De wind buldert in mijn oor over de dochter die ik verloor of fluistert zacht van het meisje waar ik tevergeefs zolang op heb gewacht de wind mijn kille vrind hij kent het verhaal van mijn kind.
Kleffe mistslierten plakken tegen mijn bril en zitten zelfs in mijn hoofd omvatten teder de pijn zodat het enigzins verdoofd tastend zoek ik mijn weg struikelend over steen en heg maar aan het einde ben jij zo ver af en toch zo dichtbij.
De donder rolt langs de dreigende lucht jaagt vlinders en vogels op de vlucht een felle bliksemflits verlicht de wond die jou heengaan sloeg en terstond vermengen dikke regendruppels zich met tranen gehuild met geluidloze mond.
Je bent mijn prinsesje klein mijn meisje dat niet mocht zijn zul jij mij herkennen straks daarboven dat wil ik zo graag geloven eindelijk in jouw blauwe ogen kijken jou mijn liefde laten blijken.
Opeens was je weer zo dichtbij maar de dokter had alleen een papiertje met wat aantekeningen voor mij waar ik stiekem op had gehoopt, een fotootje, was er niet tot mijn groot verdriet.
Ik blijf dralen bij je graf kan mij niet losrukken van herinneringen en verlangen ze houden mij gevangen, je vader zit al in de auto en heeft de auto zelfs al gestart de kilte en eenzaamheid glijd in mijn hart zelfs de hemel reageerd meteen ineens regent het tewijl de zon eerst vrolijk scheen.
De zon schijnt ik ga naar mijn kind want ze is jarig vandaag Maar geen slingers en geen taart ik zet bloemen op haar graf mijn kind, ze is dood o,straf.
Op deze zomerse warme dagen helpt een vogel mij mijn kind mijn Grietje*zoeken zo nu en dan komt hij hier ook voorbij en ik hoor hem roepen Griet o Griet o Griet maar ook hij vind haar niet.
Vlindertje dat vlinderd in de zomerzon elke keer denk ik dat het wel eens een groet van mijn meisje zijn kon geloven wat je graag wil geloven over stille groeten van daarboven.