsten van het platteland, een levendig beeld ophangen van het Romeins verleden van de stad en haar regio. Welke rol Tongeren heeft gespeeld in de vroege middeleeuwen is, spijts enkele zeldzame vondsten uit de Merovingische periode (5de - 7de eeuw), niet echt duidelijk. Het is pas in de daaropvolgende Karolingische tijd dat de stad opnieuw in het licht van de historie treedt met de bouw van een nieuwe kerk en de stichting van een kapittel van kanunniken. Dat alles gebeurde - kennelijk als voortzetting van een christelijke traditie - steeds op de plaats van de huidige O.L.V.-kerk in wier omgeving ook de Sint-Maternuskapel (memoriekerkje) en het oude bisschopshuis hadden gestaan. Het centrum van deze kerkelijke aanhorigheden (monasterium), eertijds omgeven door een primitieve omheining, zou de kern vormen van de latere stadsontwikkeling.Na afbraak van de Romaanse munsterkerk en de heropbouw van de thans nog bestaande kloostergang, werd in de eerste helft van de 13de eeuw aangevangen met de bouw van de huidige Onze-Lieve-Vrouwebasiliek in Gotische stijl. Vanaf die tijd ontstonden rondom het oude stadscentrum nieuwe handelswijken, verzorgingstehuizen en ambachtelijke kwartieren, die na de aanleg van de 13de eeuwse stadsomwalling uitgebreid werden met verschillende kloosters, enkele parochiekerkjes en een begijnhof. Tongeren, een van de gegoede steden van het Luikerland, werd in 1677 bijna volledig platgebrand door de troepen van Lodewijk XIV, waarna de stad slechts moeizaam herstelde. Het is pas na 1830 dat er van een werkelijke heropleving kan gesproken worden. Meer dan 2000 jaar geschiedenis hebben een uitzonderlijk rijk cultuurhistorisch erfgoed nagelaten.
Vandaag ontdekken we enkele van deze vele monumenten. Met foto's van nu en oude postkaarten. Geeft ons een idee van hoe het vroeger was tussen 1900-2000. Soms komen we prachtige postkaarten tegen tijdens onze zoektocht naar informatie en deze willen we graag delen.
Ambiorixstandbeeld:
Ambiorix was de koning van de Eburonen, die in 54-53 v.C. in de omgeving van Atuatuca, de legioenen van Julius Caesaronder leiding van Cotta, de grootste nederlaag toediende, die zij bij de verovering van Gallië hebben gekend. In 1866 werd er voor Ambiorix een standbeeld opgericht, dat gemaakt werd door de beeldhouwer Jules Bertin.
De MARKT
Stadhuis:
Tot voor de "Grote Brand" van 1677 lag het oude stadhuis op de hoek van de Markt en de St-Truiderstraat. In het begin van de 18de eeuw besloot men het huidige stadhuis te bouwen op de plaats van de verwoeste lakenhal. Dit werd gebouwd tussen 1737 en 1750 naar de tekeningen van de Luikse architect Pascal Barbier. Het gebouw in classicistische stijl is een mooi voorbeeld van de 18de eeuwse Maaslandse bouwtrant.
Onze-lieve-vrouwebasiliek:
Stad en wijde omgeving worden gedomineerd door de gotische toren van de Onze-Lieve-Vrouwebasiliek. Ontegensprekelijk één van de mooiste religieuze bouwwerken die ons land rijk is. Meer dan 300 jaar waren nodig om dit prachtig monument te voltooien. Het interieur is uitermate rijk aan kunstschatten. Bekendst is ongetwijfeld het uit notenhout gesneden beeld van Onze-Lieve Vrouw van Tongeren Oorzaak Onzer Blijdschap, dat dateert van omstreeks 1479. De Romaanse kloostergang uit de 12de eeuw mag beschouwd worden als een zeldzame getuige van Romaanse bouwkunst in België.
Middeleeuwse wallen:
Ingevolge de verwoesting van de stad in 1213 door de troepen van Hertog Hendrik I van Brabant, werd in 1241 begonnen met de bouw van de middeleeuwse omwalling. Deze muur omsloot de toenmalige stadskern wat nu ongeveer overeenkomt met de huidige ringlaan. Verschillende delen van deze 13de eeuwse omwalling bepalen nog gedeeltelijk het patroon van de vroegere middeleeuwse stad. De best bewaarde delen bevinden zich langs de Leopoldwal en de Elfde-Novemberwal, maar ook de Lakenmakerstoren en de Velinxtoren maakten deel uit van deze 13de eeuwse muur. In de 15de eeuw werden de stadsmuren gedeeltelijk afgebroken en in de 17de eeuw verwoestten de Fransen verschillende stadspoorten. De vestigingsmuren werden in de 18de eeuw hersteld maar moesten in de 19de eeuw uiteindelijk wijken voor de modernisering.
Moerenpoort:
Als enige overgebleven stadspoort uit de Middeleeuwen is de Moerenpoort zeker een bezoek waard. Dit historische gebouw is gelegen aan de rand van het begijnhof en vertelt het unieke verhaal van de militaire geschiedenis van de stad. De poort is zeer recentelijk gerestaureerd.
Begijnhof:
Even wegdromen tussen de schilderachtige huisjes en gezellige pleintjes met een gevoel alsof je terug gaat in de tijd ! Dat is de ervaring die je krijgt bij een bezoek aan één van de oudste begijnhoven van Vlaanderen. Midden 13de eeuw werd het Tongerse begijnhof, vlak bij de Jeker, gesticht als een miniatuurstadje binnen de stad. De nauwe straatjes, mooi gerestaureerde panden, een beetje apart en eigenzinnig, een gedroomde locatie voor kunstenaars en sinds 1998 werelderfgoed van de UNESCO.
Begijnhofkerk:
De St-Catharinakerk, beter gekend als Begijnhofkerk of Paterskerk, is een van de oudste kerken van de stad. Deze vroeg-Gotische kerk uit 1294 werd in de loop der eeuwen meerdere malen verbouwd en aangepast. In de 18de eeuw werd bv. het huidige barokgewelf aangebracht en het dakruitertje op de kerk geplaatst. Na de Franse Revolutie kwam de kerk in het bezit van de Tongerse Godshuizencommissie die in 1899 de kerk (voor 99 jaar), verhuurde aan de Paters Minderbroeders, wat uiteindelijk de naam Paterskerk verklaart. Deze sfeervolle St-Catharinakerk bevat een rijke verzameling kunstvoorwerpen waaronder vooral het houtsnijwerk en de schilderijen opvallen. Als voornaamste bezienswaardigheden gelden o.a. de preekstoel van Robrecht Verburgh uit 1711 in Lodewijk de XIV-stijl, het schilderij boven het hoogaltaar van de hand van Gaspar de Crayer, 17de eeuw en het beeld van de Lijdende Christus geschonken door begijn Anna de Floz.
Agnetenklooster:
Het Agnetenklooster bestond reeds in 1418 en werd na de schenking van Joanna Van Repen in 1421 vergroot. Na de Franse Revolutie werd het klooster verkocht. Het kwam in handen van Kanunnik Vandermaesen. Deze liet de kerk in het begin van de 19de eeuw afbreken en richtte het klooster in als herenhuis. Bij de recentelijke restauratie werd het gebouw gekaleid met uitzondering van de voormalige zomerrefter en de kerkruïne.
Romeinse muur:
Aan de rand van de oude stadskern, vooral vanaf het noorden tot in de west-sector , zijn nog imposante overblijfselen bewaard van de 4544 meter lange stadsmuur uit de 2de eeuw. Deze was eertijds ca. 6 m hoog en op regelmatige afstanden versterkt met ronde torens. Aan de buitenzijde werd de muur beschermd door enkele diepe verdedigingsgrachten. Op de plaats van de toegangswegen tot de stad bevonden zich monumentale poorten. Vanaf de Middeleeuwen werd de Romeinse stadsmuur grotendeels afgebroken voor de herbruikbare bouwmaterialen, vandaar dat er nu van deze eens zo indrukwekkende muur nog hoofdzakelijk de muurkern, bestaande uit twee ruwe blokken silex, overblijft.
Tongeren bezit een schat aan prachtige gebouwen en het is zeker de moeite om er eens in rond te wandelen, bijzonder museums zijn het Gallo-Romeins museum - Begijnhofmuseum Beghina - Moerenpoort en Schatkamer van de Onze-Lieve-Vrouwebasiliek een schat aan erfgoed die je kunt ontdekken.
MARCHE DES CRECHES. / LES 21 GEMMENICH. / GEMMENICH 28/12/2011.
MARCHE DES CRECHES.
LES 21 GEMMENICH.
GEMMENICH.
Niet ver van het Drielandenpunt en zijn toren met weids uitzicht op Aken, Nederlands Limburg en het Geuldal ligt Gemmenich. De streek is prachtig en zo op het einde van het jaar is het altijd fijn om hier een wandeling te maken. Niet alleen de natuur maar ook de gebouwen zijn prachtig.
Wij wandelen een eind door de straten en komen geregeld de kerststallen tegen. Hier kun je een wandeling volgen die de verschillende kersstallen aandoen, wij wandelen weer een eindje verder. Zo komen we aan de Geuldalroute. Een wandelroute die het Geuldal laat verkennen. Wij wandelen een eindje over de oude spoorwegberm en dan wandelen we naar de Chemin du Duc hier een van de mooie grote hoeven in hard steen. Gewoon prachtig. Wat verder komen we aan de gedeeltelijke in Vakwerk hoeve. Colombages Blanchis een hoeve uit het einde van de XVIII eeuw (1797)het woonhuis is wit en in vakwerk met een band van vuursteen waarop het vakwerk rust. De bijgebouwen zijn opgetrokken in baksteen, ze is wel mooi gelegen boven op de heuvel, beneden staan een grote kerststal.
Wij wandelen weer een eindje verder. We komen zo aan de St Hubert kerk uit de XVe eeuw met een pracht van een orgel. Dan weer een eindje verder wandelen we terug op Ligne 39 voorbij het station. Een heel eind wandelen we over Ligne 39 waar we prachtige zichten hebben over het landschap. Nog een eind door de weilanden en velden en dan komen we terug aan ons vertrek. Een mooie en aangename wandeling in een prachtige streek.
6E MARCHE DES ABBAYES. / LES DJALES D'ANHEE. / DENEEE-ANHEE. 26/12/2011
6E MARCHE DES ABBAYES.
LES DJALES DANHEE.
DENEE ANHEE.
Het landelijke Anhée ligt in een bebost gebied langs de rivier de Maas. Denee is een deelgemeente van Anhee. Het riviertje de Molignée stroomt door de gemeente en mondt er uit in de Maas. Anhée maakte in het verleden deel uit van het Baljuwschap van Montaigle van het Graafschap Namen.
Montaigle vormde één van de zeven grafelijke burchten. Deze burchten waren belangrijk voor de verdediging van het Graafschap Namen. De streek kende wel een aantrekkingskracht op kloostergemeenschappen. In de bossen van Sosoye werden in de 19de eeuw de abdijen van Maredsous en Maredret gesticht. Tot het einde van de 18de eeuw was er ook een abdij vlak bij Anhée met de naam "Moulins". Hiervan rest alleen nog de hoeve en het abtenhoofdkwartier.
Onze wandeling vertrekt in de abdij van Maredsous. In de nabijheid van de Vallei van de Molignée stichtten monniken, afkomstig uit Beuron, in 1872 Maredsous. De gebouwen zijn opgetrokken in neogotische stijl. De abdij - m.n. de kerk en de in een grote vierhoek gegroepeerde gebouwen - vormt het hart van Maredsous. Dit gedeelte, waar het leven van de monniken zich hoofdzakelijk afspeelt, is niet toegankelijk voor het publiek. Alleen het opvangcentrum, de abdijkerk en het Centrum Grégoire Fournier kunnen bezocht worden. De kloosterorde de Benedictijnen bewonen de abdij. De gebouwen van de abdij van Maredsous ademen spiritualiteit, in een sfeer van rust en toewijding die niemand onverschillig kan laten. De kerk die boven het klooster uittorent, het klooster zelf en de bibliotheek, de bijgebouwen, waaronder de oude kunstnijverheidschool, het Onthaalcentrum Saint-Joseph, vormen een harmonieus geheel.
De streek barst van pittoreske hoekjes waar we ons hartje kunnen ophalen aan de tocht door afwisselende en authentieke landschappen. Wij wandelen over het domein en komen zo aan Chateau Ferme de Beaucourt wij wandelen wat verder en komen in Maredret. Een authentiek dorp waar het merendeel van de huizen is opgetrokken in steen van de streek, eeuwenlang ontgonnen uit de plaatselijke groeven. Maredret is een juweeltje ingebed in het Molignéedal, linker bijrivier van de Maas. De streek van de Molignée is befaamd om haar landschappelijke schoonheid en natuurrijkdom. Maredret is ook bekend als dorp van kunstambachten. Wij wandelen een eindje over de oude spoorwegberm en dalen dan af naar het dorpje. We komen dan aan de Ferme de la Cour een boerderij uit XVI eeuw, hier worden nog op ambachtelijke wijze geboerd. De varkens lopen vrij rond in het bos. Prachtige dieren. We wandelen weer verder en komen aan de controlepost waarna we naar het centrum van Ermeton-Sur-Biert wandelen.
We komen aan het kasteel en wat verder ligt het klooster van de Benedictinessen van Ermeton-sur-Biert. De geschiedenis van het complex gaat terug tot begin 14e eeuw. In de loop der jaren is er veel aan ge- en verbouwd door de elkaar opvolgende adellijke bewoners. De gemeenschap van Benedictinessen die er nu woont is nog vrij jong. Ze is in 1917 gesticht door een monnik van het nabijgelegen Benedictijnenklooster Maredsous. In 1936 hebben de zusters het kasteel betrokken. Hun sfeervolle kapel hebben zij in 1954 laten bouwen. De gemeenschap bestaat nu uit ruim twintig zusters, van vijf nationaliteiten. De voertaal is Frans, maar Vlaams en Duits wordt ook verstaan. Het kasteel aan de kerk kasteel in neoklassieke stijl uit het einde van XVIIIe eeuw met bijgebouwen, gelegen op bijna 05 hectaren park, bos en gronden. Het kasteel werd door de Maître des Forges François Amand, gebouwd in 1790. Wij wandelen door het dorpje en langs het klooster, wij bezoeken de tuin van het klooster en vervolgen dan onze wandeling naar de kontrolepost. We wandelen dan terug de spoorweg op en keren terug naar Maredret.
Nu komen we aan de Abdij van Maredret. De stichting van deze abdij van Sint Jan en Sint Scholastique past in het kader van de kloosteropleving in de 19de eeuw. De eerste steen van de abdij werd gelegd op 5 augustus 1891 op een terrein dat aangeboden werd door de familie Desclée. Dit belangrijke neogotische geheel, in gehouwen steen en kalkbreukstenen onder een leien dak, bevindt zich op een van de heuvels die uitsteken over het dorp Maredret en de vallei van de Molignée. De kerk werd van 1898 tot 1907 gebouwd door de Gentse architect A. Van Assche. Het meubilair en de glas-in-loodramen zijn opmerkelijk. De kloostergebouwen zijn toegeschreven aan de architecten Enseval, Pequet, Soreilen Durieu. Wij bezoeken de kerk en de tentoonstelling van Kerstkribben. De internationale faam van Maredret is grotendeels te danken aan de productie van miniaturen. Deze boeken en devotieprenten zijn met de hand gemaakt, meestal op perkament, speciaal hiertoe bewerkte dierenhuid. Je kunt hier deze devotieprenten kopen het zijn waarlijk stukjes kunst.
Wij nemen onze tijd om de fototentoonstelling over de abdij te bekijken. Wij worden ook hartelijk ontvangen door de zuster benedictinessen, en zij vertellen over hun abdij en hun abdij producten. Heel aangename zusters.
We wandelen verder en al vlug komen we terug aan de abdij van Maredsous. De streek heeft een rijke geschiedenis en wij willen het Kasteel van Montaigle eens bezoeken. In Montaigle, in het schilderachtige dal van de Molignée, werden sporen van menselijke aanwezigheid gevonden van minstens 7000 v.Chr. Tussen 250 en 400 na Chr. was de 160 m hoge rots een schuilplaats (oppidum) voor de Gallo-Romeinse bevolking.
Op deze plaats liet Gilles de Berlaymont een versterkte residentie bouwen. In 1298 werd deze verkocht aan Gwijde van Dampierre. Vervolgens werd diens zoon en opvolger Gwijde van Namen de eigenaar. Hij liet er in 1309 een burcht optrekken. Tijdens alle militaire conflicten in de Middeleeuwen en daarna schaarden de burchtheren van Montaigle zich achter Bouvignes, en de burcht was dan ook hetzelfde lot beschoren. Het jaar 1554 zou beiden fataal worden: bij het naderen van het Franse leger van koning Hendrik II kreeg het garnizoen van Montaigle de opdracht zich terug te trekken. De verlaten burcht werd door de Fransen geplunderd en in brand gestoken
Een mooie legende
Tijdens een belegering van de burcht stond Montaigle op het punt zich over te geven. De aanvoerder van de belegeraars stelde zijn voorwaarden: de burchtheer moest zich overgeven en zou de volgende morgen opgehangen worden, maar de kasteelvrouwe zou ongehinderd de vesting mogen verlaten en slechts haar meest kostbare bezit meenemen. Toen zij verscheen, zag iedereen dat zij een zware bundel takkenbossen op de schouder meedroeg. Eenmaal uit het zicht van de vijand kwam haar man tevoorschijn uit de takken. De dame van Montaigle had zich aan de afspraak gehouden en haar meest kostbare bezit meegenomen. Men vertelt echter dat zij vóór hun vertrek hun schat in een geheime bergplaats hebben verborgen. De Schat van Montaigle zou zich dan ook nog steeds ergens in de burcht bevinden.
Wij laten de auto achter en wandelen de veldweg op naar de Ruïne. We klimmen omhoog en hebben een prachtig zicht op de ruïne.
Spijtig dat we niet binnen kunnen de ruïne is gesloten, wij wandelen wat verder en hebben vanuit de wei een prachtig zicht op het kasteel, wij wandelen terug en gaan nog even naar de watermolen kijken die beneden ligt. Dan keren we terug naar onze auto. Wij rijden hier op de Route de la Biere. Wij rijden dan verder en komen aan de Brouwerij Du Bocq. Brasserie du Bocq, opgericht in 1858 door Martin BELOT, is nog steeds een 100% familiebedrijf en één van de laatste traditionele Belgische brouwerijen.
Gelegen in het midden van de schitterende toeristische Condrozstreek, is deze brouwerij trouw gebleven aan de traditionele productie technieken van bier op hoge gisting met hergisting in de fles. Thans staat de 6de generatie van de familie Belot aan de leiding van de Brasserie du Bocq en deze ziet de toekomst van de brouwerij met volle vertrouwen tegemoet. Wij gaan in het dorpscafé de Bocq Christmas eens proeven als afsluiter van een fijne dag.
38E MARCHE DES FOURONS. / LES MARCHEURS FOURONNAIS. / REMERSDAAL. 18/12/2011
38E MARCHE DES FOURONS.
LES MARCHEURS FOURONNAIS.
REMERSDAAL.
Het meest oostelijk gelegen dorpje van Voeren vormt de grens met het vroegere Overmaasgebied. Overheersende weidelandschappen doen je meteen beseffen dat je hier in het Land van Herve zit.
Dat geldt trouwens ook voor een groot deel van Voeren, maar in Remersdaal lijkt het landschap echt daarvoor uit de natuur gehouwen. Ook Remersdaal kent zijn eigen geschiedenis. Sint-Heribertus is de patroonheilige van dit dorp en eveneens de naam van de kerk die dateert uit 1897. Even verder de helling op en tegenover het kerkhof liggen nog zichtbare restanten van het Hoes (inrit, muur, ). Veel blijft er niet meer over van dit adellijke deel van Remersdaal. De beste manier om de natuur en de oude bouwwerken van Remersdaal te verkennen is te voet.
Al wandelend ga je al snel op in het adembenemende landschap en waan je je in vervlogen tijden. Door klimaatverschillen ten opzichte van Nederland en de rest van Vlaanderen kom je in de Voerstreek dieren en planten tegen die elders niet voorkomen. Daarbij komt nog dat de Voerstreek ook veel hoger ligt en een andere bodemstructuur kent. De Voerstreek is op veel plaatsen zeer kalkrijk en op andere plaatsen weer zuur en voedselarm. De hogere temperatuur op de zuidhellingen maakt het zelfs mogelijk om druiven voor een goede wijn te kweken. Op sommige plaatsen werden eiken- en berkenbossen, die zich daar van nature ontwikkelden, vervangen door aanplantingen van beuken en sparren, wat de aanwezigheid van adelaarsvaren kamperfoelie in de hand heeft gewerkt.
Lager op de helling gedijen vooral eiken- en haagbeukenbossen met veel es en boskriek, waarin ook bosrank en klimop welig tieren. Ook in de lucht mag je je ogen te kost geven. De lucht wordt ruim bevolkt met onder meer buizerds, torenvalken, ijsvogels en steenuilen. Het waarnemen van een torenvalk die onbeweeglijk hangt te bidden is makkelijker dan het wild op de grond. Echter reeen, vossen, dassen en wilde zwijnen hebben ook hun thuis van oudsher in de Voerstreek. De sporen en wissels van deze dieren zijn in overvloed waar te nemen in de bossen en weilanden...
Wij wandelen hier in dit prachtige kader, met het licht besneeuwde landschap. Prachtige zichten over het landschap. Wij genieten van de wandeling in Remersdaal.
KERST IN LIER / DE KLEISTAPPERS. / LIER 10/12/2011.
KERST IN LIER.
DE KLEITRAPPERS.
LIER.
Een wandeling in en rond Lier is zeker de moeite. Lier in Kerstsfeer is zo bijzonder. Wij vertrekken met de wandeling en gaan al vlug op de Stad vest waar we wandelen naar Het Spui.
Het Spui is het vroegere sashuis aan de Binnennete. Na het uitgraven van een verbinding tussen de Grote en de Kleine Nete in 1426, bouwde Antoon Keldermans het Groot Spui in 1508-1516. Er komen twee sluizen, het Groot en het Klein Spui. Nu blijft enkel het Groot Spui over. Het sashuis had een dubbele functie: versterking van de stad en bescherming van de mechaniek, die de waterstand van de stad regelde. Tegenwoordig is het Spui een tentoonstellingsruimte. Wij wandelen nu een eind langs de Nete en gaan zo het centrum in.
Over de brugjes en dan duikt voor ons de Sint-Gummarustoren op deze is 80m hoog. Door meerdere rampen duurde de bouw bijna vier eeuwen. Dit zien we in de verschillende bouwstijlen: gotisch onderaan, de daarop rustende achtkant is laat-gotisch, de bovenste achtkant is laat-barok en de torenbekapping is rococo. Boven staat een uniek 18de-eeuwse beiaard. Ter gelegenheid van zijn 300ste verjaardag werd in 2003-2004 een grondige restauratie doorgevoerd aan de klokken, de speeltrommel en het uurwerk. De beiaard telt nu 52 klokken met een totaal gewicht van circa 30 ton. De Sint-Gummarusklok is de grootste en weegt 7,5 ton. Na een beklimming van 296 treden , krijg je boven een adembenemend zicht over Lier en omstreken. We wandelen wat verder langs prachtige panden en komen zo aan het park. Hier een mooi zicht op de Sint Gummaruskerk.
We wandelen naar het centrum met verschillende interessante gebouwen. Het Belfort. In 1369 bouwde Hendrik Mijs een gotisch belfort naast de lakenhalle. In de middeleeuwen werden in de belforten de oorkonden en vrijheden van de stad bewaard en was het wapenarsenaal ondergebracht. Sinds 1971 heeft de toren een kleine automatische beiaard met 23 klokken. Samen met 23 andere belforten werd het in 1999 door UNESCO als Werelderfgoed erkend. Het Stadshuis. Het stadhuis met belfort domineert de Grote Markt. Het huidige stadhuis is de vroegere lakenhalle. In de 15de eeuw werd de lakenhalle overgebracht naar het Vleeshuis. In 1740 verbouwde architect Jan Pieter van Bauerscheit de Jonge het gebouw grondig in Brabantse rococostijl. Het Vleeshuis was het gildehuis van de slagers. Het dateert uit 1418 en heeft verschillende functies gekend: gildehuis, lakenhalle, vredegerecht, gevangenis. Het werd verschillende malen verbouwd in andere stijlen. De huidige gevel is een neogotische reconstructie uit 1920. De twee stenen leeuwen met het opschrift S.P.Q.L. stonden vroeger aan het stadhuis. Nu is het Vleeshuis een tentoonstellingsruimte.
Aan de vaart komen we aan de Fortuin. De Fortuin werd vermoedelijk in de 17de eeuw gebouwd en in de 18de eeuw aangepast. Het werd eerst gebruikt als graanopslagplaats, daarna als steenkoolopslagplaats, limonadefabriek, schrijnwerkerij en stadsmagazijn. Nu is het een restaurant-taverne. De recente windwijzer stelt Fortuna voor met de hoorn des overvloeds. Wij komen dan aan de Gevangenenpoort. De Gevangenenpoort is het enige restant van de 5 binnenpoorten van de oude stadsomwalling. De Gevangenenpoort werd in 1375 opgericht als onderdeel van de toenmalige stadsomwalling. Van in de 16de eeuw tot 1930 doet de poort dienst als gevangenis, vandaar ook de huidige naam. De Gevangenenpoort, vroeger Eeckelpoort of Eikelpoort, is een gotische stadspoort, later aangepast met classicistische kenmerken (±1728).
Aan de zijde van de Begijnhofstraat werd de oorspronkelijke spitsboog bewaard. Er zijn ook nog verschillende Godshuizen. Godshuizen werden tijdens de middeleeuwen gesticht als onderkomen voor bejaarden en behoeftigen. Het Sint-Anna en Sint-Joachim Godshuis (1588) is oorspronkelijk gevestigd in de Kluizestraat. Het wordt in 1613 overgebracht naar de Begijnhofstraat. Het Sint-Beatrix Godshuis (1848) staat iets verder in dezelfde straat. Rond 1863 fusioneren de beide godshuizen. Na de overbrenging van het Sint-Barbara Godshuis (± 1870) vanuit de Rechtestraat krijgt het Godshuis zijn huidige vorm en dubbele benaming. Het bestaat uit een geheel van kleine woningen rond een binnentuin. Momenteel zijn de huisjes verhuurd. We komen dan aan de Zimmertoren het bekendste plekje in Lier. In de Zimmertoren en het Zimmerpaviljoen ontdek je het levenswerk van Louis Zimmer: de Jubelklok, de Astronomische Studio en de Wonderklok. De vroegere Corneliustoren uit de 14de eeuw, deel van de toenmalige stadsomwalling, werd in 1930 omgebouwd tot Zimmertoren. In 1960 werd het Zimmerpaviljoen gebouwd, waar je ook Zimmers atelier kan bekijken. We zijn nu op de kerstmarkt met zijn vele kraampjes en deze brengt ons naar het begijnhof. Het begijnhof in Lier ontstaat in 1258. Begijnhoven waren besloten hoven waar weduwen en ongehuwde vrouwen een religieus geïnspireerd, maar zelfstandig leven leidden.
Er was zelfbestuur onder leiding van een grootjufrouw. De begijntjes voorzagen in hun levensonderhoud door te weven, kant te maken of te borduren. Ze legden de gelofte van zuiverheid en gehoorzaamheid af, maar niet van armoede. Er was een grote harmonie tussen het spirituele en materiële leven. Op elk moment konden ze het begijnhof verlaten. In 1994 stierf zuster Agnes, het laatste Lierse begijntje. In dit stratenbegijnhof zijn 162 huisjes verspreid over elf smalle straatjes en centraal gelegen is de Sint-Margaritakerk. Een calvarieberg en een tuintje met poort bevinden zich op de plaats van de vroegere boomgaard. Verder is er een convent en een infirmerie, die later meisjesweeshuis werd. De ingang in de Begijnhofstraat wordt geaccentueerd door een monumentale arduinen poort (1690). Bovenop staat een terracottabeeld van de Heilige Begga (1777), de patroonheilige van de begijnen. Links naast de poort staat een gepolychromeerd beeld van Onze-Lieve-Vrouw-van-Remedie (14de eeuw). In 1998 werd het Liers begijnhof, samen met 12 andere begijnhoven in België, als UNESCO Werelderfgoed erkend.
Wij verlaten de kerstmarkt en steken opnieuw het Marktplein over om zo terug naar ons vertrek te wandelen. Het was een mooie en aangename wandeling in Lier.
38e MARCHE INTERN. DU PLATEAU DES FAGNES. / COEUR ET MARCHE ENGIS. / ENGIS. 04/12/2011.
38E MARCHE INTERN. DU PLATEAU DES FAGNES.
COEUR ET MARCHE ENGIS.
ENGIS.
Engis is een industrieel dorp gelegen aan de oever van de Maas. Sinds de samenvoeging van verschillende gemeenten, vormt Engis één geheel met Clermont-sous-Huy en Hermalle-sous-Huy. In de prehistorie, meer bepaald vanaf het Paleolithicum had de streek al bewoners, die huisden in de grotten.
Verder getuigen opgravingen en vondsten van bewoning tijdens het Neolithicum en het Bronzen tijdperk. Tijdens het Merovingische tijdperk bevond zich in de Thier d'Olne op de heuvel een aristocratische residentie met uitzicht over de Maas. Hier bevindt zich nu een centrum voor oude ambachten. Deze site is een van de belangrijkste overblijfselen uit de Belgische Late Middeleeuwen. Clermont is prachtig gelegen aan de Maas, in een bosrijk gebied. Het vormde ooit de hoofdzetel van een graafschap, waarvan het kasteel helaas heeft moeten wijken voor steengroeven. De heerlijkheid werd tegen 1346 aangekocht door de bisschoppen van Luik, die het bij de bisschoppelijke bezittingen voegden. Engis wordt al vermeld in geschriften vanaf 1046. Het behoorde tot de 12de eeuw toe aan de familie Warfusée, waarna het overging in handen van achtereenvolgens de families Horion en Haultepenne. Hermalle viel tijdens de Middeleeuwen onder de bevoegdheid van het feodale hof van Luik.
Het kasteel, dat dateerde van het begin van de 12de eeuw, werd verwoest door de inwoners van Huy. De dorpjes leefden gedeeltelijk van de landbouw, maar ook van de industrie en bosbouw. Vanaf de 14de eeuw won men in Engis aluin. In de 19de eeuw begon men ook met ontginning van steengroeven en steenbakkerijen. Maar de vennootschap Nouvelle Montagne werd in de 19de eeuw opgericht met als doelstelling de winning en verwerking van lood, zink en pyriet. Vandaag zijn er nog verschillende steengroeven.
Wij wandelen door het landschap en komen al vlug aan de hoge rotsen waar boven het prachtige kasteel van dAigremont staat. Château d'Aigremont is een dergelijk schitterend kasteel. Het heeft er een prachtig uitzicht op de Maas.Het kasteel van Aigremont werd gebouwd in opdracht van kanunnik Clercx. Het ligt op een heuveltje dat uitziet over de Maas en is een merkwaardig voorbeeld van Luikse architectuur uit het eerste kwart van de 18de eeuw. Elk dorp heeft ook zijn kasteel, landhuis, klooster of gebedshuis, waarvan de bouwstijl steeds beantwoordt aan de verschillende perioden waarin het gebouwd werd. We wandelen verder en komen in Awires aan het plein voor de St Lambertkerk.
Hier is een pleintje meet standbeeld voor P C Schmerling. In 1829 merkt Philippe-Charles Schmerling in de buurt van Awirs enkele kinderen op die aan het spelen zijn met oude beenderen. Hij identificeert deze beenderen als fossiele resten en gaat op zoek naar gelijksoortige fossielen in een zestigtal grotten in de omgeving. Hij concentreert zich voornamelijk op de grotten te Engis en Engihoul. Op het pleintje staat ook een info bord met vele gegevens over de vondsten. Nu wandelen we meer in het landelijk gedeelte. Typisch voor het Haspengouwse landschap zijn de grote vierkantshoeven. Velen hebben een middeleeuwse oorsprong. Ze behoorden toe aan religieuze orden of aan de adel. De oudste woonhuizen dateren uit de 16de en 17de eeuw. In deze periode was het waarschijnlijk nog gebruikelijk te bouwen met pleisterspecie en beschutwerk. Er bestaan reeds voorbeelden van schuren en stallen die in baksteen werden gebouwd. We wandelen door het landschap en voor ons duikt tussen de bossen op de heuvelflank het Chateau de Hautepenne op. Het is gelegen in het dorpje Gleixhe. Wat verder wandelen we en komen terug in Engis.
We wandelen de site Tschafornis op. Verrassende en groene site van de Tschafornis. De oude kalkovensite van Engis (1945), volledig gerenoveerd en hersteld met respect voor het milieu en met aandacht voor het cultureel erfgoed, toont ons de geologie van de site aan de hand van didactische panelen. Het "Parc des Tchafornis" is ingericht in een oude steengroeve op de helling van de linkeroever van de Maas in het centrum van Engis. Er werd ooit kalksteen uit het Frasniaan (ongeveer 370 miljoen jaar geleden) ontgonnen, die voor blokstenen en voor de productie van kalk werd gebruikt. Bij de ingang van het park kan je nog een kalkoven zien waarin de kalk werd gebrand. Een pad leidt naar het oude werkfront boven in het park.
Door een reeks banken schuin door te snijden, toont dit werkfront een zeer mooie geologische doorsnede waarin je de kenmerkende fossielen van de koraalriffen van het Frasniaan kan bewonderen. De talrijke didactische panelen werden uitgewerkt door het laboratorium voor dierlijke en menselijke paleontologie van het departement geologie van de universiteit van Luik. We wandelen door de site en komen zo terug aan ons beginpunt. Een mooie en aangename wandeling.
Het is al een paar jaar geleden dat we nog eens deze wandeling deden, wij zijn verrast door de vele veranderingen die hier gebeurt zijn, en alle ten goede van de voormalige mijn site. De eerste proefboringen te Winterslag gebeurden reeds in 1902, een jaar na het ontdekken van steenkolen door André Dumont in buurgemeente As.
De eerste steenkoollaag op een diepte van 485 meter werd bereikt in 1914 en in 1917 was de steenkoolmijn van Winterslag de eerste die operationeel werd in het Kempens steenkoolbekken. Rond de mijn werden volledige woonwijken gebouwd. Sinds de jaren 1960 waren de mijnen in Limburg fors verlieslatend en als gevolg hiervan werd de mijn van Winterslag gesloten in 1988.De mijngebouwen hebben na vele jaren een nieuwe bestemming gekregen. Een gedeelte is momenteel in gebruik door de brandweer van Genk. Recent is er in het gedeelte aan de Evence Coppélaan een bioscoopcomplex geopend. De mijnterril, een berg met afval uit de mijn, is nu een groen wandelgebied, met bovenop een prachtig zicht over Genk en omstreken. Wij verlaten de mijn site om de wandeling aan te vatten.
Winterslag bestaat uit verschillende wijken die men daar cités noemt: Oud-Winterslag (ten noorden van de mijn) en de mijntuinwijken 1, 2 en 4. Mijntuinwijk 3 is nooit gebouwd. Op de eerste tuinwijk, die aangelegd werd vanaf 1913 tot 1924 naar het voorbeeld van Engelse tuinwijken uit het begin van de 20e eeuw, staan prachtige ingenieurshuizen en het kerkplein met de kerk. De vroegere meisjesschool (nu een vormingscentrum) en de vroegere jongensschool (nu een gemengde school) is indrukwekkend. Vele huizen zijn gebouwd met de zogenaamde Winterslagse brik, die zeer hard is en voor een goede warmte-isolatie zorgt. Op deze tuinwijk kleuren vele verenigingen het sociale leven.
Er zijn onder meer twee jeugdverenigingen: Scouts Winterslag voor de jongens en Chiro Winterslag voor de meisjes. In het parochiecentrum Het Park komen andere verenigingen regelmatig samen, zoals de harmonie van Winterslag. De tweede en vierde tuinwijk zijn later gebouwd (tussen 1931 en 1948) om de toestroom van gastarbeiders op te vangen en zijn soberder van afwerking. Deze wijken hebben nog steeds een zeer hoge populatie aan allochtonen. We wandelen door de wijken en komen zo aan de Heilig-Hartkerk. Ze worden Mijn kathedralen genoemd, de kerkgebouwen die gebouwd zijn door de mijnmaatschappijen van het Kempens steenkoolbekken in Belgisch-Limburg in de wijken (cités) die ze voor hun werknemers aanlegden.
Ze worden "kathedraal" genoemd vanwege hun monumentale uitstraling en proporties. De mijnkathedralen dateren uit het interbellum. De kerken zijn opgetrokken in baksteen, behalve die van Winterslag, die in natuursteen is uitgevoerd. Hier op dit plein voor de kerk staan ook de vroegere meisjesschool (nu een vormingscentrum) en de vroegere jongensschool (nu een gemengde school) is indrukwekkend. We verlaten de tuinwijken langs de staatstuinwijk en wandelen het bos in, waar we een mooi zicht hebben op de mijnterril. Hier kunnen we genieten van de natuur. Deze bossen werden aangelegd door de mijnen voor het hout dat men nodig had in de mijn. Nu is het één groot wandelgebied.
Vandaag komen we vele paddenstoelen tegen. Dan wandelen we naar de terril en gaan er rond, spijtig dat we er niet over wandelen. Dan komen we terug aan de mijngebouwen. Toch indrukwekkend en vooral interessant dat vele gebouwen bewaard zijn en zo deze toch speciale periode van onze Limburgse geschiedenis bewaard is en weer nuttig gebruikt word. Gebouwen opgetrokken uit bak- en natuursteen, op een breukstenen sokkel. Gevels in neotraditionale en neoclassicistische stijl, met gebruik van de voor deze stijlen typische ornamenten. We wandelen door de gebouwen en per schachttoren een ophaalgebouw 1914 en 1916, waarvan dit van schacht II nog grotendeels in originele toestand bewaard bleef.
Functionele baksteen bouw met machinekelder en anderhalve bouwlaag, onder mansardedak. Tussen beide ophaalgebouwen: compressoren- en ventilatoren gebouw (1918). Ook de barenzaal waar de elektriciteit verdeelt werd is nog in originele staat. Wij wandelen samen met Florent en Josepha door de gebouwen. Florent heeft hier 30 jaar ondergronds gewerkt als mijnwerker en het is bijzonder om samen met hem door deze gebouwen te wandelen en hem horen te vertellen over de mijn. Na onze rondgang eindigt een fijne dag in Winterslag.
DE STEENKOOLMIJN VAN WINTERSLAG.
De Steenkoolmijn van Winterslag was een van de zeven mijnen van het Kempens steenkoolbekken. De concessie tot uitbating van steenkool werd op 3 november 1906 verleend met als concessienaam Genck-Sutendael, 3800 hectare groot. Na een aantal wijzigingen werd in 1912 de uitbatingsmaatschappij Société anonyme Charbonnages de Winterslag opgericht. Belangrijkste aandeelhouder was een steenkoolmijn uit Frankrijk van eigenaar Evence Coppée.
Vanaf 1912 kreeg de Franse groep Schneider veertig procent in handen, de rest van de aandelen kwam in het bezit van de Belgische groep Coppée. Deze Kempense mijnzetel was gevestigd in stadsdeel Winterslag van de Belgische gemeente Genk. Het was de mijn die in 1917 en daarmee als eerste begon met steenkoolproductie in Belgisch Limburg. Al voor het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog had men hier steenkool aangetroffen. De Duitse bezetter stond de uitbaters toe de mijn verder uit te bouwen. Op de mijnsite staan nog steeds een aantal gebouwen die verwijzen naar het mijnverleden met onder meer de oudste en de meest recent gebouwde schachtbok in Limburg. De mijn haalde in 1967 nog een jaarproductie van 1.635.514 ton. De totale mijnproductie bedroeg 66.593.000 ton. In 1953 was de tewerkstelling maximaal met 6250 mijnwerkers. De ondergrondse verdiepingen lagen op 600, 660, 735 en 850 m. De mijnterril, 163 m hoog, is omgevormd tot wandelgebied.
We wandelen vanuit het dorpje Puth en dadelijk wandelen we naar het Sweikhuizenerbos in het dorpje Sweikhuizen ligt op een vrij steile heuvel. Halverwege de helling ligt een kleine kerk die in 1739 gebouwd is. Onder aan de Sweikhuizerberg ligt een monumentale hoeve. De Biezenhof.
Aangenomen wordt dat de naam Sweikhuizen afkomstig is van het woord Zweihuizen oftewel twee huizen. De naam slaat op de bebouwing tussen twee huizen. Men vermoed dat de Stammenhof gelegen boven op de heuvel het boven- en de Biesenhof onder aan de heuvel het benedenhuis was. Ook ligt het dorp in het Landschapspark De Graven is een samenwerkingsverband, tot stand gekomen op een initiatief van de gemeenten Sittard, Geleen en Schinnen uit 1999, om een toegankelijk natuurgebied in het buitengebied van de drie gemeenten te realiseren. Een bekend onderdeel van het landschapspark is kasteel Terborg. Andere onderdelen zijn de Schwienswei benoorden Sittard, de beekdalontwikkeling van de Muldersplas bij Schinnen tot aan Geleen en de omgeving van de Biesenhof en de hellingen bij Sweikhuizen. Landschapspark de Graven heeft ten doel hoogwaardige natuur te ontwikkelen in de buitengebieden van de gemeenten.
Het kent een oppervlakte van 5700 hectare. Een groot aantal projecten is inmiddels gerealiseerd. De projecten aan de Geleenbeek spreken daarbij het meest tot de verbeelding. Recreatie voor de bevolking wordt bevorderd door het aanleggeven van routenetwerken voor wandelaars, fietsers en ruiters. Ook kent De Graven een bestand van Gidsen die op verzoek rondleidingen verzorgen in de buitengebieden van de genoemde gemeenten. We komen nu aan Kasteel Terborgh. Aan de voorzijde van het kasteel ligt aan een aftakking van de Geleenbeek de watermolen Terborgh of Borgermolen. Het huidige molenhuis stamt uit de achttiende eeuw en is voorzien van een vakwerkverdieping en een met pannen gedekt schilddak. De geschiedenis van de molen is veel ouder. De Borgermolen was de banmolen voor de inwoners van de heerlijkheid Schinnen. De voormalige watermolen was tot in de twintigste eeuw voorzien van een onderslag rad en werd aangedreven met behulp van een maalsluis. Eind negentiende eeuw was het molenhuis voorzien van twee waterraden. In 1888 werd één van de raderen verwijderd en in 1943 werd tenslotte het molenhuis geheel verbouwd tot woonhuis. In 1987 werd de molen gerestaureerd.
Wat verder en staan aan het kasteel Terborgh. Het huidige kasteel Terborgh is een zeventiende-eeuwse gesloten hoeve die is opgetrokken uit vier bakstenen vleugels. Twee vleugels zijn voorzien van bakstenen topgevels van het Gelderse type, afgedekt met rollagen, welke echter in een bakstenen krul eindigen. Het kasteelterrein is voorzien van een gracht die gevoed wordt door de Geleenbeek. Voorheen lagen er grote visvijvers rond het complex. Het binnenplein is bereikbaar via de voormalige ophaalbrug naar het van een topgevel voorziene poortgebouw. De noordvleugel herbergt het herenhuis en de zeshoekige huiskapel die in 1625 werd ingewijd door de bisschop van Roermond. Van de oorspronkelijke inrichting van de kapel is tegenwoordig niets meer overgebleven. Het woongedeelte beschikt over een monumentaal trappenhuis met eikenhouten bordes en diverse stucplafonds. In de zuidvleugel is de kasteelboerderij gevestigd. Achter het kasteel ligt een terp of motte, waar metersdikke restanten breuksteen wijzen op de fundamenten van een oude woontoren. Wij wandelen weer de laan uit en gaan dan verder op het parkoers.
Nog een stukje en we komen in Wolfhagen. De straat Wolfhagen is gelegen in dit gelijknamige gehucht en vormt een verbindingsweg met de eveneens tot de gemeente Schinnen behorende plaats Oirsbeek. Het Fabritiushuis (17e-eeuws renaissancehuis) is een van de oudste monumenten binnen de gemeente Schinnen. Maar Wolfhagen is bekend voor zijn Bokkenrijders. Rond de 17e eeuw werden in Wolfhagen de eerste Bokkenrijdersbendes opgericht. Door armoede gedreven bundelden mensen van allerlei allooi hun krachten en formeerden groepen die vooral middels brandbrieven de gevestigde orde onder druk probeerden te zetten. De bendeleider van die eerste bokkenrijdersbende was Geerling Daniëls, die destijds in Wolfhagen woonde. Omdat de gevestigde orde de Bokkenrijders als criminelen bestempelde, werden velen van hen nadat ze gevangen waren genomen vastgezet in de kerkers van Kasteel Terborgh en na veroordeling terechtgesteld (opgehangen) in het nabijgelegen Danikerbos.
Wolfhagen was ook de plaats waar de bokkenrijders rituelen pleegden, getuige de volgende verklaring van een bendelid: "dat hij de eed heeft gedaan in het boske achter Wolfhagen, toen aldaer een keertse (kaars) in een dode hand staande werd aangestoken en op een neusdoek op de grond gezet, en daar naast een dooske waarin een grote en een kleine geconsacreerde hostie, dat hij gedetineerde moest beloven van geen kameraden te beklappen waar het ook zo dat zij zouden gevangen worden en door de tortuur (martelen) daartoe gedwongen, ten dien einde God afzwerende en de Duivel toe, toen opstekende de twee voorste vingeren en de duim van de rechterhand en zo zij zouden gevangen worden en door de tortuur moesten bekennen en ter dood werden gebracht dat zij alsdan alles zouden herroepen."
We wandelen door het Wolfhagen en komen terug in het bos waar we een heel eind doorwandelen om dan weer in Puth te komen. Het is een mooie wandeling waar we vele nieuwe dingen ontdekt hebben.
39E MARCHE DES BRUYERES / LES BRUYERES EN MARCHE DE JUPILLE. / GRIVEGNEE 19/11/2011.
39E MARCHE DES BRUYERES.
LES BRUYERES EN MARCHE DE JUPILLE.
GRIVEGNEE.
Grivegnee is een deelgemeente van de stad Luik, en maakt volledig deel uit van de stedelijke kern. Grivegnée beslaat het grootste stuk van de stedelijke kern op de rechteroever van de Maas, ten noorden van de Ourthe.
De deelgemeenten van Luik dragen nog altijd de sporen van de industriële ontwikkeling van het Maasbekken. In de 19de eeuw brachten de mijnen en de staalfabrieken een wijziging teweeg van de Maasoevers die tot dan toe voor de landbouw, en met name wijnbouw werden gebruikt. Ondanks de industrie die heel dicht bij is deze wandeling toch nog een prachtige wandeling met veel groen, Grivegnee is gespaard gebleven van de industrie althans toch even verder weg dan de oevers van de Maas. Landbouw heeft zich hier stand kunnen houden en vele oude grote boerderijen zijn gebleven en worden nog altijd gebruikt als boerderij.
We worden verschillende keren getrakteerd op mooie vergezichten met heuvels met bossen. Ook de herfstkleuren zijn nog te zien en geeft alles nog een mooier uitzicht. Wij genieten van de wandeling. Een mooie en aangename wandeling in het Land van Luik.
LANDSCHAPSWANDELING HEKS / LANGS BOERENERVEN. / REGIONAAL LANDSCHAP HASPENGOUW EN VOEREN. 16/11/2011.
LANDSCHAPSWANDELING HEKS.
LANGS BOERENERVEN.
REGIONAAL LANDSCHAP HASPENGOUW EN VOEREN.
Heks, een dozijn bescheiden dorpskernen en kerkjes, met vierkanthoeven en kastelen, verspreid over de heuvelachtige, uitgestrekte landerijen, doorspekt met vlekjesbos en fruitboomgaarden. Deze greenspot is een schitterende afspiegeling van Droog Haspengouw.
Een buitengewoon boerenland met uitgestrekte akkers en spaarzame bosjes die als koepels boven de horizon uitsteken. De landelijke sfeer van weleer vind je terug in de oude dorpskernen, omringd door monumentale kasteel van Heks als pronkjuweel. Vanaf een authentieke herberg in Vechmaal vertrekken de wandelingen. Wij wandelen en komen aan het kasteel Henisdaal. Van de Heerlijkheid Hinnisdael. Eertijds was dit een gehucht van Vechmaal, genoemd naar de bewoners van het ridderslot met boerderij.
Nu bestaat dit goed uit een in mergel opgetrokken herenhuis met opschrift Henisdaal en een oude hoeve met een vakkundig herstelde verdedigingstoren uit 1300. Dan gaan we verder en komen aan de Grotten van Hinnisdael. Deze Grotten dateren waarschijnlijk van voor de tijd der Romeinen. Ze maken een geheel uit met de mergel- en silexgroeven van de Jekervallei. Men vindt ze in dat dal ook terug in Sluizen, Boirs en Glaaien. De grotten bevinden zich te midden van een bosje. Daar bevindt zich de ingang van de "Grote Grot" of de grotten van Hinnisdael, zo genoemd naar de vroegere eigenaars. Daar men de grotten ook "kuilen" noemt, is het duidelijk dat de silex aanvankelijk aan de grond gewonnen werd. Pas later is men begonnen met de horizontale uitbating via gangen. Het landschap aan de kuilen is hiervan een treffend voorbeeld.
De grotten vormen drie groepen van onderaardse, tamelijke ruime gangen, uitgezaagd in de bovenlaag van de zachte Maastrichterse tufsteen, in de volksmond "mergel" genoemd. De ontginning van deze steen gebeurde al in de Romeinse periode. Men gebruikte toen reeds de mergel voor de onderbouw der houten huisjes. Sommmige gebouwen zouden nu nog dergelijke basisconstructies bezitten. Wellicht, maar dan in mindere mate, werd daar ook de mergel gebruikt voor de constructie van ganse gebouwen. Zo veronderstelt men dat de vroegere burcht of kasteelhoeve van Hinnisdael, die zich midden het grottengebied bevond op een diepe rechthoekige, inzinking van het reliêf, gebouwd werd met grote mergelblokken. Tevens werd de basiliek van Tongeren gebouwd met mergel uit de groeven van Vechmaal. Ook de onderbouw van onze huidige kerk bestaat uit mergelblokken, afkomstig van deze groeven. De laatste ontginnigsactiviteiten dateren immers van rond de tijd van de bouw van onze kerk. De mergel werd tevens gebruikt als teelaarde, vermits onze voorouders hun landerijen "mergelden" om de vruchtbaarheid van de bodem te bevorderen. De hellingen en flanken van de grotten, die nu met struikgewas en kreupelhout bebost zijn, werden in de middeleeuwen als wijnbergen benut.
Door de aanwezigheid van deze groeven en door de ligging vormt Vechmaal een belangrijke overwinteringsplaats voor de insectetende vleermuizen, naast nog tal van groot slapende vleermuissoorten als de snorvleermuis, de grootoor en de dwarsoor. Inderdaad , zo'n mergelgroeve vormt de ideale biotoop voor de vleermuis om de winter te overleven ; het is er rustig en er heerst het ganse jaar door een temperatuur die schommelt tussen de +7 tot 10°C en een relatieve vochtigheidsgraad tussen de 96 à 100%. Als de vleermuis rond oktober in zo'n mergelgroeve aankomt, daalt haar eigen lichaamstemperatuur tot deze van haar omgeving en haar hartslag van 600 tot 30 slagen per minuut. Door dit mechanisme zal ze veel minder van haar vetreserves gebruiken en zo de winter weten door te komen. In de winterslaap gestoord worden kan dan de dood betekenen omdat de vleermuis dan aan een grotere kadans gaat leven en de vetreserves uitgeput zijn alvorens de slaap beëindigd is. Omwille van de constante temperatuur kweekte men rond de jaren 1930-1940 tot de jaren 1950-1960 nog volop paddestoelen. Doch deze kwekerijen verdwenen definitief met de panische angst die de bevolking trof bij het ongeval van 23 december 1958 in het nabije Zichen toen de Roosberg instortte en 18 mensen er de dood vonden. De talrijke waterputten, in feite verluchtingskokers met een puntvormig deksel, getuigen hier en daar nog in het veld van de oude grotten in de ondergrond. Ook waren er verschillende andere ingangen in Vechmaal waarvan er enkele zijn ingestort of dichtgemaakt. Zo vindt men in dit deel van Vechmaal gangen genoeg onder de grond tot in de gemeenten Zichen-Zussen-Bolder, Valmeer, Kanne en andere...
We wandelen verder en komen zo aan het kasteel van Horne dat vroeger in het bezit was van de Tongerse Familie Bosch, wiens wapenschild nog steeds boven de ingangspoort van de kasteelhoeve prijkt. Het Kasteel van Horne werd reeds herhaaldelijk gerestaureerd, en is nu in het bezit van de kunstfamilie Gerbrand-Van Tijn.
De bijhorende hoeve dateert van 1743 en werd gebouwd door de familie Bosch. In dit witgekalkt complex werden in 1967 opnamen gemaakt van de film van Harry Kümel, "Monsieur Hawarden",naar een boek van Filip de Pillecijn. Vroeger bevond er zich nog de Kasino, een verdwenen huisje in de speciale Engelse stijl dat dienst deed als jachtwachtershuis, waar ook de seizoenarbeiders voor de bietenoogst logeerden. Het bijhorend bosje wordt Bosquet genoemd. Nog even en we zijn terug aan ons vertrek. Een mooie controlewandeling
HERFSTTOCHT / WC BLASIUS. / CADIER EN KEER. NL. 13/11/2011.
HERFSTTOCHT.
WC BLASUIS.
CADIER EN KEER. NL.
Cadier en Keer is een Zuid-Limburgs dorp, niet ver ten oosten van Maastricht gelegen. Oorspronkelijk waren er twee aparte plaatsen; enerzijds Cadier, dat een zelfstandige gemeente was, en anderzijds Keer, dat met Heer de gemeente Heer en Keer vormde. Nadat deze plaatsen volledig tegen elkaar aan waren gegroeid, ontstond in het jaar 1828 de nieuwe gemeente Cadier en Keer, die tevens het afzonderlijke gehucht Sint Antoniusbank omvatte.
In het landelijk gebied van Cadier & Keer aan de entree van het Heuvelland, tussen Maasdal en Mergelland, met een riant panorama op Maastricht en het traditionele Heuvelland van Berg en Terblijt en Bemelen ligt het gebied Backerbosch, Het wordt omsloten door oude bossen, glooiende landerijen en twee wijngaarden. Het terrein biedt plaats aan het klooster van de Sociëteit voor Afrikaanse Missiën (S.M.A.), een kruiswegtuin. Wij vertrekken met de wandeling in het Keerhoes. Het Keerhoes is het voormalig gemeentehuis, school en schoolmeester woning. Opgetrokken uit mergel en enkele jaren geleden gerestaureerd. Tegenwoordig gemeenschapshuis. Van hier uit wandelen we naar Huize Sint Joseph een stichting Jeugdzorg. Maar hier ook de Groeve St Jozeph. Het gebied bij St. Joseph in Cadier en Keer heeft drie groeven, de Scharnderberg, De Nieuwe groeve St. Joseph en de Heerderberg. Alle drie de groeven zijn bij de stichting in beheer. Het is een mooi stukje erfgoed en mooi om te bezoeken. De kalksteengroeve werd in 1911 gebruik om stenen te kapen om het St Joseph huis te bouwen, gedurende de Tweede Wereldoorlog diende ze als schuilkelders. Er is ook een Mariagrot in ondergebracht.
We wandelen verder en komen in het Savelbos. Het Savelsbos is een relatief smalle bosstrook op de rand van het Maasterras, tussen het plateau van Margraten in het oosten en het terrassenlandschap van de Maasvallei in het westen. De helling wordt overal doorsneden door grubben: laagten die uitgeslepen zijn door het regen- en smeltwater dat van het plateau afstroomt, met veelal een bijzonder microklimaat. Het bos kent zeer steile, vaak eroderende hellingen en veel trappenpaden. Het bos is onderverdeeld in het Eijsderbos, het Rijkholterbos, de Riesenberg en het eigenlijke Savelsbos. De grubben staan meestal droog en bieden plaats aan bijzondere planten. Binnenin en aan de randen van het bosgebied liggen enkele hoogstamboomgaarden en graslanden met daarin kleine delen kalkgrasland en heischraal grasland. De kalkgraslanden liggen vaak op de steile hellingen van plateauranden. Ook zijn er onderaardse groeven aanwezig.
In 1881 ontdekte Marcel de Puydt, een Belgisch archeoloog, in het Savelsbos de eerste sporen van prehistorische vuursteenmijnbouw. Hij trof een groot aantal gebruiksvoorwerpen aan. De mijnen bestaan uit honderden schachten met galerijen, waar de mensen zo'n 5500 jaar geleden vuurstenen uit haalden om werktuigen (o.a. bijlen en hakken) van te maken. Merkwaardig is dat overal in de omgeving grote hoeveelheden vuursteenscherven te vinden zijn, die vaak afkomstig zijn van prehistorische productie van stenen bijlen en dergelijke. Tot in de 19e eeuw werden vuurstenen ook gebruikt om vuur mee te maken met hulp van een tonteldas. In mindere mate werd er destijds ook vuursteen gewonnen voor de bouw. Het gebruik van vuursteen bleef in deze omgeving echter nogal beperkt vergeleken met bijvoorbeeld de Voerstreek. Ook werd er vroeger kalksteen of mergel gewonnen om land en weiden te bemesten. De mergel komt op sommige plekken aan de oppervlakte en daar zijn ingangen de berg (mergelgroeve) in. Door het hele bos verspreid bevinden zich deze mergelgroeven. Na de Tweede Wereldoorlog stopte deze cultuur. Soms worden nog wel champignons geteeld in de grotten. Veel van die ondergrondse gangen staan nu op instorten. Bekende namen zijn: de Dolekamers, de Hel, de Beuk, het Varkensgat, Het Wijnkeldertje en het Mergelgat. In de grotten, waar een constante temperatuur van 10 graden Celsius heerst, overwinteren vleermuizen. Het zijn bijzondere plekken die we ontdekken.
We wandelen een eindje verder en komen aan Huize de Beuk is een oude boswachterswoning nabij Gronsveld die al in 1848 werd gebouwd. Het pand is opgetrokken uit kalksteen en werd gebouwd in opdracht van de Belgische familie Martens uit Leuven. De naam van het pand is afkomstig van de eerste bewoners, de familie Beuken. Tussen 1848 en 1938 werd het pand door drie generaties Beuken als bos- of veldwachter bewoond. Vanaf de hooggelegen woning konden ze de omgeving goed in de gaten houden. Drinkwater werd gehaald in de waterput aan de voet van de steile Wijngaardsberg die in 1847 was aangelegd door Andreas Beuken, de eerste bewoner van het pand. In 1870 werd het pand verkocht aan de Maastrichtse familie Schreinemacher, maar de Beukens bleven er wonen. In 1955 vertrok de familie Aarts, de laatste bewoner. In 1959 kwam het gebouw in bezit van Staatsbosbeheer die het gebruikte als weekendverblijf voor personeel
In 1961 werd een betonnen waterput met filter aangelegd. In de loop van de jaren 1970 verviel het huis steeds verder en toen het in de jaren 1980 dreigde gesloopt te werden, kwam er toch nog een redding. In 1989 werd Huize de Beuk gerestaureerd door de Heemkundestichting Grueles en leden van de Wildbeheereenheid Savelsbos. De heuvel waarop Huize de Beuk staat heet de Wijngaardsberg. Hier werd nog tot in de tweede helft van de 18e eeuw wijn verbouwd. Op andere plekken verdween deze al eerder door enkele strenge winters aan het eind van de 17e en begin van de 18e eeuw. De gangen in de kalksteen zijn de restanten van de kalksteenwinning die al vanaf 1500 werd gewonnen ten behoeve van de woningbouw. Ook de Utrechtse Dom werd al rond 1500 gebouwd van Gronsveltsteen. De winning werd echter bemoeilijkt door de slechte kwaliteit van het gesteente en de aanwezigheid van veel vuursteen in het gesteente. Nadat de kalksteen gewonnen was, werden de gangen nog een tijdlang gebruikt voor de kweek van champignons. Dit eindigde echter ook in 1963. Daarna werden de groeven afgesloten ten behoeve van de rust van de overwinterende vleermuizen.
We wandelen nog een eind door het prachtige bos en langs de velden om dan weer terug te komen aan het Keerhoes waar een mooie en interessante wandeling eindigt.
37E MARCHE INT. DU PLATEAU. / LES PIQUANTS. / HERVE. 12/11/2011.
37E MARCHE INT. DU PLATEAU.
LES PIQUANTS.
HERVE.
We bevinden ons in het oosten van België, op een groen plateau dat begrensd wordt door de Duitse en Nederlandse grenzen aan de ene kant en door de Maas en de Vesder aan de andere kant. Het Land van Herve is gekenmerkt door groene weiden afgezoomd met hagen. De hagen zijn stilaan uit het landschap aan het verdwijnen maar hadden de bedoeling dat het vee zich hierachter kon verschuilen tegen het gure weer. Je zal ook merken dat er heel wat boomgaarden zijn. Meteen weet je al waarom Hervekaas, mousserende cider, peren- en appelstroop de streekspecialiteiten zijn.
In het bijzondere landschap van Herve vind je ook een paar bezienswaardigheden die zeker een ommetje waard zijn, maar bovenal kom je naar deze regio voor de prachtige wandelingen die je er kan maken. Het zijn vooral de landschappen die we toch wel uitzonderlijk mogen noemen. Het Land van Herve is immers befaamd voor zijn wallenlandschappen, zoals de Normandische bocages, maar dan in een Belgische versie. Weiden en aanplantingen met fruitbomen, afgezet met hagen, vormen het aantrekkelijke decor van een frisgroene streek met zachte heuvels en valleien. Tal van paadjes die in de tijd van toen de boerderijen met elkaar verbonden, vormen nu een verstild paradijs voor ons wandelaars. In het Land van Herve mag men uitpakken met drie lijsttrekkers. De alom gekende Herve is de enige Belgische kaas met een beschermde herkomstbenaming (AOP). Het is een zachte kaas met gewassen korst en met een zeer specifieke geur. Hij wordt gemaakt van rauwe of gepasteuriseerde koemelk, volgens een oud procédé. Soms wordt hij gegeten met stroop en dat brengt ons meteen bij het tweede uithangbord van de streek: appel- en perenstroop. Deze stroop wordt al sinds de 17e eeuw gemaakt door de boeren in het Land van Herve. Ze gebruikten daarvoor hun eigen boomgaarden. Bedoeling was om het hele jaar fruit te kunnen eten. Aan deze ambachtelijk bereide stroop wordt geen zoetstof toegevoegd, omdat het fruit al voldoende suikers bevat. De stroop kan probleemloos tien jaar bewaard worden en wordt gebruikt bij verschillende culinaire toepassingen. Hekkensluiter van de kopgroep is de cider, wat niet zo onlogisch is in het licht van de fruitbomenteelt.
We wandelen verder en gaan dan richting Jose. Jose een klein dorpje met een kerk een paar huizen, eentje is wel bijzonder te zien aan het wapenschild boven de ingang anno 1742. Wij wandelen verder en genieten van de prachtige zichten over het landschap. Zo komen we in Soumagne. Weer het prachtige landschap speelt hier een hoofdrol. Wat verder komen we aan Charbonnage des Xhawirs Een lange traditie van kolenwinnen in Jose kwam een einde in 1969 door de sluiting van de kolenmijn Xhawirs. Het gebruik van kolen van Xhawirs en Jose begon in de late zestiende de baronnen van Woelmont, de heren van Soiron zijn de eerste mijneigenaars. De steenkool werd aan de oppervlakte gebracht met hulp van een lier en kabels getrokken door paarden, de mijn werd verlicht door kaarsen en de galerijen werden ondersteunt door hout. De steenkool erd verkocht in de omliggende dorpen. Vanaf 1937 werd de NV Herve Wergifosse de concessiehouder. In 1926 word de mijn eigendom van Coal Werister die de exploratie overneemt. In 1960 werkten er nog 700 mijnwerkers in de mijnbouw. De mijnbouw zal eindigen in 1969. Vandaag is er niet veel meer te zien van de mijn buiten een deel van de terril en enkel gebouwen die nu een nadere gebruik hebben.
Wij wandelen weer verder en komen langs de hoeve Jose nu een restaurant en dan komen we aan de oude spoorweglijn. Koninginnestuk is de verharde bedding van een vroegere spoorlijn die als het ware de ruggengraat vormt van het land van Herve. De zogenaamde Lijn 38 (LA LIGNE 38 (HERVE)) is 40 km lang en verbindt Hombourg met Chênée. En als het op treinlandschappen aankomt, heeft de streek nog iets bijzonders in petto. Deze oude spoorlijn, die in 1957 definitief voor het treinverkeer werd afgesloten, vormt nu een opmerkelijk wandelparcours in het Land van Herve.
We komen aan de station van Herve en wat verder zijn we terug in het centrum van Herve waar onze wandeling eindigt.
LIJN 38
Vandaag is de oude spoorlijn 38 exclusief voorbehouden voor wandelaars, joggers, ruiters en mountainbikers. De bedding behield haar oorspronkelijke sintelbekleding, die soepel aanvoelt voor schoenen en hoeven. Wanneer u het Land van Herve van noord naar zuid doorkruist, ontdekt u een streek met een grote verscheidenheid aan landschappen, een gulle plantengroei en oude gebouwen die getuigen van het verleden.
Met als vertrekpunt het oude station van Herve, dat werd omgetoverd in VVV-kantoor en eetcafé, brengt Lijn 38 u naar Thimister en Clermont-sur-Berwinne, een van de mooiste dorpen van Wallonië. Wanneer u Lijn 38 verder volgt, passeert u het zogenaamde 'Blockhaus' vooraleer u Froidthier bereikt. Daar gaat u over de prachtig gerestaureerde brug van 'Chaumont', die in haar vroegere staat werd hersteld. Lijn 38 stopt hier nog niet en u kunt de wandeling verder zetten naar Aubel, waar u bij het voormalige station een locomotief ontdekt. Na Aubel zet Lijn 38 koers naar het oude plattelandsstation van Hombourg. U zult er tal van oude rijtuigen en locomotieven aantreffen. Het spoorgedeelte Montzen - Hombourg werd in 1999 door een privé-persoon heraangelegd. Hij is tevens eigenaar van het station van Hombourg. Soms stopt daar een toeristische trein. Ten slotte brengt het traject Hombourg - Plombières u naar het station van Plombières en het oude mijnterrein.