zondag 26 april
Wij hebben het zelf gehoord. - Joh. 4: 42.
Bij een bepaalde gelegenheid gaf Jezus bij de Jakobsbron in Sichar getuigenis aan een Samaritaanse vrouw. Tijdens dat gesprek was Jezus niet alleen zelf aan het woord; hij luisterde naar wat zij te zeggen had. Al luisterend merkte Jezus haar belangstelling voor aanbidding op en hij vertelde haar dat God personen zocht die Hem met geest en waarheid zouden aanbidden. Jezus toonde respect en belangstelling voor die vrouw, waarop zij anderen over hem vertelde en 'veel van de Samaritanen uit die stad geloof in hem stelden wegens het woord van de vrouw' (Joh. 4:5-29, 39-41). Als je in deze tijd in de velddienst een gesprek met een huisbewoner begint, zou je kunnen zeggen: "De reden voor mijn bezoek is dat ik graag uw mening zou weten over [een bepaald onderwerp J." Luister naar zijn of haar zienswijze en reageer erop, of stel er een vraag over. Laat vervolgens vriendelijk zien wat de Bijbel over het onderwerp zegt. w07 15/11 2: 7, 8
BIJKOMEND EN BIJHOREND COMMENTAAR: de voorstelling in de twee aangeduide paragrafen van vermelde wachttoren is mooi aangegeven, is voor de hand liggend en zou doeltreffend kunnen zijn. Ware het niet dat hier in onze contreien de mensen reeds voorbereid zijn op de komst van Jehovah's Getuigen.
Velen van hen hebben hun standpunt reeds ingenomen, 't zij omdat zij vroeger hebben ondervonden dat religie één koek van hetzelfde deeg uitmaakt. Maar het kan ook zijn dat zij of een familielid met de Getuigen van Jehovah verbonden is of verbonden is geweest.
In deze gevallen werken de bezoeken van de Getuigen van Jehovah eerder andersom. De negatieve invloed die de leden van de organisatie naar hun familie uitdragen waardoor zij als wereldse mensen een etiket worden opgeplakt zorgt voor een vervreemding die soms zo definitief blijkt te zijn dat de woorden van Jezus Christus letterlijk moeten genomen worden.
Ik haal die woorden aan: Mattheüs 10:35-37. "Want ik ben gekomen om verdeeldheid teweeg te brengen tussen een mens en zijn vader, tussen een dochter en haar moeder en tussen een jonge vrouw en haar schoonmoeder. 36Ja, smensen vijanden zullen zijn eigen huisgenoten zijn. 37Wie grotere genegenheid voor vader of moeder heeft dan voor mij, is mij niet waardig; en wie grotere genegenheid voor zoon of dochter heeft dan voor mij, is mij niet waardig".
De nadruk die de organisatie en het besturende lichaam legt op mensen die hun waarheid niet aannemen, of weigeren een bijbelstudie te aanvaarden werkt die vervreemding subtiel in de hand. Terwijl de volgende tekst de Getuigen van Jehovah onschuldig verklaart aan die vervreemding: Markus 10:29-30. "Jezus zei: Voorwaar, ik zeg ulieden: Niemand heeft huis of broers of zusters of moeder of vader of kinderen of velden ter wille van mij en ter wille van het goede nieuws verlaten, 30die niet nu, in deze tijdsperiode, honderdvoudig zal ontvangen, huizen en broers en zusters en moeders en kinderen en velden, mét vervolgingen, en in het komende samenstel van dingen eeuwig leven.
Het kan echter nooit de bedoeling van Jezus Christus zijn geweest om gezinsleden of familieleden als oorzaak voor die vervreemding te bestempelen. En in sommige gevallen zal een gezinslid of gezinsleden of een familielid wel de oorzaak zijn, maar meestal komt die vervreemding door de subtiele manier waarop de organisatie en het besturende lichaam zowel beginnelingen als geroutineerde leden indoctrineert en manipuleert.
Ook de aantijgingen om geen deel van de wereld te zijn of te blijven is funest voor diegenen die dit letterlijk nemen. In werkelijkheid creëert de organisatie en het besturende lichaam twee groepen van mensen, diegenen die hen volgen en diegenen die hen niet volgen. Zonder een onderscheid te maken tussen gelovigen én gelovigen, ongelovigen én ongelovigen. Daarmee bedoel ik dat mensen wel een geloof bezitten, 't zij gelijk welk een en waarom zij dit geloven.
Sommigen geloven niet meer, maar waarom?
Alhoewel de meeste Jehovah's Getuigen oprecht zijn in hun pogingen om mensen op geestelijk vlak te bereiken is het een poging zonder ziel, met weinig meer overtuiging dan het doel om te prediken en zodoende het certificaat voor redding te verkrijgen van de organisatie en het besturende lichaam.
Die laatste poging om vriendelijk de Bijbel te gebruiken om hen te bewijzen dat de boodschap van God zou komen kan alleen maar aanslaan wanneer die mensen de bijbel als bewijs willen zien en dan nog?
Want interpreteerbaar blijft de Bijbel en alle Heilige Boeken.
MAANDAG 27 APRIL
Alle dingen zijn rein voor de reinen. - Tit. 1:15.
Wat bedoelde Paulus toen hij het bovenstaande zei? Paulus had het over christenen die hun denken en hun morele besef in overeenstemming hadden gebracht met Gods maatstaven. Die christenen erkennen dat er in veel dingen die niet rechtstreeks veroordeeld worden, ruimte is voor verschillen onder gelovigen. Ze staan niet snel met een oordeel klaar, maar erkennen dat dingen die God niet veroordeelt "rein" zijn. Ze verwachten niet dat als het om aspecten van het leven gaat waarover de Bijbel geen specifieke instructies geeft, alle anderen precies zo denken als zij. Stel je eens het geval voor van een zuster met een echtgenoot die haar geloof nog niet deelt. Iemand uit Zijn familie gaat trouwen, en de plechtigheid zal in een kerk van de christenheid plaatsvinden. (Of er is een familielid gestorven, misschien een van de ouders, en de rouwdienst zal in een kerk gehouden worden.) Het echtpaar wordt uitgenodigd, en de man wil dat zijn vrouw hem vergezelt. Wat zegt haar geweten over het bijwonen van de plechtigheid? w07 15/10 2: 9, 10
BIJKOMEND EN BIJHOREND COMMENTAAR: nu hebben wij dat reeds dikwijls herhaald, zoals het commentaar begint dat Paulus het had over "christenen die hun denken en hun morele besef in overeenstemming hadden gebracht met Gods maatstaven".
En de maatstaven van de organisatie en het besturende lichaam zijn niet altijd die van God, zeker weten. Ik ga enkele aanhalingen doen, maar daar zijn veel meer voorbeelden van.
1) Die christenen erkennen dat er in veel dingen die niet rechtstreeks veroordeeld worden, ruimte is voor verschillen onder gelovigen.
Nu staat er in niet de bijbel dat men geen 'burgerdienst" mag doen, maar daar hebben duizenden voor in de gevangenis gezeten omdat de organisatie en het besturende lichaam zeiden dat dit gelijk stond met je neutraliteit schenden, of als "soldaat" dienst te doen. Diegenen die toen wel "burgerdienst" verrichten werden uitgesloten. Dit is ondertussen wel veranderd, zonder excuses of schriftuurlijke redenen.
Alleen werd het op een gegeven moment een "gewetenskwestie".
2) Ze staan niet snel met een oordeel klaar, maar erkennen dat dingen die God niet veroordeelt "rein" zijn.
In De Wachttoren, juli 1934, blz. 99 staat dat "Niemand van de tempelklasse zal zo dwaas zijn te beweren, dat een broeder (of broeders) die zich vroeger onder hen bevond, en die gestorven en naar den hemel gegaan is, nu de heiligen op aarde onderricht en hen leidt in betrekking tot hun werk. Zulk een gevolgtrekking doet denken aan de "zonde van Samaria".
Hier oordelen zij hun eigen broeder(s) dat zij dwaas zouden zijn als zij dit wel dachten of zeiden (...)
En vergelijk het nu eens met Openbaring Haar Grootse Climax is Nabij!, blz. 124-25) .
"En een van de oudere personen nam het woord en zei tot mij: Wie zijn dezen die in de lange witte gewaden gehuld zijn, en waar zijn zij vandaan gekomen? Daarop zei ik onmiddellijk tot hem: Mijn heer, gíj weet het. Openbaring 7:13, 14a ). Ja, die oudere persoon kon het antwoord te weten komen en het aan Johannes doorgeven. Dit suggereert dat reeds uit de doden opgewekte personen die tot de groep van de 24 oudere personen behoren, betrokken zouden 'kunnen' zijn bij het doorgeven van goddelijke waarheden in deze tijd.
Dit is juist het tegenovergestelde en gij nu?
Nu kun je dit afdoen als toegenomen licht, maar ondertussen heeft de organisatie en het besturende lichaam toch maar de woorden van Jezus Christus, hun leider, genegeerd die gezegd heeft in Mattheüs 7:1-2 "Houdt op met oordelen, opdat GIJ niet wordt geoordeeld; 2want met het oordeel waarmee GIJ oordeelt, zult GIJ geoordeeld worden; en met de maat waarmee GIJ meet, zal men U meten.
Dat is nu precies wat ik en vele anderen Jehovah's Getuigen en ex Jehovah's Getuigen doen, niet oordelen of meten, maar aan de kaak stellen.
3) Ze verwachten niet dat als het om aspecten van het leven gaat waarover de Bijbel geen specifieke instructies geeft, alle anderen precies zo denken als zij.
Nu noemt de bijbel nergens dat er rapportjes of uren moesten ingeleverd worden, soms zijn er aantallen van dopelingen genoemd, maar nooit specifiek, wel bij benadering. (Zo zijn er meer).
Evenwel is het bij de organisatie en het besturende lichaam verheven tot een van de vereisten voor je gedoopt kunt worden. En wanneer je niet 'van deur tot deur' kunt gaan, kun je nog altijd telefoneren of brieven schrijven. Vraag eventueel om mee te gaan bij een studie. Zelfs een kwartiertje mag je inleveren, kwestie van geregeld te blijven en vooral om als een verkondiger gerekend te kunnen worden.
Natuurlijk is het organisatorisch verantwoord, zodoende kan de organisatie en het besturende lichaam weten waar lectuur nodig is en behoefte om te dienen waar de nood het hoogst is. Maar daarom moest het niet tot een vereiste ingecalculeerd worden, of wel?
DINSDAG 28 APRIL
De dagen van onze jaren zijn op zichzelf genomen zeventig jaren, en indien wegens bijzondere kracht, tachtig jaren; toch is dat waarop ze aandringen moeite en schadelijke dingen; want het zal stellig snel voorbijgaan, en wij vliegen heen. -Ps. 90:10.
Of ze nu rijk zijn of arm, alle mensen zijn onvolmaakt en hebben maar één afloop, zoals hierboven wordt opgemerkt (Job 14:1, 2; I Petr. 1:24). Mensen die geen goede band met God hebben opgebouwd, nemen vaak een houding aan van "laat ons dan eten en drinken, want morgen sterven wij", zoals de apostel Paulus het beschreef (1 Kor. 15:32). Bij anderen leidt het besef dat het leven tijdelijk en onzeker is ertoe dat ze proberen zekerheid en duurzaamheid te vinden in materiële bezittingen. Misschien denken ze dat het leven op de een of andere manier zekerder zal worden als ze veel tastbare, materiële dingen hebben. Daarom spannen ze zich voortdurend in om rijkdom en bezittingen te vergaren, waarbij ze de vergissing maken die dingen gelijk te stellen met zekerheid en geluk. - Ps. 49:6, 11, 12. w07 1/8 1: 15
BIJKOMEND EN BIJHOREND COMMENTAAR: arm of rijk het maakt wel degelijk een groot verschil.
Evenals Paulus heb ik beide meegemaakt, en weet dus van beide het geheim, dat armoede mij tot een dief had gemaakt en rijkdom, (het was eerder welstellend), te veel van mijn eigen liet denken. (Dief zijn was tijdens de oorlog en wij hadden niet altijd eten).
Het verschil is echter dat armoede mij er toe dwong en rijkdom mij er toe bracht. Dat mensen die geen goede band met God hebben, heeft meestal niks te maken met rijkdom of armoede, omdat zelfs arme mensen materialist kunnen zijn terwijl rijken omdat zij rijk zijn daarom nog geen materialistische houding of instelling hoeven te hebben.
Er is ongeveer een kwart van de wereldbevolking die het " laat ons eten en drinken, want morgen sterven wij" zo wie zo mogen vergeten, die van de dag in de dag moeten leven, die zich niet moeten afvragen wat zij gaan eten, maar zich afvragen of zij vandaag wel iets te eten krijgen?
Ken je die uitdrukking: nu breekt mijn klomp? In deze situatie is het datgene wat ons aangaat iets waarover men zijn uiterste verbazing te kennen geeft. Vgl. Leersch.
En nogal wiedes dat het mij verbaast, bij het ene geval zegt de organisatie en het besturende lichaam in hun commentaar, "leidde het tot "eten en drinken" want morgen sterven wij en bij anderen leidt het tot het besef dat het leven tijdelijk en onzeker is en proberen ze zekerheid en duurzaamheid te vinden in "materiële bezittingen".
Ik heb het reeds gezegd dat de organisatie en het besturende lichaam bij de rijkste georganiseerde religies gerekend worden, zeker met hun onroerende goederen wereldwijd.
Jezus Christus zei op een gegeven moment het volgende: Johannes 15:15 "Ik noem U niet langer slaven, want een slaaf weet niet wat zijn meester doet. Maar ik heb U vrienden genoemd, want alle dingen die ik van mijn Vader heb gehoord, heb ik U bekendgemaakt.
Bij het openbare jaarverslag in de respectievelijke jaarboeken die zowat alle activiteiten in het veld weergeven worden wel de uitgaven vermeld, maar nooit de inkomsten. Hoe transparant is hun vriendschap t.o.v. diegenen die voor het geld en de onroerende goederen of materiele zaken zorgen?
Hoeveel staat erop de rekening van de organisatie en het besturende lichaam?
Maken zij in die gevallen geen vergissingen door die dingen gelijk te stellen met zekerheid en geluk? (Met de nadruk op "zekerheid").
WOENSDAG 29 APRIL
[Blijft] bij elke gelegenheid ... bidden. - Ef. 6:18.
Je kinderen kunnen veel over Jehovah leren door naar je gebeden te luisteren. Als ze horen hoe je God bedankt voor de maaltijd en hoe je een gebed opzendt als het tijd is voor Bijbelstudie, welke conclusies zullen ze dan trekken? Ze zullen waarschijnlijk leren dat Jehovah in onze fysieke behoeften voorziet - waarvoor we hem moeten bedanken - en dat hij ons geestelijke waarheden onderwijst. Dat zijn waardevolle lessen (Jak. 1:17). Maar als je ook op andere momenten dan voor de maaltijd en de gezinsstudie met je gezin bidt, en als je in je gebed specifieke dingen noemt die jou en je kinderen aangaan, zul je nog meer bereiken. Je zult je kinderen het gevoel geven dat Jehovah deel uitmaakt van jullie gezin, dat hij heel veel om ieder van jullie persoonlijk geeft (1 Petr. 5:6, 7). Zou jij elke dag met je kinderen kunnen bidden? Zou je hen kunnen helpen Jehovah als een Vriend te zien, die hun niet alleen in fysiek en geestelijk opzicht het nodige geeft maar ook voor hun emotionele behoeften zorgt? - Fil. 4:6, 7. w07 1/9 2: 5, 6
BIJKOMEND EN BIJHOREND COMMENTAAR: er worden dagelijks miljoenen misschien wel miljarden gebeden opgezonden tot God, wie of wat die God voor velen ook mag zijn. Het feit dat er voor die velen weinig of geen verbetering in hun situatie komt is klaarblijkelijk zo ontmoedigend dat bidden eerder een sleur is geworden i.p.v. een persoonlijk intiem gesprek met God. Ik spreek niet over één dag, maar over alle dagen, zowel die van deze week als die van vorige week, vorige maand, vorig jaar en alle voorbije eeuwen. Juist omdat gebeden zo persoonlijk en intiem zijn kan geen mens de emotionele waarden ervan kennen, herkennen of erkennen.
Jezus Christus zei in Mattheüs 21:22 En alle dingen die GIJ in gebed en met geloof vraagt, zult GIJ ontvangen. Hebben al die "biddende" dan absoluut geen geloof? Geen volharding? Is hun hart werkelijk zo slecht, hun motivatie volledig zelfzuchtig?
Is toename in discipelen een bewijs van Gods zegen en verhoring van gebeden? Is de eigen gelukkig verklaring, eenheid, broederschap, urenaantallen, numerieke groeid, verspreiding en vrijwillige bijdragen en de liefde die een kenmerk zou zijn, een bewijs dat gebeden verhoord worden?
Jazeker, wanneer je dit als een bewijs wilt zien.
Wanneer er gebrek is aan vernoemde eigenschappen is dit dan een bewijs dat God zegen er niet op rust of gebeden alsnog niet verhoord worden?
Het is volgens mij nooit verkeerd om te bidden en evenmin om het je kinderen te leren.
Leer jij jezelf en je gezin tezelfdertijd dat God geen enkel gebed moet verhoren?
Dat zelfs het tegenovergestelde kan plaats vinden?
Dat diegenen die niet bidden er in wezen geen enkel verschil kunnen in zien?
Leer jij jezelf en je kinderen dat een gebed iets is waar je echt zelf moet achterstaan?
Dat je daadwerkelijk en persoonlijk moet optreden of inspanningen moet doen overeenkomstig je gebed of gebeden?
Dat je een uiterst kritisch zelf onderzoek dient te doen of je gebeden wel kunnen verhoord worden?
De Wachttoren die het artikel behandelt, geeft verschillende praktische suggesties en voorbeelden.
Het schoolmodel dat zij gebruiken zou doeltreffend moeten zijn, maar de realiteit is in ieder gezin anders en men kan daar geen formule voor opstellen.
Daarom wil ik voor de organisatie en het besturende lichaam paragraaf 14 kopiëren en plakken want ook zij vormen een gezin, met, in figuurlijke zin, zo'n 7.000.000 miljoen kinderen: w07 1/9 blz. 29-30 par. 14 Leer jullie kinderen van Jehovah te houden ***
14 Natuurlijk zijn er momenteel op aarde geen volmaakte huwelijken, en dus ook geen volmaakte gezinnen. Soms leggen ouders misschien niet de vrucht van de geest aan de dag in de omgang met hun kinderen (Galaten 5:22,23). Wat moeten ouders doen wanneer dat gebeurt? Als ze een fout toegeven, zullen hun kinderen dan minder respect voor hen hebben? Denk eens aan het voorbeeld van de apostel Paulus. Hij was voor velen een geestelijke vader (1Korinthiërs 4:15). Toch gaf hij openlijk toe dat hij fouten maakte!
(Romeinen 7:21-25). Maar door zijn nederigheid en eerlijkheid wordt ons respect voor hem eerder groter dan kleiner. Ondanks zijn tekortkomingen kon Paulus vol vertrouwen aan de gemeente in Korinthe schrijven: Wordt navolgers van mij, zoals ik het ben van Christus (1Korinthiërs 11:1). Als jij je fouten ook toegeeft, zullen je kinderen die waarschijnlijk door de vingers zien.
In de 1e plaats zou de organisatie en het besturende lichaam zelf hun fouten dienen toe te geven. Niet in algemeenheden zoals "wij zijn niet onfeilbaar" en tezelfdertijd eisen dat men hen moet gehoorzamen.
In de 2e plaats wanneer een fout gemaakt is dient die recht gezet te worden waar maar mogelijk.
In de 3e plaats, wanneer veranderingen of vereenvoudigingen gebeuren dienen die duidelijk omschreven te worden waarom. Schriftuurlijk voorschriften, beginselen, geboden, verboden en regels kunnen alleen maar veranderen als duidelijk gemaakt wordt dat men voordien een verkeerde kijk had die meer met interpretatie dan met goddelijke inmenging is gebeurd. Zelfs organisatorische veranderingen dienen fundamentele redenen te hebben en iedere gemeente dient daar over ingelicht te worden. Het feit dat ouderlingen een apart en niet beschikbare publicatie voor de verkondigers hebben is een reden tot wantrouwen, welke logische redenen daar ook voor gegeven worden .
In de 4e plaats eist de organisatie en het besturende lichaam het volle vertrouwen van de verkondigers, maar de bijbel en het beginsel uit Psalm 146: 3 "Stelt UW vertrouwen niet op edelen, noch op de zoon van de aardse mens, aan wie geen redding toebehoort", maakt duidelijk dat zij dit niet mogen eisen en zelfs niet mogen verwachten en toch wordt die eis meermaals benadrukt.
5e wanneer hun financiële beleid openlijk en openbaar zou gemaakt worden, zouden zij hiermee te kennen geven dat ook zij op God vertrouwden.
Het heeft uiteindelijk toch allemaal te maken met geloof, herkennen en erkennen.
DONDERDAG 30 APRIL
Laten wij ... het goede doen jegens allen, maar vooral jegens hen die aan ons verwant zijn in het geloof. -Gal. 6:10.
Jakobus 2:15, 16 zegt: "Indien een broeder of een zuster zich in een naakte toestand bevindt en het toereikende voedsel voor de dag ontbeert, doch iemand van u tot hen zegt: 'Gaat heen in vrede, houdt u warm en goed gevoed', maar gij geeft hun niet wat zij voor hun lichaam nodig hebben, wat heeft dat voor nut?" Voor anderen zorgen en behoeftigen helpen is een kenmerk van ware religie. Onze aanbidding staat ons niet toe onze zorg voor anderen te beperken tot het uiten van de wens dat het hun goed zal gaan. In plaats daarvan worden we er door gevoelens van teder mededogen toe bewogen iets te doen om hen te helpen (1 Joh. 3:17, 18). Een maaltijd klaarmaken voor een zieke, een oudere helpen met karweitjes, voor vervoer zorgen naar de vergaderingen als dat nodig is en vrijgevig zijn tegenover degenen die het waard zijn: dat zijn allemaal daden van barmhartigheid waarin we overvloedig moeten zijn. - Deut. 15:7-10. w07 15/9 2: 3-5
BIJKOMEND EN BIJHOREND COMMENTAAR: in de eigen publicaties maar ook in de wereldlijke media komen de organisatie en het besturende lichaam goed uit de bus. In de eerste plaats voor hun eigen mensen en waar mogelijk ook voor anderen. Dit gebeurt vooral bij rampen en in rampgebieden. Juist door hun organisatie en spreiding zijn zij uitermate gedisciplineerd en efficiënt. De publiciteit die daarmee gepaard gaat is daar beslist niet vreemd aan.
In verband met het bovenstaande commentaar rijst toch de vraag: kunnen de organisatie en het besturende lichaam niet méér doen? De Schriftuurlijke verwijzing naar Jakobus zegt wel : "Indien een broeder of een zuster", maar de context, ook in het commentaar strekt zich wel degelijk uit tot onze evennaasten, en dat zijn duidelijk alle behoeftige mensen.
Ik heb geen behoefte om ideeën te spuien noch suggesties te geven. Het enige wat ik hiermee bedoel is dat de enorme fortuinen en inkomsten van georganiseerde religies niet op een rekening hoeven te staan om een deel van die behoeftigen daadwerkelijker te steunen.
Het probleem wordt grotendeels doorgeschoven en op de schouders gelegd van de aanhangers, zoals het bovenstaande commentaar duidelijk laat zien.
Niet dat dit verkeerd kan zijn of is, maar het zou wel eens een éénzijdige benadering kunnen blijken. Terwijl de motivatie en het geloof, de mogelijkheden en de wil, samen met het vertrouwen in God eerder doorslaggevend zouden zijn dan "het appeltje" voor de toekomst.
Ik besluit met de vraag in deze laatste kwestie: HOE GROOT MOET DAT "APPELTJE" ZIJN,
Ik kan jullie wel zeggen dat je eigen leven in handen nemen je veel macht geeft. (en dat hoeft niet perse onafhankelijk van een organisatie te zijn).
Maar je raakt de controle over je leven veel gemakkelijker kwijt dan dat je die terugwint. (zorg daarom dat je sterk genoeg bent zodat je op je eigen benen kunt staan en zorg voor vrienden).
Deze gevolgtrekking komt uit het boek "DE TERECHTSTELLING" van Val McDermid.
Wat cursief en tussen de (...) staat is mijn versie.
EINDE VAN DE MAAND APRIL en hartelijk bedankt voor het lezen en begrip.
|