Oeps! Per ongeluk een reisverhaaltje overgeslagen... Nu wordt het helemaal een chaos... Maar ze komen allemaal netjes onder mekaar, in volgorde, op een apart blog, net zoals de andere reisverhalen. Eén van de dagen...
----------------------------------------------------------------------------------------------
Zaterdag, 7 mei 2011. Gasthof Belchen Multen, Aitern.
6. Jodelen tijdens 't rodelen.
Na een genoeglijk, rijkelijk ontbijt begonnen we aan onze gevulde to do- list. Het is zaterdag, dus het was nu of nooit. Eén van de neusbeentjes van mijn bril is afgebroken (door steeds mijn zoeker tegen mijn neus te drukken, met de Nikon gebruik ik het scherm niet om te fotograferen). Er schoot alleen een heel scherp puntje plastic over dat steeds in mijn huid drukte. Niet zo gezellig. Gisteren hadden we aan Walter gevraagd waar we op zaterdag een optieker konden vinden en dat bleek in Todtnau te zijn. Tof, want daar wilden we toch naar de watervallen gaan kijken.
Met ons ontbijt-theetje op het hotelterras belden we eerst naar Cindy van Nicols Saverne om de reservatie voor onze boottocht in Frankrijk te bevestigen, en vervolgens naar Graufthal om terug dat hotel te boeken voor zondagavond. En dan gingen we op pad naar de optieker en naar een apotheek - want Paul zijn rug ligt zo stilaan aan diggelen - om Traumeel zalf & pilletjes te kopen. Iets wat volgens mij hier wel te vinden zou zijn, want het klinkt alvast Duits.
In Todtnau vonden we onmiddellijk een lieve optieker die de glazen van mijn twee brillen onderling ging verwisselen. Gelukkig dat ik twee dezelfde monturen heb. Ge moet u de situatie voorstellen, ik in Pfaff-Duits : "Ach mein Herr, Ich habe ein Problemchen. Das Naseflüchelein von meinen Brill ist afgebrochen, können sie vielleicht die Gläser wechseln mit die von mein anderen Brill..."
Ondertussen besloten we een apotheek te zoeken. Nog voor we daar waren viel ons oog op een berg met de grootste Rodelbahn van Duitsland. Onze interesse was instant gewekt! Toch eerst de apotheek binnengelopen en alvast 1 tube Traumeel zalf en 5 potjes Traumeel pillen gekocht. Vooruitziende vrouw zijnde vreesde ik al dat die Rodelbahn Paul's rugpijn niet echt veel vooruit zou helpen.
We moesten toch een uurtje in het dorp blijven tot mijn bril gemaakt was, dus voor ik het in de mot had stond Paul al aan de kassa van de zetellift. Ik trachtte hem nog te overtuigen om dit uitstapje voor de namiddag te houden, maar met mijn doppen in liep de conversatie kompleet in de mist. Voor we het wisten zaten we in een zetelliftstoeltje en werden we de berg opgetrokken. Links van ons liep de rodelbaan. Het zag er de moeite uit. Plots zweefden we voorbij een bosje, en bleek de sleebaan nog verder te lopen... Dat was al méér dan de moeite. Na het derde groepje bomen zagen we ze helemaal, er kwam gewoon geen einde aan! Dit was indrukwekkend! Drie kilometer bochten over een hoogteverschil van 360 meter! De kerk in het dorpje onder ons werd kleiner en kleiner, en onze opwinding steeg met elke meter die we hoger zeilden Met de zetellift werden zowel passagiers als sleeën als fietsen omhoog getrokken. In dit seizoen bleek voornamelijk de mountain-bike afdaling gewild. De rodelbaan lag er verlaten bij. In de zomermaanden kan de aanschuiftijd tot 2 uur oplopen...
Boven propte Paul zich achterin de slee, ik plantte me voorin, tussen zijn benen, en Irma vond een plek tussen mijn knieën. De achterste passagier moest de rem bedienen. En daar gingen we! We hadden zoiets nog nooit gedaan, maar veel kunst leek er niet aan. Bij elke scherpe bocht stond er een verkeersbord Bremsen, maar Paul vertraagde helemaal niet. Dus riep ik elke keer remmen! maar hij vroeg zich af waarom, en we raasden doodleuk verder. Joelend, jodelend als kleine kinderen. Tot ik na een kilometer toch zijn aandacht op de bordjes kon vestigen. Het was allemaal zo rap gegaan dat hij ze nog niet had zien staan. Begrijpelijk, want hij was ondertussen ook nog aan het filmen, dus remmen was duidelijk te veel gevraagd. Ik ondernam dappere pogingen om een foto van Irma te nemen met op de achtergrond het dorpje in de diepte, maar door de snelheid en de onnoemelijk vele bochten was dat geen sinecure. Het was een zalig hilarisch ritje en t fijne was dat er niemand voor of achter ons kwam. We moesten ons voor niemand generen. Nu niet dat we dat ooit doen, maar toch. Kompleet murw en overgelukkig bereikten we de aankomst.
Onderaan de zetellift was een zonnig terras vanwaar we een goed zicht hadden op de afdaling van de mountainbikers. Het interessantste vond ik hun kleding. Het leken wel wezens van planeet Disco. Gestreepte en gevlekte pakken in de afgrijselijkste kleuren, en helmen die iets weg haddden van Guatemalteekse maskers. Met een rotvaart zoefden ze over de aarden baan naar beneden, slingerend tussen de bomen dan ook nog. Ik hoop dat hier vlakbij een ziekenhuis is.
Terug bij de opticien bleken mijn glazen in het andere montuur te zitten, maar mijn leesbril was kompleet gedemonteerd. Tja, dat was wel lastig, want die gebruik ik als ik s avonds zit te schrijven. Dus heeft die lieve man dat wrak ook nog terug in mekaar geprutst terwijl ik nostalgisch zijn uitstalling van koekoeksklokken stond te bekijken. Als kind hadden wij er thuis ook eentje, maar dat was een zuinige, ah ja, het was er één van ons ma. Onze koekoeksklok had een nepdeurtje. Er leefde helemaal geen koekoek in. Ik moest me echt inhouden of ik had bij deze vriendelijke mensen zon monsterke gekocht, puur uit nostalgie.
Na voor de zoveelste keer een bancontact geplunderd te hebben reden we richting Todtnauer watervallen. De bedoeling was een kort wandelingetje te maken tot aan de grote waterval. Het zou de hoogste van Duitsland moeten zijn, met haar 100 meter, maar ze zijn hier precies nogal kwistig met die uitdrukking. Uiteindelijk draaide het er op uit dat we heel de weg van de waterval omhoog geklommen zijn tot op het eindpunt. De wandeling bleef prachtig. Langs vele kleine watervalletjes, door bossen, langs rotsen. Regelmatig was er een brug aangelegd om de waterval van de andere zijde te bezien, en de grote was inderdaad echt wel hoog. Ook daar konden we nog tot aan de top klimmen, en daarboven lag de volgende. Die we natuurlijk ook nog moesten zien... Ik hoopte op het einde een café te vinden, maar er bleek enkel een groot Bergluchtkuuroord, en die mensen schijnen niet te drinken. Helemaal achteraan vond ik een Gästezimmer en ik besloot aan te bellen. Een lieve vrouw verkocht ons onmiddellijk bronwater en nodigde ons uit het in haar tuin op te drinken. In t zonneke, 24°, in mijn onderhemdje, op het stille einde van de wereld.... Paradijselijke momenten. Natuurlijk moesten we nu wel helemaal terug naar het begin van de wereld. Gelukkig was dat bergaf. Maar toch werd het een langdurige klus.
Om vier uur kwamen we terug aan de auto en hadden we nog altijd niet gepicknikt. We hebben ons dan maar beperkt tot een tros bananen en veel, veel drinken. De volgende waterval die op ons programma stond was de Fahl waterval. We begonnen op een bangelijke hoogte en het pad volgde een zielig watervalleke dat zich een weg strompelde tusssen omgevallen en omgehakte bomen. Triestig. En steil. Ik zag het echt niet meer zitten om nog eens helemaal naar boven te klimmen, dus nam ik de camera-zooi mee en daalde verder af terwijl Paul gezwind terug de berg opstapte om de auto te gaan halen. Een win-win-situatie. Dacht ik. We hadden afgesproken aan Hotel Lawine, een groot ding dat we in het oprijden aan de baan hadden zien liggen. Alleen jammer dat mijn pad niet naar Hotel Lawine bleek te leiden. Ik bleef maar de bosrand volgen en kon de brede beek nergens over steken. Toch niet met de cameras. Op de duur vond ik een doorgang en stuurde een sms naar Paul : Ik zit op de mesthoop van Gasthaus Adler. Vanzelfsprekend was ik daar liever op het terras gaan zitten, maar dat lag vlak aan een rotbaan met veel motos, en in de tuin speelden een hoop kinderen... dan verkoos ik toch wel de achterzijde van de zaak. Enfin, we hebben mekaar terug gevonden.
Aangezien onze voeten nog enkel goed waren om gas te geven besloten we de top van de Feldberg eens te gaan bekijken. Was me dat een droevige bedoening! Zo kaal! Alles was hier opgevreten door de ski-industrie. Op de top staat het allerlelijkste hotel van het Zwarte Woud (dat hoop ik althans). Het zeventiger jaren onding, met gevels uit reflecterend glas, maakt deel uit van een conglomeraat van andere bouwkundige draakjes. Zoals een café gehuisvest in een plastic bol (voor de après-ski) en een troosteloze galerie met winkeltjes. De andere gebouwen in de buurt waren al niet veel mooier. Het woord verkrachting is hier op zijn plaats. Ze proberen het momenteel nog wat te redden door een educatief plekje neer te poten - Das Naturhaus- met daarrond een tuin met uitleg over de verschillende vegetaties van de streek. Heel zinnig, maar toch niet meer dan een pleister op een houten been.
De uitleg op de borden in de tuin leerde ons wel enkele interessante weetjes. Vroeger was het hier een loofwoud maar door menselijk toedoen (zilvermijnen, woudontginningen, veeteelt,...) hebben enkel de sparren het overleefd. Die gaven het woud het donkere aanzien, vandaar de naam Zwarte Woud, en daarom waarschijnlijk dat ik het in mijn jeugd een troosteloze plek vond. Tegenwoordig probeert men zoveel mogelijk dennen te vervangen door loofbomen en op sommige plekken is dat resultaat al aardig te zien. Het woud glundert in talloze tinten groen. We zullen over 50 jaar nog eens terug moeten komen, dan staat het misschien al een beetje verder met het kleurenpalet dat ze hopen te bereiken.
Toen we aan ons Gasthof kwamen stond de hof vol motos... Maar liefst 10 motorrijders waren in mijn oord van stilte neergestreken! Ik heb toen wel aan de gastvrouw moeten uitleggen dat er iets mis wat met mijn oren, en ze vond het prima dat we buiten zouden eten. Onder ons tweetjes, met zicht op de bergen, smullen van asperges en hertengebraad met paddestoelen, gebakken appeltjes en spätzle. Om duimen en vingers af te likken! En we konden dat nog doen ook, want er was geen kip die ons zag zitten. Een ietwat koel, maar overheerlijk einde van een fijne dag!
|