Kenmerken van de herfst
- Het wordt steeds vroeger donker.
- De zon heeft steeds minder kracht omdat hij lager staat en buiten wordt het steeds kouder.
- De wintertijd gaat weer in.
- Bomen en planten maken zich op voor de winter.
- Je ziet veel vruchten en zaden in het bos.
- Sommige dieren maken zich klaar voor hun winterslaap of winterrust.
- Trekvogels trekken naar warmere gebieden om te overwinteren..
Dagen worden korter
Omdat de stand van de aarde ten opzichte van de zon voor het noordelijk halfrond anders wordt (de zon staat veel lager) hebben de stralen van de zon niet zoveel kracht meer. De dagen worden ook steeds 'korter' (het blijft korter licht). Op de laatste zondag van oktober wordt ook de wintertijd weer ingevoerd.
Herfstkleuren
In de herfst maken planten en bomen zich klaar voor de winter. In de herfst worden de dagen korter. De bladeren krijgen steeds minder energie van de zon. Ze maken dus steeds minder voedsel. Wel blijven ze water verdampen. Door de kou kan de boom geen water meer opzuigen. Als de bladeren aan de boom zouden blijven zitten, droogt de boom uit. De boom zou dan doodgaan. Daarom haalt de boom het bladgroen en andere bruikbare stoffen uit de bladeren. Als het bladgroen uit de bladeren verdwijnt, zie je alleen nog de rode en gele kleurstoffen van het blad. Zo ontstaan de prachtige herfstkleuren.
Knoppen
Ook maken struiken en bomen vast knoppen, die in het voorjaar weer gaan uitlopen. De knoppen zijn goed beschermd tegen de kou door schubben, die soms ook heel stevig en kleverig zijn, zoals de kastanje. Sommige knoppen zijn heel klein, maar anderen weer best heel groot (kastanje). Eenjarige planten sterven helemaal af, maar bij meerjarige planten sterven alleen de bovengrondse bladeren af. De wortelstok, wortelknol of een bloembol zal in de lente weer gaan uitlopen en een nieuwe plant of bloem vormen.
Vruchten
Struiken en bomen hebben uit hun bloemen van het voorjaar zaden en vruchten gemaakt. Sommige zaden zijn door de wind meegenomen, verspreid door het wegspringen van de zaden (bijvoorbeeld de springbalsemien), maar veel zaden worden verspreid via dieren. Zaden die in bessen zitten, worden elders weer uitgepoept. Andere zaden , zoals de eikels, kastanjes, beukennootjes, enz. worden verstopt als wintervoorraad, deels vergeten en hieruit groeien weer nieuwe planten en bomen.
Typisch voor de herfst zijn de vele paddenstoelen die je kunt vinden. Paddenstoelen groeien vaak op wat vochtigere plekken en die zijn er in de herfst volop te vinden. Een paddenstoel groeit uit een spore (een soort zaadje) dat uit de hoed van een paddenstoel is gevallen. Als een spore op de grond terechtkomt, kan er een paddenstoel uit groeien. Dat gebeurt alleen als de grond een beetje vochtig is. En het moet niet te warm en niet te koud zijn. Een paddenstoel maakt ontzettend veel sporen. Ze wegen niets en dwarrelen soms ver weg. Er zijn er daarom altijd wel een paar die op een goed plekje terechtkomen. Uit de spore groeit eerst één wit draadje. Al gauw is er een wirwar van witte draadjes: de zwamvlok. Aan het uiteinde van een draadje groeien kleine knobbeltjes. Die duwen zich omhoog door de grond en daar is hij dan... de paddenstoel. Een zwamvlok en een paddenstoel heten samen zwam. Er zijn veel giftige paddenstoelen. Eetbare paddenstoelen zijn de cantharel, de oesterzwam, het eekhoorntjesbrood en verschillende soorten champignons.