In de loop van de voormiddag is alles reeds in gereedheid gebracht. De wagen nog eens naar de car-wash gedaan en daarna de bagage ingeladen. Alles is klaar om morgenvroeg te vertrekken. Na het middageten, even na 13.00 u, beslissen we om nog vandaag te vertrekken. Het zou anders toch een lange en vervelende namiddag worden.
Om 14.10 u zijn we startensklaar. De kilometerteller staat op 71.809. Voor deze avond hebben we geen hotel gereserveerd. We moeten dus afwachten waar we iets gaan vinden om te overnachten. Een snelle blik in het boekje van Première Classe leert ons dat er een hotel is te Reims, op de uitvalsweg naar Epernay. Die weg kennen we nog van twee jaar geleden. Bellen of er een kamer vrij is heeft geen zin op dit uur van de dag daar de receptie gesloten is tot 17.00 u.
We rijden de Belgisch-Franse grens over, op de E 40, om 14.25 u en na 19 km. Vanaf daar noemt de snelweg de A16. Vervolgens rijden we voorbij: Duinkerke, na 39 km, om 14.35 u en Lille (Rijsel), na 103 km, om 15.10 u. Een eind na Rijsel nemen we een ticket voor de peage. Het is dan 15.30 u en hebben 147 km afgelegd. Een eerste stop wordt gehouden op een gewone parking langsheen de snelweg van 15.55 u tot 16.15 u en na 186 km gereden te hebben. De peage even voor Reims bereiken we om 17.20 u en na 312 km gereden te hebben. We betalen daar 72 FF. Achtereenvolgens reden we op de E40 (Oostduinkerke - Belgische grens, vanaf de Franse grens de A16, te Duinkerke de N 225 gevolgd door de A25/E42, vanaf Rijsel de A1/E17, vanaf Arras de A26/E17 langsheen St. Quentin en Laon tot Reims. Vanaf daar nemen we een kort stukje A4/E17/E50 richting Troyes tot afrit 25. Daar verlaten we de snelweg en nemen de N 51 richting Epernay. Niet ver van de wijk Maison Blanche (Reims) en La Cheige au Plafont (zie reisverslag Noord-Frankrijk 1996), aan het 2de rond punt ligt het hotel Première Classe (adres: Reims Sud - Murigny). Bij onze aankomst aldaar hebben we 231 km achter de rug en is het 17.59 u. Zonder enige problemen kunnen we een kamer krijgen (kamer 42). Deze is op het gelijkvloers gelegen. We betalen 209 FF (165 FF voor de kamer en 2 x 22 FF voor de ontbijten). Onderweg hebben we nog een Campanilehotel (en restaurant) gezien, meer in de richting van Rijsel, maar dit ligt wat de ver af zodat we het avondmaal gebruiken in het Cote a Cote-restaurant, dat vlak naast het hotel gelegen is. Voor twee aperitieven, twee maal een menu Cote Expres, 1 liter Badoit en 1 koffie betalen we 167 FF. De menu Cote Expres bestaat uit: sla, een varkensstukje met friet en een dessert (chocomouse of flan). Na het eten stippel ik nog een alternatieve route uit voor de volgende dag. Door het feit dat we een halve dag vroeger vertrokken zijn hebben we morgen wat meer tijd en zullen we een ommetje maken. Het weer was uitstekend, volle zon en niet al te warm. Om 21.45 u gaan we slapen
Dinsdag 18 augustus 1998 - 2de dag
Om 6 u sta ik op. In de loop van de nacht was het fris in de kamer, wat voor een goede nachtrust zorgde.
Om 7.45 u vertrekken we richting Dijon. De kilometerteller geeft 72.130 aan. Het is fris en bewolkt. We rijden op dezelfde plaats, waar we gisterenavond de snelweg verlieten, de A4/E17/E54 op. Troyes rijden we na 114 km en om 8.50 u voorbij. Na 134 km doen we een stopplaats langsheen de snelweg A5/E17/E54 aan. Daar tanken we 30 liter benzine voor 199 FF en in het restaurant gebruiken we twee grote koffies en 1 appeltaart voor 34,70 FF. We kopen tevens een prentkaart voor 2,50 FF om op te sturen naar Marijke (s avonds maak ik die klaar voor verzending en doe ze de dag nadien op de post te Dijon. Amper een uur later verzend ik nog een prentkaart naar onze bovenburen aan zee - dus hetzelfde adres als de eerste kaart. Deze kaart doe ik op een andere bus, maar ook in Dijon. Raar maar waar: de eerste kaart komt twee dagen later aan dan de tweede)
We verlaten de stopplaats om 9.20 u. Het is de bedoeling om even voorbij Langres afrit 6 te nemen maar door een vergissing rijden we veel te vroeg van de snelweg te Ville sous Laferté. We betalen 73 FF peage. We hebben 181 km gereden en het is 10.20 u. Op de parking buiten de peage bestuderen we de kaart en bemerken we onze vergissing. We hadden al iets vermoed daar de nummers van de afritten niet klopten. Dus rechtsomkeer maken en terug de snelweg op.
Te Langres Sud nemen we de juiste afrit (nr. 6), na 238 km en om 10.50 u. We betalen er 22 FF peage. Vervolgens nemen we de D 428 naar Pierrefontaines en Auberive. Daar stoppen we aan een winkel - tevens bakkerijtje - en kopen er 2 belegde sandwichen met hesp (witte hesp zoals men daar zegt d.i. gekookte hesp) en 3 nectarinen voor 29,35 FF. In Auberive nemen we even de D 20 tot Bay-sur-Aube en vervolgens de D 187 naar Germaines. Op een mooi plekje met uitzicht op de vallei houden we middagpauze. We hebben daar 280 km gereden en we stoppen van 12 u tot 12.35 u. Van Germaines gaat het via de D 428 tot Colmier-le-Haut, via de D 118 naar Grancey-le-Chateau en vervolgens via de D 959 naar Is-s-Tille na 335 km gereden te hebben. We stoppen er van 14 u tot 14.40 u en drinken er een ice-thee en een frisdrank (150 BF). De ice-thee is echter veel te zoet (wordt in het café gemaakt door water toe te voegen aan een concentraat). In de plaatselijke apotheek kopen we een flesje eosine (13 FF) daar Lea even voor de reis in haar vinger gesneden had. Vanaf het verlaten van de snelweg tot in Is-s-Tille reden we door een mooi en heuvelachtig landschap.
Vanaf Is-s-Tille gaat het via de D 6 naar Moloy en van daar via de D 996 naar Messigny-et-Vantoux om dan langs de D 903 en de N 74 op de ring van Dijon terecht te komen. Een zevental kilometer voor deze stad houden we nog een korte stop. We rijden de ring rond Dijon op en nemen de afrit Dijon-Sud. Als vanzelf komen we aan het hotel Première Classe uit. Het is dan 16 u. Daar de receptie van het hotel pas om 17 u opengaat rijden we nog even naar Dijon om de weg te verkennen. We rijden tot aan het oude stadsgedeelte en bemerken tevens waar we morgen de wagen in een parkeergarage kunnen achterlaten. Op dit uur van de dag is het zeer druk in de omgeving van de stad. Bij onze terugkomst aan het hotel is het 16.35 u. Ik ben de eerste om af te rekenen aan de receptie en vraag om een kamer langs de schaduwkant. We betalen voor 3 nachten en 6 ontbijten 418 FF. We krijgen kamer 43 (gelijkvloers). Per vergissing had men ons toch een kamer langs de zonnekant gegeven. Bij het corrigeren moet er iets fout gelopen zijn daar we s anderendaags de code om in onze kamer te geraken niet meer konden gebruiken. Nabij de ingang van de receptie hangt een affiche die aankondigt dat er een nieuwe Première Classe is geopend te Maçon. Op mijn vraag wordt er naar daar gebeld maar blijkt alles volzet te zijn voor de 21ste en de 22ste augustus (ik had echter al gereserveerd in een Etap-hotel).
In totaal hebben we vandaag 404 km afgelegd.
Het avondmaal gebruiken we in Campanile (50 meter verder). Voor 2 menu Buffets, 1 karaf van 46 cl vin du Gard (landwijn), 1 grote fles Badoit en 2 aperitieven betalen we 222,50 FF.
Woensdag 19 augustus 1998 - 3de dag
Om 8.15 u vertrekken we aan het hotel naar Dijon. Kilometerstand 72.535. De afgelopen nacht was het vrij warm maar bij ons vertrek is het goed afgekoeld. We bevinden ons trouwens op de warmste plek van midden-Frankrijk. Nu is er geen wolkje aan de lucht. Gisterenavond kwamen heel wat dreigende wolken opzetten doch het bleef tijdens de nacht droog. Te zien aan het verdorde gras moet het hier weken geleden geregend hebben.
De afstand tussen het hotel en Dijon is slechts 6 km. Daar we gisteren de weg reeds verkend hebben vinden we zonder moeite de goede weg en de parkeergarage in de rue Condorcet. Voor een bezoek aan de St.-Benignekathedraal, in de buurt van de garage, is het nog te vroeg. In het centrum van Dijon vinden we de Place de la Liberation, een plein in halve cirkelvorm met het Palais des Ducs. Even verder stappen we de Sint-Michielskerk binnen. Deze heeft geen noemenswaardige bijzonderheden. Een kerk die er net voor staat wordt nu gebruikt als Kamer van Koophandel. In de achterste helft is het Musee Rude ondergebracht (gratis toegang). Het museum is van bescheiden omvang maar bezit onder andere een merkwaardige reusachtige beeldengroep. Op een terrasje, voor deze voormalige kerk, gebruiken we 2 Perriers (in Frankrijk zijn deze altijd van 33 cl) voor 28 FF. In de rue des Bons-Enfants bezoeken we het musée Magnin, toegang 2 x 24 FF = 48 FF. Het museum bevat heel wat schilderijen van de Vlaamse school en toont een aantal ingerichte kamers uit de 19de eeuw. Achter het Palais des Ducs bevindt zich de Notre-Damekerk, die echter niets bijzonders bevat. Het valt ons op dat het warm is in de kerken. Meestal zoeken we in deze gebouwen de koelte op maar dit is nu niet het geval. Dit doet ons vermoeden dat het hier al een tijdje warm weer is. Eveneens in de buurt van het Palais des Ducs staan de Hallen, een constructie uit ijzer en glas. Daarin zijn standen ingericht. Op het moment dat wij er zijn is echter alles gesloten. Blijkbaar zijn de stalletjes slechts eenmaal in de week, tijdens een marktdag, open. In een sandwichbar gebruiken we 3 belegde sandwichen en 3 colas voor 75 FF. In een klein parkje achter het Palais des Ducs nemen we samen met een heleboel Fransen een rustpauze.
Terwijl Lea de winkelstraten gaat bekijken bezoek ik het Museum voor Schone Kunsten dat ondergebracht is in een deel van het Palais des Ducs. Dit bezoek kost mij 28 FF en 3 x 4 FF = 12 FF voor prentkaarten. In het museum loopt op dit ogenblik een tentoonstelling gewijd aan Adam Frans Van Der Meulen (° Brussel 1632 - + Parijs 1690). Van de vaste collectie van het museum maken enkele schilderijen van Gaspar de Craeyer (°Antwerpen 1584 - +Gent 1669) deel uit. Het meest opvallende zijn de praalgraven van Jan zonder Vrees en zijn echtgenote Marguerite Baviere en van Filips de Stoute.
Op de afgesproken plaats vind ik Lea terug op de Place de la Liberation. Het was behoorlijk warm in het museum. Op een terrasje op de hoek van het voornoemde plein gebruiken we 2 Perriers voor 32,40 FF. Vooraleer we stilaan afzakken naar de parkeergarage kopen we nog 2 flessen Perrier en een draagtas (plastiekzak) voor 12,40 FF en in een winkeltje, eerder een stalletje, kopen we 2 potjes mosterd (met noten en een extra straffe - zonder heeft men in Dijon niet geweest). Ten slotte brengen we nog een bezoek aan de kathedraal Saint-Benigne waarin ik alleen even de crypte bezoek (7 FF).
s Avonds eten we in Campanile 2 x menu Detente (buffet hors-doeuvre + gerecht a la carte + nagerechtenbuffet) + 2 aperitieven + 46 cl vin du Gard + ½ fles Badoit + 1 koffie voor 236 FF.
In totaal hebben we vandaag slechts 12 km gereden.
Donderdag 20 augustus 1998 - 4de dag
Het is 8 u wanneer we vertrekken vanaf het hotel. Het is licht bewolkt. De kilometerteller geeft 72.547 km aan. In de buurt van het hotel tanken we 18,40 liter benzine voor 106 FF. Rond Dijon moeten we even zoeken om de juiste weg te vinden maar al vlug vinden we de N 71 die ons richting St.-Seine brengt. Onmiddellijk zitten we in een mooi sterk heuvelachtig landschap. St.-Seine bereiken we om 9.50 u en na 34 km. Zonder er te stoppen rijden we door naar Villy-en-Auxois via de D 103 d en de D 26. Daar stoppen we aan een primitief cafeetje en kopen er 2 sandwichen voor 15 FF/stuk. Om ons te kunnen bedienen moet de zoon des huizes eerst nog vlug enkele sneden gekookte hesp gaan halen bij de plaatselijke beenhouwer. In afwachting dat de sandwichen klaar zijn drinken we elke een frisdrank (10 FF/stuk). Daar ik een Perrier besteld heb en ze die blijkbaar niet in huis hebben loopt de bazin nog vlug even naar een winkeltje in de buurt om er de gevraagde frisdrank te halen. Het etablissement ziet er weinig fraai uit en blijkbaar hebben ze er slechts het hoogst nodige in huis. In totaal betalen we er 30 FF. We hebben op dit punt 51 km afgelegd en we vertrekken om 10.10 u. In Vitteaux nemen we de D 70 naar Precy s/s Thil en in Jadron gaat het via de D 15 d en de D 36 langs Genouilly-en-Thoste naar Bourbilly. Het kasteel van Boubilly bezoeken we van 10.55 u tot 11.45 u. We hebben dan 93 km achter de rug. Het bezoek kost ons samen 70 FF. Hier vernemen we dat een groot deel van het gebouw uitbrandde in 1952. Er was echter geen brandverzekering (wegens de te hoge premie) zodat de eigenaar zelf voor de kosten van het herstel kon opdraaien.
Om 11.45 u zetten we onze weg verder richting Samur-en-Auxois. Enkele kilometer voor dit stadje houden we middagpauze van 12 u tot 12.30 u en na 102 km gereden te hebben. Via de D 954 bereiken we Semur. In het centrum ter hoogte van de kerk vinden we een vrije parkeerplaats. Het is een prachtig stadje met smalle hellende straatjes en nog voorzien van een aantal vakwerkhuizen. Het bezit bovendien nog zijn stadspoorten. Blijkbaar is het goed bekend bij de toeristen want de terrassen van de restaurants zijn behoorlijk gevuld. In een bakkerij kopen we twee stukken flantaart voor 12 FF. We hebben dan 105 km gereden en ons bezoek duurt tot 13.15 u. Bij het verlaten van het stadje kopen we aan een stalletje 4 nectarinen voor 8,50 FF. Via de D 954 gaat het naar Venerey-les-Laumes en Alise Ste Reine. Daar rijden we de Mont Auxois op. Via smalle straatjes met een sterke helling bereiken we de top. Het laatste stukje heeft een helling van meer dan 11% en moeten we gebruik maken van de 1ste versnelling om boven te geraken. Op de top bevindt zich het reusachtig beeld van Vergingetorix (een collega van de Tongerse Ambiorix). Op de top (407 m) heeft men een prachtig uitzicht op de streek. Ons bezoek duurt van 13.50 u tot 14.05. We hebben dan 121 km gereden. In eerste versnelling gaat het terug naar beneden en rijden we via de D954 naar het even verder gelegen kasteel van Bussy-Rabutin. We besluiten dit niet te bezoeken om voldoende tijd vrij te houden voor de abdij van Fontenay. Via de D 21 b, de D 19 en de D 905 komen we ten slotte aan in de abdij van Fontenay. Een deel van de abdij wordt nog bewoond door de huidige eigenaar en kan slechts onder begeleiding bezocht worden. Ons bezoek duurt van 14.45 u tot 16.55 u en kost ons 110 FF (bezoek aan de abdij + audiovisueel spektakel). We hebben dan 156 km achter de rug. In de gewezen smederij van de abdij is een audiovisueel spektakel ingericht ter gelegenheid van de viering van 900 jaar Citeaux. Daar de gewezen abdij geen drankgelegenheid bezit moeten we noodgedwongen 2 blikjes frisdrank (samen 16 FF) uit een automaat halen die in een daartoe speciaal ingerichte ruimte staat.
Daar de tijd te ver gevorderd is besluiten we de geplande reisweg te laten vallen, een deel liep trouwens over dezelfde weg als die welke we de 2de dag onvoorzien gevolgd hebben (Auberive, enz.). We nemen bijgevolg de kortste weg naar de D 905 die even voor Dijon uitkomt aan de snelweg A38 (gratis). Onderweg rijden we de stuwdam van Grosbois voorbij na 200 km. Daar is het vrij druk omdat het stuwmeer als recreatieplaats gebruikt wordt. Het hotel bereiken we om 18.15 u. In totaal hebben we vandaag 239 km gereden. Het hotel ligt midden in een groot winkelcentrum, overdag druk maar s nachts stil. Lea koopt in een winkel in de buurt voor Marijke een paar schoenen voor 78 FF.
s Avonds gebruiken we het avondmaal op het terras van Campanile (2 menu Buffets, 46 cl vin du Gard, ½ fles Badoit, 2 Ricards en 1 koffie voor 228,50 FF)
Vrijdag 21 augustus 1998 - 5de dag
We vertrekken om 7.45 u aan het hotel. Het is bewolkt en de ganse voormiddag valt er een lichte motregen. De kilometerteller geeft 72.787 km aan. In de buurt van het hotel rijden we de A31/E17/E21 op richting Beaune. Deze stad bereiken we na 43 km en om 8.45 u. De peage kost ons 12 FF. Even buiten het centrum parkeren we op een grote parking (vrij parkeren). Samen gebruiken we in een patisserie elke een grote koffie (2 x 14 FF = 28 FF). Terwijl Lea de enkele winkelstraten bezoekt wil ik het Museum voor Schone Kunsten bekijken. Ter plaatse blijkt dat dit slechts in de namiddag opengaat. Ik keer op mijn stappen terug en vind Lea in een van de straatjes. Wegens het ingewikkeld stratenplan van Beaune is het moeilijk om ons de oriënteren. Samen bezoeken we het Hotel Dieu (2 x 32 FF = 64 FF). Het gewezen hospice is een bezoek meer dan waard. Buiten vallen vooral de kleurmotieven van de daken op. De grote ziekenzaal doet soms denken aan de ziekenzaal van de oude Bijloke in Gent maar dan nog volledig ingericht met de originele chambretten. Op het einde van de vrije rondgang bekijken we het in een speciaal beveiligde ruimte ondergebrachte veelluik Het Laatste Oordeel van Rogier van der Weyden. Bij het verlaten van het Hotel Dieu kopen we 3 prentkaarten en is het ondertussen middag geworden. In de buurt verbruiken we in een snackbar samen 3 sandwichen en 2 grote colas voor 86 FF. Vlak naast de Notre-Damebasiliek, die we eerst even binnenlopen, bevindt zich het Musée du vin de Bourgogne. Dit museum, gewijd aan de wijnproductie, bezoeken we samen (2 x 25 FF = 50 FF). In de toegangsprijs is tevens een bezoek aan het Museum voor Schone Kunsten begrepen. Dit laatste bezoek ik alleen terwijl Lea enkele straten doorloopt. Het museum opent om 14 u maar om 14.30 u sta ik al terug op straat wegens de geringe en weinig interessante inhoud.
Het oude centrum van Beaune kan men gemakkelijk in een 10-tal minuten doorkruisen en heeft een gezellige indruk. We verlaten de stad om 14.30 u en aan de rand kopen we in een Intermarche wat fruit, 3 grote flessen Perrier en 1 fles Perrier met citroensmaak (meer uit nieuwsgierigheid - smaakt helemaal niet zoet) voor 28,50 FF.
We rijden de snelweg A6/E15/E21 op richting Maçon. Onderweg tanken we 26,75 liter benzine voor 175 FF. Aan de peage van Maçon Nord betalen we 28 FF. Het Etaphotel, waar we twee dagen zullen overnachten, ligt amper 50 meter voorbij de peage. We komen er aan om 16.00 u. Gezien we nog wat tijd hebben, omdat we pas om 17 u in het hotel kunnen, rijden we eerst nog even tot aan de grote brug over de Saone, vlak bij het centrum van Maçon. De stad lijkt ons op het eerste zicht vrij groot en druk. Om 16.50 u zijn we terug aan het hotel. We hebben in totaal 140 km gereden. Ik ben de eerste aan de receptie om af te rekenen. In de buurt liggen er nog een 4-tal andere hotels. Uit gesprekken vernemen we dat alles volzet is. De meeste hotelgasten komen vanuit het zuiden en zijn op weg naar huis. Daar Macon zowat halfweg Frankrijk ligt is het begrijpelijk dat er hier heel wat een tussenstop houden. Ook is hier in de buurt een Campanilehotel-restaurant. s Avonds verbruiken we er 2 x een menu formule Detente, ½ fles Badoit, 2 x kir, 1 karaf vin du Gard van 46 cl en 1 karaf van 25 cl en 1 koffie samen voor 246,50 FF.
Wanneer we terug in het hotel zijn horen we plots een hevig lawaai op de weg die van de snelweg komt en voor het hotel loopt. Dit blijkt afkomstig te zijn van een auto die aan hoge snelheid van de snelweg komt en waarvan de benzinetank is losgekomen die op het wegdek sleept, een spoor van vonken achterlatend. Blijkbaar wou de bestuurder nog een garage in de buurt halen.
Zaterdag 22 augustus 1998 - 6de dag
Het is 8.50 u wanneer we het hotel verlaten bij een kilometerstand van 72.927. Tijdens de vorige dagen hebben we moeten ervaren dat er in heuvelachtig gebied minder afstand afgelegd kan worden. Bijgevolg voorzien we nu reeds dat we de vooropgestelde rit zullen moeten inkorten.
Zonder enig probleem vinden we de D 103 en gaat het via St-Martin Belle-Roche, Clessé, Peronne, vervolgens via de D 15 tot Cluny. Op een parkeerplaats buiten het centrum laten we de wagen achter. We hebben dan 28 km gereden. Ons bezoek aan de stad duurt van 9 u tot 10.30 u. Ik alleen bezoek de restanten en het museum van de abdij van Cluny terwijl Lea de plaatselijke markt gaat opzoeken. Het bezoek kost 32 FF. Tijdens mijn rondgang in de ruïnes stel ik vast dat de film in mijn fototoestel blijkbaar niet goed was ingebracht en hij bij het doordraaien was blijven stilstaan. Nochtans was de teller verder doorgedraaid en dacht ik dat het tijd was om de film te vervangen. Bij het terugspoelen van de film stelde ik de fout vast. De ganse tijd had ik dus fotos genomen op hetzelfde stukje film.
Na het verlaten van Cluny gaat het nog een stukje via de D 980 en vervolgens langs de D 309 naar het kasteel van Berzé-le-Chatel (10.50 u - 41 km). Daar stoppen we niet maar rijden door naar het kasteel van Pierreclos via de D 17. Het is dan 11.30 u en hebben we 52 km gereden. Voor het bezoek betalen we 2 x 33 FF = 66 FF. Buiten een jong Nederlands koppel zijn we de enige bezoekers. Op het einde van de rondgang laat de gids ons een aperitief en wijn proeven. Voor twee flessen aperitief van Pierreclos en een potje honing betalen we 162 FF (70 FF/fles en 32 FF voor de honing). Het kasteel verlaten we om 12.30 u.
Van Pierreclos gaat het over de D 185 en de D 31 en D 23 naar la Grange du Bois. Om 12.45u zien we de Roche Solutre tegenover ons. Bij de wegsplitsing slaan we de verkeerde weg in, het was de bedoeling naar Solutre te rijden, en komen uit op de top van de col de Gerbey terecht (743 m). Het uitzicht wordt wat gehinderd door het nevelig weer maar we kunnen ons toch een goed beeld vormen van wat het zou zijn bij goed weer. Op de top keren we terug op onze stappen. Daar het nu stilaan tijd wordt om wat te eten en we nog geen gelegenheid gevonden hebben waar we belegde sandwichen konden kopen, besluiten we de Auberge la Grange du Bois aan te doen. Deze auberge hadden we reeds bij het oprijden van de berg voorbij gereden. Van de parking naar het restaurant is het nog een flink klimmetje via een trap die in de aarde is uitgegraven en versterkt met boomstammetjes. De muren van het gebouw zijn minstens 1 meter dik. In de gezellige gelagzaal brandt een openhaard die tevens als grill gebruikt wordt. We eten er 1 x gegrilde kip + 1 x gegrilde Faux Fillé van Charolaiskoeien, 25 cl wijn, 1 fles Badoit en 2 koffies voor 176 FF. Het beroemde vlees van de Charolaiskoeien smaakt buitengewoon heerlijk. De patron (?) die ons bediend zorgt niet alleen voor het op en afdienen maar staat bovendien in voor het grillen. Ons bezoek aan de auberge duurt van 13.45 u tot 14.50 u. Voor we de berg opreden hadden we een trouwpartij tegen gekomen die ons enigszins de weg versperde (blijkbaar werden daar de fotos genomen en werd er in de buurt gegeten). Nu we terug de berg afrijden komen we 20 a 25 wagens, versiert met witte linten, tegen van de trouwpartij. Allen claxonneren en de inzittenden zwaaien naar ons. We hebben dan maar teruggezwaaid.
Via de D 31 gaat het over de col de Grand Vent naar Tramayes, de D 322, de D 22 en de D 52 tot Le Plat waar we de D 43 nemen tot Monsols. het is dan 15.45 u en hebben 99 km afgelegd. Daar breken we de geplande route af. Het wordt stilaan tijd om terug af te zakken naar Maçon. Dat doen we via de D 32 en de D 18e naar Avanas (col du Fut dAvanas - 762 m), de D 26 naar Thorins Romaneche om vervolgens de N 6 op te rijden. Onderweg is er blijkbaar een tijdrit bezig voor wieleramateurs die de col du Fut dAvanas beklimmen. Daar zij uit tegenovergestelde richting komen hebben we er weinig last van. Even voor Maçon rijden we de snelweg A6/E15 op in Maçon Sud en rijden er af in de buurt van het hotel aan Maçon Nord. De peage kost ons 4 FF. Bij aankomst aan het hotel hebben we 140 km gereden. De ganse dag hebben we in een prachtige streek gereden. Soms hadden we de indruk in het voorgebergte van de Alpen te zitten.
Die avond verbruiken we in Campanile: 2 Kir, 1 dagschotel, 1 entrecote, 46 cl vin du Gard, een ½ fles Badoit en 1 koffie voor 175 FF.
Zondag 23 augustus 1998 - 7de dag
Om 7.45 u vertrekken we aan het hotel. We rijden de snelweg A6/E15/E21 op en verlaten die via afrit 4 in de buurt van Chalon-sur-Saone. Vervolgens gaat het via de N 80/E 607, de D 125 - Ste Helene, de D 48 - lAbergement en de Vallée de Vaux naar Theury, de D 48 en de D 978 naar St. Leger Dheune, de D 974 langs Dennevy, St Gilles naar Santenay. Daar dit dorpje ons niets bijzonders lijkt stoppen we niet en rijden we door tot in Nolay. In dit typisch stadje stoppen we rond 10.26 u en kopen er in een snackbar 3 belegde sandwichen (15 FF/stuk). We verbruiken er tevens 1 grote en 1 kleine koffie en betalen alles samen 65 FF. Het stadje heeft een overdekte markt waar er op dit ogenblik een tweedehands boekenmarkt wordt gehouden. Via de D 973 bereiken we het kasteel La Rochepot. Dit prachtig kasteel bezoeken we van 10.45 u tot 12 u (2 x 32 FF = 64 FF) en kopen er 3 prentkaarten voor 9 FF. De daken van het kasteel zijn versiert met gekleurde motieven die zo typisch zijn voor de streek van Bourgondië. Verder gaat het via de D 17 naar Orcles om dan even voor Beaune de D 23 te nemen langs Mavilly-Mandelot. Op een goed plaatsje houden we middagpauze omstreeks 12.30 u. Via de D 111a rijden we onder de Autoroute du Soleil door naar Clavallon, even verder nemen de D 2 naar Builland waar we de vooropgestelde reisweg verlaten om via de D 18 Pont dOuche te bereiken. Daar gaat het via de D 33 langsheen het Canal du Bourgogne richting Pont de Pany alwaar we de oprit 30 nemen van de A 38 richting Auxerre. Op de snelweg tanken we om 14 u 194,80 FF benzine. Ter hoogte van La Cerce verlaten we om 14.24 u de snelweg waarvoor we 20 FF peage betalen. Onder het rijden in de richting Avallon zien we het Hotel Première Classe waar we die avond zullen overnachten. Ook in Avallon is er een wielertoeristenwedstrijd (tijdrit?) aan de gang met aankomst in het stadje. We wandelen even tot aan de kerk en over de nog bestaande stadsmuren maar veel bijzonders heeft Avallon niet te bieden. In een herberg eten we een ijsje en drinken we een frisdrank. We verlaten het stadje richting Vezelay en rijden via de zeer mooie vallei van de Cousin. Na een 20-tal kilometer rijden we een parking op waar we onze wagen achterlaten. De straat die naar de basiliek van Vezelay loopt is vrij steil en verkeersvrij. Tot aan de basiliek is het een flinke klim. Van daaruit heeft men een mooi uitzicht over de omgeving. Een prentkaart kost ons 2,40 FF. Wanneer we aan de wagen komen zit er een omslag tussen de ruitenwisser. Nu pas bemerkt ik de parkeerautomaat. Uit de tekst op de omslag blijkt dat het volstaat alsnog 10 FF parkeergeld (voor een ganse dag) te betalen, op het ticket de nummerplaat te schrijven en in de omslag in een bus te gooien aan de parkeermeter.
Via de kortste weg rijden we terug naar Avallon en de wijk La Cerce, waar we het hotel vinden. We komen en aan om 17.30 u In totaal hebben we vandaag 300 km gereden. De ganse dag was het fris maar zonnig weer. In het restaurant van Campanile verbruiken we 2 x formule Detente, 2 x Kir, 46 cl vin de Gard en 1 koffie voor 224 FF. We hebben ook nog ½ fles Badoit gedronken die men ons vergeet aan te rekenen, wat ik pas merk bij het buitengaan. Ik keer terug en betaal in pasmunt de 12 FF voor de Badoit.
Maandag 24 augustus 1998 - 8ste dag
Om 4.30 u wordt ik wakker door de hevige wind die het naambord op het dak van het hotel laat rammelen. Ook is het hard beginnen regenen. Een beetje beducht om de ganse afstand naar huis te moeten afleggen in de gietende regen aan een trage snelheid, laat ons besluiten zo vroeg als mogelijk te vertrekken. Wanneer we om 6.30u kunnen ontbijten is de auto reeds geladen en klaar (onder hevige rukwinden en regen). Om 7 u kunnen we de thuisreis aanvatten. De kilometerteller geeft 73.384 aan. Niet ver van het hotel rijden we de snelweg naar Auxerre op. Het is 7.40 u als we aan de peage 17 FF betalen en 49 km hebben afgelegd. Nog steeds is het hard aan het regenen. Vervolgens nemen we de N 77 (gewone weg) naar Troyes. Om 8.50 u rijden we te Troyes de snelweg op na 137 km. Na 200 km en om 9.25 u rijden we de stopplaats te Somme Gouche op en tanken er 20,5 liter benzine voor 133 FF. Tevens gebruiken we er 2 croissants, een broodje en 2 koffies voor 47 FF. Aan de peage even voor Reims, na 264 km gereden te hebben, is het 10.50 u en betalen we 94 FF. De peage net voor Lille (Rijsel) bereiken we om 12.15 u na 434 km en betalen we 72 FF peage. Na 460 km, ongeveer ter hoogte van Rijsel, stoppen we te Seclin van 12.30 u tot 13.15 u. We betalen er het (veel te duur) bedrag van 93,40 FF voor 2 slaatjes, 2 porties friet, 1 grote en 1 kleine cola. De Frans-Belgische grens overschrijden we om 14.15 u na 586 km en komen aan te Oostduinkerke om 14.30 u na 585 km.
De kilometerteller staat op 73.970. Aan een plaatselijk benzinestation tanken we nog 39 liter benzine voor 1.172 BF.
Besluit
In totaal hebben we gedurende acht dagen een afstand afgelegd van 2.161 km waarvan de hoofdmoot echter naar de heen- en terugreis ging.
De streek tussen Dijon en Macon is bij weinig toeristen bekend en dit beslist ten onrechte. De meeste rijden doorheen Bourgondië op weg naar de Azurenkust en weten niet wat ze missen.
ZEVENDAAGSE NAAR DE KASTELEN VAN DE LOIRE 1997 deel 1
Zevendaagse naar de kastelen van de Loire
2 tot 8 augustus 1997
1ste dag - zaterdag 2 augustus 1997
De vorige avond zijn we vroeg gaan slapen. Omstreeks 04.30 u worden we spontaan wakker. De auto en de meeste bagage is reeds van gisteren klaar. Na het nemen van een bad en een ontbijt verlaten we de ondergrondse garage te Oostduinkerke om 05.15 u. De kilometerteller wijst 50.927 km aan. Het is nog donker en het motregent. Aan het kruispunt Albert-I-laan en Leopold-I-laan bemerken we twee rijkswachtcombis op ter hoogte van tearoom Rubens. Pas bij onze terugkomst zullen we vernemen dat enkele uren voordien (omstreeks 3 u) de uitbater overvallen werd, gekneveld en de ontvangsten van de dag (ca. 300.000 Fr.) werden meegenomen.
Het is de eerste uitstap naar Frankrijk sedert het ontbrekend stukje autosnelweg tussen Adinkerke en Ghyvelde is afgewerkt (opening juni 1997). Dit levert een tijdwinst op van 15 a 20 minuten. Vandaag rijden we de autosnelweg op te Oostduinkerke en zullen die pas verlaten op een paar kilometer van onze bestemming: Blois. Ter hoogte van Duinkerke (op de A 16) nemen we de A 25 richting Rijsel. Het is dan 5.37 u en we hebben 38 km gereden. Rijsel rijden we voorbij om 6.15 u en na 108 km. Daar moeten we een eerste ticket voor de peage nemen. Een vaste waarde op de weg naar Parijs is de stopplaats te Peronne. Ook wij maken van de gelegenheid gebruik hier te stoppen en een (bijkomend) ontbijt te nemen (menu PDJ: 24,90 FF/pp = een broodje, een croissant, een confituurtje, boter en een grote koffie). Het is dan 7.05 u en hebben 200 km gereden.
Even voor Parijs, na 280 km, betalen we 71 FF peage met de Visakaart. Net voor Parijs, ter hoogte van het vliegveld Charles de Gaulle, tanken we op een stopplaats 145 FF. benzine. We doen dit nu om ons daarna volledig te kunnen concentreren op de weg rond Parijs. Daar het zaterdag is en bovendien 2 augustus verwacht men een zeer druk verkeer rond de Franse hoofdstad (vertrekkers naar vacantiebestemmingen kruisen diegene die terugkeren naar huis). Enkele dagen voor ons vertrek verscheen in De Gentenaar een klein artikeltje dat ons nu goed van pas komt en waarin er gewag gemaakt wordt van de grote ring rond Parijs, de zogenaamde Francilienne. Net voorbij Charles de Gaulle nemen we de A 104, vervolgens een stukje A4/E50 (tevens A104), dan de N 104 (geen snelweg, wel een autoweg), een stukje A6 (richting Parijs-centrum) en terug de N 104. Het verkeer verloopt er zeer vlot. Een uitstekend alternatief dus voor de kleine ring van Parijs. Wel moet gezegd worden dat de afstand, ruw geschat, ca 40 km langer is via de Francilienne. Wel is het spijtig dat de benaming Francilienne niet gebruikt wordt op de bewegwijzering voor iedere wegwijziging. Pas na de wegverandering leest men op een bord dat u zich op de Francilienne bevindt. Na de N 104 nemen we de A10/E05 en zijn dan Parijs voorbij zonder noemenswaardige moeilijkheden. Aan de peage van de A10/E05 nemen we een ticket. Het is dan precies 10 u en hebben we 430 km achter de rug. Het is nog bewolkt maar ondertussen hield het op met regenen. Op de A10/E05 is het een heel stuk drukker dan rond de Franse hoofdstad. Het is duidelijk dat velen op weg zijn naar de Atlantische kust. Soms vertraagt het verkeer zonder echt stil te staan.
In Francheville is het tijd om de inwendige mens te versterken. We stoppen er van 10.20 u tot 11.10 u. De dagteller wijst 456 km aan. Drie belegde sandwichen kosten ons 45,80 FF. Op de stopplaats is het een drukte van jewelste. Men kan er ook gratis de bandenspanning van de wagen laten nakijken. Een service van Cofiroute, de uitbater van deze autosnelweg.
Aan de afrit Blois betalen we 73 FF peage. Het hotel Première Classe ligt vlak in de buurt van de afrit (aan het tweede rond punt naar rechts - Rue Robert Nau). Op de parking van het hotel stellen we vast dat we 552 km gereden hebben. Het is dan 12.20 u. Op de parking rusten we wat uit tot 13.00 u en rijden dan door naar het centrum van Blois. In de buurt van het kasteel kunnen we op een betaalde parkeerplaats onze auto kwijt, waarna we op verkenning vertrekken. De ene kant van het kasteel toornt metershoog boven een gezellig parkje uit. De andere kant, de zijde van de ingang, paalt het aan een vrij groot plein. Naast de ingang van het kasteel drinken we iets op een mooi terrasje onder bomen (32 FF voor 2 Perriers). De kathedraal Saint Louis van Blois (vroeger de Saint Solenne) vereren we met een bezoek. Om deze te bereiken moet echter een flinke klim ondernomen worden. In een kleine crypte liggen enkele bisschoppen van Blois begraven. Naast de kathedraal bevindt zich het stadhuis. Van op een plein ernaast heeft men een prachtig uitzicht over de oude stad en de Loire. Op de weg die loopt van de kathedraal naar het stadhuis is het een aan en aflopen van paartjes die ofwel pas getrouwd zijn, ofwel nog moeten trouwen. Op een marktplein waarop enkele kramen staan kopen we fruit (22 FF).
Omstreeks 16.00 u rijden we terug naar het hotel alwaar we om 16.15 u aankomen. We hebben dan 560 km gereden. Wanneer om 17.00 u de receptie opengaat ben ik de eerste aan de beurt om af te rekenen. Met de reservatiebevestiging, die ik bij heb, is het karwei vlug geklaard. Ik betaal 1254 FF voor zes nachten en twaalf ontbijten.
In de buurt van de meeste Première Classe-hotels is een hotel Campanile gelegen. Van vorige jaren is het ons bekend dat men er lekker (en veel) kan eten voor een betaalbare prijs. Niettegenstaande dat er buiten staat aangegeven dat het restaurant pas opengaat om 19.30 u, mogen we reeds een half uur vroeger binnen. We krijgen een fris plaatsje aangewezen onder een ventilator. Voor een Sweppes, een aperitief, 2 x een salade comparé, 2 x een brochette van gevogelte, 2 x een dessertbuffet en 2 koffies betalen we 213 FF. Het tafeltje reserveren we voor de volgende avond. Iets wat we iedere volgende avond doen van ons verblijf in Blois.
In de avond (en ook s namiddags) is het zwoel en plakkerig weer. Omdat het een lange dag was gaan we reeds om 21.15 u slapen.
2de dag - zondag 3 augustus 1997
Na een niet al te frisse nacht worden we om 6.25 u wakker. Na de gewone ochtendrituelen gaan we om 7.30 u ontbijten. Tijdens de week kan men in Pr. Cl. ontbijten vanaf 6.30 u, op zondag vanaf 7.30 u.
Om 8.20 u vertrekken we richting Tours. De kilometerteller duidt 51.490 km aan. We nemen de betaalde autosnelweg A10 in de nabijheid van het hotel. Onderweg rijden we heel wat zonnebloemvelden boorbij. Ook de volgende dagen zullen we langs onze reiswegen duizenden zonnebloemen zien bloeien. Wij vermoeden dat er hier een productiecentrum is waar zonnebloemolie geproduceerd wordt.
Net voor Tours betalen we 27 FF. peage. Even voorbij de peage is er een parking met benzinestation waar we 19,36 liter loodvrije 95 benzine tanken voor 125, 60 FF.
In Tours nemen we de afrit 20 en rijden we via de gewone weg (N152/E60) langsheen de Loire naar Langeais en vervolgens naar Port-Boulet. Daar steken we de Loire over. We besluiten geen tijd te verliezen aan het navragen naar een bezoek aan een champignonkelder in Montsoreaux maar volgen over de Loire de aanduidingen richting Fontevraud. De temperatuur is dan reeds behoorlijk boven de 25 graden gestegen. Om 10.45 u komen we aan in het stadje Fontevraud dat volledig beheerst wordt door de gewezen abdij. We hebben 122 km afgelegd. De toegang tot de abdij, nu cultureel centrum, kost ons 2 x 32 FF. De gebouwen zijn opgetrokken in de spierwitte turfkrijtsteen uit de streek die hoe ouder hoe witter hij wordt (cfr. de Sacre Coeur te Parijs). Tijdens ons bezoek stijgt de temperatuur tot ca 30 graden. Binnen in de gebouwen is het koel daar de zonnestralen weerkaatsen op de witte stenen. Wanneer we echter net voor we de abdij verlaten langsheen een door het zonlicht beschenen en windvrije muur lopen is de hitte bijna ondraaglijk. Het meest typerende van de abdij is wel de keuken die in een bijzonder stijl werd opgetrokken en langs buiten het uitzicht heeft van een kapel.
Na het verlaten van de abdij kopen we in de onmiddellijke buurt een drietal belegde sandwichen (62 FF) en een prentkaart van de abdij (2,5 FF). Om 12.09 u verlaten we Fontevraud en nemen de D 145 die doorheen het bos van Fontevraud loopt. Daar stoppen we tot 12.45 u om onze sandwichen te verorberen. Daarna rijden we verder naar Saumur maar wegens de warmte zien we af van een stadsbezoek.
We verlaten Saumur via de D 751 naar Gennes om een op de kaart in het groen aangeduide weg te volgen. In Gennes volgen we verder de D 751 tot in Coutures om daar de richting Chemellier te volgen. Daar nemen we de D 161 om via Louerre le Vau het dorpje Milly te bereiken. In Milly gaat het via de D 69 terug naar Gennes waar we de Loire overrijden en dan linksaf slaan via de D 952 naar Saumur. In Saumur gaar het terug over de Loire en blijven deze volgen (D947) richting Chinon. Even voorbij Saumur, in Dampierre, stoppen we aan een café-restaurant. Daar betalen we voor een ijsje en drie Perriers 57 FF. In Chinon was het oorspronkelijk de bedoeling er de middeleeuwse markt die tijdens dit weekend gehouden wordt, te bezoeken. Ter plaatse blijkt het er een drukte van jewelste te zijn en moet er toegangsgeld betaald worden om de markt in de smalle hellende straatjes te bezoeken. We parkeren ons op een weide, tijdelijk ingericht als parking, op het hoogste punt van het stadje. We lopen even rond in het vrij toegankelijke deel. De prijs lijkt ons naar de hoge kant voor een kort bezoek en ook de warmte laat ons besluiten onze tocht verder te zetten. Wel hebben we de indruk dat het stadje, buiten het feestgebeuren, een bezoek waard is. We hebben op dit ogenblik 235 km gereden en het is 15.45 u.
Van Chinon gaat het via de D 751 naar Tours alwaar we de A 10 naar Blois nemen. De peage kost ons 27 FF. Wanneer we aan het hotel komen is het 17.10 u en hebben we 342 km afgelegd.
Iets na 19.00 u steken we de straat over naar de Campanile voor het avondmaal. Ons gereserveerd tafeltje onder de ventilator zorgt ervoor dat we, ondanks de warmte, van het eten kunnen genieten. Voor 215 FF krijgen we 2 aperitieven, 2 entree du jour, 1 kippengerecht en 1 ossengebraad, 2 dessertbuffetten en 1 koffie.
Na het eten laat de vermoeidheid zich duidelijk voelen. Reeds om 21.15 u gaan we slapen. In de toekomst zullen we er rekening mee moeten houden dat we na een vermoeiende eerste dag een minder vermoeiende moeten inlassen. Het programma van vandaag was duidelijk te zwaar.
Op de kamer is het behoorlijk warm wat mij ertoe laat besluiten de volgende dag, kost wat kost, een kleine ventilator te kopen.
3de dag - maandag 4 augustus 1997
Om 6.30u staan we op en reeds om 7.10 u zitten we aan het ontbijt. Vandaag staat hoofdzakelijk een stadsbezoek aan Orléans op het programma. De kilometerteller staat op 51.831 wanneer we om 08.15 u het hotel verlaten.
We nemen de autosnelweg A10 richting Orléans waarvoor we 24 FF peage betalen. Na 62 km gereden te hebben staan we midden in Orléans. Het is dan 9 u. Op zoek naar een geschikte parkeerplaats voor een halve dag stop ik toevallig voor een huis, een recente reconstructie van het huis waarin Jeanne dArc verbleef. Op die plaats kan ik slechts een goed uur parkeren. In een winkel vraag ik naar de dichtst bijgelegen parkeergarage. Die blijkt slechts twee straten verder te liggen. Zonder veel problemen vinden we de garage. Op de min twee verdieping is het nog behoorlijk warm, iets wat enkele uren later verholpen wordt na het in gang zetten van de ventilatoren.
De zon schijnt volop maar in de schaduw is het best te doen temeer daar een licht briesje voor de nodige verfrissing zorgt. Een schriftelijk aangevraagde folder van Orléans geeft een bewegwijzerde route langsheen de voornaamste gebouwen. Aan ieder van die gebouwen hangt een bordje met het nummer dat verwijst naar het nummer in de folder en de naam van het gebouw. Telkens wordt de goede richting aangegeven naar het volgende gebouw. Orléans kent naast een goede portie historische gebouwen heel wat rechte straten met pompeuze bouwwerken uit de eerste helft van deze eeuw. De voornaamste winkelstraten hebben arcades en bij dit warm weer is het ons duidelijk waarom er zo gebouwd werd. Men kan er heerlijk in de schaduw lopen! Op onze route kijken we uit waar we deze middag sandwichen kunnen eten. In een van de smalle straatjes -ook die zijn er- vinden we enkele eenvoudige snackbars die een terrasje hebben voor hun zaak. Het straatje lijkt wel op de Gentse Mageleinstraat. Op zon terrasje drinken we iets (20FF voor 2 grote colas). Rond het middaguur krijg ik een Galerie Lafayette in het oog. Daar moeten ze beslist ventilatoren hebben, bedenken we. Wegens de verlofperiode hadden we nog geen enkele elektrozaak open gevonden. Lang moeten we niet zoeken of we vinden de afdeling klein-elektro in een annex van de winkel. Onze keuze is vlug gemaakt. We kopen een ventilator voor 99 FF. Net op hetzelfde ogenblik koopt een dame een toestel van hetzelfde type. Blijkt dat we het laatste toestel uit de voorraad van de winkel meekregen. Daar ik nu toch terug naar de parkeergarage moet met de aangekochte ventilator, maken we van de gelegenheid gebruik om frisdrank en fruit te kopen (35 FF). Na alles in de auto achtergelaten te hebben nemen we de kortste weg naar het bewuste straatje alwaar we elk een belegde sandwich doorspoelen met een frisdrank, wat ons 58 FF kost.
Na het eten leggen we het resterende deel van het parcours af. Deze eindigt niet ver van de parkeergarage. Voor de parkeergelegenheid betalen we 29 FF. Niet goedkoop maar de auto stond toch op een fris plaatsje.
Om 14.00 u verlaten we Orléans. De rondrit die we vooropgesteld hadden en die via de bossen ten noorden van Orléans liep moeten we gezien het gevorderd uur wat inkorten. Daarvoor rijden we rechtstreeks via de D 951 naar Jargeau om daar in te pikken op de uitgestippelde route. Ondertussen zien we in de verte wat donkere wolken samenpakken. Van Jargeau gaat het via de D 921 naar Bellefontaine. Daar dwarsen we de N 20, nemen we de 1ste straat links en de 1ste rechts zodat we op de N 61 komen. Deze volgen we tot in Ligny le Ribault. Daar hebben we 118 km afgelegd en stoppen er van 15.35 u tot 15.50 u. Naast de kerk van het dorpje, met een plaquette die eraan herinnert dat Jeanne dArc hier voorbij kwam toen ze van Blois naar Orléans reed om de stad te bevrijden, is een café gelegen waar we elk een ijsje eten (10 FF/stuk). De patron bezorgt ons spontaan een karaf water met twee glazen, iets wat we met dit weer zeker niet afslaan. Daarna drink ik nog een grote koffie (12 FF). Terwijl we gebruik maken van het toilet vallen er juist geteld drie regendruppels (het kunnen er ook vier geweest zijn), niet eens genoeg om het stof te blussen. Daar de zon regelmatig achter wolken schuilgaat is het uitstekend en draaglijk weer. Het vervolg van onze route loopt via de D 103 en de D 19 tot la Croix-Blanche, linksaf via de D 951, aan het volgende kruispunt de D 925 naar la Ferté-St. Cyr, rechtdoor naar Dhuizon, rechtsaf de D 22 en deze blijven volgen tot aan de Loire. Tenslotte de Loire via de D 951 volgen naar Blois. Net voor Blois krijgen we een prachtig zicht op de stad die op de tegenoverliggende helling gelegen is. Een oude brug (of was het een aquaduct?), die een heel stuk landinwaarts loopt en waarvan het deel over de Loire niet meer bestaat (vernietigd tijdens een oorlog?), rijden we voorbij. Ik stop eventjes om een foto te nemen van de stad en loop daarvoor een trapje af van de dijk. Dit is gemerkt met een hoog-waterstandmeter die tot 6 meter gaat. Zoals de Loire er nu bij ligt kan men zich moeilijk inbeelden dat de stroom de bovenkant van de dijk kan bereiken in uitzonderlijke omstandigheden.
Via de brug over de Loire en het centrum van Blois komen we aan ons hotel aan om 17.15 u. We hebben die dag 195 km gereden. In de verte lijkt een onweer op komst maar voorlopig valt er geen regen.
Ons avondlijk bezoek aan de Campanile kost ons in totaal 214 FF(aperitief, soep, hors doeuvrebuffet, kaasbuffet, sorbet, ½ fles spuitwater per persoon).
4de dag - dinsdag 5 augustus 1997
Om 6 u staan we op om dan om 7.45 u van het hotel te vertrekken naar het centrum van Blois.
Eerst zoeken we naar een benzinestation om te tanken waarvoor we wel eventjes tot buiten de stad moeten rijden, langs de overzijde van de Loire.We tanken 35,5 l (6,33 FF/l) en betalen 224 FF. Niet ver van het kasteel van Blois parkeren we onze auto en steken 11 FF in de parkeermeter. Daar we reeds op de eerste dag de stad wat verkend hebben vinden we gemakkelijk de ingang van het kasteel. Dit is pas toegankelijk vanaf 9 u. We zijn nog iets te vroeg. Van op de versterkingsmuur hebben we een mooi uitzicht op de Loirevallei. De toegangsprijs bedraagt 2 x 35 FF en we kopen tevens een prentkaart (2 FF). In het kasteel valt vooral de centrale trap op die zowat het uithangbord van Blois is geworden. Na het bezoek kopen we aan de voet van het kasteel drie sandwichen voor 56 FF.
Daarna gaat het van Blois richting Chambord. Daarvoor volgen we de D 956 en de D 923 tot Bracieux waar we linksaf slaan via de D 112 naar Chambord. Deze laatste loopt doorheen het Foret de Boulogne. Halfweg in het bos rijden we het domein van Chambord binnen via het hek. De snelheid is er strikt gelimiteerd tot 50 km/u. In de nabijheid van het kasteel rijden we een betaalde parking op (6 FF) en zonder verder zoeken vinden we een vrije plaats. Het is dan 11.05 u. Er is reeds heel wat volk op de been maar het is nog te doen. Als we later het kasteel verlaten staat een lange rij aan te schuiven om binnen te gaan. Aan de ingang wordt ons spontaan gevraagd welke taal we spreken en wordt ons vervolgens een Nederlandse tekst, met uitleg over het kasteel, in de hand geduwd. Nagenoeg elk kasteel dat we tijdens deze zeven dagen zullen bezoeken geeft gratis, naast andere talen, een Nederlandstalige folder aan de bezoekers. De aanblik van Chambord, met zijn ronde torens, is indrukwekkend. Wat we hier vooral onthouden is de centrale trap met dubbele omwenteling, toegeschreven aan Leonardo da Vinci. Eens men een omwenteling volgt kan men diegenen die de andere omwenteling volgen niet meer tegenkomen. Een ander bezienswaardigheid is de metershoge stoof bekleed met porseleintegels. Vanaf het dak heeft men een mooi uitzicht op het park en de omgeving. Bij het buitenkomen kopen we 26 FF frisdrank en het gebruik van het toilet kost 2 x 2 FF.
Na onze auto opgehaald te hebben rijden we doorheen hetzelfde bos van daarnet (richting Bracieux) en buiten het hek van het domein, weten we van de heenreis, dat hier een picknickplaats is. Alle tafels zijn bezet maar geen nood. Ons plooitafeltje wordt uitgezet. De middagpauze duurt van 12.30 u tot 13.15 u. We hebben dan 48 km achter de rug.
Nadat we onze eerder aangekochte sandwichen naar binnengewerkt hebben rijden we naar Bracieux alwaar we de D 102 nemen naar Cheverny. We bezoeken het kasteel van 13.35 u tot 15.05 u en dit kost ons 2 x 32 FF. Onze dagteller duidt 60 km aan. Het opvallendste hier was de kennel met een meute van 70 honden (een kruising van de Engelse Fox hunt en de Franse Poitevin. Op het ogenblik dat wij er passeren genieten de dieren van een middagdutje. Na het bezoek aan het kasteel verbruiken we in de drankgelegenheid aan de ingang twee ijsjes en een frisdrank (35 FF). Op het moment dat we de parking van het kasteel verlaten valt een verfrissende regenvlaag uit de lucht.
Wegens het gevorderde uur kunnen we slechts een deel van de vooropgestelde rit uitvoeren. Van Cheverny gaat het terug naar Bracieux via de D 102, vervolgens de D 923 naar Neuvry, Neung-sur-Beuvron en la Ferté-Beauharnais tot Lamotte-Beuvron. Daar kopen we in een winkeltje twee flessen Perrier (12,5 FF). Vervolgens gaat het via de D 101 naar Vouzon, daar linksaf de D 153, aan de N 20 linksaf een stukje deze weg volgen om terug te komen in Lamotte-Beuvron. Daar gaat het dan via de D 35 naar Chaumont-sur-Tharonne. Hier verlaten we de vooropgestelde route en zullen Romorantin dus niet aandoen. Vanuit Chaumont-sur-Tharonne nemen we de D 922 en in Neung-sur-Beuvron de D 923 richting Loire en Blois.
Omstreeks 17.30 u komen we aan in het hotel. We hebben 193 km gereden. Het avondeten in Campanile kost ons 222 FF. s Nachts zorgt de ventilator voor voldoende luchtcirculatie op de kamer, een meer dan lonende aankoop dus.
5de dag - woensdag 6 augustus 1997
We staan op om 6.10 u. Tijdens de nacht, omstreeks 03.00 u, heeft het fel geregend. s Morgens is het zwaar bewolkt maar geen regen.
Om 8 u vertrekken we via de A 10 richting Tours. De kilometerteller staat op 52.221. Aan de peage van Tours is er enige paniek. We moeten er 27 FF betalen en willen dit als naar gewoonte doen met de Visakaart. Blijkt plots dat mijn Visakaart niet meer op de geëigende plaats in mijn portefeuille zit. We betalen noodgedwongen met baar geld. Na de peage rijden we enkele kilometer verder de stopplaats op om eens na te denken wat er gebeurd is. Het kan niet anders dan dat het meisje dat gisteren in Campanile afrekende de kaart per vergissing niet teruggaf. Om onze dag niet gans te verpesten vragen we ons af hoe we zekerheid hieromtrent kunnen krijgen. Terugkeren? En dan nog twee keer de peage betalen met daarbij nog heel wat tijdverlies. We stappen de winkel van het benzinestation binnen en vragen aan de kassierster of ze ons even een telefoonboek wil lenen. Er blijkt geen telefoonboek aanwezig te zijn. Zelf stelt ze voor dat we naar de inlichtingen bellen van France Telecom om het telefoonnummer van Campanile te achterhalen. Ik vraag haar of zij dit wil doen voor ons mits het betalen van de onkosten. Raar maar waar (of niet waar?) er is geen telefoontoestel in de winkel aanwezig. Het meisje legt uit dat dit opzettelijk gedaan wordt om niet steeds door voorbijtrekkende toeristen lastig gevallen te worden. Ze stelt voor om vanuit de publieke cel de inlichtingen te bellen, het nr. 12 (de 1207 van bij ons). Ik kan bij haar een telefoonkaart kopen (40FF). Vanuit de telefooncel bel in het nr. 12, vraag aan de telefoniste het nummer van Campanile in Blois en krijg een antwoord doormiddel van een computerstem. Daar ik wat tijd nodig heb om de getallen te vertalen om ze op te schrijven(cijfer per cijfer zou handiger geweest zijn) en waarschijnlijk ook een beetje door de opwinding, slaag ik er niet in het nummer te noteren. Op de parking, voor de openbare cel, zie ik een Fransman rond zijn auto lopen. Aan hem vraag ik of hij voor mij de bewerking wil herhalen. De man legt ons uit dat hij het niet begrepen heeft op telefoontoestellen maar als we even geduld hebben zal zijn vrouw ons wel helpen. Enkele ogenblikken later worden we inderdaad door zijn vrouw geholpen. en kunnen we naar Campanile in Blois bellen (02.54.74.44.66). Daar bevestigt men ons onmiddellijk dat mijn Visakaart daar in bewaring wordt gehouden en we ze die avond kunnen gaan ophalen (we zouden daar toch gaan eten zijn zoals iedere avond). Ondertussen valt er een lichte motregen.
Nu dit probleem opgelost is rijden we verder naar Tours en nemen daar de afrit 21. We blijven in Tours zo dicht mogelijk bij de Loire en rijden op een mooi weggetje(de D88) rond een soort schiereilandje tussen de Loire en de Cher. In Savonnierres rijden we de brug over de Cher over, slaan rechts af en komen even verder aan het kasteel Villandry. Gezien het nog vroege uur kunnen we vlakbij het kasteel parkeren onder een rij boompjes langsheen de Cher. Hier kunnen we kiezen: ofwel een bezoek aan de tuin alleen, ofwel het kasteel en de tuin samen. Wij kiezen voor beiden. Vanuit het kasteel heeft men een prachtig overzicht over de tuinen. Er zijn verschillende soorten tuinen: een watertuin met grote vijver, een tuin met bloemen en sierhagen, een kruidentuin met licht medicinale kruiden. De merkwaardigste is wel de moestuin als siertuin aangelegd. In deze tuin worden dagdagelijkse groenten als versiering gebruikt. Dit kasteel, maar vooral de tuinen, is een van de meest merkwaardigste zaken die we tijdens deze zevendaagse onder ogen krijgen. De toegang tot het kasteel en de tuinen kosten ons 2 x 45 FF. Een prentkaart kost 2 FF.
Na het bezoek aan Villandry gaat het langsheen de Loire (D16) tot aan de brug van Langeais. Door het feit dat we wat langer dan verwacht in Villandry gebleven zijn en het kort tijdverlies deze morgen, wijzigen we ons routeplan en rijden over de Loire Langeais binnen om op zoek te gaan naar belegde sandwichen. Het is dan 11.45 u en we hebben 105 km gereden. Een kasteelbezoek staat niet op ons programma en voor wat een geschikte gelegenheid betreft om eten te kopen komen we hier van een kale reis thuis. Het is ons opgevallen dat er rond sommige kastelen een overvloed is aan gelegenheden om eten te kopen en in de buurt van sommige andere is het op dit vlak pover gesteld. Dus terug de Loire over en rechtsaf de D 16 volgen richting Ussé. Enkele kilometer voor dit dorp, wij zijn nog steeds op zoek om iets achter de kiezen te stoppen, stoppen we in een onooglijk gehucht aan de Loire en vragen daar in een bakkerijtje of ze belegde sandwichen verkopen. Weer niets. De bakkerin verwijst ons echter naar een soort dorpscafé, een honderdtal meter in de richting vanwaar we komen. Alhoewel de keuze beperkt is kopen we er drie belegde sandwichen waarvan twee sterk met look gekruide worst (36 FF). Wat verder rijden we een steile weg die naar de Loire loopt af en kunnen we rustig picknicken. We hebben 111 km gereden en we stoppen van 12.05 u tot 12.35 u. Enkele kilometer voorbij onze middagrustplaats komen we aan bij het kasteel van Ussé. We betalen er 2 x 59 FF. Het kasteel is enkel te bezoeken met gids. Wanneer we in deze materie over een prijs/kwaliteitsverhouding mogen spreken dan is het kasteel van Ussé de minste van al de kastelen die we bezocht hebben. De prijs is naar de hoge kant voor het beperkt aantal plaatsen die er kunnen bezocht worden. De vrouwelijke gids is duidelijk van Vlaamse oorsprong, te merken aan de wijze waarop ze Oudenaarde uitspreekt (i.v.m. de wandtapijten). Na iedere Franstalige uitleg gaf ze een korte resumé in het Engels, maar het Nederlands kwam er niet aan te pas. Maar ook hier hadden we een Nederlandse tekst meegekregen (die bij de uitgang moest teruggegeven worden). In Ussé staat onze dagteller op 120 km. Tegenover de ingang van het kasteel is er een drank- en eetgelegenheid met een gezellig terras onder de bomen. We verbruiken er elk een ijsje en een frisdrank (60 FF). Terwijl we rustig aan het likken en het drinken zijn schiet plots een kelner naar het midden van het terras en roept (uiteraard in het Frans) iets als ontruim de tafels. Aangezien ik niet gezien heb naar wie hij dit roept denk ik dat het de bedoeling is dat de gasten die reeds al te lang een tafeltje bezet houden zonder te consumeren, verzocht worden de tafels vrij te maken. Lea, die mijn verbaasde reactie hoort en ziet, schiet in een onbedaarlijke lach. Pas dan besef ik dat het bevel bestemd is voor de andere kelners daar deze te traag de tafels afruimen zodat nieuwe verbruikers kunnen plaatsnemen.
Van Ussé gaat het terug richting Tours. We volgen hiervoor de D 7 naar Lignière de Touraine, daar linksaf over de brug van Langeais en net over de brug rechtsaf via de N 152/E60.
Even vergissen we ons omdat langs de overzijde van de Loire ter hoogte van de stad Tours niet een deel ligt van Tours maar wel St. Cyr. Wanneer we daar centre ville volgen bemerken we als vlug dat we in een voorstad van Tours terecht gekomen zijn. De fout is al vlug hersteld en wanneer we over de Loirebrug Tours centrum binnenrijden via de rue National worden we onmiddellijk geconfronteerd met een heksenketel, een drukte van jewelste. In een zijstraat van de rue National, een winkelstraat, duik ik een parkeergarage in. We hebben den 160 km gereden en het is 15.20 u. Lea besluit enkele winkels te bekijken en ondertussen wat fruit te kopen (10 FF). Onderwijl loop ik een paar straten verder de kathedraal van Tours binnen. Die is zoals de meeste kathedralen, mooi, alhoewel hier niets bijzonders te noteren valt. Buiten is het zonnig maar de temperatuur is best te verdragen. Naast de kathedraal bevindt zich het gewezen bisschoppelijk paleis dat nu als museum voor schone kunsten dienst doet. Een bezoek hieraan zal mogelijk voor een ander keer zijn. Veel vroeger dan voorzien ben ik op de afgesproken plaats. Enkele minuten later is ook Lea er reeds. We zijn het erover eens om zo vlug als mogelijk deze overdrukke stad te verlaten. De parking kost ons 7,5 FF. Het is 16.30 u wanneer we Tours verlaten.
Via de dichtstbijzijnde oprit rijden we de A 10 op richting Blois. Aan de peage te Blois betalen we met contant geld 27 FF. Wanneer we aan ons hotel komen hebben we 224 km afgelegd. Vandaag was het overwegend zwaar bewolkt maar zonder regen en de temperatuur was uitstekend. Nog voor we naar ons hotel gaan recupereren we eerst en vooral onze Visakaart in het restaurant Campanile. We bedanken het meisje van de receptie duizend keer.
Na een verfrissende douche gaat het terug naar Campanile alwaar ons avondmaal 221 FF kost.
Om 21.00 u rijden we naar het centrum van Blois voor een avondwandeling. Bij de avondschemering zijn de smalle straatjes rond het kasteel in een gezellige sfeer ondergedompeld. We vergelijken ze met de Brusselse Beenhouwersstraat. Op het terras naast de ingang van het kasteel verbruiken we nog een drankje (30 FF) en zien we de bezoekers aan het klank- en lichtspel het kasteel binnengaan. Wanneer we opstappen, omstreeks 22.15 u is de vertoning nog steeds niet begonnen. Nog best dat we dit niet voorzien hebben op ons programma want het zou toch iets te laat geworden zijn.
Om 22.45 u gaan we die avond slapen.
6de dag - donderdag 7 augustus 1997
De klok wijst 6.30 u wanneer we opstaan. Om 8.30 u vertrekken we aan het hotel. De kilometerteller staat op 52.458. Het weer is licht nevelig.
In Blois hebben we wat moeite om de juiste weg naar de brug over de Loire te vinden. Net over de brug slaan we rechtsaf en volgen de Loire via de D 175. Onderweg tanken we voor 185 FF benzine. We bereiken Chaumont na 30 km om 9.10 u. We zullen er blijven tot 11.10 u. Het kasteel, dat enkel bereikt kan worden na een stevige klim, is pas open om 9.30 u. De ophaalbrug is nog opgetrokken wanneer we daar aankomen. Op de affiches wordt vermeld dat naast het kasteel ook het Festival des Jardins kan bezocht worden. De toegang tot het kasteel en het festival kost ons gezamenlijk 2 x 60 FF. Vanuit het kasteel heeft men een prachtig panoramisch zicht op de Loirevallei. De manege, die in het park tegenover de ingang van het kasteel gelegen is, is een bezienswaardigheid op zichzelf. De inrichting van de stallen komt zowat overeen met een viersterrenhotel. Iedere box heeft een voederbak en een drinkbak. De tussenbeschotten zijn belegd met kokosmatten. Boven de meeste boxen is nog de naam van de paarden op sierlijke letterplaatjes te lezen. Het bijzonderste is nog de overdekte manege, opgetrokken op de voet van een vroegere windmolen. Deze loopt spits naar boven toe zodat hij van buiten de vorm heeft van een kegel. Op een verdieping is een galerij gemaakt om van daaruit de activiteiten in de manege te kunnen bekijken. In het parkgedeelte bezoeken we vervolgens het Festival des Jardins. Een vijfentwintigtal oppervlakten van enkele vierkante meters groot zijn afgezoomd doormiddel van een haag. Daarin zetten tuinarchitecten hun beste beentje voor. Er zijn tuintjes bij die nietszeggend zijn maar er zijn er enkele onder die getuigen van heel wat fantasie en verbeelding van de ontwerpers. Soms echt verrassend. Zo is er onder andere een doolhofje uit heggen te zien waaruit af en toe theatermist opstijgt, een constructie van een watermuur, enz. Na het bezoek aan het festival verbruiken we in de drank- en eetgelegenheid op de binnenkoer van de gewezen boerderij van het kasteel elk een toch wel vrij dure cola (15 FF/pp = 90 BEF). Maar nood breekt wet en dat spreekwoord kennen ze er blijkbaar ook.
Om 11.30 verlaten we Chaumont en volgen we verder de Loire naar Amboise (D 751). Ongeveer halfweg stoppen we aan een barak ingericht als frietkraam. We eten er twee belegde sandwichen met hesp, een grote en een kleine friet en 3 colas voor 84 FF (de grote friet kost de helft meer van de kleine - 15 FF - maar telt nauwelijks enkele frieten meer). Het is dan ca 12.00 u.
Na 48 km gereden te hebben die dag komen we aan in Amboise. Het kasteel is eveneens gelegen aan de Loire en biedt van bovenuit hetzelfde betoverende uitzicht op de vallei en de brug over de stroom. Van beneden af zie je de kasteelkapel op het nippertje van de omwalling staan. Een bezoek aan het kasteel kost ons 2 x 38 FF. In de kasteelkapel werd Leonardo da Vinci begraven, iets wat hier in herinnering wordt gebracht doormiddel van een gedenksteen in de kapel. Een Italiaanse gids, toevallig op dit moment zijn zegje aan het doen, hoor ik met veel gegesticuleer en nadruk de naam van de beroemde kunstenaar-uitvinder uitschallen. Hoe zou je zelf zijn.
Onze wagen hadden we achtergelaten op een parkeerplaatsje naast de brug over de Loire, gelegen aan de voet van het kasteel. Terwijl Lea even de smalle straatjes verkent en er twee gebakjes koopt voor 12 FF, keer ik terug naar de auto. Een plaatselijke sportvisser, die blijkbaar zijn wagen niet reglementair kwijt kan, vraagt me of ik vertrek. Wanneer ik hem antwoord dat ik nog wat blijf hoor ik hem onvriendelijk iets tussen de tanden mompelen in de zin van die verdomde vreemdelingen. Een aanhanger van Jean-Marie Le Pen?
We verlaten om 13.30 u Amboise en rijden via de D 31 richting Bleré maar slaan in La Croix linksaf naar Chenonceaux. Bij onze aankomst aldaar is het 13.55 u en hebben we 63 km gereden. We zullen er blijven tot 15.55 u. De vrij grote gratis parking is reeds goed bezet maar we hebben geen enkele moeite om een parkeerplaatsje te vinden. Aan het begin van de lange oprijlaan staat een treintje waarvan de bestuurder de voorbijgangers lokt om mee te rijden voor slechts 1 FF. Gezien we al het een en het ander afgestapt hebben is de keuze niet moeilijk. Het bezoek aan het kasteel kost ons 2 x 45 FF. Chenonceaux is gelegen aan en over de Cher. Eerst werd het kasteel gebouwd en later werd op de brug over de Cher een galerij opgetrokken. Een wetenswaardigheid: tijdens W.O. II vormde de Cher de grens tussen het bezet Frankrijk (door de Duitsers) en het vrije Frankrijk (onder Petain). Heel wat Fransen konden via het kasteel en de galerij ontsnappen aan de bezetter. In de bijgebouwen bezoeken we het wassenbeelden museum(pje) (2 x 10 FF). Dit geeft een overzicht van de personages die het kasteel bevolkten.
De terugweg naar ons logement loopt langs de D 81 en de D 31 naar Amboise. Daar de Loirebrug over. In Pocé-sur-Cisse linksaf de D 70 en de D 1 tot Vernou-sur-Brenne. Daar rechtsaf langs de D 46 tot in Reugny. Daar rechtsaf (D 5) en onmiddellijk linksaf de D 55 volgen tot Dame-Marie-les-Bois. Daar de D 55 blijven volgen en aan de splitsing de D 107 volgen naar Santenay. In dit dorpje de D 155 naar Orchaise nemen om daar rechtsaf te slaan (D 766) naar Blois.
Na 143 km gereden te hebben komen we aan het hotel aan om 17.35 u.
Het laatste avondmaal in Campanile kost ons 215 FF.
Die avond schikken we zoveel als mogelijk onze bagage in het vooruitzicht van de terugreis van morgen. Omstreeks 21.30 doven we de lichten.
7de dag - vrijdag 8 augustus 1977
We staan op om 05.40 u. Het is mistig weer en de afgelopen nacht was het fris.
Wanneer we om 6.30 u gaan ontbijten is de bagage reeds in de auto geladen. Om 7.15 u verlaten we het hotel. De kilometerteller staat op 52.603. We rijden even in de richting van Blois centrum maar aan het eerste kruispunt slaan we rechtsaf alwaar Chartres reeds staat aangeduid (D 924). We rijden vervolgens langs Oucques, Ecoman, Moisy, Charray en Chateaudun. In Chartres aangekomen om 8.30 u geeft onze dagteller 101 km aan. In de buurt van de kathedraal, wegens de mist kunnen we deze niet onmiddellijk ontdekken, parkeren we ons en stoppen 12 FF in de parkeermeter. In een café drinken we twee grote koffies (34 FF). Wegens de mist moeten we aan de uitbater de juiste richting vragen maar dan blijkt dat we slechts enkele honderd meter van de kathedraal verwijderd zijn. We bezoeken dit beroemd bouwwerk met zijn prachtige glasramen en rijk gesculpteerde koorafsluiting. De vloer van deze kathedraal vertoont, net zoals het Gentse stadhuis, een doolhofpatroon - een strafinstrument waardoor men in vroegere tijden een zwaardere straf kon afkopen. In een winkeltje in de buurt kopen we vier prentkaarten (8FF) en in een andere winkel belegde sandwichen en frisdrank (78 FF).
Na Chartres gaat het via de N 154 naar Dreux (recent in het nieuws wegens het uitgaansverbod voor jongeren onder de 13 jaar tussen middernacht en zes uur s ochtends - het politiereglement werd vernietigd door een hogere rechtbank). In Dreux slaan we te laat af zodat we eventjes moeten terugrijden (nog geen km) om op de juiste weg te zitten. Net buiten Dreux worden we geconfronteerd met een wegomlegging maar belanden ten slotte toch via een kleine omweg in Anet. Vanaf Anet blijven we de Eure volgen langs de D 928 en even verder de D 933. In le Chaussée dYvry volgen we de D 16/D 62 (steeds langsheen de Eure) naar Breuilpont. De D 836 brengt ons naar Pacy-sur-Eure. We blijven deze weg volgen tot Autheuil-Authouillet. Onderweg stoppen we om te eten, even voorbij Chambray, waar we in een gang in het bos een rustig plekje vinden. We hebben 199 km achter de rug en stoppen van 11.25 u tot 11.50 u. In Autheuil rijden we richting A 13/E 05 die we oprijden en waar we 15 FF peage moeten betalen net voor Rouen. Op de snelweg tanken we 22,24 liter voor 145 FF. Even voor Rouen verlaten we de A 13/E 05 langs afrit 19 en vervolgen onze weg richting laatstgenoemde stad langs de N 15. Na de Pont d Arche blijven we de N 15 volgen.
Rouen rijden we voorbij om 12.40 u en na 250 km te hebben gereden. Hier lost de mist stilaan op maar ondertussen hebben we heel wat mooie landschappen gemist. Voorbij Rouen begint de autosnelweg A 28/ E 402. In 1995 was deze nog maar gedeeltelijk afgewerkt. Nu kunnen we in een ruk doorrijden tot Abbeville. Op een parking voorbij Saint-Saens stoppen we even om wat te drinken (eigen voorraad) We tellen dan 185 km.
Abbeville rijden we voorbij na 354 km en om 13.55 u. Tussen Abbeville en Boulogne moeten we nog de gewone D 1 volgen, een vrij drukke weg, maar we zien hier en daar reeds de sporen van een nieuwe autosnelweg.
Boulogne bereiken we om 15.05 u en na 436 km. Daar is men volop bezig een reusachtig aansluitingscomplex te bouwen waar verschillende snelwegen samenkomen.
Op de enige stopplaats met uitbating tussen Boulogne en de Belgische grens stoppen we een laatste keer. Het is dan 15.15 u en hebben 443 km gereden. We verbruiken er een ijs, een stuk taart en twee frisdranken (54 FF).
Oostduinkerke bereiken we om 16.20 u. We hebben vandaag 537 km afgelegd. De kilometerteller staat op 53.140.
Na alles te hebben uitgepakt en na een fris bad gaan we eten in de Hoeve in Oostduinkerkedorp. Hoe hoog de culinaire vaardigheden van de Fransen ook staat aangeschreven, onze restaurants moeten er zeker niet voor onderdoen. Ook hier geldt: oost west, thuis best. Maar om dit goed te beseffen moet men eerst eens zijn vaste stek verlaten hebben.
Besluit
Niettegenstaande de vochtige lucht, die het transpireren bevorderde, waren de temperaturen en het weer best te genieten, met als uitzondering de tweede dag die eigenlijk te warm was. De aangekochte ventilator was geen overbodige luxe en zal ons beslist bij volgende reizen vergezellen. Ook nemen we ons voor een volgende zevendaagse te plannen na de 15de augustus. De kans op zeer warme dagen is dan geringer.
Tijdens zeven dagen hebben we in totaal 2.713 km afgelegd waarvan 1.089 km voor de heen- en de terugreis en 1.624 km ter plaatse. Alle wegen, ook de lokale, zijn in uitstekende staat. Nergens hebben een betere bewegwijzering gevonden dan in Frankrijk. Vooral de nummering van de wegen in samenhang met een goede wegenkaart zorgt voor een probleemloos rijplezier.
We vertrekken vanuit Oostduinkerke om 08.05 u. We rijden via Koksijde, De Panne, het nieuw rond punt te Adinkerke naar Ghyvelde. Na 16 km bereiken we de Belgisch-Franse grens. Nog steeds is de autosnelweg E40 niet afgewerkt. Het stukje tussen Adinkerke en Ghyvelde ontbreekt nog (afwerking voorzien voor 1997). In Ghyvelde nemen we de autosnelweg richting Boulogne. We verlaten de autosnelweg te Couderkerque-Branche en rijden via Bergues (Sint-Winoksbergen), Quadypre, Bissezeele en Erckelsbrugge naar Sint-Omer. In Sint-Omer nemen we de N43 richting Bethune. Ongeveer 15 km voor Bethune stoppen we even. Om 10.30 u bereiken we Bethune na 125 km gereden te hebben. We kijken even rond in het centrum (de St.-Vaastkerk en het Belfort) en kopen ondertussen belegde sandwichen om deze middag te verorberen (17FF). Wat me opvalt is dat de campanile van het belfort voorzien is van vier roephoorns (om de stadsberichten uit te roepen?). Om 11 u vertrekken we en zoeken in de wijk Quinty de Sint-Elooikapel, de zetel van de Charitables, een broederschap gesticht in 1888, door twee smeden, die tot doel had de pestdoden te begraven. Daar er even buiten Bethune een dorpje ligt met de naam Quinchy is het even opletten geblazen om geen vergissing te begaan. De Sint-Elooikapel ligt op de uitvalsweg van Bethune naar Lens. De kapel zelf is gesloten. We lopen even door het ernaast liggend park. Vervolgens keren we een 100-tal meter op onze stappen terug om in een Aldi enkele blikken frisdrank te kopen(13FF).
Omdat we veel te vroeg zouden aankomen in ons hotel in de buurt van Arras veranderen we onze reisweg. Eerst nemen we de D937 richting Arras en nemen in Noeux-les-Mines de D65 naar Hersin en vervolgens de D57. Net voor Cambligneul nemen we de D341 tot Mont-Saint-Eloi. Op onze kaart staat een uitzichtpunt aangegeven in dit dorpje. We verlaten de D341 en rijden naar het dorpscentrum van Mont-Saint-Eloi. Een eerste grote verrassing. Het dorpsplein is een groot mooi aangelegd grasveld waarop een tweetal picknick banken met tafels staan. Vanaf hier heeft men een prachtig uitzicht over een vallei. Langs de andere kant staat de ruïne - enkel de voorgevel met twee torens bestaan nog - van de gewezen abdij van Mont-Saint-Eloi. Het is 12.20 u bij onze aankomst en hebben 155 km gereden. Het dorpsplein nodigt ons uit om er de picknick te gebruiken. We blijven er tot 13.10 u
We vervolgen onze weg via de D49 naar Mont-Neuville-St.-Vaast en vervolgens naar Vimy. Reeds onderweg zie we in de verte het reusachtig monument, opgericht ter ere van de Canadese gesneuvelden in WO.I. We komen er aan om 13.30 u en bezoeken eerst de gerestaureerde loopgraven en vervolgens het monument zelf. We hebben 163 km gereden en blijven er tot 14.15 u. Een prentkaart kost 2,5 FF.
Omdat we nog wat tijd kunnen spenderen rijden we naar Notre-Dame de Lorette waar op de wegenkaart eveneens een uitzichtpunt staat aangegeven. Op het hoogste punt ligt een Frans oorlogskerkhof uit W.O. I. Eerst bekijken we de kapel en vervolgens bezoeken we de toren die de vorm heeft van een vuurtoren. We blijven er van 15 u tot 15.40 u. Op de benedenverdieping zijn een groot aantal lijkkisten opgebaard waarin telkens een onbekende soldaat ligt die afkomstig is van de Franse slagvelden tijdens W.O. I. Het bezoek aan de toren en het museum kost 2 x 5 FF. Museum is echter een groot woord voor de viertal kijkkasten waarin enkele relicten te zien zijn. De beklimming van de toren geeft een mooi uitzicht op de omgeving. We besluiten na afloop iets te gaan drinken in een café in de onmiddellijke buurt van het kerkhof. Het ongezellig interieur doet echter eerder denken aan een fabriekskantine dan aan een café-restaurant.
Vervolgens zoeken we stilaan het hotel Formule 1 van Tilloy-les-Mofflaines op, dat we zonder problemen vinden. We komen er aan om 16.20 u en moeten dus nog tot 17 u wachten om binnen te kunnen en een verfrissende douche te nemen. Formule 1-hotels verwijzen meestal naar een restaurant in de buurt. Hier duidt men een Courte-Paille-restaurant aan, gelegen langsheen de autosnelweg A 1 richting Douai. Voor de gasten van Formule 1 wordt er een speciaal menu aangeboden tegen gunsttarief (59 FFpp). Samen met twee portos en twee koffies kost dit etentje ons 168 FF. In de buurt, naar onze maatstaven, is het restaurant wel niet gelegen want we moet een goede 10 km rijden om het te bereiken.
Vooraleer terug te keren naar ons hotel rijden we nog even naar de dorpskern van Tilloy-les-Mofflaines. Recht tegenover de kerk bevindt er zich een kasteeltje omgeven door een mooi park. Voor het kasteel ligt een prachtig aangelegd bloemenperk. De datum van vandaag wordt er gevormd door planten (in bakken gekweekt - iedere dag wordt de datum aangepast).
Om 20.15 u zijn we terug in het hotel. Het weer was zonnig, niet te warm of te koud. We hebben vandaag 230 km gereden.
2de dag - 3 augustus 1996
Vandaag staat een stadsbezoek aan Arras op het programma. Omstreeks 8 u vertrekken we richting stad, op amper 10 minuten rijden gelegen. In Frankrijk is het nog volop verlofperiode. De meeste steden ontwaken pas om 10 u in de ochtend. Op een grote laan vinden we gemakkelijk een parkeerplaats in de buurt van de Grand Place. Het is zaterdag en marktdag. De marktkramers nemen een deel in van de Grand Place alsook de Place des Heros, het pleintje achter het stadhuis en het belfort en de straten die deze pleinen verbinden. We kuieren wat rond op de twee grote pleinen (Place des Heros en Grand Place) met hun typische huizen in Vlaamse stijl en voorzien van palissaden. De Place des Heros vinden we een stuk gezelliger dan de veel grotere Grand Place. Voor het stadhuis speelt een Pools orkestje er duchtig op los. Eerst bezoeken we de kathedraal. Het is even na 10 u wanneer we het stadhuis binnenstappen voor een bezoek aan de onderaardse gangen die de stad rijk is. We moeten echter wachten op de gidsenbeurt van 11 u. Ondertussen bekijken we het Historama (diabeelden voorzien van een klankband - op CD en in het Nederlands). Het Historama geeft een goede eerste indruk over de geschiedenis van Atrecht (=Arras), voorheen een Vlaamse stad. Na het Historama en nog enkele minuten wachten, bezoeken we de onderaardse gangen (ook boves genoemd). Met een bestendige temperatuur, zowel s zomers als s winters, van 11 graden boden de gangen tijdens diverse periodes onderdak aan de inwoners van Arras of aan legereenheden (b.v. tijdens W.O. I). Sommige delen van de gangen worden nu als privekelder gebruikt. Op het einde van de rondgang vertelt de jonge vrouwelijke gids het verhaal dat er vroeger een gang zou geweest zijn die liep naar de kilometers verder geleden abdij van Mont-Saint-Eloi. Blijkbaar heeft ze gezien dat ik wat ongelovig met het hoofd schud want ze voegt er snel aan toe dat het hier vermoedelijk om een legende gaat. Verhalen over onderaardse gangen komen bijna in alle steden voor maar kunnen zelden bewezen worden. We betalen 62 FF voor het bezoek aan de gangen en het historama en 36 FF voor een prentkaart en een boekje postzegels.
Na het bezoek aan de gangen, het is ondertussen middag geworden, zoeken we een geschikte gelegenheid op om een belegde sandwich te eten (73 FF voor 3 sandwichen en 2 colas). Op de markt kopen we wat fruit (11 FF) en in een winkel blikjes frisdrank (25 FF) die ik naar de koelbox breng die in de auto staat.
In de namiddag, terwijl Lea wat winkels aandoet, bezoek ik de gewezen Sint-Vaastabdij, nu archeologisch museum en museum voor schone kunsten (15 FF).
Na onze afspraak om 15.30 u aan het stadhuis nemen we de auto en rijden naar de stadsrand om een kijkje te nemen aan de citadel. De citadel zelf is slechts op zondag te bezoeken maar een bordje wijst de weg naar de Muur der Gefusilleerden. Deze is achter de citadel gelegen. Hier werden tijdens W.O. II heel wat weerstanders terechtgesteld. Vooraleer naar het hotel te rijden drinken we nog iets in het café-restaurant naast het station.(24 FF)
Om 17 u rijden we naar het hotel om, na ons wat verfrist te hebben, terug naar de stad te rijden. Achter het stadhuis van Arras hadden we een geschikte gelegenheid gevonden om een stevig maal te gebruiken: de O.K.-pub. Het eten valt er best mee maar het is niet in verhouding met wat we betaalden (333 FF)
In de loop van de dag hadden we in de buurt van het stadhuis en de kerken verschillende huwelijken gezien. Het lijkt in Arras de gewoonte te zijn, als er een trouwstoet wegrijdt van het stadhuis of de kerk, alle autos van de karavaan aan het claxonneren gaan. Na de kerkdienst worden er knallers of voetzoekers afgestoken.
Wanneer we terug in ons hotel aankomen valt het mij op dat er weinig wagens op de parking staan. s Anderendaags wordt het ons duidelijk dat een groot deel van het hotel was afgehuurd door de deelnemers aan een trouwpartij. s Morgens staat de parking bomvol. De meeste wagen zijn versierd met witte linten.
3de dag - 4 augustus 1996
We vertrekken vanuit het hotel om 8 u. We nemen de D939 naar Cambrai (Kamerijk). Op de weg naar Cambrai krijgen we af te rekenen met mist. We bezoeken de stad van 8.40 u tot 9.15 u. We hebben 35 km afgelegd. De St.-Gerykerk (St.-Goriks en St. Aubertuskerk) kunnen we niet in wegens de aan gang zijnde dienst. Ik neem enkele fotos van het belfort en van de gewezen Jezuïetenkapel. In de buurt van de kathedraal van Cambrai is er rommelmarkt. In de kathedraal vallen ons vooral de mooie grauwschilderingen (grisailles) in de transepten op.
Vervolgens gaat het via de N44 naar St-Quentin (St-Kwintens) waar we halthouden van 10.15 u tot 11.00 u. We hebben 80 km gereden. Het centrum van de stad valt op door zijn mooi marktplein en nette voetgangerszone. Na enig zoeken vinden we een bakkerijtje en kopen er 3 belegde sandwichen en 2 eclairs voor 64 FF. Aan de rand van de stad tanken we een eerste maal (154 FF voor 25,50 l aan 6,09 FF/l)
Vervolgens nemen we de N44 tot La Fère alwaar we de D13 willen nemen richting St.-Gobain. Na even zoeken, we waren blijkbaar het juiste kruispunt voorbij gereden, vinden we toch de juiste weg. Enkele kilometers verderop duiken we het prachtig bos van St.-Gobain binnen. Minutenlang rijden we over een bijna verlaten schaduwrijke weg. In St.-Gobain volgen we verder de D13 tot Septvaux. Daar staat de gewezen abdij van Premontrè reeds aangeduid (via de D14). Enkele kilometers voor de abdij gebruiken we onze picknick. We zijn nog steeds in het bos van St.-Gobain. We hebben 112 km gereden en pauzeren van 12 u tot 12.25 u.
Pater Janssens van de abdij van Averbode had me verteld dat een bezoek aan de gewezen abdij van Premontrè eerder een teleurstelling zal zijn. Onze verwachtingen zijn dan ook niet al te hoog gespannen. Hoe meer we de abdij naderen, des te meer we ervan overtuigd geraken dat smaken kunnen verschillen. De prachtige omgeving en de indrukwekkende gebouwen vallen bij ons best in de smaak. De abdij is gelegen in een dal. De heuvels er omheen zijn bebost. Eerst rijden we langsheen de ellenlange abdijmuur en vervolgens, in het dorpscentrum, via de mooi aangelegde oprijlaan naar de omheiningspoort. Onderweg lezen we op een bord dat de bezoekers zich voor inlichtingen kunnen wenden tot de conciërge. Achter het poortgebouw ligt een bloemrijk park afgeboord door drie kolossale gebouwen. Ik vraag aan de conciërge of we in het park eens mogen rondwandelen, waarop hij mij prompt 2 sleutels in de hand duwt. De ene sleutel is voor het openen van de kapel gelegen in het hoofdgebouw. De tweede sleutel dient om het linker gebouw te openen om er de prachtige smeedijzeren trap met wapenschild te bewonderen.
Hier te Premontrè stichtte Norbertus van Gennep (de latere Sint Norbertus) zijn eerste abdij en orde: de Orde van Prèmontrè, ook Norbertijnen of Witheren (wegens hun witte ongeverfde pij) genoemd. De Norbertijnerorde breidde zich razendsnel uit. Tientallen abdijen rezen uit de grond, zowel in Frankrijk als in de Nederlanden (Vlaanderen en Nederland). Tot op de dag van vandaag kent de orde succes. In tegenstelling tot de andere kloosters of abdijen treden nu nog regelmatig jongeren in in een of andere Norbertijnerabdij. Enkele abdijen konden zich echter na de Franse Revolutie niet meer herstellen (o.a. Drongen)
Ons valt op dat de wapenschilden op de gebouwen nagenoeg onherkenbaar zijn, hetzij door de tand des tijds aangevreten, hetzij opzettelijk vernield door de revolutionairen. In de kapel kunnen we een brandglasraam ontdekken waarop St.-Norbertus is afgebeeld. In het zijgebouw bewonderen we de smeedijzeren trapleuning, op de eerste verdieping voorzien van het wapenschild van de abt die het gebouw liet optrekken. Voor de rest herinnert hier nog weinig aan de Norbertijnse tijd. Nu wordt de gewezen abdij gebruikt als psychiatrische instelling, wat we vlug merken wanneer we even langs de laan wandelen achter het hoofdgebouw. Hier zijn er door tralies afgesloten binnenkoertjes waarbinnen de geesteszieken kunnen verblijven bij goed weer. Onze indruk is dat het hier om vrij zware geesteszieken gaat.
Na het nemen van enkele fotos en nadat we de sleutels terug hebben gebracht bij de conciërge, samen met een hartelijke bedanking, vervolgen we onze weg. Via de D552 gaat het naar Suzy en Cessières. Vandaar rijden we via de D7 naar Laon.
Laon bestaat uit een moderne benedenstad en een historische bovenstad. We rijden met de wagen naar de bovenstad en vinden een parkeerplaatsje op het plein voor het stadhuis. Voor een bezoek aan de kathedraal moeten we nog even wachten en dat doen we onder het drinken van een frisdrank (28 FF) op een terras net voor de kathedraal. Een prentkaart kost ons 5 FF. Na de kathedraal bezocht te hebben zijn we van plan een ritje te maken met het kabeltreintje, de Poma 2000. Dit rijdt op zondag van 15 u tot 18 u (tijdens de week ook in de voormiddag) tussen de bovenstad en het station in de benedenstad. We zien een leeg treintje naar boven komen, blijkbaar om de baan te testen, en dit nog voor we de kathedraal bezochten. Bij onze terugkomst aan het stationnetje, ruim na 15 u, is dit nog steeds gesloten en liggen de kabels stil. Vermoedelijk had men te kampen met een defect en heeft men, zonder enig bericht uit te hangen aan de deur, het zaakje gesloten. Terwijl Lea de winkels bekijkt, die grotendeels gesloten zijn (zondag en vakantieperiode), loop ik nog eens naar de zuidkant van de stad om er de Tempelierskapel (zonder bezoek aan het museum) te bekijken. In de kapel is een man druk doende met een wichelroede. In een dik notaboek maakt hij aantekeningen van zijn bevindingen. Wat hij aan het zoeken is, weet ik niet (doden of waterputten?), maar hij doet heel gewichtig.
Terug aan de wagen doen we de even verderop gelegen abdijkerk van St.-Martin aan. Bij het buitenkomen is het ongeveer 16 u en tijd om op zoek te gaan naar ons hotel te Reims - Tinqueux. Voor een keer zetten we onze principes opzij om zo weinig als mogelijk autosnelwegen te gebruiken. In de buurt van Laon duiken de we A26/E17 op (na het nemen van een biljet - betaalde autosnelweg). Wij hebben de ganse snelweg tussen Laon en Reims nagenoeg voor ons alleen. Net voor we Reims bereiken betalen we 19 FF. De rest is onbetaalde autosnelweg (meestal in de buurt van de steden). We nemen de afrit Reims - Tinqueux en amper enkele 100 meters verder bereiken we het hotel Formule 1. Het is 16.45 u en hebben vandaag 225 km gereden. Ook vandaag was het mooi weer, op het hoogtepunt van de dag iets naar de warme kant (ca 27 graden), doch niet te heet.
Na een verfrissende douche trek ik op verkenning voor het avondeten. Achter ons hotel liggen een Ibishotel en een Novotel. Ik ga mijn licht opsteken in Le Restaurant van Ibis, maar dit is op zondag gesloten. Ook stel ik vast dat men het bufetsysteem van vroeger (wat uitstekend was) niet meer volgt. De receptionist van Ibis verwijst me naar het restaurant van Novotel. Die avond kost ons etentje ons 308 FF (alles inbegrepen). Het eten is goed maar we krijgen de indruk dat men er ons zo vlug als mogelijk buiten wil. Ons voorgerecht is nog niet goed binnengewerkt of de kelner staat er reeds met het hoofdgerecht. Een negatief punt voor een naam als het Novotel.
Niettegenstaande onze kamer langs de zonnekant ligt kunnen we deze voldoende laten afkoelen om van een goede nachtrust te kunnen genieten. De avonden en de nachten zijn vrij fris.
4de dag - 5 augustus 1996
De dag begint om 6 u. Nog voor het ontbijt ontmoet ik op de parking van het hotel een Bruggeling. Uit het gesprek met hem verneem ik dat hij op terugweg is vanuit Zuid-Frankrijk. Hij is nog op zoek naar een geschikte uitstap tijdens de terugreis. Ik raad hem het bos van St.-Gobain aan maar met het simpel kaartje dat hij bij zich heeft heb ik weinig hoop dat hij de juiste weg zal vinden. Tijdens het ontbijt hoor ik een koppel, dat ook aan het ontbijten is, Gents praten. Mijn opmerking dat het te horen is dat de Gentse Feesten voorbij zijn en dat de Gentenaars nu op reis gaan lokt naast een gulle lach ook de opmerking uit: dat nog niet alle geld verteerd is.
Om 8 u vertrekken we naar Reims voor een stadsbezoek. Het is nog geen 10 km rijden naar het centrum. Wanneer ik in de buurt van het hotel aan een kruispunt wat aan het twijfelen ben om de juiste weg te kiezen, stopt een koppel vriendelijke Fransen naast mij en vragen mij waar ik naar toe wil. Als ik hen duidelijk maak dat ik naar het centrum wil zeggen zij dat ik hen maar moet volgen. Eens in de buurt bedank ik hen met een handbeweging. Tijdens deze 7-daagse is het de enige keer dat we zon hoffelijke Fransen tegenkomen. De andere verkiezen liever de claxon te gebruiken als men twijfelt.
In de buurt van de kathedraal rijden we voor alle zekerheid een betaalparking binnen. Eerst bezoeken we de kathedraal. Mooi van architectuur maar weinig meubilair en beelden (wat me later duidelijk zal worden waarom). Na de kathedraal trekt Lea het winkelcentrum in en bezoek ik het museum in het Palais du Tau, gelegen naast de kathedraal. Het is het gewezen bisschoppelijk paleis. In het museum zijn de beelden ondergebracht afkomstig van de kathedraal. Ik sta in bewondering hoe men die hier heeft kunnen binnenbrengen. Sommige zijn naar schatting 3 a 4 meter hoog. Naast enkele zalen met prachtige wandtapijten zijn er ook de gewaden gedragen ter gelegenheid van de kroning van een Franse koning en de gouden kerkvaten en juwelen (waaronder een prachtige kroon), gemaakt ter dier gelegenheid, te bewonderen (bezoek: 28 FF).
Tussen het bezoek aan de kathedraal en het museum stelde ik vast dat ik het dekseltje van de lens van mijn fotocamera verloren ben. Het is nog stil in de stad en ik weet nog precies welke weg we gevolgd zijn. Na even zoeken vind ik het dekseltje terug.
Rond de middag vinden we een gelegenheid om enkele belegde sandwichen met frisdrank te gebruiken (70 FF). Vervolgens besluiten we Reims te verlaten en Epernay te gaan bezoeken. Vooraf kopen we wat fruit en frisdrank om mee te nemen (18 FF). De parking kost ons 20 FF - wat teveel is voor het aangegeven tarief.
Vooraleer de stad te verlaten - om 12.45 u - rijden we nog langs de basiliek van de gewezen abdij van St.-Remi. Deze is pas open om 14 u en we besluiten hierop niet te wachten.
In de loop van de voormiddag had ik in de toeristische dienst aan de kathedraal navraag gedaan waar zich de wijk La Maison Blanche bevindt. Deze is gelegen aan de rand van de stad in de richting van Epernay, het kan niet beter passen. Wanneer we één van de richtingsborden Maison Blanche zien, verlaten we de hoofdweg en rijden de bewuste wijk in. Deze bestaat hoofdzakelijk uit appartementsgebouwen. Aan de eerste de beste vraag ik de weg naar La Chaise au Plafond. Ik heb het blijkbaar aan een verkeerde gevraagd want het blijkt hier om een wat achterlijke jongeling te gaan die het niet hoort donderen in Keulen maar in Reims. Even verder rijden we op een soort van boulevard met lage uniforme oude huizen. Een oudere dame wijst me de weg naar La Chaise au Plafond. Terug naar de hoofdweg, richting Epernay, die we net hadden verlaten. Aan een rond punt staan we plots voor het bewuste etablissement. Nu is het een café met winkel (kranten, fotofilms, prentkaarten). We stappen binnen en vinden in het cafégedeelte de stoel in het plafond. Het gans huis werd gerestaureerd met uitzondering van dat ene stukje zoldering. Tijdens een bombardement in W.O. I (op 12 september 1914) vloog een stoel tegen het plafond en bleef daar hangen. In de winkel koop ik nog een nieuwe fotofilm en enkele prentkaarten (waar onder één met La Chaise au Plafond op) (50,50 FF).
Via de N51 gaat het richting Epernay maar ongeveer halfweg tussen Reims en Epernay slaan we linksaf om de aangeduide toeristische route te volgen. Het mooi weggetje loopt langs de wijngaarden van de Champagne. Onderweg zijn er een drietal stopplaatsen die een prachtig uitzicht geven op de vallei en Epernay.
In Epernay eten we aan het ronde plein, met monument ter ere van de weerstanders, een ijs (78 FF). Daar we graag een Champagnekelder willen bezoeken wippen we de toeristische dienst binnen en aan de hand van de daar liggende folders vinden we zon kelder in de buurt. Naast het politiebureau bevindt zich de kelder van Achille Princier. Een bezoek kost 20 FF/pp. In de kelders heerst een bestendige temperatuur van 11 graden. 1 miljoen flessen Champagne worden er bewaard. Ieder jaar worden er 300.000 flessen geproduceerd. Bij het begin van het bezoek krijgen we een videofilm te zien met Nederlandse commentaar. Naast een koppel jonge Nederlanders zijn we de enige bezoekers. Na de rondleiding krijgen we een glaasje Champagne te drinken - inbegrepen in de prijs maar net genoeg om even te proeven. Tijdens het proeven worden ons in de toonzaal diverse soorten Champagne aangeprezen. De Hollanders geven de indruk geïnteresseerd te zijn want ze stellen heel wat vragen. Maar het zal wel zijn gelijk alle Nederlanders: veel vragen stellen en weinig kopen.
Na het bezoek aan de Champagnekelders wordt het tijd om ons hotel te Reims - Tinqueux op te zoeken. We nemen terug de toeristische route en komen in ons hotel aan om 16.50 u. We hebben die dag 83 km gereden.
Langs de overzijde van de hoofdweg die voor ons hotel loopt, te bereiken via een viaduct, vinden we een Italiaans restaurantje, palend aan een bowling. Nadat ik de kelner erop gewezen had dat hij ons te weinig had aangerekend, betalen we 222 FF.
Het is een zwoele avond die voor wat problemen zorgt bij het verfrissen van de kamer. Enkele dreigende wolken willen maar geen verfrissende regen laten vallen. Pas in de late nacht, omstreeks 5 u, valt een bui.
5de dag - 6 augustus 1996
De dag vangt aan om 06.15 u. Omstreeks 5 u heeft het wat geregend. Nu is het bewolkt. Om 7.45 u vertrekken we richting Soisson via de N31/E46. We bereiken de stad om 8.45 u en na 58 km gereden te hebben. Om de ruïne van Saint Jean de Vigne te bezoeken is het nog te vroeg. Een bord aan de ingang duidt aan dat de kapittelzaal om veiligheidsredenen gesloten is. We zien dan maar af van een bezoek. Wel bezoeken we de kathedraal. Hier vallen ons de afgeronde uiteinden van de transepten op.
Terwijl Lea op zoek gaat naar belegde sandwichen en frisdrank (35 FF + 18 FF), loop ik tot aan de gewezen abdij Saint Leger en het museum. De kerk en het museum zijn gesloten (dinsdag, algemene sluitingsdag in Frankrijk voor musea).
Om 10.15 u vertrekken we richting Noyon. Even buiten Soisson nemen we de N31/E46 tot Mercin en nemen dan de D6 via Tartiers, Vezaponin en Blerancourt. Vanaf daar volgen we de D934 richting Noyon.
In Noyon is het net marktdag en een ware heksenketel. Toch vinden we niet ver van de kathedraal een parkeerplaats. We hebben 104 km gereden en het is 11.15 u. Een bezoek aan de kathedraal loont de moeite. Inzake meubilair is het de mooiste die we gezien hebben tijdens deze 7-daagse. Hier lezen we dat Jan Calvijn, de grondlegger van het Calvinisme, in 1509 in Noyon geboren is. 2 prentkaarten kosten ons 5 FF.
Wegens de drukte besluiten we niet langer in Noyon te blijven dan noodzakelijk. Om 12 u vetrekken we richting Roye. Aan de rand van Noyon tanken we 24,27 l voor 152 FF aan 6,26 FF/l. We nemen de D934 en even buiten Noyon verlaten we de grote weg om een geschikt plaatsje te zoeken voor de picknick. We pauzeren van 12.10 u tot 12.30 u. Daarna gaat het terug via de D934 naar Roye waar we de N17 nemen richting Peronne. Even voor Peronne slaan we linksaf via de D1 tot Bray-sur-Somme. Vanaf hier tot in Amiens volgen we de Somme. In Bray-sur-Somme nemen we de D329 en wat verderop de D71. In Mericourt-sur-Somme stoppen we even voor een ijsje - het worden er voor elk zelfs twee(22,5 + 13 FF). Het is dan 14 u. In Gailly steken we terug de Somme over naar Gailly-Laurette en via de D42e gaat het naar Vaux-sur-Somme om tenslotte uit te komen in Corbie. Daar keren we even terug om op de D1 het uitzichtpunt te bereiken. Omdat het nog wat vroeg is om ons hotel op te zoeken, doorkruisen we de streek in de buurt van Corbie. Ondertussen krijgen we een ferme regenvlaag te verwerken. In Daours nemen we uiteindelijk de D1 richting Amiens en dan de ringweg naar Glisy(Boves). Ter hoogte van het rond punt (met de E44/N29) vinden we het Formule 1-hotel. Het is dan 16 u en we hebben 237 km gereden.
Naast het Formule 1-hotel bevindt er zich een hotel Première Classe en een Campanilehotel. We overleggen even en besluiten onze kans te wagen in het hotel Première Classe. Om 17 u blijkt dat er nog plaats is en we boeken voor 2 nachten. Een nacht in dit hotel kost 155 FF. In de kamer is er een module met daarin toilet en douche. De douche is wel wat naar de enge kant, maar het gaat. Iedere kamer heeft een buitendeur die uitgeeft op een overloop. De verdiepingen zijn te bereiken via een betonnen trap. Tijdens de nacht is het er een stuk rustiger dan in de Formule 1-hotels (geen over en weer geloop in de gangen). Ik heb het vermoeden dat bij warm weer men de kamer beter kan verfrissen wegens de deur die men kan openzetten. Voor de rest gelijkt alles een beetje op de Formule 1-hotels. Een ontbijt kost er 22FF/pp (tegen 24 FF/pp in F. 1), eenvoudig doch ruim voldoende. Wij logeren op de 2de verdieping en hebben een mooi uitzicht op de omgeving. De zon schijnt terug volop tegen de avond.
Het hotel Campanile, gelegen op hetzelfde terrein, heeft een restaurant. Het menu van 120 FF/pp is meer dan overdadig (aperitief, voorgerechtenbuffet naar hartelust en ruime keuze, een opgediend hoofdgerecht, een halve liter water op een andere drank, een dessertbuffet naar hartelust en met een ruime keuze, en tot slot een koffie - alles in de prijs inbegrepen). Een goedkoper menu, waarbij het hoofdgerecht wegvalt, zou ook al volstaan.
6de dag - 7 augustus 1996
We staan op om 6.15 u. Het is regenachtig maar droog. De nacht was fris. Na het ontbijt vertrekken we om 8.05 u naar Amiens, amper 7 km verderop. Aankomst om 8.30 u. We parkeren aan de Somme, ter hoogte van de wijk St.-Leu, niet ver van de kathedraal. Op de deur van de kathedraal staat vermeld dat hij opengaat om 8.30 u. Maar de deur blijft dicht. We verkennen even de stad en bij onze terugkomst, om 9.20 u, zien we nog net dat de deuren geopend worden, dus bijna een uur te laat (Leven als God in Frankrijk noemt men dit). De kathedraal is prachtig, zij het dat de voorgevel momenteel gerestaureerd wordt waardoor een deel van de voorgevel verscholen zit achter stellingen. Een deel van de vloer der middenbeuk is aangelegd in de vorm van een labyrint (cfr. de vloer van het Schepenhuis van de Keure in het Gentse stadhuis). We kopen in het winkeltje naast de kathedraal 3 prentkaarten voor 9 FF. De schatkamer blijkt niet te bezichtigen te zijn. In de buurt van de kathedraal ligt de wijk St.-Leu met zijn oude huizen met meestal houten gevels. Heel typisch en gezellig om er door te wandelen. Doorheen de wijk loop de Somme (of een arm ervan). Bij het doorwandelen van de wijk bemerken we hier en daar een voordeur die openstaat. Hieruit blijkt dat armoede hier nog troef is. De mooie St.-Leuwijk voor de toeristen is voor de inwoners waarschijnlijk minder poëtisch en aantrekkelijk. Een soort Gents Patershol van voor 50 jaar. Wie weet staat ook St.-Leu dezelfde toekomst te wachten als het Patershol. Een deel ervan wordt nu reeds ingenomen door restaurants.
Bij onze eerste verkenning hadden we al een gepaste gelegenheid opgemerkt waar men sandwichen kan eten. Rond de middag keren we er terug en onze lunch kost ons 63 FF. In een winkel kopen we wat frisdrank (12 FF) en twee stukken vlaai (12 FF).
Omdat we wat moegelopen zijn, genieten we in de auto van een half uurtje platte rust. Tegen 14 u aan, wij zijn nog een 5-tal minuten te vroeg, brengen we een bezoek aan de Hortillonnages, gelegen 50 meter voorbij de brug over de Somme. Het is een moerasachtig gebied dat eeuwen geleden werd gesaneerd om op de eilandjes groenten te telen. Het is ca 300 ha groot en er zijn nu 1200 eigenaars waaronder nu nog slechts een 7-tal die professioneel groeten kweken. Een tochtje met een barquette duurt een goede 45 minuten en kost 28 FF/pp. Nu worden de Hortillonnages meestal gebruikt voor weekendverblijf of door hobbytuiniers. Er is geen elektriciteit aanwezig zodat men er niet kan wonen. Een vereniging schrijft er jaarlijks een wedstrijd uit voor de mooiste bloementuin. Enkele jaren geleden wou men op de Hortillonnages een winkelcentrum bouwen. Les amis de lHortillonnages hebben dit weten te voorkomen.
Omstreeks 17.15 u zijn we terug in het hotel en hebben slechts 15 km gereden die dag. Voor het avondeten geen probleem, het restaurant van Campanile heeft ons gisteren goed bevallen en dus is de keuze niet moeilijk. Het enig probleem dat zich stelt is om het menu van 120 FF/pp naar binnen te krijgen.
7de dag - 8 augustus 1996
Het is reeds 6.40 u wanneer ik wakker wordt, dus 10 minuten later dan voorzien. Na het ontbijt vetrekken we om 8.10 u. We besluiten de N25 te nemen richting Doullens om een kijkje te gaan nemen in de grotten van Naours. Om 8.30 u zijn we ter plaatse. We zijn blijkbaar te de eersten. In de toegangsprijs is ook een bezoek aan het park en enkele attracties inbegrepen. Het park en de grotten zijn pas open om 9 u maar we nemen dit met een flinke korrel zout naar we de laatste dagen ervaren hebben. Omdat ons enkel de grotten interesseren en de toegangsprijs wat aan de hoge kant is voor deze attractie alleen, besluiten we door te rijden. Op het eerste zicht loont het geheel wel de moeite als men over minstens een halve dag beschikt.
Via Waignies, Haverna en Vignacourt bereiken we, na over de Somme te zijn gereden, Picquigny. Op het hoogste punt van het dorpje staat een kasteelruïne met binnen de omheining de St.Jan de Doper en St.Maartenskerk (11de en 13de eeuw). Op het kerkhof zou volgens een oude publicatie een klokketoren staan uit de 14de eeuw. Deze is echter niet terug te vinden.
In een bakkerijtje, onderweg, kopen we enkele croissants (8 FF). We vervolgen onze weg via de D3 en stoppen aan de gewezen abdij Du Gard. Wat verder staat op onze kaart een uitzichtpunt aangegeven. Daar stoppen we om onze croissants op te eten (10.20u - tussen Hangest-sur-Somme en Conde-Folie). Te Conde-Folie steken we terug de Somme over naar Etoile en daar linksaf via de D112 naar Long en Cocquerel tot Pont-Remy. Vanaf nu volgen we de D901 tot Abbeville.
Bij onze aankomst in deze stad is het 11.30 u en hebben we 80 km gereden. Het is er zeer druk. In een weinig aantrekkelijke croissanterie gebruiken we enkele belegde sandwichen en frisdrank (50 FF). Abbeville valt ons voor de tweede keer sterk tegen. Op de hoofdzakelijk blokkendozenarchitectuur is men reeds na 5 minuten uitgekeken. De kathedraal valt op midden in die betonnen kubussen. Wanneer ik een indruk wil opdoen van het interieur van de kathedraal wordt deze net gesloten (het is 12 u).
Om 12.30 u verlaten we de stad. Eerst rijden we een stukje in de richting van Le Treport om in Cambron de D3 te nemen naar St.-Valery-sur-Somme, alwaar we aankomen om 13 u.
St.-Valery is gelegen aan de monding van de Somme die daar een baai vormt. Net zoals in de buurt van de Mont-Saint-Michel weiden hier ook pré-salé-schapen (zoute weiden). De oude stad is op een heuvel gelegen en heeft nog zijn middeleeuwse muren en stadspoorten. Vanop het hoogste punt heeft men een mooi uitzicht op de baai. Op dit ogenblik is het eb. Via een trap dalen we af naar het strand en in een cafétaria, aan de voet van de heuvel, eten we een ijs (30 FF). De meesten beginnen hier pas aan hun middageten.
Om 14.05 u nemen we de auto en rijden naar het uiterste punt van de baai - de vuurtoren Le Hourdel, en vervolgens via de kustweg D102, gelegen in de duinen, bereiken we Cayeux-sur-Mer.
Vanaf nu begint onze terugweg. We hebben 125 km gereden en het is 14.40 u. We rijden via de D3, richting St.-Valery-sur-Somme, de D940 tot Nolette-sur-Mer, de D111 tot Nouvin en de N1 richting Boulogne. Vanaf Boulogne volgen we de autosnelweg naar de Frans-Belgische grens te Ghyvelde, met slechts een korte sanitaire stop op de eerste parking voorbij Boulogne. We bereiken uiteindelijk Oostduinkerke om 17.20 u en na 323 km. Een tankbeurt te Oostduinkerke van 36 l kost 1232 BEF (34,30 F/l).
De kilometerteller staat op 33.713
Nabeschouwing
Het weer zat goed mee. Aangename temperaturen, praktisch geen regen, overwegend zonnig.
In totaal hebben we 1140 km afgelegd op meestal mooie en rustige wegen. Verbruik aan benzine: totaal 87 liter = gemiddeld 7,5 l/100 km. De wegsignalisatie in Frankrijk is uitstekend - verloren rijden is er nagenoeg onmogelijk.
Het is 5.30 u wanneer we de garage te Oostduinkerke buitenrijden. De kilometerteller staat op 12.880. Langs de gewone wegen, via Koksijde en De Panne-Adinkerke, overschrijden we de Franse grens. Even verder kunnen we in Ghyvelde de autosnelweg A 16 oprijden. Nog steeds is het deeltje tussen Veurne en de Belgisch-Franse grens niet afgewerkt. Boulogne, 102 km ver, bereiken we om 6.30u. Op het einde van de autosnelweg wordt de richting Abbeville goed aangegeven zodat we de ontwakende stad Boulogne moeiteloos kunnen voorbij rijden.
Abbeville bereiken we om 8.05 u en na 189 km gereden te hebben. Het is onze bedoeling hier uit te kijken naar de kiosk waarin bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog een groep, van Duitse sympathieën verdachte Belgen, werd opgesloten. Daaronder was onder andere de leider van het Verdinaso (Vereniging van Dietse nationaalsocialisten) Joris Van Severen. Door het bevel van een dronken Franse officier werd een grote groep, zonder enige vorm van proces, afgemaakt. Minstens drie onder hen hadden helemaal niets te maken met een of andere Duitse gezindheid. Later werden deze drie onschuldigen, waaronder een in Gent geboren vrouw, begraven op het Belgisch militair kerkhof in De Panne, onder een uniform militair zerkje... De kiosk kunnen we echter niet onmiddellijk vinden, zelfs niet na een aantal straten doorkruist te hebben. In een oude gids vonden we dat Joris Van Severen zou begraven liggen op het kerkhof van Abbeville. Daar we de kiosk niet kunnen vinden laten we ook de speurtocht naar het kerkhof achterwege. Na nog bij een bakker enkele verse croissants gekocht te hebben zetten we onze tocht verder.
Nu gaat het richting Le Tréport, meer bepaald het voorstadje Eu. Bij onze aankomst aldaar is het 9 u en hebben we 225 km achter de rug. Voor een bezoek aan het kasteel moeten we wachten, tot 10 u. Ondertussen brengen we een bezoek aan de, in de onmiddellijke omgeving gelegen, collegiale Notre-Dame en Saint-Laurentkerk. Na even in de kerk te hebben rondgekeken opent een kerkbediende bereidwillig de deur van de crypte. Deze onderaardse ruimte bevat tien praalgraven van leden van de familie dArtois. Op de grafzerk van Helene de Melun wordt onze aandacht getrokken door volgende tekst: CY GIST NOBLE ET PUISSANTE DAME MADAME HELENE DE MELEUN FILLE DE HAULT ET PUISSANT SEIGNEUR MESSIRE JEHAN DE MELEUN CHEVALIER ET DE MADAME JEHANNE DABBEVILLE SEIGNEUR ET DAME DANTRAING DEPINOY VICONTE DE GAND ET CONNESTABLE DE FLANDRE EN SON VIVANT FAME DE HAULT ET PUISSANT PRINCE MONSEIGr CHARLES D ARTOIS CONTE DE EU ET PAIR DE FRANCE LAQUELLE TRESPASSA LE XX JUILLET LAN DE GRACE MIL CCCC ET LXXII PRIEZ POUR SON AME. Helene de Melun was de 2de echtgenote van Charles dArtois. We kopen een gidsje waarin de teksten van de grafzerken zijn opgenomen.
Om 10 uur bezoeken we het kasteel van Louis-Philippe (te Eu). De rondgang is vrij beperkt, waarschijnlijk door de aan gang zijnde restauratiewerken. Het is duidelijk te zien dat deze werken geen overbodige luxe zijn. Een aantal kamers van het kasteel zijn ingericht in de stijl van medio 19de eeuw. De meeste kamers en gangen waren toen reeds voorzien van een centrale verwarming, een buisvormig toestel van ongeveer 1,5 m hoog en een diameter van ongeveer 20 cm, waarin een spiraal voor de afgifte van de warmte zorgt. De toegangsprijs voor het kasteel bedraagt 20 FF per persoon.
Ons bezoek aan Eu eindigt om 10.30 u. Tot nu toe is de temperatuur nog te harden. Bij een sanitaire stop tussen Abbeville en Eu voelde het zelfs nog vrij fris aan. Pas na de middag stijgt de thermometer tot boven de 30 graden.
We nemen de D925 naar Dieppe maar wijken daar af van onze vooropgestelde route. We volgen nog een tijdje de kust via de D75 en stoppen voor een middagpauze in het badstadje Quiberville. Daar eten we een bakje friet met een worstje (1 kleine friet en 1 grote met 1 worstje = 60 FF). We hebben op dat ogenblik 287 km afgelegd.
Om 12.25 u zetten we onze weg verder tot in Veules-les-Roses en nemen daar de D142 naar Yerville. Vervolgens gaat het via de N29/E44 naar Yvetot alwaar we de ringweg nemen en vervolgens de D131 en D490 richting Pont de Brotonne. Net voor de brug slaan we links af naar Saint-Wandrille.
Omstreeks 14.30 u komen we aan in het dorpje en brengen een bezoek aan het Benedictijnerklooster. Er zijn gidsenbeurten voorzien om 15 en 16 uur. Eerst bekijken we de plaatsen die vrij toegankelijk zijn: de ruïne van de oude kerk (gedeeltelijk afgebroken tijdens de Franse Revolutie), de klokken die in een klokkenstoel hangen in het park en de nieuwe kerk. Deze laatste heeft geen versieringen. De traditie van de Benedictijnen het wil zo. De muren zijn gedeeltelijk opgetrokken in silexsteen (vuursteen) zoals die in het zuiden van Engeland veelvuldig voorkomt. Ook hieruit blijkt nog eens dat Engeland ooit eens één was met het continent. Vooral het zuiden van het eiland vertoont veel gelijkenis met Normandië (o.a. de bouwstijl zoals de vakwerkhuizen).
Terwijl we aan het wachten zijn op de gidsenbeurt van 15 uur vormt een Duitse scoutsgroep een kring, samen met een pater Benedictijn, en zingen zacht enkele liederen onder begeleiding van de gitaar.
We betalen 20 FF per persoon voor de gidsenbeurt. Achteraf voelen we ons een beetje in de maling genomen daar we hoofdzakelijk de vrij te bezoeken delen van de abdij aandoen. Het enige toemaatje dat we krijgen is het bezoek aan de kruisgang alwaar we slechts door één van de vier gangen mogen wandelen. De rest van de abdij krijgen we niet te zien. Onze gids is een bejaarde pater, corpulent en het haar kort geknipt tot op de millimeter. Na iedere twee zinnen lacht hij met zijn eigen grappen zonder dat deze bij zijn toehoorders een glimlach kunnen ontlokken. Zijn zwart habijt heeft minstens zijn eerste communie achter de rug. De onderste delen van de mouwen werden reeds vervangen maar ook de vernieuwde delen rafelen reeds uit. Iets wat mij nog niet was opgevallen, en waarop Lea mijn aandacht vestigde, waren de grote voeten van de pater. Na enig schatwerk komen we tot het besluit dat de man een maat 47 of 48 moet hebben.
Daar de abdij van Saint-Wandrille in een vallei ligt, is het hier praktisch windstil, wat meebrengt dat de warmte bijna ondraaglijk wordt. Onze dagteller wijst 354 km aan.
We verlaten Saint-Wandrille om 16.20 u. Even later bereiken we de Pont de Brotonne. Het is nu de derde van de drie Seinebruggen, gezien vanuit de zee, na de Pont de Normandie en de Pont de Tancarville. We betalen voor het gebruik van de brug 10 FF. Via de D313, die daar door het Forêt de Brotonne loopt, komen we aan de autosnelweg A13 (Parijs-Caen). Het gebruik hiervan kost ons 7 FF. Enkele kilometer verder nemen we de afrit Rouen-Ouest - Rouen Centre. Op de weg tussen de afrit en het stadscentrum vinden we in St.-Etienne-du-Rouvray het Elf-benzinestation waarachter het hotel Formule 1 ligt. Eerst tanken we 29 liter benzine en betalen 162 FF. Wanneer we het hotel binnenkomen is het 17.10 u.
De gerant van het hotel is een Afrikaan. Daar we vooraf gereserveerd hebben is het inboeken vlug geklaard. We betalen de drie dagen die we hier zullen verblijven vooraf (140 FF x 3 + 3 x 2 ontbijten aan 22 FF = 552 FF) Terwijl de gerant op het antwoord wacht van de computer verlopen er enkele minuten. Om de tijd te doden leest hij enkele verzen uit een gekopieerd boekje van de Koran. We krijgen het nummer van onze kamer en het codenummer om de deur van het hotel en onze kamer te openen(getal van 6 cijfers). Het systeem van de Formule 1 hotels is gebaseerd op enkele simpele regels: goedkoop, proper, eenvoudig en uniform. Een uitstekende formule voor trekkers die te oud zijn om nog in een tentje te slapen. De kamers zijn overal steeds op dezelfde wijze ingericht: een dubbel bed met lakenzak (de twee lakens zijn aan elkaar genaaid), een bedsprei, boven het dubbel bed een enkel bed - bereikbaar met een laddertje, in de ene hoek een driehoekig tafeltje - vastgehecht aan de muur, in de andere hoek een lavabo - eveneens driehoekig - met grote spiegels, een Tv-toestel en één stoel. Dit systeem heeft het voordeel wanneer men b.v. van het ene hotel Formule 1 naar het andere gaat, men zich niet meer moet aanpassen aan de kamer. De toiletten ende douches zijn gemeenschappelijk. In principe hebben de deuren van de gang een bepaald kleur (geel, rood, enz.). De gele gang gebruikt normaal de toiletten en de douches met een gele deur, enz. Wanneer deze echter bezet zijn maakt men gebruik van de installaties met een andere kleur. Terzake ondervonden we nooit enig probleem. Na het gebruik van de toiletten en de douches worden deze volledig gereinigd met warm water en desinfecterend middel. Het enige probleem dat zich hier kan voordoen is op warme dagen. Dan kan het na het reinigen wel een beetje te warm zijn in de cabines.
Na een verfrissende douche, geen overbodige luxe in temperaturen van boven de 30 graden, rijden we richting Rouen-centrum. Zonder problemen geraken we aan de Seine. Rouen bestaat uit twee delen: de nieuwe stad - ten zuiden van de Seine, en de oude stad - ten noorden ervan. We rijden over de 1ste Seinebrug, de meest westelijk gelegen, die uitkomt aan de Chaussee des Belges en slaan rechts af. We volgen de Seine enkele honderden meters en parkeren ons op een van de grote parkings langs de straat, even voorbij de derde brug. Van daaruit moeten we amper vijf minuten wandelen vooraleer we in het oude stadsdeel zijn. Het is onze bedoeling hier een goed restaurant te zoeken voor een stevige maaltijd. Zoeken is echter een groot woord. Na een tiental minuten besluiten we in een straat even voorbij de kathedraal binnen te stappen bij Chez la mere Michel, een Italiaans restaurant. Meteen een voltreffer. De eetzaal op de eerste verdieping is smaakvol ingericht en wat meer is: luchtgekoeld! Het personeel is uitermate vriendelijk en wanneer ik de kelner vertel dat ik hier en daar wat problemen heb met de taal, vergoelijkt hij met: Wanneer ik in Uw land zou komen, zou ik heel wat meer taalproblemen hebben. Naast het restaurant op de eerste verdieping is er op het gelijkvloers een thee- en ijssalon en in de kelder een pizzeria. Het eten smaakt er zo voortreffelijk dat we besluiten de drie volgende avonden hier terug te keren. Na het eten beslissen we onmiddellijk naar het hotel terug te keren daar het een lange en vermoeiende dag was. Onderweg kopen we nog in een winkeltje wat fruit (10 FF).
Het hotel Formule 1 in St.-Etienne-du-Rouvray is één van de weinige hotels van de keten die een afsluitbare parking heeft. Hiervoor dient 10 FF. per nacht betaald te worden. Gezien de stedelijke omgeving maken we hiervan graag gebruik. Het nadeel is dat tussen 22 u en 6 u niemand meer in zijn voertuig kan daar de gerant, die alleen over de sleutel beschikt, dan niet aanwezig is. Wat de aanwezigheid van de gerant betreft, die is beschikbaar tussen 7.30 u en 10 u en tussen 17 u en 22 u. Buiten deze uren kan men gebruik maken van zijn kredietkaart en de automaat aan de toegangsdeur van het hotel (voor zover er nog kamers beschikbaar zijn).
De warmte zorgt wel wat voor problemen om de kamer voldoende af te koelen. Uiteindelijk vinden we er een systeem op. Daar onze kamer op het einde van de gang ligt zetten we onze deur op een kier doormiddel van de anti-inbraakhaakje waarmee deze is uitgerust. Samen met de volledig geopende venster kunnen we voor voldoende afkoeling zorgen zodat bij het slapengaan de temperatuur, weliswaar nog warm, maar aanvaardbaar is.
Onze eerste dag eindigt omstreeks 22.30 u na eerst nog even het thuisfront te hebben opgebeld en na een afstand van 420 km te hebben afgelegd.
2de dag - vrijdag 4 augustus.
Na een relatief goede nachtrust, gelet op de omstandigheden (de warmte en de ongewone omgeving) worden we omstreeks 6.30 u wakker. Het gebruikelijke ochtendritueel: scheren, douchen, bezoek aan het toilet gevolgd door het ontbijt. Dit laatste is eenvoudig doch er is voldoende en bijvragen mag (2-tal piccolos, eierbrood, confituur, boter, fruitsap, keuze uit koffie, thee, chocolademelk)
Omstreeks 8.30 u verlaten we het hotel richting Rouen en dit voor een volle dag stadsbezoek. Het is nog vrij warm, de nacht bracht weinig of geen afkoeling. Onze bagage blijft op de kamer achter.
Amper na tien minuten rijden zijn we op dezelfde parking van de vorige avond, dicht bij de Pont Boieldieu. Er is plaats te over.
Via het bekende Gros-Horloge, een soort belfort zonder toren, bereiken we de Place du Vieux-Marché. Een gezellig plein waarop in het midden een moderne kerk staat ter ere van Jeanne dArc en een overdekte markt. Daar het museum Jeanne dArc, aan dit pleintje gelegen, pas opent om 10 uur, blijven we nog even het plein bewonderen. De toegang tot het museum kost 22 FF pp. Doormiddel van wassen beelden worden hier een aantal taferelen uitgebeeld die het levensverhaal van Jeanne dArc weergeven. Ieder tafereel is voorzien van een klankband met uitleg. Men kan kiezen uit Frans, Engels, Duits en Italiaans. Van de Nederlands sprekende buren uit het noorden heeft men hier blijkbaar nooit gehoord. In het begin van de rondgang zien we een toonkast met daarin een aantal afgietsels van zegels van tijdgenoten van Jeanne dArc. Eén ervan hoort toe aan Hugues de Lannoy en stamt uit 1425. Mogelijk is dit een verwante van Gilbert de Lannoy, heer van Drongen in de 14de eeuw.
Bij het buitenkomen van het museum slaat het dorstgevoel toe en zoeken we op het plein een geschikte gelegenheid. Bij het bekijken van de prijslijsten valt het ons op dat er ook hier (zoals in Parijs) twee verschillende prijzen geafficheerd zijn nl. een prijs voor de tooghangers (de goedkoopste) en een prijs voor diegenen die in de gelagzaal en op het terras gaan zitten. Twee bitter-lemmons kosten ons 29 FF, dit is ongeveer 90 BEF het stuk!
Ons volgend bezoek is aan de toren waar Jeanne dArc werd opgesloten net voor haar terechtstelling op de Place du Vieux-Marché (10 FF pp). Buiten het bezichtigen van het bouwwerk biedt de permanente tentoonstelling (fotos en tekstborden) weinig interessants.
Van de toren naar de Abbatiale Saint-Ouen is het slechts enkele minuten wandelen. Net naast de Abbatiale is het prachtige stadhuis van Rouen gelegen. Voor beide gebouwen ligt een vrij uitgestrekt plein, mooi versierd met bloemen en het standbeeld van Napoleon. De Abbatiale van Saint-Ouen behoorde oorspronkelijk aan de Benedictijnerabdij met die naam. Binnenin krijgt men een overdonderende indruk van de hoogte van het gebouw. Het bevat nagenoeg geen versierselen zoals schilderijen en meubilair. Zelfs stoelen ontbreken er, waardoor de ruimte nog groter gaat lijken. Opvallend is de witte steen waarmee de kerk is opgetrokken. Het is een zachte steensoort uit de streek die als voornaamste probleem heeft: de verpulvering na verloop van tijd en het afscheiden van een krijtachtig poeder. Net zoals de andere religieuze gebouwen die we die dag zullen binnenlopen, biedt deze Abbatiale enige verfrissing terwijl buiten de thermometer stijgt tot boven de 30 graden.
Daar het ondertussen middag is geworden en tijd om de inwendige mens te versterken, vinden we langs de overkant van de Abbatiale een eenvoudige sandwichbar waar we rustig enkele belegde broodje met wat frisdrank kunnen verorberen.
Tot 14 uur zijn de meeste monumenten en musea gesloten. Van die gelegenheid maken we gebruik om wat te rusten op een bank in het park achter de Abbatiale en het stadhuis. De meeste banken zijn bezet met puffende mensen. In het park ontdek ik toevallig het borstbeeld van een petit Belge - de dichter Emiel Verhaeren (begraven te Mariekerke aan de Schelde). Een straat die uitkomt op het park draagt de naam van rue abbe de lEpeé, wel geen landgenoot maar toch goed bekend te Gent als promotor van het doofstommenonderwijs.
Even voor 14 uur zetten we onze wandeling verder. Rouen telt heel wat straten die nog volledig bestaan uit typische Normandische vakwerkhuizen. Deze stijl is vooral gebruikt in Hoog-Normandië. Laag-Normandië kent daarentegen meer een stijl die bestaat uit robuuste natuursteengebouwen.
De kerk van Saint-Vivien bezit, in tegenstelling met de altaarschilderijen in onze kerken, een beeldengroep boven het altaar. Wanneer men achteraan in de kerk staat valt het op dat het beeldhouwwerk hel verlicht is, echter zonder dat er enige elektrische toestand aan te pas komt. Pas bij het nabij komen ontdekt men dat er boven de beeldengroep een bovenlicht zorgt voor de nodige verlichting.
De kerk van Saint-Machou is vooral bezienswaardig wegens zijn prachtig gebeeldhouwde deuren die spijtig genoeg (tijdens de Franse Revolutie) werden beschadigd (heel wat kopjes ontbreken).
We besluiten ons bezoek aan Rouen met de kathedraal van deze stad. Aan één van de torens zijn restauratiewerken aan de gang, waarschijnlijk een werk van lange adem. Het noordertransept is reeds volledig gerestaureerd met een prachtig resultaat. De kranskapellen van het koor en de crypte zijn niet vrij toegankelijk voor het publiek. Op regelmatige tijdstippen zijn er gidsenbeurten (eentalig Frans). Kostprijs 10 FF pp. In de koorgang liggen een viertal siergraven. De gids leert ons dat hier het hart van Richard Leeuwenhart begraven ligt. Hij wijst ons tevens op een glasraam uit de 13 de eeuw, het enige in Frankrijk dat door de kunstenaar gesigneerd werd.
Even voor 17 uur komen we in het hotel aan. Daar we over een codenummer beschikken kunnen ten allen tijde binnen. Na een verfrissende douche rijden we terug naar Rouen en stappen er weer binnen bij Chez la mere Michel. Die avond proeven we er de heerlijk frisse salades als voorgerecht, de vis-tagiatelli en het sublieme Italiaanse sorbet.
Op de terugweg naar het hotel stoppen we nog even aan het winkeltje van vorige avond en kopen er frisdranken en fruit.
Onze auto laten we achter op de betaalde parking van het hotel.
Omstreeks 22 uur gaan we slapen na eerst nog goed de kamer te hebben verlucht.
3de dag - zaterdag 5 augustus.
Naar mijn gevoel was de voorbije nacht iets frisser dan de voorgaande. Na een bezoek aan de douche en het nemen van het ontbijt vertrekken we om 7.30 u in de richting van Rouen. Op het einde van de noordelijke weg langsheen de Seine in Rouen nemen we de richting Darnetal, de E46-N31. Wanneer we in Martainville aankomen, omstreeks 8.15u, zijn we nog veel te vroeg om het kasteelmuseum te bezoeken. We besluiten de E46-N31 nog wat verder te volgen en het mooie heuvelachtige en beboste landschap te bewonderen. Net buiten het bereik van onze landkaart (Michelin nr. 231) keren we terug en stoppen we even in het dorpje La Feuillie. De toren van het kerkje heeft een buitengewone spitse naald. Een bereidwillige bewoner van het dorpje opent voor mij het eenvoudig maar dringend aan restauratie toe zijnd kerkje.
Even voor 10 uur zijn we terug aan het kasteel van Martainville. Een grote zittribune en spots verraden dat hier s avond een klank- en lichtspel wordt opgevoerd.
De toegang tot het kasteelmuseum kost ons 20 FF pp. De collectie bevat Normandisch meubilair, kunst en klederdracht. Vooral de grote kantwerken hoofddeksels van de vrouwen vallen ons in de smaak. We leren er ook dat de favoriete Normandische kleuren blauw en rood zijn.
Na het interessante bezoek keren we rond 11 uur terug in de richting van Rouen en stoppen aan het kasteel van Vascoeuil. De toegangsprijs bedraagt 35 FF pp. Het betreft hier een geslaagd gerestaureerd kasteel dat nu gebruikt wordt als expositieruimte. Het bezit trouwens enkele beeldhouwwerken van Salvator Dali. Een mooie tuin vervolledigd het geheel. Wel vinden we achteraf de toegangsprijs wat overdreven.
Gezien we wat tijd over hebben, wijken we van ons vooropgesteld programma af en volgen vanaf Vascoeuil de D1, de N14 en de D2 richting Les Andelys. Onderweg, in Fleury, stoppen we om in een grootwarenhuis wat frisdrank en bij een bakker croissants en broodjes te kopen. Net buiten Fleury vinden we een schaduwrijk plekje om te eten. Niettegenstaande de frissere nacht is het nog warmer dan de twee voorgaande dagen.
In Les Andelys, in de buurt van de ruïne van het Chateau Gaillard, heeft men een prachtig uitzicht over de Seinevallei. We volgen enkele kilometer de Seine tot in Thuit en vervolgens de D126. Daar moeten we wat zoeken om de juiste richting te vinden naar Rouen wegens een wegomlegging, maar al vlug zitten we in de goede richting. Dan gaat het door Rouen via de noordelijke weg langsheen de Seine en vervolgens langs de D982 naar Saint-Martin-de-Boscherville.
In het dorpje, waar we de gewezen abdij Saint-Georges-de-Boscherville vinden, stoppen we. Een cafeetje recht tegenover de abdijkerk lokt ons om uit te blazen op het geïmproviseerd terras, amper een drietal tafels groot, in de schaduw. De thermometer wijst precies 30 graden aan (in de schaduw!).
De kerk van Saint-Georges-de-Boscherville is vrij toegankelijk. Ze is opgetrokken met spierwitte krijtsteen uit de streek. Binnen in de kerk is het dan ook bevreemdend helder, ondanks de niet al te grote ramen. Om de rest van de gewezen Benedictijnerabdij te bezoeken moeten we 25 FF pp betalen. Bij de ingang krijgen we een met de hand geschreven Nederlandstalige uitleg mee. Het meest markante is de kapittelzaal. Aan de ingang van deze bevindt er zich een drietal mooi gereconstrueerde gebeeldhouwde zuilen.
In het winkeltje naast het dorpscafé kopen we wat fruit. De uitbaatster is dezelfde van het café. Doormiddel van een deur achter de cafétoog kan ze tevens het winkeltje bedienen.
Via Rouen komen we terug aan het hotel omstreeks 17 uur. We tanken in het Elfstation aan het hotel 105 FF benzine.
s Avonds smullen we bij Chez la mere Michel een heerlijke pizza, van het soort dat enkel door een Italiaan kan klaar gemaakt worden.
Tijdens het terugrijden naar het hotel speuren we de hemel af naar verfrissende wolken. In de verte zie we wel iets hangen dat er op lijkt maar boven onze hoofden zijn het enkel lichte slierten. We twijfelen er dan ook aan of de hitteslag een einde zal nemen.
4de dag - zondag 6 augustus.
Wanneer ik omstreeks 5.30 u wakker wordt meen ik buiten een bekend, maar de laatste tijd schaars, geluid te horen. Eerst geloof ik mijn eigen oren niet maar wanneer ik mijn hand naar buiten steek voel ik het heerlijke vocht, dat men regen noemt, op mijn hand. Zonder iets te zeggen trek ik Lea uit bed en duw haar hand naar buiten. Ook bij haar lokt het een blijde reactie uit als ze de regendruppels voelt.
Vandaag verplaatsen we ons logement van Rouen naar Saint-Lo. Het weer, na een korte regenbui en een enkele donderslag, is bewolkt. Na de douche en het ontbijt is onze bagage vlug klaar en kunnen we om 7.45 u vertrekken. Onze kilometerteller wijst 13.534 aan.
Om het stukje A 13 te vermijden rijden we via Grand Quevilly, Petit Couronne en Grand Couronne, de industriezone van Rouen, naar het kasteel van Robert le Diable te Moulineaux. We besluiten het kasteel zelf niet te bezoeken (pas open om 9 u). Net voor het kasteel staat een stuk ruïne, ingericht als herinneringsmonument aan de Frans-Duitse oorlog, meer bepaald aan de slagen van Moulineaux van 30/31 oktober 1870 en 4 februari 1871.
We vervolgen onze weg via de N138-E402 naar Bionne en verder naar Bernay (63 km). Daar stoppen we even en gaan de mooie Sainte Croixkerk binnen. Alhoewel de folders hier mooie oude huizen situeren vinden we er hier op het eerste zicht weinig terug.
Verder gaat het via de N138-E402 naar Broglie, Monnal, Gacé, Nonant le Pin. Na 130 km komen we in Seés aan. We kopen wat drank en iets te eten naast een fotofilmpje (58 Fr. - 36 stuks). Daar het zondag is en er in de kerk een dienst aan de gang is, kunnen we de, op het eerste zicht, mooie en interessante kerk niet binnen.
Van Seés gaat het langs de N158 richting Argentan maar slaan af via de D924 richting Flers. Na ongeveer 18 km rechtsaf, de D909. We rijden de Suisse Normande binnen. Bijna de ganse dag rijden we over rustige, soms verlaten wegen. Hier is het nog prettig autorijden. De streek is zeer heuvelachtig met veel groen en bossen. Onze Ardennen zijn hiertegen slechts een klein broertje.
Omstreeks de middag komen we in Pont dOuilly aan (204 km), een pittoresk dorpje aan een snelstromende waterloop. We eten er enkele belegde Franse broden.
Onze volgende bestemming is het stadje Villedieu-les-Poêles, bekend om zijn koper. We volgen hiervoor de D512 tot Vire en vervolgens de D524 tot Villedieu. Rond het marktplein zijn er heel wat winkeltjes waar men koperen voorwerpen kan kopen. Enkele van die zaken zijn op de rand af kitscherig. Onze aandacht wordt getrokken door een uithangbord dat een bezoek aan de klokkengieterij aanprijst. Een bezoek kost 12 FF pp. Als gewezen vormer-gieter moet ik de uitleg van de gids niet aanhoren, wat mij de gelegenheid geeft hier en daar wat rond te snuisteren. Blijkbaar werd hier de afgelopen vrijdag (twee dagen voordien) nog een klok gegoten want de smeltoven en de gietstam van de klok voelen nog warm aan.
De kerk van Villedieu bezit enkele prachtige vergulde (?) ornamenten die het zien waard zijn.
De D999 brengt ons te slotte in Saint-Lo. Zonder problemen vinden we het hotel Formule 1 in de Z.A. (Zone dActivite) La Chevalerie, achter het Ibishotel. Bij onze aankomst aan het hotel regent het een kwartiertje pijpestelen. Na de gebruikelijke administratieve geplogenheden (we betalen ineens de twee dagen) en de sanitaire handelingen gaan we in Saint-Lo op zoek naar een gepast restaurant. We doorkruisen ettelijke keren het klein verlaten provinciestadje en komen uiteindelijk tot het besluit dat hier slechts één restaurant is. Niettegenstaande ze geen concurrenten hebben, is het eten in de Auberge Normande uitstekend, tot de Pommeau Normande als aperitief toe.
Die dag was de temperatuur uitstekend, bewolkt en ongeveer tien graden frissen dan de voorgaande dagen. We hebben die dag 321 km afgelegd.
5de dag - maandag 7 augustus.
Bij het opstaan is het hevig aan het regenen. Om 7.45 u vertrekken we aan het hotel en tanken in de buurt (140 FF = 24,42 l).
We nemen de kortste weg naar de Mont-Saint-Michel die reeds van in Saint-Lo staat aangegeven. We volgen de D999 naar Villedieu-les-Poêles en vervolgens de E03-N175 naar Avranches. Eens in de buurt van deze stad wordt het verkeer een heel stuk drukker, vermoedelijk wegens de wegen die naar Saint-Malo en Rennes lopen. Enkele kilometer voorbij Avranches nemen we de D43, D75 en de D275. Reeds vanop deze weg is de Mont-Saint-Michel goed te zien. Bijna op het einde van deze weg moeten we even stoppen om een grote kudde schapen, met zwarte koppen, de weg te laten oversteken. Deze schapen grazen op de zoute weiden langsheen de baai van de Mont-Saint-Michel, waardoor het vlees een bijzondere smaak heeft.
De Mont-Saint-Michel bereiken we na 82 km om 9.10 u. Gezien het vroege uur is het er nog relatief rustig. Zonder file kunnen we de grote parking oprijden (15 FF voor 24 uren). Op de parking staan reeds tientallen mobilhomes. Waarschijnlijk hebben die hier de nacht doorgebracht. Aan de eerste poort van de Mont lopen we even langs het bureau voor toerisme en krijgen er een plannetje toegestopt. Een tekst verraad dat er om 10.10 u een Duitstalige gidsenbeurt is in de abdij. Langsheen het smalle straatje, afgezoomd met winkeltjes die uitpuilen van de prullaria, bereiken we de ingang van de abdij. Daar betalen we 36 FF pp. Men kan de abdij vrij bezoeken maar enkel met de gids (gratis) kan men alle plaatsen aandoen. We zijn amper enkele ogenblikken op het zogenaamde terras als de jonge vrouwelijke gids haar uiteenzetting begint. Van haar vernemen we dat hier nog drie Benedictijnerpaters zijn en één Benedictinessenon. Ieder jaar komen hier op de Mont-Saint-Michel 2 miljoen bezoekers. Tussen de hoogwaterlijn en de laagwaterlijn van de zee ligt een afstand van 16 km. Bij springtij vordert de zee 60 meter per minuut. Een gevaarlijke situatie dus voor strandlopers die de situatie niet kennen. Door de aanleg van een vaste oeververbinding dreigt de baai te verzanden en de Mont zijn statuut van eiland te verliezen. Er bestaan plannen om de vaste verbinding weg te breken en een brug te bouwen in de plaats. In het naar beneden komen stappen we een sandwichbar binnen om de inwendige mens te versterken. Om 12.30 verlaten we de parking. In de tegenovergestelde richting, dus naar de Mont toe, staat een kilometerslange file aan te schuiven.
Na in een plaatselijke supermarkt wat drank gekocht te hebben, rijden we via hetzelfde weggetje naar Avranches. Terwijl Lea wat winkels bekijkt in die stad, bezoek ik in het stadhuis een tentoonstelling van manuscripten afkomstig uit de abdij van de Mont-Saint-Michel. Aan de ingang krijgen de bezoekers een vergrootglas ter beschikking om nog beter de miniaturen en kapitalen te kunnen bewonderen. De dames, die met het toezicht belast zijn, vragen zelfs aan de bezoekers of ze nog bijkomende vragen hebben. Het bezoek kost mij 20 FF met daarin begrepen nog twee bezoeken aan o.a. de schatkamer van de Saint-Servaisbasiliek. Daar er daar op dat ogenblik een dienst bezig is, is de schatkamer gesloten.
Vanop het terras, van het prachtig met bloemen versierde park van Avranches, heeft men normaal een prachtig uitzicht op de baai en de Mont-Saint-Michel. Wegens het overtrokken en mistig weer valt het uitzicht enigszins tegen.
We verlaten de stad om 15 u. Onze dagteller wijst op dat ogenblik 110 km aan.
Daar het nog te vroeg is om nu reeds terug te keren naar ons hotel besluiten we eerst nog het badstadje Granville aan te doen (via de D973). Op onze kaart staat de Point du Roc (niet verwarren met de Pointe du Hoc) aangegeven als uitzichtpunt. Bij het binnenkomen van Granville weten we al hoe laat het is: stapvoets verkeer het ganse stadje door. Bij de Pointe du Roc kunnen we onmogelijk een parkeerplaats vinden en zien ons, niettegenstaande het mooi uitzicht, verplicht het stadje met eenzelfde sukkelgang te verlaten.
Wat het verkeer betreft. De afgelopen dagen hebben terug moeten vaststellen dat de Fransen autorijden als gekken. Vooral in en rond de steden valt dit op. Slingeren van de ene naar de andere rijstrook is er schering en inslag. Wanneer je als vreemdeling aan een kruispunt even twijfelt welke richting je gaat nemen heeft dit al vlug een toeterconcert voor gevolg. Waarom de Franse overheid kosten doet om borden met max 50 km/uur te plaatsen, weet ik niet, er is toch niemand die ze respecteert.
Nu gaat het richting Coutances, maar na enkele kilometer volgen we de D13 om dan in Saint-Denis-le-Gast de D38 te volgen. Nog maar eens één van die vele mooie weggetjes in Normandië.
Bij onze aankomst in het hotel te Saint-Lo hebben we 190 km afgelegd.
Gisterenavond ontdekten we dat het hotel Formule 1 reclame maakt voor het tegenover liggende restaurant Le Restaurant van het Ibishotel door een spijskaart uit te hangen. We besluiten het niet ver te gaan zoeken en bij ervaring weten we dat Le Restaurant uitstekend is. De Pommeau Normande, de halve liter roséwijn en de coupe Normande, die rijkelijk overgoten is met drank, als dessert maken dat ik wel enige moeite moet doen om de rekening te kunnen lezen.
6de dag - dinsdag 8 augustus.
Om 7.45 u vatten we de terugweg naar huis aan. Onze kilometerteller staat op 14.067.
Eerst tanken we in de buurt van het hotel 83 FF benzine (5,740 FF/liter). Onze reisweg loopt via de D972. Na een 20-tal kilometer slaan we af richting Caen langs de D13. Net zoals voor twee jaar ondervinden we enige moeilijkheden in Caen om de juiste weg te vinden richting Lisieux. De N13 brengt ons naar Vimont waar we de D47 nemen naar St.-Pierre-sur-Dives en verder de D4 richting Orlec. In Lovarit slaan we rechtsaf, de D579 volgend.
Om 10 uur bereiken we na 132 km Vimoutier, het Camembertstadje. Op het marktplein drinken we koffie in een bar. Op het plein staat een beeld van een Normandische koe en van de grondlegster van de Camembertkaas Marie Harel.
Het dorpje Camembert is in de onmiddellijke buurt gelegen (5 km) en we vereren het met een bezoek. Het is 11.15 u en hebben 140 km achter de rug. Naast nog een Belg, te zien aan de nummerplaat van een geparkeerde wagen, zijn we hier de enige bezoekers in het dorpje dat gelegen is in een prachtige omgeving. Via Vimoutiers rijden we langs de D579 richting Lisieux alwaar we de D5794 en de D579 nemen naar Honfleur. Enkele kilometer voor we aan de Seine komen zien we reeds de flikkerlichten op de pijlers van de nieuwe indrukwekkende Pont de Normandie. We betalen 32 FF om over de brug te rijden en stoppen op de parking langs de overzijde. Het is dan ongeveer 13 u. In het selfservicerestaurant gebruiken we het middagmaal. Daar Etretat voor twee jaar ons goed bevallen heeft, maken we een ommetje langs dit kuststadje. We stoppen er van 14.45 u tot 15.20. Een ijsje kost er ons niet minder dan 90 BEF. Op dat ogenblik hebben we 261 km gereden.
We vervolgen langs Yvetot, Yerville, Tôtes, Saint-Saens en Neufchatel-en-Bray. Onderweg zien we hier en daar werken aan een nieuwe autosnelweg (Rouen-Abbeville). De laatste 20 km voor Abbeville kunnen we reeds gebruik maken van de nieuwe snelweg.
Tussen Abbeville en Boulogne worden we enigszins opgehouden door een wagen met bovenop een bagagedrager met een blauw afdekzeil. De bestuurder heeft blijkbaar alle tijd en laat een kleine file autos achter zich. Door een toeval komt op een bepaald ogenblik voor de bewuste wagen een grote logge vrachtwagen, met daarop een werfwagen, rijden. De snelheid van de file daalt tot onder de 50 km/u en dit gedurende een 20-tal kilometer. Plots verandert de vrachtwagen van richting en zien we de slenteraar met blauw zeil vooruitschieten als een pijl uit een boog, steeds maar zijn snelheid opdrijvend. Door de afstand is het ons onmogelijk de nummerplaat te lezen maar ik heb het vermoeden dat het een Brit is. Meer nog, dat deze eerst nog wat te vroeg was om zijn ferry te halen en door het oponthoud plots in tijdnood begon te geraken. Even later kunnen we toch dicht genoeg naderen en zien dat er inderdaad een Britse nummerplaat op het voertuig steekt. Tot in Boulogne kunnen we met veel moeite de wagen volgen die daar de richting van Calais kiest.
In Boulogne stoppen we aan een McDonaldrestaurant, tevens een drive-in hamburgertent. We hebben dan 510 km gereden en het is 19.40 u.
Via de snelweg Boulogne-Belgische grens bereiken we tenslotte Oostduinkerke om 20.55 u en na 616 km gereden te hebben die dag.
Onze kilometerteller wijst 14.683 km aan, wat betekent dat we op de zes dagen in totaal 1.803 km afgelegd hebben.
Conclusie:
De eerste drie dagen waren te warm voor dit soort van reizen, de laatste daarentegen uitstekend (lichtjes regenachtig, meer wind maar gemakkelijk en goed reisweer). Al wat in de planning was opgenomen kon probleemloos uitgevoerd worden. Het rijden op de plattelandswegen van Normandië is prettig, ontspannend en afwisselen.
Het weer is droog en licht bewolkt, de temperatuur is uitstekend.
Daar de autosnelweg naar Boulogne op Belgisch grondgebied nog niet volledig afgewerkt is (er ontbreken nog 8 km tussen Veurne en de grens) moeten we eerst de Belgisch-Franse grens over en rijden dan even voorbij Ghyvelde de snelweg op. De snelweg is nagenoeg klaar tot in Boulogne, de laatste twee kilometer niet te na gesproken waar de laatste hand wordt gelegd aan de signalisatie en wegmarkeringen.
Om 7.25 u rijden we in Boulogne het nieuw Oceanografisch Aquarium voorbij.
Vervolgens nemen we de richting van Abbeville. Een zestal kilometer voor deze stad nemen we een eerste tankbeurt (76 FF). Het is dan 8.35 u. Daar er opzij van Abbeville een kort stukje autosnelweg loopt moeten we de stad niet binnenrijden.
Even voorbij Abbeville, op de Route National E 402, nemen we een rustpauze op één van de parkeergelegendheden. Het is dan 8.45 u en hebben dan 198 km achter de rug. Om 8.55 u gaat het richting Neufschâtel-en-Bray. Ook omheen deze stad is er een stukje autosnelweg aangelegd. We rijden in de richting van Rouen maar ter hoogte van Saint-Saens veranderen we van richting. We doen achtereenvolgens Totes, Yerville en Yvetot aan (N29). Dan gaat het richting Bolbec, maar in Valliquerville nemen we richting Fecamp (D926). Fecamp bereiken we om 11 u. We bezoeken er eerst het Palais Benedictine. Voor twee volwassenen en een kind betalen we 62,75 FF. Verder kopen we er een toeristische kaart van Normandië en enkele prentkaarten (24 FF). Het Palais is geen abdij. De abdij van de Benedictijnen werd tijdens de Franse Revolutie afgeschaft. Fecamp bezit enkel nog de abdijkerk. Het Palais werd gebouwd in opdracht van Alexandre Le Grand, de stichter van de Benedictinelikeurstokerij. Naast het prachtig museum bezoeken we de kelders met vaten waarin de likeur ligt te rijpen. Het laatste vullen van de vaten greep plaats in mei 1993. Het museum biedt ook een ruim overzicht van kruidensoorten waarvan de meeste gebruikt worden voor de aanmaak van de likeur. Aan de uitgang mogen we een cocktail op basis van Benedictine proeven (inbegrepen in de toegangsprijs). Men mag vrij rondlopen in het museum (geen verplicht groepsbezoek).
Na het museumbezoek bekijken we nog even de jachthaven van Fecamp en de kust. Marijke ziet voor het eerst een keienstrand en neemt een kei mee als souvenir. We verlaten Fecamp om 12.20 u
Om 13.10 u bereiken we Etretat. We hebben dan 349 km gereden. Even buiten het stadje gebruiken we op een parking ons pic-nic. Het is mooi weer, niet te warm, licht bewolkt en af en toe komt de zon er goed door. Vervolgens rijden we Etretat binnen en parkeren op een betaalde parking. Ook tijdens de volgende dagen zullen we ervaren dat op het middaguur druk naar een parkeerplaatsje gezocht wordt. Na enkele ogenblikken komt er een plaats vrij en betalen we aan de automaat 11 FF voor 4 uur. Enkele kleinigheden kosten ons 15 FF. We beklimmen de Falaise dAval die een prachtig uitzicht biedt op de door de zee uitgeholde rotsformaties. Blijkbaar zijn we er niet de enige Vlamingen want we horen nog het meest van al onze taal spreken. We verlaten Etretat om 15.30 u. Het wordt stilaan tijd om ons hotel op te zoeken.
We volgen de D 940 naar Le Havre, een vrij grote havenstad met heel wat industriële activiteiten (o.a. Renaultfabriek). Het lijkt raar, maar zonder het goed te weten rijden we in de goede richting naar Harfleur, een voorstadje van Le Havre gelegen aan de zuidoostkant van de stad. Voor alle zekerheid vragen we twee keer of we op goede weg zijn, wat men ons bevestigt. Zoals veel Franse steden geeft Le Havre een bombastische indruk, reuzegrote gebouwen en brede lanen. Zonder echt zoekwerk botsen we als het ware op het Ibishotel waar we gaan overnachten. We komen er aan omstreeks 17.00 u. Die dag hebben we 387 km gereden.
Het hotel is zoals alle Ibishotels: eenvoudig, zonder veel franjes, maar proper. Daar het een passantenhotel is, is er s nachts nogal wat lawaai. Vooral wanneer een familie Italianen, waarschijnlijk het luidruchtigste volk van Europa, het nodig vindt om rond middernacht hun kamer te bestormen.
Na een verfrissend bad gebruiken we het avondmaal in het restaurant van het hotel. Het eten is goed zonder overdadig te zijn. We betalen 92 FF per persoon + 20 FF voor een grote fles spuitwater en 14 FF voor een kleine fles Evian (samen 310 FF).
Na het avondmaal maken we nog een kleine wandeling in het dorpje Harfleur, amper 500 meter van het hotel gelegen (van 20 u an 20.45 u). De kerk van Harfleur, in zandsteen, heeft zoals vele kerken in het noorden van Frankrijk dringend een restauratiebeurt nodig. De zandsteen is op bepaalde plaatsen sterk afgebrokkeld. Het eigenaardige van deze kerk is dat de torenspits bijna even lang is als de romp van de toren waardoor hij buiten alle verhoudingen staat ten overstaan van de rest van de kerk. Het stadje Harfleur geeft op dat ogenblik van de dag een verlaten indruk, iets dat we de volgende dagen ook nog zullen opmerken in andere provinciestadjes. Op onze wandeling komen we amper vijf mensen tegen. Het park achter het gemeentehuis geeft een verzorgde indruk.
Daar het een lange dag was gaan we om 21.30 u slapen. Het raam moet s nachts dicht blijven omdat het hotel in de buurt van drukke wegen ligt. Daardoor is het eigenlijk te warm in de kamer.
Het is me die avond ook opgevallen dat heel wat toeristen navraag deden bij de receptie van het hotel naar logies, maar onverricht ter zake moesten doorrijden. Het was dus best dat we ons hotel vooraf gereserveerd hadden.
2de dag: dinsdag 17 augustus 1993
Kilometerstand: 87.398.
Het ontbijtbuffet in het Ibishotel is uitstekend en ruim voldoende. Na afrekening vertrekken we om 8.30 u richting Pont de Tancarville. Het weer is uitstekend. Even voorbij Harfleur begint de autosnelweg naar de Pont de Tancarville. Het is een vrije snelweg (niet te betalen). Na 20 km komen we aan de Pont de Tancarville. Hier betalen we 11,5 FF baantaks. Het is een indrukwekkende brug. Net over de brug ligt een ruime parking waar we even halt houden en een kleine wandeling maken op een weggetje dat uitzicht biedt op de brug.
Wij vervolgen onze weg naar Beuzeville, één van de vele stadjes in Normandië die die naam dragen. Aankomst omstreeks 10 u. We hebben 44 km gereden. Toen collega Norbert Eggermont hier in 1985 voorbij kwam, woonde hier een dame , met de naam Van Overberghe, wiens vader afkomstig was uit Drongen. Het is onze bedoeling hiernaar te informeren. Toevallig moeten we iets kopen in een apotheek (wassen oordopjes omdat s nachts iemand van ons te veel snurkt mea culpa). Er is een apotheek onder de kerktoren van het stadje. Meteen maken we van die gelegenheid gebruik navraag te doen naar die Drongense afstammelinge. De naam blijkt hier niet bekend te zijn. Prompt kijkt de dame die mij bestelt, om mij te helpen, in een soort gids met handelaars en inwoners. De naam Van Overberghe komt hierin niet voor maar eigenaardig genoeg wel Van Leirsberghe, een naam die ook in het Gentse en zeker te Drongen voorkwam. Achter de kerk is er een klein pleintje maar nergens is hier een drankgelegenheid te bespeuren. Het eigenlijke marktplein ligt zowat 50 meter verderop en op dit moment is het marktdag. Aan de hand van de beschrijving die Norbert mij gaf gaan we op zoek naar het bewuste café. Komende van de kerk, rechts om de hoek op de markt, is er een café met PMU-lokaal. drinken daar iets en doen navraag. Iedereen is hier heel behulpzaam maar ook hier kan men ons niet helpen. Volgens Norbert was het een drankgelegenheid die verzien was van goudkleurige aluminiumramen. Na het verlaten van het café ontdek ik langs de andere zijde van de markt een bar snackbar met zon ramen. We besluiten echter onze speurtocht op te geven om niet al te veel tijd te verliezen (zie verder: 4de dag).
De stop te Beuzeville kost ons 27 FF.
Om 10.45 u komen we in Honfleur aan, een typisch Frans vissershavenstadje. Het havenbassin werd aangelegd op het eind van de 17de eeuw. Ik bezoek even de typische kerk. Zij is hoofdzakelijk opgetrokken in hout met twee beuken en dus ook twee hoofdaltaren. Er heerst binnen een bijzondere sfeer veroorzaakt door de weinig lichtdoorlatende ramen . De toren van de kerk staat volledig op zichzelf langs de overzijde van het pleintje en doet op die manier wat denken aan de Veurnse St.-Walburgakerk. Parkeergelegenheid is hier gemakkelijk te vinden en ook gelegenheid voor een sanitaire aangelegenheid. We betalen 8 FF parkeergeld en maken de plaatselijke handelaars 12 FF rijker. We hebben op dat ogenblik 57 km afgelegd.
We verlaten Honfleur om 12 u en rijden richting Trouville via de kustweg. In Trouville is het zeer druk (badstad en middaguur). Voor een groot friet (volgens onze normen een normale hoeveelheid) met een worst betalen we 25 FF een vrij dure aangelegenheid een belegd stuk stokbrood 15 FF en 10 FF voor een blikje cola.
Het stadje bezit een grote casino die aan het strand gelegen is. Het opvallendste is dat hier de zeepromenade bestaat uit een plankenvloer. Samen met Marijke bezoek ik het aquarium (30 + 20 FF). We hebben er reeds mooiere gezien.
Trouville en Deauville zijn tweelingstadjes, enkel gescheiden door een waterloop die in zee uitmondt.
Via een kustweg zetten we onze tocht verder naar Ouistreham. Dit stadje werd na 1944 bijna volledig heropgebouwd in moderne stijl. Het beeld van het stadje uit de film De Langste Dag is hier niet meer terug te vinden. Enkel het sas kan met enige moeite herkend worden. Na even rondgekeken te hebben vervolgen we onze weg via de kustweg tot in Courseulles, waar we richting binnenland nemen, meer bepaald Creully waarvan Crepon een deelgemeente is. Aan het kruispuntje, niet ver van Creully vragen we even de weg omdat hier enige twijfel bestaat over de juiste richting, maar een stoere bejaarde Normandiër wijst ons de goede richting aan. Ter hoogte van een klein kruispunt staat een bord die de richting Crepon aanwijst alsook een bord met de naam van ons hotel Ferme de la Rançonnière. [1] Een paar honderd meter verder doemt de versterkte toegangspoort van ons nachtverblijf voor twee dagen voor ons op.
We rijden via de grote poort het binnenplein op. We hebben die dag 140 km afgelegd. Het is dan 16.30 u.
De eerste aanblik van ons hotel is gewoonweg overweldigend. Het is een middeleeuwse versterkte Normandische herenboerderij uit de 13de 15de eeuw. Boven de toegangspoort zijn nog de kantelen zichtbaar met links en rechts daarvan twee kleine torentjes voorzien van kleine schietgaten, dienstig voor de verdediging van de boerderij. De gebouwen staan in een vierkant opgesteld en omsluiten een groot binnenplein. Recht tegenover de toegangspoort is er nog een bijna even grote achterpoort. In het hoofdgebouw bevindt zich de receptie van het hotel. De kamers van dit deel zijn reusachtig groot voor onze hedendaagse begrippen. Ook aan het hoofdgebouw zijn in de gevel schietgaten voorzien voor het geval de indringers de eerste verdediging hadden kunnen binnendringen. Boven de toegangsdeur van dit gebouw prijkt nog het deels uitgesleten wapenschild in zandsteen.
Het duurt slechts vijf minuten vooraleer we onze kamersleutel in ons bezit hebben en we met het uitladen van onze bagage kunnen beginnen. Onze kamer (nr. 23) bevindt zich in het pand dat gelegen is tegenover de hoofdpoort. Het bestaat uit een gelijkvloers, een verdieping en een tweede verdieping in het dak. Onze kamer ligt onder het dak. Ook hier vallen we van de ene verwondering in de andere. Wat ons vooral opvalt is hoe mooi alles gerestaureerd werd met respect voor het verleden en toch zo functioneel. De kamer is zeer ruim en heeft drie afzonderlijke bedden. Een deel van de ruimte is afgesloten voor de badkamer. Er is een Tv-toestel aanwezig. Vooral de mooie oude kleerkast voorzien van gesneden figuren springt in het oog. Om de kamer van voldoende licht te voorzien werd een dakvenster ingebouwd. De ruimte voelt fris aan ondanks haar ligging. Het dak moet dus degelijk geïsoleerd zijn.
We besluiten nog die avond een bezoek te brengen aan het Memorial te Caen (ong. 20 km van Crepon). Het meisje in de receptie zegt ons dat er om dit Museum van de Vrede te bezoeken drie tot vier uur nodig zijn. We besluiten toch maar eens ter plaatse ons licht op te steken. We vertrekken richting Caen om 17 u. Na twintig minuten rijden zijn we ter plaatse. Het Memorial ligt aan de rand van de stad. Daar vernemen we dat voor een bezoek minstens twee a drie uur nodig is. We vinden het dan maar beter het bezoek uit te stellen tot de volgende morgen. Wel rijden we even naar het centrum van Caen met zijn oude binnenstad die omgeven is van moderne gebouwen en blijkbaar de laatste jaren een grote expansie heeft gekend. We verteren er 28 FF. Voor het volumineuze stadhuis ligt een prachtig met bloemen versierd park.
Bij onze terugkomst in ons hotel hebben we 187 km afgelegd (totale afstand die dag). Er was geen wolkje aan de lucht te bespeuren en de temperatuur lag rond de 25 graden.
Na een verfrissend bad begeven we ons naar het restaurant. Dit is gelegen op het gelijkvloers van hetzelfde gebouw waarin zich onze kamer bevindt. In een andere plaats van dit gebouw is het ontbijtrestaurant ondergebracht. Daar we hier half pension logeren hebben we recht op een menu van 88 FF: een voorgerecht (mosselen, garnalen en iets onbekends in een sausje iets wat ons later niet goed zal bekomen, Marijke verkiest echter de soep te nemen; een hoofdgerecht (vlees met diverse groenten); kaas (van een zestal soorten proeven we een klein stukje) en een dessert (wij kiezen ijs). De kaas die we krijgen wordt in een klein winkeltje van de boerderij verkocht. Er zijn ook gevogelten, konijnen e.d.m. aldaar te koop.
Omstreeks 23.30 u gaan we slapen. Het hotel is rustig gelegen en er zijn ook geen storende geluiden van andere logés (waaronder een bus Vlamingen). Het enige licht dat s nachts naar binnen valt is het flitsen van de vuurtoren van Arromanches.
3de dag: woensdag 18 augustus 1993
Kilometerstand: 87588.
Om 6.30 u word ik gewekt door het luiden van de klokken van Crepon. We vertrekken vanuit het hotel om 8.45 u na een stevig ontbijt (voor elk een croissant, aangevuld met stokbrood naar hartelust).
Onderweg naar Caen tanken we voor de 3de keer op onze reis (96 FF).
Omstreeks 9.30 u bereiken we het Memorial. De toegangsprijs bedraagt normaal 50 FF. Wij krijgen een vermindering van Travotel en betalen slechts 3 x 40 FF. Een bezoek aan dit Museum voor de Vrede is gewoonweg een must. Het is zeer origineel en modern opgebouwd. Er wordt gebruik gemaakt van alle denkbare middelen die het geheel zeer begrijpelijk maken voor jong en oud. Op het einde van de rondgang zijn er drie spektakels te zien (17 min., 19 min. en 20 min.). Het eerste is een filmvertoning, op groot scherm, over de landing. In feite worden er twee films gelijktijdig vertoond: links de actie van de geallieerden en rechts de actie van de Duitsers. Het resultaat is verbluffend. Het tweede spektakel is audiovisueel. Op grote draaiende panelen worden de vorderingen bij de bevrijding van Frankrijk door de Geallieerden getoond. Het derde spektakel is een film waarbij vooral de nadruk gelegd wordt op de oorlogen na 1944 (Vietnam, Afganistan, enz.) en die vooral een vredesboodschap inhoudt. Het Memorial is zeker geen museum waarbij oorlogen opgehemeld worden. Het stelt vast, stelt vragen over het hoe en waarom en de gevolgen ervan. Het is een echt Museum voor de Vrede, dit in tegenstelling tot de andere musea in de streek.
Om 12.05 u rijden we richting Arromanches en stoppen in Creully om enkele frisdranken te kopen in een zelfbediening (47 FF). De weg naar Arromanches loopt via Crepon en ons hotel. Daar bezoeken we het museum met de maquettes van de kunstmatige haven, aangelegd in 1944 (62 FF). Ik steun de plaatselijke stadskas met 8 FF parkeergeld en de plaatselijke middenstand met 20 FF. Bij laag water zijn de caissons in zee goed zichtbaar.
Voor we vertrekken moet ik nog geld wisselen. Volgens aanduidingen kan dit in het Bureau voor Toerisme. Dit is slechts om 14.30 u geopend dus nog even wachten. Vijf minuten te laat gaat het bewust kantoortje open en samen met de andere kandidaat-wisselaars krijg ik te horen dat hier geen geld kan gewisseld worden maar wel in het postkantoor, vijftig meter verder op. Met zon zes personen gaat het dan in draf naar het postkantoor. De eerste die aan de beurt is wil travellercheques inwisselen maar wordt terug verwezen naar het eerste kantoortje. Geld wisselen kan daarentegen wel en zelfs aan nog iets gunstiger voorwaarden dan in België.
Om 14.45 u vertrekken we uit Arromanches. Via de ring van Bayeux (om de drukke kustweg te vermijden) rijden we naar Pointe du Hoc. De site van de Pointe du Hoc ligt er nog bij alsof de landing pas enkele dagen achter de rug is. Men heeft er alles gelaten zoals het was, incluis de bomkraters. Het is er vrij druk wat bezoekers betreft. Na even genoten te hebben van het uitzicht op de krijtrotsen vertrekken we om 16.10 u naar Bayeux. St.-Mere-Eglise zullen we niet bezoeken daar het anders te laat wordt.
In Bayeux komen we aan om 16.50 u. Het lijkt een vrij stille stad te zijn behalve dan in het winkelcentrum. Met 5 FF volstaat het hier om te parkeren. We kopen er wat gebak voor het versterken van de inwendige mens (13 FF). Met uitzondering van Marijke hebben we de ganse dag nog niets gegeten (enkele uren later wordt het ons duidelijk waarom we geen trek hadden). Om 17.45 u rijden we terug naar ons hotel waar we even na 18 u aankomen. De kilometerteller staat op 87.726 zodat we vandaag 138 km gereden hebben.
Terug op onze kamer laten de eerste gevolgen van het voorgerecht van vorige avond zich duidelijk manifesteren. Het toilet in de badkamer krijgt meer dan gewone belangstelling. Marijke heeft echter geen last daar ze vorige avond de soep verkoos boven het voorgerecht met mosselen. Vermoedelijk moet er iets aan de hand geweest zijn met die beestjes. Gisteren hebben we voor deze avond een reuzegrote plat zeevruchten besteld (200 FF/persoon min de 88 FF half pension). De bestelling moest minstens 12 u op voorhand opgegeven worden. De gerechten liggen gestapeld op drie verdiepingen; escargots, wulloks, scampis, garnaal, noordzeekrabben, gewone krabben en oesters. Waarschijnlijk is dit de eerste keer dat ik bij een restaurantbezoek een deel van het gerecht moet laten terugkeren naar de keuken. Pfft, t was echt te veel.
4de dag: donderdag 19 augustus 1993
Tijdens de afgelopen nacht heb ik gelukkig nog weinig last gehad van overmatig toiletbezoek, Lea daarentegen eens te meer. Bij mij hebben de pilletjes met aktieve carbon blijkbaar goed hun werk gedaan.
Na het ontbijt ga ik afrekenen (550 FF opleg voor het eten en het drinken). De bagage wordt ingeladen en om 8.45 u vertrekken we. Zopas heb ik nog vernomen dat de bazin van het hotel afkomstig is uit Brussel en sprak dus het Brussel-Vlaams dialect. Daarnaast waren er een aantal Vlaamse jobstudenten tewerkgesteld in het hotel.
Een tankbeurt kost ons 128 FF.
Via Caen en enig zoekwerk in die stad vinden we de D 562 richting Condé sur Noireau. Van daar gaat het via de D.15 richting Putange. Hier bevindt zich het zogenaamde Suise-Normandie, term die wel iets overdreven is daar de streek eerder doet denken aan Luxemburg. Dit weggetje (D15) volgt een prachtig parcours, de heuvels zijn parchtig. Wij zijn blijkbaar de enigen die op dit uur de streek verkennen want op gans dit stuk komen we amper enkele autos tegen. Nog voor Putanges slaan we af in de richting van de Barrage de Rabodanges, een stuwdam. Het laatste stukje moeten we te voet doen (5 minuten) tot aan de barrage. We hadden ook de weg naar de Pont dOully kunnen nemen, maar dit zal voor een volgende reis zijn. Na een 15-tal minuten rijden we verder via Falaise naar het bekende Lisieux en brengen een kort bezoek aan de basiliek. Die is gelegen op een helling buiten de stad. Het is een indrukwekkend gebouw met een centrale koepel (basiliekstijl). De eerste steenlegging vond plaats in 1923. Binnenin werd heel wat marmer gebruikt en mozaïek voor de plafonds. Ons bezoek aan Lisieux duurt van 12.15 u tot 13.15 u. We hebben dan die dag reeds 203 km achter de rug.
Vanaf nu vangt onze terugreis aan. We besluiten Rouen te vermijden en terug via de Pont de Tancarville te rijden. Vermelden we hier nog dat we bij ons bezoek aan Honfleur (2de dag) in de verte de nieuwe brug over de Seine zagen liggen, de Pont de Normandie, waarvan de opritten reeds klaar zijn en het hangende gedeelte nog moet gebouwd worden. Deze brug zal nog langer worden dan die van Tancarville daar de Seine op die plaats nog breder is.
De meest logische weg loopt via Pont lEvêque en Beuzeville. Het is dus de tweede keer dat we dit stadje aandoen tijdens deze reis. Hier stoppen we terug om iets te eten. We doen dit in de bar snackbar met de goudkleurige aluminiumramen, gelegen aan de markt. (2 x biefstuk friet en 1 hamburger friet = 113 FF). We maken van de gelegenheid gebruik nog maar eens navraag te doen naar die Van Overberghe. Niemand, alhoewel iedereen hier zeer behulpzaam is, schijnt deze dame te kennen. We vernemen dat de huidige uitbater pas anderhalf jaar deze zaak uitbaat. Was Mevr. Van Overberghe misschien de vorige uitbaatster? Het zal wellicht voor altijd een vraag blijven. Om 14.20 u laten we Beuzeville achter ons en rijden we richting Pont de Tancarville, waar we terug 11,5 FF dienen te betalen maar die ons heel wat omweg bespaart. We rijden over de brug om 14.40.u
Vervolgens gaat het via Bolbec, Yvetot, Yerville, Totes, St.-Saens en Neufchatel naar Abbeville. Onderweg tanken we voor de 5de keer (100 FF). Het valt op dat de benzineprijzen sterk verschillen van streek tot streek en soms van dorp tot dorp. Een andere vaststelling is de soms brutale rijstijl van de Fransen. Wanneer ze een kruispunt naderen waar ze voorrang moeten geven aan het andere verkeer doen ze dit aan een vrij hoge snelheid om dan op het laatste moment en de laatste millimeter te stoppen.
Van Abbeville gaat het dan naar Boulogne. Meestal zijn de Routes National uitstekende wegen waarop goed gevorderd kan worden. De enige snelheidsremmers zijn in dit seizoen de talrijke landbouwtractoren.
We bereiken om 18.05 u Boulogne. Het is de bedoeling hier ergens in de omgeving iets te eten maar we vinden niets geschikts. Bij onze doortocht in Boulogne zijn we nog getuige van een partijtje boks vrije stijl op de openbare weg tussen twee inzittenden van een personenwagen en een vrachtwagenbestuurder. Wij vermoeden dat de één de andere gehinderd had. Na enkele minuten vervolgen ze hun weg alsof er niets gebeurd is.
Net buiten Boulogne rijden we de snelweg op en doen geen moeite meer om op zoek te gaan naar eten daar we nu al onze stal beginnen ruiken. Onderweg stoppen we een 10-tal minuten om even te drinken. Op deze nieuwe autosnelweg zijn er amper enkele stopplaatsen, dan nog zonder restaurants of cafés.
Ter hoogte van Sangatte scheren we voorbij het opstapcomplex van de Chunnel. In Ghyvelde eindigt voorlopig de snelweg en het laatste stukje gaat via gewone wegen langs Adinkerke, De Panne, Koksijde.
Om 19.40 u rijden we onze garage te Oostduinkerke binnen.
Onze kilometerteller staat op 82.287.
In totaal legden we tijdens deze vier dagen 1276 km af.
[1] Rançonner: losgeld vorderen voor, brandschatten, afzetten, te veel afnemen.