Zondag, 23 januari 2011.
16. Op de vissenpaardenmolen.
Geweldig! We kunnen een fotoalbum opladen vanuit onze kamer! Het vergt wel wat gedoe, in de zin dat we onze voordeur open moeten laten staan en zien dat we niet per ongeluk door de draadloze verbinding lopen, maar het werkt. Heel gemakkelijk, alles laadt op terwijl wij ondertussen andere dingen kunnen doen. Want het internet gaat hier verdorie traag.
Ik stapte na de ochtendsnorkel toch weer zo overgelukkig uit het water dat we onze naam op de lijst voor een nachtsnorkel zijn gaan invullen. Het zal iets voor donderdagavond worden. Als echte, tevreden toeristen gingen we, flink gepekeld, aan t zwembad Pushpa's fruitcocktail drinken. Hij heeft er weer een nieuwe voor me uitgevonden. Het blijkt niet zomaar de eerste de beste barman te zijn. Eergisteren stond hier een affiche dat hij 9de geworden was op de wereldmeeting cocktailshaken in Shanghai. Dus mijn fruitsapjes kunnen door geen betere handen gemixt worden.
Andreana kwam voorbij gewandeld met enkele nieuwe aankomers die ze net wegwijs had gemaakt, ze kwam gezellig wat babbelen. Het moet toch niet makkelijk zijn als ge voor uw eerste job, op uw 20 jaar, terecht komt in een staff die hoofdzakelijk uit mannen bestaat, dan nog allemaal 50-ers. Ze maakte me duidelijk dat ze echt wel goed van zich zou kunnen afbijten indien nodig. Wat ze wel mist zijn haar vriendinnen en een beetje gek kunnen doen en wat onschuldige lol maken. De gasten hier op het eiland zijn meestal ook rond de veertig en de vijftig, dus die zijn ook niet van haar generatie, trouwens als personeelslid moogt ge niet te familiair worden met de klanten. Ik dol al wel eens met haar, ze heeft een gezonde zin voor humor, maar toch voelt ge haar angst om maar zeker niet te ver te gaan. Aziaten zijn toch zo enorm gehecht aan hiërarchieën. Dat kaste-systeem zit duidelijk nog altijd in hun genen verankerd. En dat beperkt hun leven, althans dat is mijn idee.
Als ik Donald tegenkom dan geven wij mekaar een dikke knuffel, maar hij blijft me hardnekkig met Madam aanspreken. Hij vertelt me zijn diepste zieleroerselen, en ik die van mij. En ik blijf Madam. Ik zie het in België nog niet direkt gebeuren. Lily blijkt echt duidelijk het privilége van Prem. Raj durft me als eens met mijn voornaam aanspreken tijdens onze ochtendvastpak. (Ah ja, hij is hier nu, tijdens Prems vakantie, in charge!) Maar de naam Lily blijft off limit.
Al maar goed, want ik vind het afschuwelijk, en ik heb al jaren geleden met Prem afgesproken dat als hij me per se zo wil noemen hij de enige in de wereld zal zijn die dat mag. Lilybegot, precies of ik ben een teer bloemeke in een porseleinen vaaske! Eentje met een sjakoske van Chanel onder zijn bovenste bloemblad. Geef mij dan maar Rambi, een bijnaam die ik veel meer koester omdat hij de samentrekking is van Rambo en Bambi. Dat benadert toch al meer de waarheid. Met die naam kan ik tenminste een rugzak die Irma heet dragen.
Amai, ik ben weer ver afgedwaald. Ik wou eigenlijk vertellen dat Andreana blij mag zijn dat ze in deze tijd leeft. Elke avond skypet en mailt ze met haar ouders in India, en met haar vriendinnen die ondertussen over heel de wereld verspreid zijn geraakt, en zo zal ze het hier haar eerste jaar moeten volhouden. Gelukkig vindt ze wat aansluiting met de Indonesische en Filippijnse dames van de Spa. Dertigers, dus toch al iets dichter aanleunend bij haar eigen generatie. Ik bewonder haar. Ze heeft zoveel stijl, is leergierig, heeft aandacht voor alle details, is enorm behulpzaam en superintelligent. Ze weet ook al heel veel, zelfs al is ze niet eens een volle maand in dienst. Ze spreekt het mooiste Engels van iedereen hier. Geef haar nog een jaar of 15 en ik zie haar manager zijn van een 5-sterren hotel ergens ter wereld.
Uiteindelijk kwamen we aan onze lunch en Haris stond alweer op punt om te vertrekken. Deze keer was de onzekere factor of de cargo-dhoni zou afgeladen geraken vandaag. Het is erg hoog water en de zee is wild... Afwachten dus maar weer. Zijn arme vrouw verwacht hem al 3 dagen thuis...
De zee is écht ontstuimig en op de uiterste punt waar wij wonen giert de wind. Ik heb al zachte dopjes in mijn oren gestoken om van ons ponton te wandelen, sorry waaien. Eens op het eiland gaat het beter, maar op de vlonder van de waterbungalows voelt ge u als op een schip in een storm. Weliswaar op één dat stil ligt maar de wind is er niet minder om. Zelfs de watervliegtuigen hebben vandaag moeite om op te stijgen. Gelukkig doet het geluid van de wind geen pijn. De wind in de palmbomen doet dat wel. Van sommige vogels doet het geluid pijn, van andere niet. Vroeger vond ik het zo plezant als de vogeltjes mee aan tafel kwamen zitten, en ik ze kon voeren, nu jaagt Paul ze weg. Dat vind ik toch zo triestig. Ik ben al blij dat Aïsha haar stem op een goede frequentie zit. Ze is ook haast geluidloos, heel soms, slaakt ze eens een luide kras-kwáák, maar daar blijft het bij. Daarstraks gebruikte ik mijn lady shave en hij klonk net als thuis als een grasmachine met een benzinemotor. Alles is dus nog altijd "normaal" zullen we maar zeggen...
Bij een van de gerechten stond weer een grappig naambordje : fried aboriginate curry. Wel, wel, we gaan dus gebakken Australische aboriginals nuttigen. Bleek dat ze aubergines hadden willen schrijven. Hier kan ik een plezant raadsel voor mijn blog mee maken. Alleen de mensen die de verhalen echt gelezen hebben zullen het moeiteloos kunnen oplossen.
Het is plezant om na de maaltijd wat aan ons verlaten tafeltje te rusten en onze foto-oogst te bekijken. Haris kwam, nogmaals, afscheid nemen. Pro forma, want de onzekerheid is groot. Maar een mens kan nooit teveel knuffelen.
Vanmiddag kwam Aïsha (uiteraard met in haar kielzog haar trouwe begeleider) naar ons afgelegen tafeltje gewaggeld. Mijn doel was dat ik haar op het einde van de drie weken op zou kunnen pakken en op mijn schoot zou kunnen houden. En o wonder! Het lukte me vandaag al!!! Is me dat een flinke brok!!! OK. Het zijn vooral pluimen en nek en bek, maar toch, ik denk dat het een beestje is van een kilo of acht, misschien wel tien. Zo plezant!!! Op de grond zitten met een pelikaan op uwe schoot! Ik was op dat moment beslist de gelukkigste mens van de wereld.
Deze keer had ik wel eerst mijn oordopjes op de tafel gelegd want anders kon ik die weer uit haar snavel gaan vissen. Mijn paardestaart kan ik natuurlijk niet wegleggen dus die had ze weer direct beet. Zon zalig beest om mee te knuffelen. Alles is zo onverwacht bij haar! Ge weet nooit waar die snavel naartoe gaat draaien. Soms neemt ze heel mijn kop in haar bek. En dat doet ze zonder moeite. Het doet ook geen pijn, behalve het uiterste kromme puntje van haar snavel is wat scherp, daar moet ge een beetje mee oppassen, maar voor de rest bijt ze niet, ze knijpt gewoon zachtjes. De weinige toeristen die op die op dat moment verlaten plek langskwamen keken hun ogen uit. Ik zal weer heel onnozel op een boel fotos staan maar dat is t laatste van mijn zorgen.
Plots begon ze zich te poetsen. Met het puntje van haar snavel ordent ze haar dons en haar pluimen, en af en toe plukt ze er iets uit en spuugt het weg. Tot mijn groot plezier trok ze plots een grote veer uit! Dat vond ik nu pas een super-souvenir! Die ga ik koesteren. Ze steekt boven mijn bureautje al naast de vis die Haris voor me gemaakt heeft. Wat een fijne herinneringen zullen dat thuis worden...
Ik heb nog even rondgewandeld om wat fotoraadselfotos te nemen en stilaan kwam ik afgezakt naar onze bungalow. Net toen ik dan eindelijk eens wou gaan zonnen op mijn zalige terras verschenen er wolken. Mijn voorkant zal wit blijven vrees ik. Dat hoort ook weeral bij de laatste van mijn zorgen. De categorie laatste van mijn zorgen begint langzamerhand wel groot te worden. Dat is goed. Heel goed. Ik voel me hier toch zo gelukkig.
Alles is hier in openlucht te doen, alle geluiden verspreiden zich, meestal ben ik alleen en hoef ik ook geen onverwacht lawaai te vrezen. Ik ga zelfs al snorkelen zonder mijn oordoppen rond mijn nek geknoopt. En als er geluid is dan is het meestal maar één geluid tegelijk, buiten het geraas van de wind op ons uiterste puntje van het eiland, en dat kan ik best aan. Om van ons huisje naar het eiland te lopen heb ik trouwens een goede oorbescherming gevonden : mousse doppen van een slechte kwaliteit. De wind blaast dan niet in uw oren en toch kunt ge nog horen. Amai, wat een gecompliceerde uitleg toch weer...
Op de openbare plaatsen is het moeilijker, maar ook daar valt het mee, want hoewel het hotel vol zit, ziet ge alleen veel mensen tegelijk bij de maaltijden. Voor de rest ligt iedereen hier onder zijn eigen bosje met zijn boekje, zitten de duikers ergens ver weg onder water, en snorkelaars komt ge ook amper tegen in zee. Er is ruimte genoeg voor iedereen, niemand loopt in iemands weg, iedereen doet ongestoord zijn zin en dat is heerlijk. Er wordt hier nogal wat afgelezen of gewoon in de verte gestaard. Ik denk dat ik het nog het drukst van allemaal heb. Ik heb nog verre van alles gedaan wat ik hier wil doen. En ik ga het niet gedaan krijgen ook niet. Dat zal dan voor november zijn. Hopelijk kan ik tegen dan nog tegen het lawaai van het vliegtuig.
Ik zou nog fotos van het centrum van het eiland willen gaan maken. Heel de technische afdeling. De waterontzilting enzo. Ik heb nog geen berenfotos gemaakt, en er is nog geen letter van mijn berenverhaal geschreven. Ik wil nog gaan snorkelen naar de twee eilanden een beetje verderop en ik wil nog een nachtsnorkel. Ik zou nog mijn gratis beurt in de Spa moeten gebruiken... Thuis had ik geen agenda meer, en hier staat hij boordevol.
Ik zei daarstraks als grapje tegen Donald dat ik er best nog een extra week bij zou willen plakken als het niet was dat Paul naar huis moet omdat hij op 12 februari een concert heeft en daarvoor nog flink moet repeteren. Donald kwam onmiddellijk met een oplossing : "Oh, maar dan blijft gij gewoon hier en hij gaat naar huis en hij stuurt u maar wat centen op, of hij komt u over een paar weken terug halen!"
Als we eens een namiddag niet gaan snorkelen dan komen de vissen gewoon naar ons thuis!!! Misschien is hier ook wel een Fish Manager en heeft die tegen de baas van de vissen gezegd : Ze komen niet buiten vannamiddag, ga ze wat entertainen aan hun bungalow. Stuur maar een groep blauwe papegaaivissen en enkele groene, want die ziet ze het liefst.
We zaten op het terras, mijn benen bengelend door de spijlen, en onder mijn voeten zwom een haaike. Iets later kwam er een machtige bende blauwe papegaaien aan de stenen knabbelen. Een zaligheid om ze van boven water op een surrealistische manier op beeld te krijgen. Plots onstond er een boel geharrewar! Twee tonijnen waren de lagune binnengezwommen en ze begonnen samen te jagen. Een doodsbang sergeant major-viske kon zich op t allerlaatste nippertje nog onder een rots in veiligheid brengen. Toch wreed om zien allemaal. Maar ja, de tonijnen moeten goed eten, want anders is er voor ons later geen sashimi... De groten eten de kleinen. Waar gaat dat eindigen? Wie gaat ons oppeuzelen?... Een worm! En die wordt dan weer aan de vissen gevoerd, en zo is de cirkel rond.
Om vijf uur kwam mijn lang verwachtte Wow! Wooow! Ik heb er geen woorden voor- moment. De zee is eigenlijk veel te wild maar ik wou het niet meer uitstellen. Wie weet wordt het deze week nog wel echt rimpelloos? Dus besloot ik om vanavond nog eens tussen de roggen, haaien, murenen en jacks te gaan zwemmen rond voedertijd. Paul ging me van boven op de betonblokken filmen. Het is vandaag toch geen voetbal, want het is zondag-cricketdag.
Het was bewolkt dus donker in t water, door de stroming ook veel opgewaaierd zand, dus rampzalig voor fotos. Gelukkig zijn deze beesten ongeveer zo groot als ik, en veel kleur hebben ze toch ook niet, dus het mocht wat grijzig zijn. Het enige wat ik kon doen was filmen of fotograferen met flits. Maar op meer dan een meter afstand haalt dat met mijn klein bakske ook niet veel uit. Vandaar koos ik voor film. Ondanks de grijzigheid was het toch spectaculair. De grote jacks schoten langs mijn zijkanten, terwijl de roggen onder me door zwommen. Geweldig, als enige mens in de oceaan tussen al mijn vette vissen ronddartelen! In het deel van de lagune waar de visafval gegooid wordt moogt ge tijdens voedertijd niet zwemmen. Jammer, maar begrijpelijk, want ge komt daar in een passe-vite van roofvissen terecht en het gaat er niet zachtaardig aan toe.
Mayna, de Bangladese roggenvoederaar (Alweer een schoon beroep) gooide speciaal voor mij een vissenkop aan de zeekant van de betonnen richel, ik werd weliswaar omspoeld door een hoop spetterende visen van een kleine meter lang, maar meer dan grijs gewoel kreeg ik niet op mijn film. Ik moest ook veel te hard werken om tegen de stroming tegenop te kunnen, en dan is het niet te doen om een camera stabiel te houden. Ik had echter wel geluk met de haaien. Ik kreeg er regelmatig twee in beeld, ze durfden lekker dichtbij komen omdat ik in de doorgang naar de voederplaats zwom. Die doorgang is ongeveer twee meter dus ze moesten allemaal langs alle kanten langs mij passeren. Het is wonderlijk dat niemand mekaar raakt. Iedereen is zo wendbaar en snel, dat als ge zelf ook een beetje goed kunt zwemmen, ge mekaar niet hindert. Ik genoot, genoot, genoot... Het ging allemaal aan topspeed. Vooral de jacks zwemmen als razenden.
Toen de voedertijd gedaan was kon ik wel weer in de lagune. Daar was de staartloze kleine rog nog gezellig aan het rondzwemmen en de twee dikke murenen van twee meter lang kwamen ook hun holen uit om restjes op te knabbelen. Nu niet dat er veel restjes zijn. Omdat het water daar rustiger is kon ik ongestoord tot op 30 centimeter van de murenenbekken filmen. Ze kronkelden als dikke vette slangen langs de rotswand. Soms kreeg ik ze zelfs met twee tegelijk op beeld, meestal lukte dat niet omdat ik veel te dichtbij was met mijn lens. Toch leverde het een goede film op. Grijs en stoffig, maar dat waren nu eenmaal de omstandigheden. Af en toe slaakte Paul van boven op het betonblok wel een kreetje : Pas op! Zijn bek is wel heel dicht bij u! Maar dat was niet erg want met mijn kop onder water kon ik dat toch niet horen. Plots kwam de hele grote rog terug in de lagune! Tot overmaat van plezier kon ik heerlijk boven hem tweedekkerke spelen. Zaaaaaaaaaaaalig! Zwemmen met roggen, bijna even plezant als zwemmen met tijgers.
De murenen waren ook zeer actief want ondertussen werd het schemerig. Ik kon boven hen meezwemmen, onderduiken en van zeer kortbij hun open bek filmen. Ik dacht altijd dat die maar vier zielige tanden hadden, maar als die echt in actie komen heb ge een veel beter zicht op wat er allemaal in dat muiltje zit! Rijen kleine puntige witte tandjes! Ik kon zo diep in hun keel kijken dat ik de ingangen van hun kieuwgaten zelfs op foto heb! Echt indrukwekkend hoe zon keelgat er uit ziet. Hun ellenlange, vette maar superlenige lijf is ook prachtig van tekening. Over heel hun slangelichaam loopt een soepele rugvin waar ze toch een behoorlijke snelheid mee kunnen ontwikkelen. Wat niet wegneemt dat ze liefst van al van hol naar hol zwemmen. Ik vond een goede houvast, zodat ik niet te erg tegen de stroming moest opboksen en lekker close kon fotograferen.
Naderhand bleven de jacks en makrelen in de ondiepe lagune snelle rondjes zwemmen en ik mocht me gewoon bij hun groep aansluiten. Gezellig met zijn allen aan hetzelfde tempo rond een school kleinere vissen cirkelen. Wat een plezier! We leken wel een kermismolen, maar dan één met vissen in plaats van paarden. Op de terugweg vond ik dan als bloemekee ook nog twee jonge murenen in een ongerept koraalbos en het water was daar wel helder. Dat leverde me enkele echt mooie fotos op.
Na een uur kwam ik rillend uit het water want mijn memory stick was vol. Jammer. Paul was ondertussen naar de zonsondergang aan de andere kant van het eiland gaan kijken, dus ik stond daar met mijn snorkelgerief en mijn camera en geen handdoek. Pijlsnel ben ik dan dwars door de palmtuinen naar het zwembad gerend dat heerlijk zoet en warm is. Wat een zaligheid om daar rustig alleen in rond te drijven en naar de lucht te liggen kijken. En dan dat zoet gemengd fruitsapje dat daar op de kant op me stond te wachten! En een handdoek. Goddelijk.
Terug thuis was ik heel benieuwd naar onze filmpjes en ze bleken, gezien de slechte omstandigheden van de zee, nog plezant ook. Ik als dikke rode vis (rood badpak, een bikini vond ik in dit wilde gedoe wat te riskant) tussen al die grote grijze beesten. De haaien, roggen en murenen even groot als ik, en de roofvissen ongeveer de grootte van mijn lijf. Waarom heb ik er in mijn jeugd toch niet voor gekozen om duikleraar of onderwaterfotograaf te worden? Ik had er beslist aanleg voor gehad. Nu, op mijn 53ste en met die stomme ziekte is het wel wat laat...
Het vissenfeestje was voorbij, de adrenaline zakte, en ik voelde me wegzinken... De hyperacusis was luider, de tinnitus erger. Ik zou toch eens moeten leren om aan te voelen wanneer mijn eigen batterijen leeg zijn, in plaats van door te gaan tot de batterijen van mijn camera het opgeven. Matigheid is natuurlijk nooit mijn sterktste kant geweest en dat is met deze zotte ziekte wel wat onpraktisch. En nu moest ik in deze staat nog gaan dineren...
We kwamen aan ons tafeltje en er zaten al twee mensen. O-oh. Ik ging iets verder kijken waar soms ook een tafel gedekt staat voor mensen die een romantisch diner met twee geboekt hebben, maar noppes... Bleek dat de mensen gewoon een sigaretje aan onze tafel zaten te roken en ons wilden vragen hoe we het regelden om apart te kunnen eten. Tja, dan kunt ge weer niet anders dan over de zotte ziekte vertellen. De Duitse vrouw was heel meevoelend en begreep onmiddellijk dat dat tafeltje geen onversneden voorrecht was. Ze leek zelfs blij dat ze gewoon bij de andere mensen in het restaurant kon gaan eten.
En wie kwam daar aangestapt met onze flesjes bruiswater? Haris. Ocharme. Nu was hij weer niet kunnen vertrekken. De andere jongens beginnen grappen met hem te maken omdat zijn bagage nu al drie dagen klaar staat. Hij zei dat zijn collega's het best wel fijn vonden dat hij niet weggeraakte, zodat hij ons kon blijven bedienen en zij het niet moesten doen. Ze zullen dat zeker niet verkeerd bedoeld hebben, want het zijn allemaal voetbalploegmaten van Paul, maar het maakte me toch heel triest. Ik zat daar onder mijn boom met mijn éne kaarsje stil te huilen. Van de pijn in mijn oren, van zelfmedelijden omdat ik niet "normaal" kon zijn, en door het geluid van de saxofonist die 30 meter verder in de bar stond te spelen. Heel mooi dan nog, maar toch was het veel te luid voor me. Van eten is niet echt veel in huis gekomen. Als mijn kop de wereld niet meer kan volgen doet mijn maag precies ook niet meer mee. Morgen is Haris zijn laatste kans om te kunnen vertrekken. We hebben deze keer maar geen afscheid genomen, misschien brengt dat wel geluk?
Oei, oei, Paul zegt me net dat één van mijn reisverhaaltjes maar liefst 7 A4-tjes groot is... Ocharme mijn lezers. Als ik die nog heb.
Maar ja, als ge zo gelukkig zijt na een jaar isolement, dan zoudt ge uw geluk willen uitschreeuwen. 't Is dat dat zoveel lawaai maakt. Dus schrijf ik mijn geluk maar uit.
Morgen het vervolg!
|