Zaterdag, 4 juni 2011.
Hotel Hanebeck, Diemelstadt.
7. Met een bootje naar de stilte.
Na een degelijk duits ontbijt hebben we ons met ons potje thee in de tuin genesteld. Ik ben er pardoes in slaap gevallen. Zalig in de zon.
Onze gastvrouw had aangeraden de Edersee eens te gaan bezoeken. Voor de rest schijnt alles hier vooral in het teken van de oorlog te staan en dat kan ons niet zo boeien. De weiden staan hier helemaal niet droog, alles is frisgroen. Roggevelden bespikkeld met klaprozen, korenbloemen en margrieten. Heelder wilde boeketten zou men hier kunnen plukken. Vanuit de verte ziet ge soms een bloedrode vlek en dat blijkt dan een plek barstensvol papavers te zijn.
We probeerden een jagende buizerd te fotograferen maar het was weer niet simpel. Ook als ze jagen hangen ze helemaal niet stil. Gisteren vertelde de dokter dat er hier tegenwoordig zoveel zitten dat hij nooit meer gaat joggen zonder een stok mee te nemen. Vorig jaar is hij op 1 mei aangevallen door een buizerd, waarschijnlijk een dier met jongen, en hij heeft zich een vol uur met een stok moeten verdedigen tegen de roofvogel die constant op hem bleef neerduiken en aanvallen. En mijn dokter ziet er echt alles behalve een nietige muis uit.
We kwamen door Bad Arolsen, een barokke stad met pastelkleurige huizen met veel bogen en krullen en haast geen vakwerkhouten gebouwen. Middenin het stadje stond een enorm paleis. Maar bij 28° is het niet aantrekkelijk om iets binnen te gaan bezichtigen. We gingen op weg naar ons rustig meer.
Op de landkaart stond de weg rond het meer in groen aangeduid. Mooi is hij beslist, maar vooral druk. Héél druk. Vooral op zaterdag. Een gegrauw van honderden motos die aan idiote snelheden de bochtige oevers van het water volgden. Vreselijk. Naast die drukke baan lag een voetpad, tegelijk fietspad, en wat daar de lol van was begreep ik niet. Tussen razende autos en een ijzerdraad gaan wandelen?... Elke parking aan de baan stond volgepropt met wagens. We reden door tot aan de stuwdam in de hoop zo aan de andere, hopelijk rustigere, zijde van het meer te geraken, maar het bleek een voetgangersbrug. Uiteindelijk konden we onze auto toch ergens kwijt en daalden direct af naar het water. Hier was het geluid van de baan al minder hinderlijk. Het meer zag wit van de zeilbootjes, dappere zwemmers waagden zich in het frisse water, zonnekloppers zaten op de strandjes, en voor duikers scheen het hier ook zeer boeiend, die kunnen de verdronken dorpen gaan bekijken. Het was allemaal veel te druk naar onze zin, tot we zagen dat ze bootjes verhuurden. We namen een bescheiden pick-nick uit de auto en huurden het kleinste bootje met electrische motor. Wat vanop die ellendige baan de hel was, werd vanop het water plots de hemel. Een zalige wind maakte de talloze zeilers gelukkig en gaf ons na de hitte van de auto wat afkoeling. Het was prettig te spelevaren tussen al die verschillende soorten vaartuigen. Alles voer kriskras door mekaar : jachten, mini-zeilbootjes, windsurfers, roeiboten, vissersbootjes, zodiacs, en een grote excursieboot. Het origineelst waren de pedalos. ze waren uitgevoerd in de vorm van autos. Soms kwam er dan opeens een rode Ferrari voorbijgetrappeld, dan weer kruisten we een een groene Volkswagen. Voor kinderen moet dit geweldig zijn. Op één van de bootautos zat zelfs een glijbaan zodat de kinderen van bovenop het vaartuig in het water konden plonsen. Ik had deze grappige dingen nog nergens gezien.
Vanop het meer hadden we een mooi uitzicht op het slot van Waldeck. Een stoere burcht op een knoert van een rots. Dat zou ons volgende doel worden. Na een uurtje, braaf op tijd, leverden we ons bootje terug af. In het winkeltje verkochten ze, totaal naast de kwestie, een pluchen ijsbeertje. Ik kocht hem alvast, dan heb ik ineens mijn souvenir uit Spitsbergen, hij zal hier alvast een pak goedkoper zijn dan dat ik er ginder een over een maand moet kopen. Wie zegt trouwens dat souvenirs uit het land waarop ge in vakantie geweest zijn moeten komen? Paul doopte hem Björn, beer in het Noors, in de hoop dat dat een naam was die we zouden kunnen onthouden. Bjorn zat vanaf nu knus naast Irma op de achterbank. Ik vroeg me nu wel af of ik hem mee naar Spitsbergen ga nemen
De frisse boottocht had ons terug wakker gemaakt en al snel ontdekten we een ouderwetse kabelbaan uit de jaren zestig. Een hel charmant ding! Kleine platte cilinders waar ge met moeite met twee personen in kon. Ik voelde me net een dinky toy in een modelspoorbaanlandschap. Erg ver voerde het schijfje ons niet, maar het was best plezant.
Boven op de rots leidde een smalle, steile steeg naar de burcht. Hoewel we er alleen aangekomen waren werden we plots overspoeld door letterlijk een buslading toeristen. De lol was ineens ver zoek. Op het binnenplein van de burcht, dat nu het uitkijkterras was, hadden we een zicht op het meer en de dam maar vooral op mensenhoofden. Midden op het plein stond een stenen middeleeuwse schandpaal (in het duits ook een kaak, van aan de kaak gesteld) op een verhoog. Als ze u aan de juiste kant vastbonden hadt ge wel een schoon uitzicht. De burcht was ooit als gevangenis gebruikt en ook hier hadden ze zich weer met heksen beziggehouden. Een plek met een onfrisse geschiedenis. Om weg te zijn van het volk besloten we op het hotelterras iets te gaan drinken. Daar was het rustig, winderig en iets koeler, de frisse pint smaakte als goud. Op de terugweg naar beneden konden we wel genieten van de, nu verlaten, middeleeuwse steeg die zich rond de rots kronkelde. Het rammelende kabelbaantje bracht ons terug naar beneden en onze tocht door de schitterende velden kon weer beginnen, in een zacht avondlicht deze keer.
De tractorlijnen in de velden maken er abstracte schilderijen van, bovendien is elk vlak dan nog gekleurd in een andere tint groen naargelang het gewas dat er groeit. Thuis is alles zo dor, in Monschau was het ook veel te droog, maar hier schijnt alles te bloeien als in een normale lente. Misschien zijn er in deze streek minder bezienswaardigheden, maar het land op zich is hier zo mooi. Niets dan zachte glooiïngen bekleed met weiden vol vee en enorme akkers omzoomd met verschillende soorten bomen. Alles is hier zoveel grootser dan bij ons. Hier kunt ge nog kilometers rijden zonder iets meer dan een enkele boerderij te zien.
Rond ons hotel zijn niets dan wuivende roggevelden en paardeweiden. Het dichtstbijzijnde huis is een boerderij en ze ligt dan nog minstens 100 meter verder naar het dorpje toe. Ik had een zeker voorbehoud om thuis te eten na de grill-ervaring, maar er stonden asperges op de kaart en daar kan weinig verkeerd mee gebeuren. Ze waren zelfs zo lief ze op Flämischer Art te maken nadat Paul had uitgelegd hoe dat in mekaar zat, want asperges met hollandse saus en Schinken is echt niet aan mij besteed. Paul verorberde tot onze gastvrouws verbazing ook nog een spie van haar pasgebakken overheerlijke taart. Ondertussen ging de zon onder over de velden en baadde de wereld onder een dek van pastelkleurige wolken. Een droomlandschap.
Dit hotelgebouw is onmogelijk mooi te noemen, het is een conglomeraat van bijbouwsels in verschillende stijlen. Ik denk niet dat er in twee kamers dezelfde vloerbeddeking ligt, alleszins als ge de gangen doorloopt komt ge al aan vier soorten vloertegels, ook alle plafonds zijn anders, en de zestigerjaren glastegel is alom tegenwoordig. Alhoewel er slechts 15 kamers zijn hebben wij nummer 17. Waarschijnlijk zijn er twee kamers opgeofferd om het binnenzwembad te bouwen. De enorme tuin is een dorp van diertjes en kabouters, elke dag ontdek ik er meer, soms twijfel ik zelfs even of het een levend wezen of een beeldje is, vooral in de avondschemering. Te meer omdat er ook nog drie levende katten tussen de talloze beeldjes van eendjes, zwijnen, herten, dolfijnen, kraaien, lammeren, totempalen, lantaarns, kippen, vlinders, wolven, en wat al meer rondlopen. De feitelijke lelijkheid is zo ontroerend dat ze lieflijk wordt en dat ge al na twee dagen een gevoel van thuis-zijn krijgt. Mijn bomma-ziel wordt hier ten zeerste aangesproken. In elk hoekje van de reuzentuin staan zetels met daarnaast een kist met tuinkussen, iedereen richt zijn plek in naar believen en wordt niet meer gestoord. Zalig. Meer dan wat bijtjes hoort ge niet.
Ik heb de laatste avond dan ook genoten van tot laat in de nacht alleen op het terras te zitten met mijn typdoos, een liter alcoholvrije Erdinger en drie poezen. De koning te rijk.
|