Aflevering 10 tot en met 17 van "Mijn jeugdherinneringen".
10. Oorlog rond en in mijn kopke.xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Thuis werd er weinig over de tweede wereldoorlog gesproken. Dus daar weet ik niet veel over te vertellen. Het enige dat ik daar nog over weet is dat ge thuis geen kast kon opentrekken of ergens achterin stonden wel enkele pakken suiker, koffie, of bloem. Voor als het weer eens oorlog zou worden
Dat zag ik ook later nog dikwijls gebeuren. Telkens de wereld op een plek in brand stond, of er een zware crisis was, werd er gehamsterd. Ládingen spagetti werden naar huis gesleept, en het daaropvolgende jaar, als de crisis bezworen was, werd het dan traditiegetrouw het jaar van de Italiaanse keuken
Spagetti met kaas, spagetti met balletjes, spagetti met tomatensaus, spagetti met biefstuk
J
Maar het is niet omdat de wereldoorlog aan mij voorbij gegaan was dat het begrip oorlog tout court me als kleuter vreemd bleef. Spijtiggenoeg.
s Avonds teisterde de Vietnamoorlog ons kleine TV-scherm, gelukkig nog niet in kleuren want het was zo al vreselijk genoeg. En s zondagsnamiddag besprak onze pa de kranten met ons ma.
Elke zondag gingen we met zijn drietjes wandelen aan de Schelde want onze pa was gek op boten. We liepen over de lange wandelterrassen, hand in hand, ik in t midden tussen ma en pa. Over mijn hoofdje heen, een dikke halve meter hoger dus, werd besproken wat er die week in Congo gebeurd was. Pa vertelde wat er in de kranten had gestaan, en ma gaf het relaas van wat ze op de televisie had gezien. We hadden een neef die in Elizabethville verbleef dus was de interesse voor Congo veel groter dan die voor Vietnam. (Hoewel ik me nog wel herinner dat ons ma toch in tranen uitbarstte toen ze hoorde dat President Kennedy neergeschoten was).
Ik veronderstel dat mijn ouders dachten dat ik nog te klein was om iets van de gruwelen te kunnen begrijpen. Maar toch bleven er soms woorden en zinnen in mijn kleine oren hangen. Tijdens één van die wandelingen vertelde onze pa haar dat in Congo mensen op t toilet neergeschoten waren, hun lijken daarna in stukken gesneden werden, de ingewanden eruitgehaald, en de levers met zout bestrooid. Na die zin vielen alle organen in mijn lijfke precies stil! De tranen vloeiden geluidloos uit mijn ogen en ik liep wezenloos als een zombieke tussen hen beiden verder. Ze hadden het niet opgemerkt. Gelukkig, want ik was heel beschaamd voor mijn tranen.
Na de wandeling gingen we zoals altijd iets drinken op t Noorderterras. En toen moest ik naar t toilet
Maar ik dierf niet meer
Stel dat er hier ook iemand door de deur zou gaan schieten terwijl ik mijn plasje zat te doen? Ik had gezien wat schieten met mensen kon uitrichten in de Vietnambeelden op TV
Ons ma nam me mee naar de toiletten maar ik dierf er niet in, en ik kreeg uit schaamte ook niet uitgelegd waarom ik plots zon heilige schrik had voor zoiets onschuldigs als een toilet.
s Avonds in bed dierf ik niet gaan slapen. Ik bleef maar huilen, en niemand die wist waarom
De vreselijke woorden bleven in mijn kopke maar vechten tegen de schaamte van het - in mijn ogen onredelijke - verdriet dat ik erover had.
---------------------------------------
11. De mythische dieren van mijn ouders.
Ik veronderstel dat ons ma s avonds wel een verhaaltje in bed voorlas. Maar daar heb ik totaal geen herinneringen aan. Dat zegt wel veel over ons ma haar vertelkunst waarschijnlijk. J
Wat ik mij wel herinner is dat ze soms vertelde over haar jeugd. Haar papa, mijn bompa die ik nooit gekend heb dus, was natiebaas. Voor een kind is dat een beroep waar ge geen touw aan kunt vastknopen. Dus die verhalen zorgden voor meer vragen dan voor ophelderingen wat mij betrof.
Ze vertelde dat zij als kind mee naar de natie mocht en dat ze dan mocht kijken hoe de natie-paarden ingespannen werden voor de houten karren om de vrachten van de magazijnen naar de schepen te vervoeren. Heel raadselachtig voor mij.
Temeer omdat ik het woord natie-paard steevast verkeerd verstond als haze-paard. In t Antwerps-dialect is dat niet zon groot verschil.
Dus volgens mij stond ons ma daar in haar s zondagse kleren als een soort Assepoester naast die koetsen met haze-paarden
Mijn rijke fantasie kon zich daar uren in verdiepen. Ja, die mythische jeugd van ons ma was héél wat anders dan mijn dagelijkse avonturen
En van beesten met mythische proporties gesproken
Onze pa vertelde weinig over de oorlog, maar een steeds weerkerend verhaal was hoe Den Duits in zijn dorpje de kerk had beschoten en het haantje naar beneden gestort was. s Nachts was onze pa dat beest dan van tussen t puin gaan halen en hadden ze het verstopt tussen de houtstapels van hun schrijnwerkerij om het na de oorlog terug op de toren te kunnen plaatsen.
Aangezien zon haantje volgens mij het formaat van een kieken moest hebben vond ik het onbegrijpelijk dat ze voor dat beestje dus een hele kar nodig gehad hadden om dat te kunnen vervoeren. En dat dat zon hachelijke opdracht was geweest om dat ongezien te kunnen weghalen en te verstoppen. Kompleet onbegrijpelijk! Een kieken steekt ge toch gewoon in een draagtas of een kartonnen dozeke? Maar nee, onzen pa zijnen haan moet een reus geweest zijn. De Vlaamse Reus onder de kiekens. Pas jaren later had ik genoeg besef van driehoeksmeetkunde om te snappen dat zon piepkleine torenhaan in t echt wel een serieus beest moet zijn want moest dat een gewoon kieken-formaat hebben zouden wij dat nooit van op de grond kunnen zien staan blinken.
Ons ma had haze-paarden, onze pa verstopte reuze-hanen en ik kreeg ocharme nog geen goudvis? Ik was dus duidelijk in t verkeerd sprookje terecht gekomen
Onze pa knipte tijdens de week de strookjes met de stripverhalen uit zijn krant. Als hij dan zondags bij ons was dan was zijn voorlees-uurtje de traktatie van de week!
Ik mocht dan op zijn schoot zitten en samen lazen wij dan de Suske en Wiske-verhalen. t Is te zeggen hij las en ik keek naar de prentjes. Hij bracht ook het grote blad met strips mee dat eens per week in De Standaard verscheen. Het waren verhaaltjes van Pats en de Rode Ridder enzo. Best plezant, maar dat blad woog toch niet op tegen de "Suske en Wiske-strips. Als zon verhaal dan geëindigd was dan bond ons ma al die blaadjes netjes in met een koordje en had ik een boekje!
Dat waren mijn eerste boeken! Het begin van de grote bibliotheek van mijn leven. J
De Zilversmidsnatie van bompa. Links zie je de ingespannen "haze-paarden".
Dit is een nog oudere foto van op de natie, van uit de tijd van mijn overgrootvader. Als je goed kijkt zie je dat op de kar een kist met een breekbare zending klaarstaat om naar Teheran verzonden te worden. Maar veel is er in de loop der tijd niet veranderd hoor, want kijk maar goed, de kist met de afbeelding van het glas dat "breekbaar" moet voorstellen staat wel op zijn kop op de kar geladen Ik vraag me wel af wat er destijds al naar Teheran verzonden werd. De voorlopers van de kernkoppen?
Dit is mijn bompa zijn "natiebaas"-pasje dat hem het recht gaf om op de Scheldekaaien te vertoeven, uitgereikt op 1 januari 1910, bjna 100 jaar oud dus...
Jullie vinden het misschien vreemd dat een vrouw van 49 nog zo'n heel oude souvenirs heeft, maar vergeet niet dat mijn mama mij pas kreeg als ze zelf al 44 jaar was, dus er is gewoon een generatie tussen uit gevallen bij mij, vandaar dat ik nog zoveel foto's en documenten van 100 en zelfs 200 jaar oud heb. Als 't jullie interesseert zal ik er regelmatig enkele van inscannen zo krijgen we allemaal nog eens een idee van hoe het dagelijks leven er een eeuw geleden uitzag. ------------------------------------------------------------
12. De onbegrijpelijke pikorde.
Mijn oudste achterneefje, Patrickske, was drie jaar jonger dan ik. Het was dus een goeie speelkameraad in wording. De eerste jaren was ik totaal niet geïnteresseerd want het was een schoon jongetje en hij leek helemaal niet op een beer, en aangezien ik alleen in beren en niet in poppen geïnteresseerd was liet die baby me koud. Babys stonken en plakten en maakten lawaai en kregen altijd al de aandacht. Zo eenvoudig was dat.
Maar naarmate de jaren vorderden vonden we mekaar.
Dat ging niet zonder slag of stoot. Ik herinner me nog goed dat ik de arme jongen eens met volle kracht op zijn hoofd aan t timmeren was. We zaten op de trap te spelen en we hadden ruzie gekregen, Mijn gewicht en leeftijd haalden natuurlijk de overhand, dus het kind werd vreselijk afgetroefd. Mijn nicht - Patrickske zijn mama - en mijn ma kwamen toegesneld om het arme jongentje te ontzetten en ik kreeg mijn verdiende straf. Ik moest in de hoek gaan staan. Ik heb daar lang, en verdiend, moeten staan staan. Dus ik had ik ook genoeg tijd om over mijn colère na te denken.
Ik begreep best dat ik zwaar in de fout was gegaan. Maar ik had er zo mijn redenen voor. Patrickske zijn bomma, ons ma haar zus, was mijn doopmeter. Maar die vrouw moest haar aandacht verdelen over ondertussen al vier neefjes én mij, haar petekind. Voor elke volwassen mens is de pik-orde dan duidelijk. Kleinkinderen komen vóór petekinderen. Op mijn leeftijd had ik daar echter totaal geen begrip voor.
Ik bleef dus maar jengelen dat Tante ook eens bij ons moest komen logeren en niet altijd bij de jongeskes moest verblijven en ons ma hield dapper vol dat de jongeskes vóór gingen omdat Tante voor de jongeskes hun bomma was, en dat bomma zijn belangrijker is als meter zijn. Ik kreeg van Tante dan ook altijd pas het kadootje als mijn achterneefjes hun eerste keuze gemaakt hadden. Of het kleinste kadootje bleek steevast voor mij te zijn. Tante ging éérst op bezoek bij mijn achterneefjes en pas als er nog een dag overschoot kwam ze ook bij ons. Wat zelden of nooit gebeurde. In mijn ogen was dat allemaal zeer onbegrijpelijk en onrechtvaardig.
De ruzie met mijn achterneefje was dus ook helemaal niet de oorzaak, maar enkel de aanleiding, tot die wrede en grondige afros-partij. De diepere oorzaak lag in t feit dat ik geen flauw benul had dat er zoiets mocht bestaan als een pik-orde in een familie, dat ik mij vreselijk jaloers en misdeeld voelde door mijn Tante, en dat mijn achterneefje daar onbewust had voor moeten boeten.
Ik vond het zelfs heel jammer dat ik mijn speelkameraad zo afgetuigd had. Want het was dan nog wel mijn favorietje. Hij kon toch zo prachtig Rode Ridder met mij spelen
Het was een heel knap Rode Ridder-ke zelfs! Dat zag ik toen al!
We reden op denkbeeldige paarden door hun tuin, we speelden heelder scènes uit de stripverhalen na en beleefden dolle, en soms echt gevaarlijke avonturen.
Om doktertje te spelen waren we nog wat jong. Maar dat is niet erg. Want die schade halen we nu in. Patrick-ske is ondertussen mijn gyneacoloog geworden. J
Ik zal voor de rest dus maar heel braaf zwijgen over die jongen, want met iemand die zon diepe inkijk in mijn ziel heeft wil ik zeker geen ruzie meer krijgen. J
Kerstmis 1961 : Bomma met Patrickske op de arm. En ik met betraande ogen omdat ik niet opgepakt werd...
September 1965 : spelen in 't bos in Brasschaat. Ik 8 jaar oud, Patrickske 5.
Patrickske en ik op 27 maart 2007. Oud genoeg om "dokterke" te spelen want nu is hij mijn gyneacoloog! --------------------------------------------------------------------------------------------------
13. Twee levens.
Doordat mijn pa in de week in zijn ouderlijk huis bleef wonen zagen we mekaar niet veel. Dat had voor- en nadelen. Het grootste voordeel was dat ik in feite twee levens had. Eentje in t stad, en eentje - tijdens de vakanties - in de Kempen, op den buiten.
De eerste avond van de vakantie werden ons ma en ik opgehaald door de broer van mijn vader voor de grote expeditie met de auto naar de Kempen
Het werd altijd een hele verhuis want we vertrokken soms voor enkele weken en heel mijn berenfamilie moest natuurlijk mee. De tocht ging nog over gewone wegen want de Boudewijnsnelweg was toen nog niet klaar. Het was voor mij altijd een zeer groot avontuur waar de nodige slapeloze nachten aan vooraf gingen. Het was een indrukwekkendere voorbereiding dan toen ik enkele jaren geleden voor 5 weken door Vietnam ging trekken. J
Er gebeurden onderweg ook zoveel mysterieuze zaken! Tanken aan een benzinestation en dan nog een drinkbeker krijgen ook! Of een piepklein boekske speelkaarten van BP! Zalig was dat! Maar één rit vergeet ik nooit. Het was tijdens een indrukwekkende storm, de bomen aan de kant van de weg braken af als lucifers, vielen er dwars overheen en wij zaten middenin dat spektakel! Dat was pas sensatie! Pure Stephen King waar ik in terecht gekomen was!
Maar meestal verliep de reis rustig en konden we met heel ons hebben en houden na een dik uurtje onze intrek nemen in de kellekamer. Het kamertje van de inwonende meid die net gehuwd was en daarom niet meer bleef slapen. Het was een knus logeerkamertje halverwege de trap. Een hobbitholletje avant la lettre in feite. Voor mij was heel het huisje een magisch gebied. Er was een heel grote tuin, magazijnen, een schrijnwerkerij, houtstapels en overal zaten poezen
Ik voelde mij bij de moemoe als Alice in Wonderland, want het was een totaal andere wereld als in t stad.
Heel t leven speelde zich af in de keuken, want de schone kamer werd alleen met nieuwjaar voor het Krieken op Jenever-gebeuren gebruikt. De keuken werd gedomineerd door een gigantische Leuvense stoof met vooraan allemaal kleine oventjes met deurtjes. In één van die holletjes werd s avonds de hete kruik gestoken om de voetjes in bed te verwarmen. Een heerlijke uitvinding vond ik dat! Op de gloeiende plaat stonden potten te sudderen en naargelang de grootte van de ketel kon je de gaten in de plaat met ijzeren ringen vergroten of verkleinen. Terwijl je dat deed kon je in t binnenste van de kachel kijken en zag je precies de hel! Fascinerend!
Maar wat deze plek helemaal het paradijs maakte was de schoorsteenmantel boven de stoof. Daar lag een bussel katten over gedrapeerd in alle mogelijke vormen en maten. Soms 9 stuks tegelijk! Ze lagen s winters wel twee lagen dik en staarten en poten bengelden lekker warm naar beneden boven t vuur. Soms rook het er, buiten naar die eeuwige ajuinsaus, ook wel eens naar verbrande kattenstaart. Maar zelfs dat rook nog heerlijk voor mij. J Ook die geur zal ik mijn leven lang niet vergeten.
Foto links : met de "stads-bomma" voor onze woning in oktober 1959. Foto rechts : met de "moemoe-van-den-buiten" op de bank voor haar huisje in september 1959. --------------------------------------------------------------------
14. De slang in t paradijs.
Maar geen paradijs zonder slang. Zelfs niet in de stille Kempen
.
De enige slang in dit Kempens paradijs was het toilet. Maar dat was dan ook geen huis-, tuin- en keukenslangeske meer maar eerder een volwassen anaconda!
Het toiletje bevond zich buiten, achter de schrijnwerkerij. Maar dat was nog niks
Het was een klein ijskoud hokje, zonder licht, en eigenlijk niet meer dan een brede houten plank met een gat erin
en het toiletpapier bestond uit doorgezaagde telefoonboeken
En dat deed pijn aan mijn teer poepeke. Maar ook dat was nog t ergste niet.
t Allergruwelijkste was dat er soms tussen de steenvoegen al eens een pier zat, en dat gaf me echt kouwe rillingen. Het is het enige dier in mijn leven waar ik nog steeds kippevel van krijg. Ik drapeer slangen rond mijn nek, pak muizen met de blote hand, zet elke spin die ik tegen kom netjes buiten in de klimop, grabbel al eens een duizendpootje van de grond om het te laten poseren voor een macro-foto, aai een leeuwke als ik de kans krijg, maar een pier
God nee, dat is t laatste!
Gelukkig ging ons ma mee naar dat griezelige toilet, ik kreeg zelfs een rolleke echt toiletpapier - waar de rest van de familie mij hartelijk mee uitlachte. s Nachts mocht ik gelukkig, op het lieflijke kelle-kamertje waar ma en ik sliepen, op een pispotje gaan. Een stenen pot die eruit zag als een flink uit de kluiten gewassen theetas en die netjes achter een deurtje in het nachtkastje stond.
Maar als ik mijn kans schoon zag dan begon voor mij de nacht al om 2 uur s middags
Ik zou werkelijk álles gedaan hebben om die gruwelplek toch maar te kunnen vermijden.
Dus ging ik overdag ook zoveel mogelijk stiekum op mijn pispotje. Na mijn plasje kroop ik stilletjes met mijn potje onder t raam en kieperde - diep weggedoken van onder t raamkozijn - de inhoud vliegensvlug naar buiten
er niet aan denkend dat het raam uitkeek op een soort ingesloten mini-tuintje waar de regenput zich bevond waar mijn oom zich altijd ging wassen. En op een dag gebeurde natuurlijk het onvermijdelijke
ik volbracht mijn heimelijke missie terwijl mijn oom daar aan zijn groot toilet bezig was
Ge kunt u waarschijnlijk al indenken wat een sigaar ik heb gesmoord toen mijn boze oom de natte restjes toiletpapier van zijn blote rug moest gaan plukken
En de man had al zon gruwelijke hekel aan ma en mij omdat wij stadsmensen waren, dus onze verstandhouding werd er door dat incident niet beter op
Dat ons ma van heel de zaak dan ook nog de komische kant zag leidde bijna tot een stammentwist, bijna tot de Derde Wereldoorlog
Ik heb het al eens geschreven, maar t is echt waar, ik vraag me nog altijd af hoe mijn arme blaas mijn jeugd overleefd heeft. ----------------------------------------------------
15. Open en bloot.
Dat gat-in-een-plank-toilet was een doorn in mijn jeugdig oog, maar het ding dat zich tegen de achtermuur van de schrijnwerkerij bevond vond ik haast nog walgelijker! Het betrof het pissijntje voor mannen. Het bevond zich volledig in de buitenlucht en ernaast tierde een enorme vlierbessenstruik. Als kind was ik er heilig van overtuigd dat de vieze geur die er hing van die plant afkomstig was. Op een goede dag besloot ik de wereld van dat stinkboske te ontdoen. Ik ging naar de keukenschuif, nam het grote broodmes en trok de tuin in. Achter het muurtje van het pissijntje begon ik aan mijn zware taak. Niemand bleek me in de gaten te hebben dus ik kon rustig verder werken. Hoewel de struik meer dan driedubbel zo hoog was als ik had ik haar na een uurtje gedecimeerd. Het enige wat overschoot was een hoop stokjes en takjes. Ons ma was blijkbaar ondertussen toch wat ongerust geworden, want ze was het niet gewoon dat als ik in de tuin speelde, ik zo lang niets van me liet horen. De laatste plek waar ze ging zoeken was natuurlijk dat door mij zo gehate hoekje.
Opeens kwam ze de hoek om, stond stokstijf stil, niet goed wetend of ze me eerst dat mes moest afpakken of de onoverzichtelijke schade opnemen, en daar stond ik - heel fier en trots op mijn grondige werk - tussen die berg stinkboskes-resten.
Maar wat hebt ge nu toch met die arme struik gedaan??? Kind toch, gij die zoveel van planten en dieren houdt? Hoe hebt ge nu toch zon vernieling kunnen aanrichten?!
Die struik stonk. Gij vondt toch ook altijd dat dat hier zo vies rook? Awel, ik heb die struik kapot gemaakt. En ge ziet, het ruikt hier toch al veel beter nu hé ma?!
(Ah ja, dat rook daar nu naar frisgroene fijngehakte vlierbesstruik!)
Maar kindje, die reuk kwam helemaal niet van die plant, die komt van dat pissijntje, waar de mannen hun plasje in komen doen!
De verslagenheid en beteutering moeten in mijn ogen te lezen zijn geweest want ik kreeg zelfs geen ruzie omdat ik daar met dat groot mes in mijn handen stond.
Gelukkig groeien vlierbessenstruiken heel snel. Maar spijtiggenoeg niet snel genoeg om te kunnen vermijden dat ik s avonds mijn misdaad aan mijn lastige oom moest gaan opbiechten
Tja, de mannen hun beschutting aan hun pissijntje was ineens helemaal verdwenen en nu stonden ze daar vanaf nu open en bloot
Ik had altijd heel drukke bezigheden in mijn tuin. Zo ging ik s zomers vaak op mijn eentje picknicken in de tuin. Ik nam dan ongezien de mayonaise-pot uit de keuken en toog onderweg naar het bedje waar onze pa zijn veldsla groeide. Ik plofte me midden tussen de plantjes neer, prutste de pot open, plukte de blaadjes en sopte die lekker in de mayonaise. Sla heeft me later nooit meer zo goed gesmaakt als in die tijd! Als mijn buikje gevuld was, dan deed ik mijn pot weer dicht, stevende op de keuken af, en zette de pot terug netjes op zijn plaats in de keukenkast.
Bij het avondmaal kwam die pot dan weer op tafel te staan
En o ramp, meermaals zat die dan vol aarde en blaadjes omdat ik t tijdens t soppen al eens iets per ongeluk in die pot liet vallen en dat er niet meer uitgevist kreeg
Mijn oom sloeg dan van ontzetting altijd even rood uit als de radijzen uit onze pa zijn hof, en ons ma lachte dan eens groen zoals de vettige slablaadjes onder in die pot
J -------------------------------------------------------------------------------------------
16. Beschermster der zwakken.
Het was niet enkel ik die soms uitroei-neigingen kreeg, onze pa had dat ook. Mijn pa!!! De grote dierenvriend!!! Het is dus blijkbaar genetisch bepaald.
Onze pa zijn vernietigingsacties waren vooral toegespitst op colorado-kevers die hij niet welkom achtte op zijn aardappelloof. Erg vond ik dat! Zon schone, kleurige kevertjes en onze pa ging die sukkeltjes dan met een grote, giftige spuitbus te lijf!
Als ik s ochtends aan de tafel hoorde dat onze pa plannen maakte om wat vroeger thuis te komen van de fabriek om s avonds nog eens die smerige beesten dood te spuiten dan nam ik overdag mijn voorzorgen.
Na t ontbijt ging ik dan in t kot een grote lege bokaal zoeken en begon zoveel mogeijk colorado-kevertjes van de patattenplanten te plukken. Een karwei waar ik lang mee zoet kon blijven want onze pa had een flink perceeltje patatjes staan. Toen al besefte ik dat ge niet iedereen kunt redden, maar dat dat geen reden is om niet uw best te doen. Als ik vond dat ik mijn burgerplicht naar behoren vervuld had dan sloot ik mijn bokaal en verstopte ik hem terug in t kot.
s Avonds na t werk begon onze pa dan aan de voorbereidingen voor zijn doodseskader, hij mengde poederkes en vloeistof en goot die in een grote verstuiver. Tijdens die activiteiten moest ik op een veilige afstand blijven. In die tijd gebruikte hij daar DDT voor en dat werd voor mij toch wat te giftig geacht. Dan was de tuin tijdelijk verboden territorium voor mij. Iets wat ik hem niet in dank afnam, maar kom, ik was dan al een beetje getroost dat ik hem toch weer te snel was af geweest en een deel van de populatie van die schone kevertjes in veiligheid had weten te brengen.
De volgende dag, als de kust vrij was en de pa en zijn broer naar t fabriek vertrokken waren, en ons ma in huis aan t werken was, ging ik dan mijn uitverkorenen verlossen uit hun bokaal en ze terug op hun rechtmatige grond zetten.
Ik weet nog goed dat als de pa dan s avonds zijn vernielingen kwam bewonderen hij er zich dikwijls over uitsprak dat die verduvelde colorado-kevers toch wel wreed sterke beesten zijn, of dat den DDT toch niet meer zo straf was als vroeger. Op zon momenten wist ik al dat ik moest zwijgen. Mezelf kennende vrees ik zelfs dat ik dan heel meevoelend en meewarig met hem mee stond te knikken
J
Goddank was dit een misdaad die steeds onontdekt en dus ongestraft is gebleven. En aangezien de boze oom al lang in de hel zit en ik toch niet van plan ben daar ook terecht te komen, én mijn pa in de hemel is, heb ik - althans tot ikzelf in de hemel aanbeland - niks te vrezen. Trouwens mijn pa zal nu ondertussen ook al wel een stukske vergevingsgezinder geworden zijn door al die rijstpap te eten denk ik zo.
---------------------------------------------------------------
Even oud...
Bompa in zijn vrijgezellentijd rond 1900. (De rechtse bolhoed)
Mijn tante (ons ma haar ouder zusje dus), mijn bompa, bomma en mijn ma, rond 1924.
Mijn mama en ik. Op deze foto is mijn ma ongeveer even oud als ik nu ben.
Ik vorige maand, op mijn 49ste. --------------------------------------------
17. Wie zou er armoe lijden om een mondje meer?
De grote attractie van mijn verblijf op den buiten van onze pa was het poezen-regiment dat daar rondliep. Soms hadden we er wel dertien tegelijk! Die heerlijke dieren waren voor mij een onuitputtelijke bron van vreugde. Ik vond dat we er maar niet genoeg konden hebben. Moemoe, de ooms, pa en ma dachten daar heel anders over.
Als de kattinnen krols waren dan mochten ze de keuken niet uit en werden de katers niet binnen gelaten. Er werd streng op toegezien dat de deur altijd gesloten was. Het duurde een tijd eer ik het verband zag, maar op de duur begon het toch te schemeren
Op een of andere raadselachtige manier kregen de kattinnen kleintjes als ze buiten raakten
Aangezien ik niet liever had dan dat er elk seizoen enkele nesten waren was het dus zaak om het plan van de ouderen te boycotten. Maar voorzichtig. Want op krolse kattinnen buiten laten stonden ergere straffen dan op vlierstruiken uitroeien. Dit vereiste dus een omzichtige aanpak, temeer omdat ik de enige was die dit nobele doel nastreefde en de verdenking dus direkt op mij viel.
Een redelijk vruchtbare tactiek was de plotse behulpzaamheid. Door bijvoorbeeld voor te stellen om iets uit het magazijn te gaan halen. Liefst iets groot waar ik mijn handjes mee vol had, zodanig dat ik mijn lading eerst op de keukentafel moest deponeren alvorens ik de deur achter mij kon sluiten. Patatjes halen was daar heel bruikbaar voor. En ja, meermaals ben ik in mijn missie geslaagd, glibberde een krolse kattin buiten, werd vrolijk door de katers gedekt, en konden we na twee maanden een nest jonge poezen verwelkomen. Ondanks het feit dat iedereen toch zó goed opgelet had dat de kattinnen niet buiten gesukkeld waren
J
In de wintermaanden lagen al de katten op de schoorsteenmantel, in de zomer lagen ze overal. Na t eten werden de resten in een grote pot gemengd en kreeg heel de bende eten. Maar én mijn pa én mijn oom hadden zo hun favorieten die tijdens de maaltijden ook bij hen op schoot mochten zitten en daar gevoederd werden. Tot groot ongenoegen van ons ma, die natuurlijk vreesde dat die dierenliefde-genen ook in mij zouden zitten. Wat vanzelfsprekend ook t geval is.
De kleine poezen zitten ongegeneerd naast de soepketel op tafel...
... tot ons ma binnenkomt...
... je ziet een hand die de achterste poes plots in de lucht laat verdwijnen...
De katten hadden in die tijd nog geen ingewikkelde of mooie namen. Het was gewoon de Minne (een oude moederpoes met een ietwat moeilijk karakter die al ontelbare nesten had grootgebracht), en de Kater (een lieve, zeer dun in de pels zittende, magere kater), den Ti (dat kwam van Tijger, maar ik bleef die halstarrig Bam Bam noemen. Een stevige grijze kerel.), het Spitske (een frèle grijs moederpoezeke). En als toegift aan mij mocht ik er toch ook enkele Suske, Wiske en Flipper noemen.
Verscheidene van de poezen werden overreden. Zelfs in die tijd al. Maar als er een poes gewond was dan werd er wel vroeger gestopt met werken en reed mijn oom met de auto 20 kilometer ver naar de dierenarts en kreeg het arme dier de beste verzorging. Desalniettemin was iedereen - behalve ik - het er over eens dat we meer dan genoeg katten hadden. Maar daar stond wel tegenover dat een zwervertje dat haveloos kwam aankloppen nooit in de kou bleef staan en dat de harten dan weer snel vermurwd waren en de nieuwkomer gezellig mocht blijven wonen
Dus onze kattenpopulatie bleef, dankzij mijn stiekeme anti-geboorte-beperkings-acties en de binnenvallende zwervers, tot mijn groot genoegen, vrijwel konstant. J
Met ma, moemoe en pa achterin de tuin. Ik met een product van mijn anti-geboorte-beperkings-acties in mijn armen.
Ronnie, Katia, Moorke en Flipper. ------------------------------------------------
|