Aflevering 23 tot en met 27 van "Mijn Jeugdherinneringen".
23. De automatische bidmachine.
Zelfs in de huisdierloze tijd werd er door ma altijd nauwlettend op toegezien dat ik wel aan mijn entertainment en beweging kwam. Niet altijd tot mijn grootste voldoening weliswaar.XML:NAMESPACE PREFIX = O />
s Zondags werd er naar de Schelde gewandeld met pa en ma, iets waar ik een gloeiende hekel aan had. Eens ik rolschaatsen kreeg was dat al een verbetering want dan ging het tenminste toch al wat vlugger vooruit. Ik was overduidelijk ook gezegend met de ongeduldige natuur van mijn moeder.
Nog erger was het als in plaats van op de rechteroever te blijven, we naar de linkeroever wandelden, want dan moesten we door de eindeloze voetgangerstunnel. De roltrappen waren wel fascinerend. Het leek wel of we op de duur in t middelpunt van de aarde zouden belanden! Maar eens beneden was het minuten lang door die eentonige tunnel stappen uitkijkend naar t middelpunt waar een grote muurschilderij was aangebracht die aangaf dat de lijdensweg halverwege was. Ik kon hier wel prima rolschaatsen, maar dan raakte ik zo ver voorop dat ik al aan t einde was toen pa en ma nog maar vijftig meter gestapt hadden. Dus moest ik keer op keer terug komen, en leek die tunnel nog 10 keer zo lang
Uiteindelijk kwamen we dan terug boven aan het boeienpark. Een grasveld aan de oever van de Schelde waar allerhande boeien tentoongesteld lagen. Erg genoeg waren de wandelpaden er met grind bestrooid dus mijn rolschaatsen waren hier waardeloos. Soms wandelden we tot mijn groot ongenoegen nog verder tot de jachthaven of zelfs tot aan St. Anneke-plage, een strand naast de stroom, om naar de molen en de boten te zitten kijken. Boten. Die ergerlijk traag voorbijvaarden. En zand. Dus weer niks voor mijn rolschaatsen
Het enige leuke in die buurt was een grote vijver naast de jachthaven waar mensen met telegeleide miniatuurbootjes kwamen spelen. Dat vond ik nog wel iets hebben. Die bootjes gingen tenminste goed vooruit en vaarden ook niet alleen maar rechtdoor zoals de saaie, slome, echte op de Schelde. Hier was tenminste iets aan te zien. En hier kon ik ook zelf ingrijpen, hoewel dat natuurlijk niet de bedoeling was
Mijn meest gebruikte zinnen tijdens die wandelingen waren : Gaan we nog niet naar huis?, Is t nog véél verder?, Maar dat hebben we toch al dikwijls gezien?, Ik ben moe., De wieltjes van mijn rolschaatsen zijn versleten., Ik ga straks zo moe zijn dat ik niet ga kunnen slapen., Ik denk niet dat er nu boten gaan liggen, t is veel te slecht weer., Ik denk dat bomma zich stillekesaan alleen gaat beginnen voelen, Mijn voeten doen nog altijd pijn van vorige zondag, Zouden we niet beter naar huis gaan want ik denk dat het gaat regenen, Dat nieuwe zadel van mijn fietske snijdt in mijn billen (hoewel er al wel 3 lagen mousse over gedrapeerd waren omdat argument zeker te kunnen ontkrachten), Ik heb honger en dorst en ik moet pipi doen en ik denk niet dat ik ga kunnen wachten tot we thuis zijn als we nu nog eerst veel verder gaan, en talloze varianten op hetzelfde thema.
Die wandelingen waren dus wel goed voor mijn woordenschat en mijn verbale fantasie.
Op mijn driewieler in onze straat op mijn vierde verjaardag 9 oktober 1961.
Ondertussen had ik ook in onze straat leren fietsen op een driewielertje en dat gammele ding was al vlug vervangen door een heus fietsje. Mama legde haar hand langs achter rond mijn nek en zo kon ik rechtop blijven en verliepen de fietslessen vrijwel risicoloos. Althans voor mij. Ons ma bleef er lekker fit door want het duurde niet lang eer ik flinke snelheden kon halen, desalniettemin eiste ik dat ze onder geen enkele voorwaarde mijn nek zou loslaten. Dus crossten wij samen door de straten : ik op mijn fiets, ons ma achter mij aan bengelend en wanhopig trachtend mijn nek niet los te laten
Ik gillend : Niet loslaten hé! Niet loslaten heb ik gezegd! Néééééééé! Terug vast pakken! Ik ga vallen! Hou mij vááááást! En dan : boenk. Bleit.
Voor voorbijgangers moet het er uit gezien hebben als een scène uit Comedy Capers waarin een kind aan een wurgmoordenares tracht te onstnappen.
In t stadspark kon ik me heerlijk uitleven op mijn fietsje want er waren heuveltjes. Eens ik geleerd had om zonder ons ma rond mijn nek te rijden was dat een feest. Ja, een afdaling met mijn moeder wapperend aan mijn nek had niet echt praktisch geweest.
Met veel moeite ploegde ik door het zand tot op het heuveltje (een flink uit de kluiten gewassen molshoop in feite) om dan in volle vaart naar beneden te racen tot groot afgrijzen van ons ma en de andere omstaanders. Er moest al eens tijdig weggesprongen worden want zo heel baanvast was ik in t begin nog niet. s Avonds moesten er al eens builen en schaafwonden verzorgd worden, maar met de Initiol-zalf die volgens ons ma voor alles, maar dan ook voor alles, geschikt was, kwam dat wel in orde.
In 't stadspark met mijn eerste grote fiets op 16 mei 1963.
Haast elke woensdag kwamen we bijeen met de nichtjes en de piepkleine achterneefjes, zodat de mamas konden bijkletsen en wij konden spelen. De eerste jaren was dat niet ideaal omdat het leeftijdsverschil te groot was en t waren dan nog allemaal jongens ook. Toen nog niet direkt mijn favoriete ras. Maar hoe ouder we werden hoe boeiender het werd. Ik toverde mezelf geestelijk om tot een jongen en zo geraakten de meeste problemen opgelost aangezien ik dan ook ineens de oudste man van t gezelschap was. De macho van de kleuters.
Op mijn 9de verjaardag, oktober 1966, zijn de neefjes, op 1 stuk na, eindelijk voltallig
Twee jaar later! Eindelijk, 't is gelukt! De neefjes zijn voltallig!
Wat ik ook een heerlijk uitstapje vond was naar de kerk van H.Rita gaan op de Paardenmarkt. Als ons ma zorgen had dan ging ze een noveen doen. Negen dagen op rij gingen we dan naar die kerk, gewijd aan de heilige van de hopeloze zaken, om daar even te bidden en tot mijn groot genoegen een kaars aan te steken. De ongelofelijk uitvinding van dat etablissement was dat ze daar
electrische kaarsjes hadden!!! Ge moest een geldstuk in een gleuf steken en naargelang de waarde van uw offer ging er dan een lampke branden voor het beeld van de H. Rita. Ik denk dat het voor 1 frank 1 minuut was, en voor 5 frank 5 minuten. Fascinerend vond ik dat! Zo'n flakkerend witgeel ballonneke dat plots oplichtte... In mijn ogen was het een automatische bidmachine! Ik had er geen woorden voor dat zoiets bestond, het was een puur mirakel! Een direkte lijn met de hemel! Ik bad niet om ons ma haar zorgen op te lossen, ik bad dat ze er nog meer kreeg dat we rap aan onze volgende noveen konden beginnen. Want een noveen had toch wel heel veel weg van een kermis in mijn oogskes. --------------------------------------------- Enkele recente foto's van de plaatsen uit jeugdverhaal 23. Sommige dingen zien er nog net hetzelfde uit als in mijn kindertijd...
Een heerlijk dramatische lucht boven de rede van Antwerpen.
De rede van Antwerpen vanuit het Boeienpark, op de linkeroever van de Schelde, bekeken. Een straaltje zon valt op de Suikerrui...
Het Boeienpark met op rechteroever de kathedraal en de Boerentoren.
Op een grote schroef in 't Boeienpark.
Anker.
"De Gezonken Boot", een heerlijke speelplek voor kinderen.
In de "gezonken boot". Was die er in mijn kindertijd al maar geweest...
De jachthaven.
De molen van St. Anneke strand.
Dit is de kerk waar we kaarsjes gingen branden voor de H. Rita. Op de Paardenmarkt in Antwerpen.
Spijtiggenoeg heeft "de moderne tijd" hier ook zijn intrede gedaan. De grappige, en destijds "ultra-moderne", electrische kaarsen zijn dus vervangen door echte. Alles komt altijd terug...
En nu ik toch in dat kerkje was vond ik dat ik ons ma haar "lievelingsheilige", de H. Antonius, patroon van de verloren voorwerpen, ook maar eens moest verwennen! ----------------------------------------------------
24. De Caraïben van Antwerpen.
Op warme zomerdagen gingen we zwemmen in t Noordkasteel. Dat was een oud fort in een groot bos met zwemvijvers bij de haven aan de rechteroever van de Schelde. Het was kilometers stappen van ons huis maar die marteling had ik voor de waterpret best over. Zeker als het op mijn rolschaatsen mocht gebeuren. Als ons ma hoogst uitzonderlijk eens in een geldverspillende bui was namen we ook al eens de bus en héél soms wandelden we naar de Schelde en namen daar de Flandriaboot. Dat was helemaal heerlijk! Desalniettemin waren het voor mijn korte benen dan nog kilometerslange wandelingen tot we eindelijk aan het zwemstrandje waren. Hoe ons ma die afstanden vrolijk en gezwind afstapte geladen als een muilezel met handdoeken, zwemband, groot opblaasbeest, gieterke (ja, dat was onmisbaar om fontein te kunnen spelen), luchtmatras, picknick, mijn rolschaatsen (die maar op een beperkt deel van het traject bruikbaar waren want er waren teveel zandwegen) en een fles drinken weet ik nog altijd niet.
Met het "opblaasbaar paard" aan zee.
Het tweede lid van mijn manège. Hier in Westende in juni 1963. Ge ziet ons ma had altijd een hele paardenstal mee te slepen...
Aan zee in Westende op 29 juni 1961. Op de voorgrond het rode gieterke om "fontein" mee te spelen.
Het Noordkasteel was de plek waar heel Antwerpen samen kwam om te zwemmen, te roeien, te waterskiën, te vissen en in de speeltuin te stoeien. Er was een afgebakende veilige zwemzone met een heus strandje. In het diepe gedeelte dreven zelfs enkele houten pontons waar de betere zwemmers naartoe konden zwemmen om daar te gaan liggen zonnen of knuffelen met hun lief.
Ook aan de overzijde van de Schelde, op het strand van St. Anneke, werd gezwommen - dat was destijds nog niet verboden - maar het was er veel gevaarlijker door de drukke scheepvaart en het water was ook heel vies. Hiermee vergeleken was het Noordkasteel dus een waar paradijs! De Caraïben van t stad.
Met een ouder neefje en nichtje, Renéke en Christianneke, in 't Noordkasteel in 1959.
Rondom de reusachtige vijvers lagen heuvels waarin oude schuilkelders uitgegraven waren. Als het plots begon te regenen, dan werden de grote poorten van de onderaardse lokalen geopend en verzamelde iedereen zich daar met zijn zeteltjes, mondvoorraad, handdoeken en luchtmatrassen. Iedereen zat daar dan - stinkend en wel - op mekaar gepropt als zanderige smoutebollen ongeduldig te wachten tot de bui over was. En dat kon soms lang duren
Ons ma was daar niet zo gelukkig mee omdat het haar een beetje aan de schuilkeldertoestanden van onder de oorlog deed denken.
Uren heb ik daar in dat water zitten ploeteren terwijl ons ma lag te bakken, naast de nutteloze blauwe Niveadoos, op het strandje. Soms gingen een ouder neefje en nichtje mee, maar het leeftijdsverschil was een beetje te groot. Hun interesses lagen al elders. Maar speelkameraadjes van mijn leeftijd waren er altijd in overvloed te vinden.
Het hoogtepunt van de dag voor mij was steeds het ijsje dat we aan de speeltuin mochten kopen! Een Ola-wafel die verpakt zat in een kartonnen wikkel, en als ge die eraf pelde werden drie kleuren ijs zichtbaar : wit, bruin en roze. Het was al een hele kunst om dat ding naar binnen te spelen zonder helemaal vol te hangen, maar om het nog moeilijker te maken vond ik het ook nog nodig om de lekkernij op te smikkelen terwijl ik op de schommel of op de schuifaf zat. Ik trachtte dan ook nog om het gedeelte met het chocoladeijs tot het laatste te bewaren zodat de wafel totaal uit evenwicht raakte. Gelukkig was er altijd genoeg water in de buurt om me terug schoon te spoelen. De smaak van chocolade ijs met knisperend zand zal voor mij nooit aan de beste Brézilienne kunnen tippen. J
April 2007 op "St. Anneke strand". Aan de overkant van de Schelde ziet ge wat er nog verblijft van 't Noordkasteel. Bitter weinig, want alles is door de havendokken opgeslorpt eind jaren 60. Tot groot ongenoegen van veel Antwerpenaren. Er is voor het behoud gevochten en betoogd maar niets heeft mogen baten... Ze hebben dat stuk van onze kinderziel meedogenloos weggerukt. ---------------------------------------------------------------------------------------------
25. De wonderlijke vermenigvuldiging van de muizen.
En op een dag stierf de bomma
Mijn ma was eindeloos droef. Mijn geadopteerde bompa was dood, nu de bomma ook nog, en dus schoten alleen de ma en ik over in dat grote herenhuis. Pa besloot toch liever op den buiten bij de moemoe en zijn broers te blijven wonen, en ma wou uit t stad niet weg, dus werd hun pré-modernistische LAT-relatie gewoon voortgezet. Ma en ik verhuisden naar een appartement op de Grote Markt boven de winkel van haar nichtje, zodat de eenzaamheid voor ma toch niet te zwaar ging wegen. Maar voor mij was t dus wel opeens gedaan met het spelen op t straat. Bovenop ging ik dan ook nog net zes jaar worden en moest ik naar de grote school. Dus weg waren de jeugdvriendjes. Weg was het kleine tuintje. En weg het grote huis met zijn ontelbare kamers die ik keer op keer kon herontdekken
9 oktober 1962, met bomma en pa aan de taart! Mijn vijfde, en laatste, verjaardag in onze oude huis. Een van de laatste foto's van bomma.
Als pa s zondags naar ons kwam gingen we s ochtends altijd naar de Vogelenmarkt. Pa loodste ons dan heel handig helemaal naar het einde van de markt waar talloze dierenkramen stonden en verzette tijdens die tripjes hemel en aarde om ons ma een hondje voor mij te laten kopen. Maar hij had nooit succes. Onze pa zou het als politieke lobbyist nooit ver gebracht hebben.
Op de lange duur kreeg ik op een woensdagnamiddag als compromis plots een witte muis van ons ma
Ja, met ons ma compromissen sluiten was niet altijd voordelig. Toen onze pa de volgende zondag mijn muis zag had hij zon medelijden met dat eenzame dier dat hij van de Vogelenmarkt een tweede muis meebracht. Ons ma was daar niet gelukkig mee, want zij had zo al eens een accident met een voortplantingskwestie gehad (waar ze door mijn persoontje nog dagelijks aan herinnerd werd), maar ze stond dus voor een voldongen feit. Het was al middag en de Vogelenmarkt was opgekraamd, dus het beestje kon niet teruggebracht worden
Ons ma bleek het vruchtbaarheidsrisico van twee muizen perfect ingeschat te hebben want na enkele weken hadden we er veertien. Zelfs onze pa zag in dat 14 x 14 over enkele weken wel eens 196 muizen zou kunnen betekenen, dus die was genoodzaakt zich achter ons ma haar plan te scharen om dertien diertjes naar een dierenwinkel te brengen. Eéntje mocht ik er houden. Zo geschiedde dan ook.
De overblijver, Mickey, werd door iedereen verwend. Door mij, omdat het mijn enige diertje was, en door ons ma, vermoedelijk uit eerlijk schuldgevoel omdat ze de rest van zijn familie waarschijnlijk als reptielenvoer had laten opsouperen. Goddank had ik dat besef toen nog niet en ging ik er van uit dat iedereen zo goed terechtgekomen was als onze Mickey.
Door veel aandacht aan het diertje te besteden werd het heerlijk tam. Het liep los rond in de woonkamer en het sliep in een vogelnestje achter de kachel. Ernaast stond een kartonnen doos waarin het vrolijk zijn muizenkeuteltjes deponeerde. Mickey werd meer dan twee jaar oud en had misschien nog langer geleefd als hij niet tussen de tanden van het fox-ke van de bakker geëindigd was
Als troostprijs - ja, ons ma was heel goed in troostprijzen - omdat ik geen eigen hondje kreeg, mocht ik dagelijks met het moddervette woefke van de bakker gaan wandelen. (Dat dier vermagerde zienderogen door de lichaamsbeweging!)
Op de duur bracht ik Pukkie ook mee naar huis. Hij was zeer geïnteresseerd in Mickey, niet zozeer als compagnon, maar wel als aanvulling op zijn eentonige dieet van broodkruimels met melk dat hij van de bakker kreeg. Dus op een dag sloeg t noodlot onverbiddelijk toe.
Als Pukkie bij mij in de woonkamer zat dan bond ik zijn leiband om de deurklink zodat hij net niet tot achter de kachel, aan Mickeys nestje, kon. Maar op een dag deed iemand plots de deur open, Pukkie schoot vooruit en nam Mickey in één hap tot zich. En dat was 't einde van mijn geliefde muis.
Maar geen nood, ons ma zou wel weer voor een troostprijs zorgen
September 1961. Voor de Brabo-fontein op de Grote Markt. Voor ik Pukkie kende was "Bobby-op-wieltjes" de troostprijshond.
Mijn inventieve ma met Pukkie aan 't Steen. We denken nu soms dat onze stad vuil is, maar kijk eens hoeveel rotzooi er destijds op de grond lag...
Dit is weer een van de dramatische foto's die ons ma getrokken heeft. Het is het zicht dat we vanuit de woonkamer op de Grote Markt hadden. En ge ziet het, álles beweegt... zelfs het statige stadhuis
----------------------------------------------------------------------------------------------
26. Een bergske met een bolleke op.
Als voorbereiding op t eerste studiejaar ging ons ma mij alvast leren lezen en schrijven. Daar werd toentertijd in de kleuterschool nog geen aandacht aan besteed. Nu heeft een kind al een half diploma op zak tegen dat het naar de grote school moet, maar bij ons diende de papschool om te slapen en te spelen.
Vol goede moed begon ons ma mij dus de letters te leren. Eerst die van mijn eigen naam, en dat viel wel mee. Dan de namen van de nichtjes (heel vervelend dat er een Lutgarde noemde want dat was wel lang), van mijn achterneefjes (die ondertussen allemaal uit het zaadcelstadium begonnen te kruipen), van mijn beren (wat had ik toen spijt dat ik die ene Jerry genoemd had), van de winkels uit onze buurt (Sarma, Nopri,
Gelukkig was ons ma zo vriendelijk om me niet Vaxelaire Claes en Au Bon Marché te laten schrijven),
Dat was allemaal heel plezant, uiteindelijk was schrijven blijkbaar niet meer dan rechte stokjes tekenen, ze af en toe eens met een schuine streep verbinden of er een halve maan aanplakken. Best eenvoudig. Ik was een dappere en zeer geïnteresseerde leerling dus ik kon al vlug schrijven.
Ik leer schrijven op mijn bord, rond Kerstmis 1962. Maar de foto kan ook later genomen zijn want onze kerstboom, bleef op mijn aandringen, meestal staan tot 't bijna Pasen was...
Ge kunt u indenken hoe groot de teleurstelling van ma en mij was toen ik de eerste dag betraand uit de poort van de grote school strompelde en haar vertelde dat ik - de grote schrijver - blijkbaar helemaal niet kon schrijven
Want dat ze op school in een heel andere taal schreven.
Totaal de kluts kwijt vroeg ons ma mijn schriftje om te zien welke taal dat dan wel mocht zijn. Tja, toen kwam de kat op de koord
Ons ma had mij in drukletters leren schrijven
en op school werd dat eerst aangeleerd in geschreven letterkes
Wat een desillusie toch weer! En ik die dacht dat ik al zoveel kon! Nu moest ik opeens een heel andere taal leren en alles werd toch zo verward in mijn kleine kop!
De eerste woorden die we leerden waren leen, an en jan. De E, die eerst zo simpel was : een rechtopstaand stokje met drie liggende streepjes, moest nu zon onhandig e-krulletje worden! Ik kreeg het niet geschreven, ik kon die draai met mijn pen (ramp boven ramp een échte pen met een inktpot, want een stylo mocht op school ook al niet gebruikt worden!) onmogelijk maken. Ik worstelde, ik prutste en ik sukkelde, maar mijn lusjes werden volgelopen inktbolletjes. Ik kreeg dat lusje met geen macht getekend.
Praktisch ingesteld als ik was koos ik dus maar voor de gemakkelijkheids-oplossing en tekende - telkens ik dat ellendige woord leen moest schrijven - een hoog bergske met daarbovenop een groot bolleke, en dan twee kleine bergskes met daarbovenop twee kleine bollekes, de n viel goddank nog mee.
Mijn visie op hoe ge "leen" het makkelijkst kon schrijven.
Vanzelfsprekend was de juffrouw niet gediend met mijn heuveltjeslandschap. Ik moest dat afleren. Terwijl mijn creatie volgens mij even goed leesbaar was als de wijze waarop de juffrouw leen uit haar pen liet vloeien! Ik vond haar een zeer moeilijk mens. Maar zij hield vol. Ik zou deze veldslag verliezen. Met tranen en woede. En schoon schrijven zou ik nooit meer geleerd krijgen
Mijn katten schrijven nu nog altijd leesbaarder dan ik. Om van mijn vissen nog te zwijgen. ----------------------------------------------------
27. Mijn privé Goelag Archipel.
Maar het schrijfprobleem zou nog het ergste niet blijken. Veel erger was de totaal onverwachte verhuis naar een andere klas. Hoe vrolijk de blijde intrede ook verlopen was - met de nieuwe pennenzak, het schattige liniaaltje van 10 cm, en twee gommetjes in de vorm van Chineeskes - des te triester zou alles daarna verlopen.
De gommetjes.
De juffrouw van mijn klas, juffrouw Rubens, was een jonge vriendelijke vrouw. Ze deelde mijn opvattingen over schrijven wel niet, maar voor de rest was het een innemend lief mens. De klas was zonnig en groot, ze keek uit op het heerlijke groen van de tuin. Alhoewel we er met meer dan 30 leerlingen zaten was er ruimte genoeg. Op de derde dag werden twee andere meisjes en ik plots naar voor geroepen, we moesten onze boekentasjes meenemen en werden overgeplaatst naar een andere klas. Er zaten teveel leerlingen met dezelfde achternaam bij mekaar in onze klas en dat bleek administratief niet praktsich.
We kwamen terecht in een ander gebouw in een sombere, kleinere klas. Juffrouw Lauwers was een oude tang die vooral verlangde naar haar pensioen. Ze vond het maar niks dat er drie leerlingen aan haar groep werden toegevoegd en liet dat overduidelijk merken. Doordat we onze vriendjes kwijt waren, de nieuwe klas zo tegenviel, en de juffrouw nog veel meer, begonnen we te huilen. We wilden terug naar die goede lieve juffrouw Rubens! Dat maakte het chagrijnige mens nog veel nijdiger op ons.
Tegen het meisje waar ik mijn houten bank mee deelde wou ik mijn trieste relaas vertellen en ik werd onmiddellijk gestraft. Ik werd verbannen. Drie dagen heb ik achter het bord, dat los op poten voor de tree stond, in de hoek moeten staan! Het werd mijn privé Goelag Archipel. Het was vreselijk. Ik kon niets zien vanachter mijn bord. Noch de andere kinderen, noch het raam dat uitkeek op de speelplaats. Op de duur begon ik maar te praten tegen de aanwijsstok die blijkbaar ook zijn hele leven gestraft was want die stond daar in dezelfde hoek stof te vergaren. Soms ging ik stiekum op mijn knieën zitten maar als het knorrige kreng dat ontdekte werd mijn straf alleen maar verlengd.
Mijn vriendinneke, Nicolleke, had een blonde krullenbol, en het griezelwijf had niet beter gevonden dan haar bij haar haren op te tillen en haar door de klas naar een andere hoek te slepen. Ik denk dat dat serpent het jammer vond dat onze klas niet octogonaal van vorm was! Het mens kwam altijd hoeken tekort. Op de duur zette ze ons gewoon op de gang. Daar begon ik al snel tegen de jassen te praten. Het waren droevige tijden, maar wel vruchtbaar voor mijn fantasie. Levensloze voorwerpen werden omgetoverd tot vriendjes.
Mijn ma is nog komen pleiten om terug een overplaatsing naar de lieve juffrouw te krijgen maar dat maakte alles alleen maar erger. Er zat niet anders op, ik zou mijn jaar bij dat monster moeten uitzitten. Het was de hel. Ik voelde me zo bedrogen door al de mensen die me wijsgemaakt hadden dat de school fijn ging zijn voor mij omdat ik dan ging kunnen leren boekjes lezen, ging kunnen schrijven en nieuwe vriendjes maken. Ik haatte de school. Ik griezelgruwelde bij het idee dat ik minstens het dubbele aantal tijd dat ik nu reeds geleefd had daar zou moeten doorbrengen.
Elke ochtend wurmde ik me met veel tegenzin in mijn kleren. Wat een hele klus was want ons ma was er blijkbaar van overtuigd dat ik telkens op trektocht door Siberië vertrok. Ik droeg een hemdje (met piepkleine medailles van de heilige Maria en de heilige Antonius, aan een veiligheidsspeldje erop gespeld). Boven het hemdje met de madollekes kreeg ik een wollen onderlijfje over mijn kop getrokken. Daarop kwam dan de onderjurk, combinaison genaamd, in t Antwerps uitgesproken als kommeuneuzon. Vervolgens mijn blauwe uniformpje met de gesteven witte boord en manchetten. Op school trok ik dan mijn blauwe ruitjesschort aan en toen was de transformatie kompleet. Vanaf dat ogenblik voelde ik me voor de rest van de dag in een dwangbuis gevangen.
Er hing een heel slechte sfeer in onze klas. Als we op de speelplaats de vrolijke bende van juffrouw Rubens zagen stoeien dan was het verschil helemaal schrijnend.
Het enige dat het nog een beetje prettig maakte was dat er in de eerste twee studiejaren jongens toegelaten waren op school.
Eentje van de knapsten, Walterke, vroeg me al de eerste maand ten huwelijk, sleepte me aan mijn arm heel de speelplaats door, stelde me aan iedereen voor, waarbij hij me telkens een handkus gaf. En dat maakte wel veel goed moet ik toegeven.
De verloving sprong na drie dagen al af. Walterke ontdekte Joëlleke en ik had er gelegen. Gelukkig zou ik niet lang daarna een onverwachte kus krijgen van Paulleke. Hij mikte een beetje ongelukkig, ik schrok, en de kus kwam op mijn oor terecht. Het werd dus mijn eerste oorkus. Er was dus nog hoop om niet als oude vrijster door t leven te moeten gaan. Erg genoeg zouden mijn aanbidders vanaf het derde studiejaar naar een echte jongensschool moeten en voorgoed uit mijn leven verdwijnen.
Ja, de school
dat bleek een instituut met vele beloften waarvan er weinigen waargemaakt werden. Veel geblaat. En geen wol. Behalve dat wollen onderlijfke dan
Het zag er naar uit dat de school een verstikkende belevenis zou worden. Pffffffffffff.
Mijn allereerste portemonneeke. Tenminste nog iemand die in de klas af en toe naar me knipoogde...
|