Maandag, 30 mei 2011.
Brunnenhof, Walheim.
2. Dont mention the war
Ongetwijfeld, in een twijfelaar is goed te slapen. En dat het ontbijt heerlijk zou zijn klopte ook. Verse broodjes met allerlei lekkere charcuterie en een zacht gekookt eitje. Knapperige kerstomaatjes, die als ge ze doorbijt, uzelf in een spuwende lama veranderen. Pech voor het witte tafelkleed en de tafelgenoot die tegenover u zit. Wat het nog fijner en stiller maakte was dat er nog maar twee andere gasten waren. Paul vertelde dat ik zeker de geschiedenis van de streek eens moest lezen want dat die heel interessant is. Iets met vulkanen en meren enzo. Vreemd genoeg vertelde hij er niet meer over. Iets later kwam ik er op terug en vroeg wat meer uitleg. Toen kwam de kat op de koord : Mja, ik ben het eigenlijk allemaal al vergeten maar t was wel heel interessant. Oef, ik ben niet de enige die na een paar minuten al niet meer weet wat hij gelezen heeft. Fijne ontdekking.
Gisteren las ik over een dierenpark waar ge een dag met de roofvogels mocht komen trainen. Dat leek me zeer boeiend. Mijn echtgenoot begon direct over braakballen en scherpe nagels, maar ik kon dat ontkrachten door te beweren dat uilen en katten met braakballen werken, en dat katten ook scherpe nagels hebben. We zochten het nodige op via internet en toen bleek dat het dierenpark en het roofvogelkweekcentrum ambras met mekaar hadden. Er werd ook met geen woord gerept over die zogenaamde roofvogeltraining
We werden er niet veel wijzer van, dus besloten we maar eens ter plaatse ons licht te gaan opsteken. Onderweg werd mijn aandacht afgeleid door een stuwdam in de buurt van Rurberg, van maar liefst 72 meter hoog, die me ook wel de moeite leek. Stom genoeg zochten we Rurberg en vonden we enkel Rursee.
Op een uitkijkpunt zagen we ons probleem. Rurberg ligt in een dal en wij zochten naar een hoogte. In de verte lag Kamp Vogelsang, een opleidingskamp van Hitlers officieren dat na de oorlog in de handen van de Engelsen terechtkwam, en even later door het Belgische leger overgenomen. Ernaast ligt een dorpje dat in de oorlog volledig van de kaart geveegd werd, op het kerkje na. Paul beweerde dat de plek een interessante geschiedenis had, toen ik vroeg wat dan wel was het antwoord : Tja, dat weet ik natuurlijk niet meer.
En zo moeten wij samen oud worden. Enfin, t is wel goedkoop, ge moet geen nieuwe boeken meer kopen, ge kunt altijd dezelfde lezen want aan t einde kent ge het begin toch niet meer.
Op het panoramapunt haalde Paul zijn nieuwste aanwinst boven : de Aldi-verrekijker. Wel wel. Weer iets lekker zwaars dat in de fototas moet in t vervolg. Ik plantte me op een bank en begon de riem er aan vast te prutsen, kwestie dat hij het ding rond zijn nek kan hangen en het niet ergens neerlegt en vergeet... Ondertussen lag het dorpje Rurberg, omringd door water, aan mijn voeten te baden in de zon. Van hieruit leek het op een eilandje. En dus zeker geen berg. Ook niet als ge het met een verrekijker bekeek.
Het probleem is altijd dat we een bestemming in ons Trees invoeren maar onderweg telkens van gedacht veranderen. Trees brengt ons dan steeds in verwarring, en eigenlijk rijden we op die manier nog meer verloren. Dus reden we naar het infocentrum van het Eiffelpark. Cornelia, een heel vriendelijke dame legde uit hoe we de Urfttalsperre, de hoogste dam konden bezoeken. Met de boot (die net vertrokken was) of met de fiets! Straffer nog : met een electrische fiets. Dát was binnen de minuut beslist. We laadden de cameras in de zijtassen en daar gingen we.
Het grindpad liep langs de oevers van het meer. Prachtige zichten op het kleurige bos en het blauwe meer. Bomen met rode bladeren flakkerden als vuren tussen het woud. De dam was indrukwekkend. 72 meter hoog, 300 meter lang, en we mochten er over wandelen. In het meer zagen we karpers van bijna een meter zwemmen! Het zit hier ook vol paling en forel, maar die zijn kleiner. Een visvergunning is hier verplicht en dat is begrijpelijk want als ge zo een lopende meter karper vangt kunt ge heel uw restaurant van een avondmaal voorzien.
Van daarboven leek het meer wel een fjord, zeker toen de witte rondvaartboot van achter de hoek kwam aangevaren. Er waren maar weinig mensen, dus het was zalig om met dat prachtige uitzicht in de stilte aan een colaatje te nippen. Men probeert hier terug een oer-woud aan te leggen. Ook hier moeten de sparren eruit en moet het oorspronkelijk beukenbos (en de knorrige eiken) terug overheersen. Vervolgens gaat men het bos 30 jaar lang zijn gang laten gaan. Nu reeds woont er de grootste wilde kattenpopulatie van Duitsland. Er zeker geen per ongeluk mee naar huis nemen dus.
In de verte zagen we weer Vogelsang liggen. Ondertussen had ik er fotos van gezien, en het leek me toch wel de moeite waard om het eens te gaan bekijken.
De terugrit naar Rurberg was veel makkelijker want dat was bergaf. Ik heb geen enkele sportieve vezel in mijn lijf, maar wel een paar avontuurlijke genen, dus eens Paul mijn aandacht er op vestigde dat er een kilometerteller op het ding stond besloot ik eens uit te testen hoe snel zoiets kon rijden. Op de grindweg haalde ik op hoogste versnelling en vol gas 29,5 km per uur. Sneller dierf ik niet want grind is gevaarlijk en met de camera van mijn vriend op mijn rug bengelend vond ik dat niet verantwoord. Later op het asfalt ging ik makkelijk boven de 30! Zalige uitvinding zon fiets! Dat éne uurtje was natuurlijk ondertussen uitgelopen tot bijna 3 uur. Er was ook zoveel te zien! Prachtige vogels, vissen, hagedissen, en vanzelfsprekend het machtige bouwwerk van de dam.
We besloten die Vogelsang te zoeken en daar te picknicken. Het werd een heel verwarrende ervaring. Toen we op het domein waren beseften we het niet eens. We zagen een boel saaie kazerne-achtige gebouwen maar geen levende ziel. Tijdens een berm-picknick vroegen we ons af wat we hier eigenlijk te zoeken hadden. Een voorbijganger zei dat het bezoekerscentrum een halve kilometer verder lag. Te voet. We wandelden over een brede geasfalteerde baan, waar af en toe toch bussen en autos reden. Volgens mij zouden wij daar wel mogen rijden
We passeerden een benzinestation (50er jaren) van het Belgische leger dat als monument geklasseerd was. Ik kreeg het gevoel in Amerika te zijn. Alles was er groot en verlaten.
Het info-center bleek in één van de grijze natuurstenen kazernegebouwen te liggen. Binnen was er buiten een tentoonstelling over reizen in de tijd van de Hitlerjugend niet veel te zien. We mochten wel tot zonsondergang op het domein rondwandelen. Volgens de vrouw zou de nieuwe, mooie voetgangersbrug over het stuwmeer maar op 20 minuutjes wandelen te liggen. Dat zagen we wel zitten. Nog eens een half uurtje verder lopen zou ons geen kwaad doen. Bleek wel dat we op een serieuze hoogte zaten, we daalden de ene immense trap na alweer een andere immense trap af, tussen wijd verspreid liggende kazernegebouwern, sportvelden, een zwembad, een arena-achtig iets. Alles maar dan ook alles was er bigger than life. Hitlers jonge officieren en later onze Belgische soldaten zullen hier fit gebleven zijn, alleen al door van het ene gebouw naar het andere te trekken. En wij bleven maar dalen, en nog geen brug te zien. Ook geen rivier trouwens. En dat allemaal zonder drinken. Aangezien we toch maar even uitgestapt waren om aan het visitor center te gaan vragen waar de ingang van wat dan ook was
Dorstig als kamelen die vier dagen woestijn achter de rug hadden kwamen we eindelijk aan de brug. Ik was van plan naar beneden te klimmen om van de rivier te gaan drinken. Maar die rivier lag in een steile bedding en was zo goed als verdwenen
De bodem was bedekt met gebarsten klei. Een honingraat van verdroogde modder. Enkele Canadese zwarte ganzen zaten te baden in het minimale stroompje. Het water hoorde hier in dit seizoen een meter of zes hoger te staan
Het was een sierlijke hangbrug en het uitzicht was adembenemend. Alweer voelde ik me in het zuidwesten van Amerika. Zon enorme droge vlakte en geen mens te zien. Aan de overzijde zagen we een vrouw op een fiets en zij deelde een flesje water met ons. Het was een druppel op een hete plaat maar het proefde als vloeibaar goud. Nu moesten we wel nog terug naar boven. In de hitte
Op de heenweg naar het visitor center had ik een wegwijzer naar het zwembad gezien, dus ik was er zeker van dat ge tot daar met de auto moest geraken. Paul had vanzelfsprkend toen niet willen luisteren. Maar nu hij ook stoffig en dorstig en moe werd, vond hij het een geweldig idee om mij in de buurt van het zwembad met alle fotomateriaal achter te laten, zelf terug naar de parking boven te lopen en mij later met al het gerief te komen ophalen. Prima idee, kon ik ondertussen op zoek naar water aan dat zwembad. Ik overtuigde hem ervan dat niemand hem zou tegenhouden, aangezien het overduidelijk is dat mensen met de wagen bij dat zwembad moesten geraken. Ik raadde hem aan een handdoek op de voorbank te leggen en desnoods mijn bikini rond de spiegel te binden. Alhoewel dat een man die lijkt te gaan zwemmen in een bikini misschien juist wèl tegengehouden zou worden. Laten we het maar bij die handdoek houden. Bevrijd van zijn zware fototas en verrekijker huppelde hij als een jong veulen naar boven. Ik nam onze rommel mee naar het zwembad.
Pech, er bleek geen cafetaria te zijn. Hitlers jongens hadden blijkbaar nooit dorst gehad. Maar hoe moet dat dan met die Belgische soldaten gegaan zijn. Volgens mij hadden die altijd veel dorst? Ik mocht gelukkig aan een kraantje gaan drinken. Als een jonge hond stak ik kop en armen onder de kraan en dronk, dronk, dronk,
Ik besloot in de vuilbak te gaan zoeken of daar geen lege fles in lag om die te vullen, want ik vermoedde nog wel een uurtje buiten op de grond op Paul te moeten zitten wachten. Niks fles te vinden, alleen een lege ronde doos van crèmespoeling. Om die nu te gaan zitten uitwassen
dat was er ook wat teveel aan. Ik ging terug naar de zwembaddame haar kantoor om te bedanken dat ik van de kraan had mogen drinken, en mijn oog valt daar op een reeks colaflesjes!!! Ik vroeg haar of ze die verkocht en ze beaamde volmondig. Een halve euro per fles! Dolgelukkig was ik met mijn fles lauwe cola! Had ik toch bij t binnenkomen maar niet naar een cafetaria gevraagd maar gewoon naar drinken. Hoe stom. Enfin, ik was gered. Ik had alvast een liter water in mijn buik en nu als dessert nog een fles lauwe cola er bovenop, dat zou me wel weer even in leven houden. Ik zette me met mijn notaboekje en mijn cola in een discreet hoekje op de grond, en trok mijn doorweekt bloesje uit. (Toch geen Hitlerjugend te zien.) Dat grijs ondergoed is echt wel een geweldige uitvinding.
Als snel zag ik enkele mensen het gebouw verlaten en naar hun auto lopen, vliegensvlug trok ik mijn blouse aan en vroeg of ze richting poortgebouw reden. Dat bleek het geval, en ik mocht mee! Ik vond het alweer een geweldig idee van mezelf : ik zou mijn arme man onderweg oppikken en voor t geval ik hem niet zou zien, zou ik toch eerder aan de auto zijn en hem tegemoet kunnen rijden! Ik ben toch een attente, liefhebbende echtgenote. Per grote uitzondering had ik mijn gsm op zak, ik belde hem en legde mijn geniaal plan uit. Hij antwoordde dat hij al bijna aan de parking was, dus dat was prima, dan zagen we mekaar daar wel. Er was nogal veel storing op de lijn maar ik dacht dat dat kwam omdat mijn sukkelaar half dood was van het lopen. Echt goed hadden we mekaar niet verstaan, maar dat zijn we al gewoon. Ik hoor alles, maar dan ook alles, maar door de chaos van alle geluiden tegelijk binnen te krijgen versta ik de mensen niet meer zo goed. Maar ongeveer, is tegenwoordig al goed genoeg voor mij.
De mensen vertelden me dat ze zo blij waren dat dit gebied 6 jaar geleden is vrijgegeven door het Belgisch leger. Vroeger was dit reuze domein verboden gebied, en nu hebben de inwoners er een prachtig natuurgebied bijgekregen. Ze zijn ook gelukkig dat de Belgen de laatste 50 jaar het zwembad zo goed verzorgd hadden, want in de Eiffel zijn er maar weinig, en nu kunnen ze heerlijk zwemmen in water van maar liefst 28°. Weliswaar tussen muren verfraaid met wat Hitlerjugendatleten. Maar zoals al gezegd : perfectie is niet van deze wereld.
Aan de grote parking van de kazernepoort stapte ik uit en keek rond. Onze auto was niet te bespeuren. Laat staan een echtgenoot. Vreemd, maar niet getreurd, geef me een steen om op te zitten, een bic en een notaboek, of een fotoapparaat, en vooral dat restje lauwe cola, en ik ben gelukkig. Moederziel alleen zat ik daar tussen de enorme verlaten gebouwen te schrijven. Tot de telefoon rinkelde : Seg waar zijt gij? Ik sta hier op de parking en ik zie u niet!
Nee, ík zit terug op de parking en ik zie ú niet. Maar komaan seg, ik sta hier toch! Maar nee, hier is geen mens, ik zit hier alleen op een steen aan de rand van de weg! Allez dan ziet ge de auto toch staan?! Ik sta vlak naast het zwembadgebouw verdorie! De zwembadparking? Ah zo! Nee. Ik zit op de parking boven aan de kazernepoort. Wat zit ge daar te doen? Awel ik had u toch gezegd dat ik daar naartoe aan t liften was om u te helpen?! Jamaar ik had u daarstraks aan de telefoon toch gezegd dat ik bijna aan de parking was!!! Jaja, maar ik dacht dat ge nog naar de poortparking aant lopen waart! Welnee, ik zat al lang in de auto onderweg naar dat zwembad. Ja, alles horen, maar niks meer goed verstaan, t is soms niet simpel.
Eens terug verenigd besloten we eens te gaan kijken naar enkele gastenhuisjes die de dienst voor toerisme ons vanmiddag aangeraden had. Ze lagen in een verscholen dal waar de weg doodliep op een bos. Lekker rustig. Het eerste was een kamer in de helling van een heuvel. Niet slecht, maar ook niet geweldig. De volgende hadden geen kamers vrij. Eindelijk zagen we het pension van de familie Wolmann. Dat was ons aangeraden! Wij blij daar naartoe. Voor de deur stond een bordje Willkommen. We belden aan en een grommelige oude man kwam door de deur piepen. Hij vroeg zijn vrouw of er een kamer vrij was en die riep iets terug vanuit de eetzaal, ze kwam niet eens kijken. De conversatie werd op deze manier verder gezet en als ik hun was zou ik dat bord met Willkommen maar in de kelder opbergen. Uiteindelijk liet de man toch twee kamers zien, dik tegen zijn goesting, maar de ene had geen balkon, en de andere geen badkamer, en aangezien die vent echt niet vriendelijk was en nog altijd niet snapte dat we geen kamer voor vannacht maar voor morgen nodig hadden, trokken we maar verder. Iets hoger plakte nog een mooi huis met balkonnetjes tegen de berg, daar zouden we ons geluk eens gaan proberen. We duwden op de bel en zagen het naambordje : Wolmann. Wel wel. Familie. Maar wel een vriendelijkere tak. Ook geen kamers met een eigen terras. Enkele huizen verder was nog een pension. Begot! Wéér een Wolmann! Zonder vrije kamers. We begonnen het op te geven en besloten morgen wel te zien waar we zouden uitkomen. De enige reden waarom we zo vooruitziend bezig waren kwam doordat het een verlengd verlofweekend wordt vanaf donderdag (Ons-Heer-Hemelvaart), en het zou kunnen dat alles volzet is. Net toen we besloten voor niks meer te stoppen zagen we toch wel het échte Pension Wollman naast de baan liggen zeker! Datgene waar de vrouw van de info ons naar verwezen had.
Ik belde aan en werd onmiddellijk verwelkomd door een zwarte poes. Dat kon al niet meer mis gaan. De kamer was netjes, ruim én met een balkon met zicht op de beboste heuvels. Dus de koop was snel gesloten, dinsdag en woensdagnacht slapen we bij mevrouw Wollman en Charlene, die eigenlijk wel een kater is.
Het werd hoog tijd om naar huis te rijden want anders zou de keuken gesloten zijn. Bij aankomst plofte ik direct op mijn stoel aan de terrastafel. Paul ging zich even opfrissen, ik vond dat niet nodig aangezien ik zo ongeveer een halve douche had genomen, met kleren aan weliswaar, in dat zwembad. Ik besloot terug dat heerlijke bord met kalfniertjes te nemen en meer niet. Tot ik chef iets tegen Paul hoorde mummelen over met marsepein gevulde kersen in portosaus gecombineerd met vanille-ijs. Mijn handen verlieten spontaan het keyboard om resoluut mijn vinger omhoog te steken : hola! Voor zon dessert heb ik ook echt nog wel plaats!
En het was decadent lekker. Ik voelde me net een oude Romein. Stel u voor: warme kersen gevuld met marsepein
Hoe komt ge op t idee. Zaaaaaaaalig lekker! Wat een heerlijk toeval dat we terecht zijn gekomen in een hotel dat gerund wordt door een echte chef!
Een prettige babbel met de mensen aan de tafel naast ons, en een aangenaam gesprek met de gastheer en gastvrouw, maakten onze dag volmaakt. Aan een volledige triathlon waren we wel niet geraakt - om te zwemmen was het water iets te fris - maar desondanks zullen we toch goed slapen denk ik.
|