De stilte van Albert Schrever is een zeldzaam kruid valt voor een tweede keer in de prijzen
(Bovenstaande foto van Albert Schrever is eigendom van fotograaf Marc Colpaert en mag dus niet zonder toelating worden gedownload. Een klik op de foto leidt naar www.editiepajot.com waar vervolgens de aankondiging van de Galmaardse dorpsdichter kan worden gelezen via de knop Galmaarden.)
Het gedicht "Stilte" waarmee de gemeente Galmaarden eerder dit jaar de titel "Dorpsdichter Galmaarden" toekende aan Albert Schrever, viel voor een tweede keer in de prijzen. Lees verder.
"De ouderen onder ons herinneren zich pater Hilarion Thans (Maastricht 1884-Lanaken 1963) als een begenadigd literator die bij menige jongeling in de eerst helft van de vorige eeuw de belangstelling voor de schone letteren deed groeien.
De Hilarion Thansprijs is een tweejaarlijkse wedstrijd voor poëzie die de gemeente Lanaken organiseert en die openstaat voor drie leeftijdsgroepen: jongeren tot 12 jaar, jongeren tot 18 jaar en volwassenen. In totaal werden 192 gedichten ingezonden uit heel Vlaanderen o.m. uit Bottelare, Brakel, Deinze, De Pinte, Etikhove, Gent, Heule, Kortrijk, Lotenhulle, Sint-Niklaas, Westkerke... Een achtkoppige jury nomineerde eerst 53 inzendingen waarna ze op 4 september uit elk van de drie groepen de drie laureaten aanduidde.
Toen Albert dit voorjaar het reglement van de wedstrijd op internet las besliste hij zijn gedicht "Stilte" in te zenden waarmee de gemeente Galmaarden hem eerder dit jaar de titel "Dorpsdichter Galmaarden" toekende.
De prijsuitreiking vond plaats dinsdagavond 28.10.08 in de welgevuldeMuseumkerk van Oud-Rekem (Lanaken).
Minister Marino Keulen reikte de prijzen uit aan de volwassenen: 3. Vera De Brauwer (Etikhove), 2. Tineke Vandebroucke (Westkerke) en 1. Albert Schrever (Geraardsbergen).
Twee van de drie laureaten komen dus uit onze provincie; de derde uit West-Vlaanderen.
Onder de 53 genomineerden komen er een behoorlijk aantal (overwegend dames) uit onze provincie: Yerna Van Den Driessche (Bottelare), Lut Maes (Brakel), Martine Carrette (Deinze), Wouter Steyaert (De Pinte), Erika De Stercke (Gent), Inge Schietecatte (Gent), Ann Langeraet (Lotenhulle), Ludo Colman (Sint-Niklaas) en Els Van Haute (Zwijndrecht).
Albert werd schriftelijk op de hoogte gebracht dat hij tot de drie laureaten behoorde maar het was pas tijdens de prijsuitreiking dinsdagavond in de fraaie Museumkerk dat hij te horen kreeg dat zijn gedicht de eerste prijs haalde. Een saxofoonensemble luisterde de plechtigheid op. Gastspreker minister Keulen sprak zijn tevredenheid uit over de grote belangstelling van onze Vlaamse provinces voor de Hilarion Thanspoëziewedstrijd."
Nogmaals gefeliciteerd, Albert!
De stilte van Albert Schrever is een zeldzaam kruid
Taalkundige, Albert Schrever, uit Geraardsbergen werd verkozen tot dorpsdichter van Galmaarden.
Met zijn gedicht Stilte is een zeldzaam kruid liet hij elf mededingende poëten achter zich. De gemeente Galmaarden verwacht van haar dorpsdichter dat hij vier gedichten per jaar schrijft over impressies die hij opdoet tijdens zijn wandeling door deze mooi glooiende plek in het "soete Brabant" die net over de grens van de provincie Oost-Vlaanderen ligt. Dat meldt het weekblad van Zuid- Oost-Vlaanderen De Beiaard.
Een gelegenheidsdichter ben ik, antwoordde Albert Schrever, nadat ik hem feliciteerde, ik beschouw me als een poeta-faber: een dichter die echte arbeid verricht, die iets maakt, schept, creëert. Wist je dat het Griekse woord "poeiteis" (poëet) afkomstig is van het werkwoord "poein = maken". En in het Middelengels is het werk "Lament for the makaris" bekend, klacht om de maker (= de dichter)?
Dat is straffen toebak. Het verraste mij vooral omdat ik voorheen nooit stilstond bij de afkomst of de betekenis van het woord poëet.
Voor Albert Schrever is en blijft dichten een ambacht. Voor mij is Albert Schrever een stille, bescheiden dichter. Het gedachtegoed in zijn gedicht is het helend kruid dat door de zorgvuldig en toegankelijk gekozen woorden en met het ritme in de elegante eindrijm de lezers meteen aanspreekt.
De titel is origineel, zelfs prachtig. Stilte is een zeldzaam kruid als je bedenkt dat de meeste kruiden beschikken over geneeskrachtige eigenschappen.
Vanaf de beginregels neemt hij de lezer bij de lurven door een vraagstelling die tot nadenken stemt. Bestaat echte stilte (nog)? Zo ja, hoe luid is stilte? Is ze oorverdovend stil omdat je na heel wat poeha je eigen hart in je oren hoort bonzen? Of vereenzamend zwijgzaam of juist heel heilzaam? Stilte is een kruid dat voor elk individu en mits een aangepaste dosering voor opheldering zorgt in hoofd en hart en juist dat verduidelijkt Albert Schrever op een bescheiden manier in de slotregels. De allerlaatste regel is niet echt nodig, daar het enkel een herhaling is van wat in de laatste strofe wordt geschreven. Maar goed, hiermee werd een niet onbelangrijke klemtoon gelegd. En weer ben ik trots als een rots op een Geraardsbergenaar als hij.
Publicatie van Albert Schrever: Geraardsbergen - zijn taalgebruik & taaleigen - 2004.
Laatst schreef ik:
Wat is het geluid van stilte?
Elk geluid ontstaan uit stilte verdwijnt er weer in
zoals bij dageraad en avondstond vanuit de verte
het geluid wegsterft van een maanblaffer, een hond.
Geraardsbergse kunstenaar Rudy Baeten samen met burgemeesters tegen alle vormen van geweld
Rudy Baeten samen met burgemeesters tegen alle vormen van geweld
Op 23 september 2008 werd in het stadhuis van Geraardsbergen officieel een gipsafdruk van een hand, beschilderd door kunstenaar Rudy Baeten, aan burgemeester De Chou overhandigd. Deze overhandiging kadert in de actie 70 burgemeesters tegen alle vormen van geweld. Inmiddels groeide het aantal burgemeester tot maar liefst 85.
Dit project, een idee van de Merelbeekse kunstenaar Enca Caen, wil een halt toeroepen aan het zinloos geweld waarmee we elke dag worden geconfronteerd. Alle burgemeesters die het project steunen, krijgen van Caen een hand in gips die ze vervolgens door een plaatselijke kunstenaar laten bewerken.
De eer viel dus te beurt aan de Geraardsbergse kunstschilder Rudy Baeten die me vervolgens uitnodigde daarover iets te schrijven. Na het observeren van het beeld puurde ik daaruit het thema kindermishandeling.
De bezieler, Enca Caen, wil naar de media toe echter op de achtergrond blijven. Daarom werd de internationaal gerenommeerde kunstenaar Martin Uvijn geen onbekende voor zowel Rudy Baeten als voor mij- naar voor geschoven als ambassadeur van dit project. De eerste hand werd overigens door Martin Uvijn beschilderd voor de gemeente Merelbeke.
In april 2009 volgt er een grote tentoonstelling met alle handen van de deelnemende gemeenten. Voorkomen dat de maatschappij zich niet meer druk maakt om geweld is het uitgangspunt voor het stadsbestuur van Ieper.
hoelang nog
ineengedoken
in een donkere hoek
zit een kind met armen
rond opgetrokken knieën
blauw
het wiegt zwellingen
uit de onderrug
het hoofd hamert tegen de muur
kaboem, kaboem
hier stopt
het afrossen en gegil
maar begint de wraakroep
stil in dezelfde koele hoek
huilen doet het niet
wil het niet meer
het vreest
de opgeheven hand
de stampende voet
die weer en meer
de wapens
trekken doet
steenrood
de val op de keldervloer
de dreunende deur
de fatale klik in het slot
het dovend licht en
neen, dat misselijk gevoel
van honger en haat
vergeet het niet
vergeet het nooit
hoelang nog
krijgt
het
geen naam
Geweld kwelt
U hebt twee handen, ik heb twee handen. Zij hebben rechten en plichten. Wat doen wij ermee?
Handen beminnen maar mishandelen evenzo en in het laatste geval groeit uit een onschuldige kinderhand een vuist, een hakbijl, een moordwapen. In sommige landen zijn kinderen geen kinderen meer, maar soldaten of wandelende bommen met de belofte dat ze de zevende hemel zullen zien. Oh jawel, ze zien het licht, maar dat is het explosieve vuur van de hel.
Andere kinderen sterven van ontbering of worden een slachtoffer in de klauwen van het prostitutienet. Er rijzen geen vragen meer rond rooddoorlopen ogen in vale gezichten. Ze kwijnen weg als straatvuil verdoken in een of andere gure buurt.
Er bestaat nochtans een verdrag dat handelt over de rechten van het kind. Daarin staat dat kinderen die in staat zijn hun eigen mening te vormen over zaken die hen aangaan, het recht hebben die mening te uiten zonder schrik of wantrouwen; dat elk kind recht heeft op zorg, op veiligheid en bescherming tegen uitbuiting en oorlogen.Door deel te nemen aan het project zeventig handen voor vrede helpt Rudy Baeten de verwaarlozing van kinderen onder de aandacht te brengen.
Laat ons daarom samen met Rudy de bontgekleurde aardbol aan de kinderen opdat zij er minstens voor een dag mee spelen. Laat ze zorgeloos schateren ver weg van wat hen kwelt. Geef hen de kans dat te vergeten wat hen heeft geveld. Onze handen zijn kelken waarin vingers als bloemblaadjes openbloeien. De strijd tegen elke vorm van geweld strijkt neer in onze handpalmen.
Wat doen wij ermee? Waarvoor beweegt een kinderhand zich?
De eerste hulpkreet viel al lang geleden maar het laatste wordt pas gehoord als het lijfje reeds is gebroken door de innerlijke schreeuw.
Die schreeuw moeten wij een stapje voor zijn. Dan hebben we een punt waarna een nieuwe zin begint: de zingeving aan de roep van een kind dat zich nu in de hemel bevindt.
(rij vooraan, van links naar rechts: voorzitter Daniël De Ron en de winnaars Mireille Berkenbosch, vertegenwoordiger van Christiane Desitter en Arlette Delvoy)
De Onkerzeelse kerkhofmuur
drie nieuwe gedichten sieren de kerkhofmuur van de Geraardsbergse deelgemeente Onkerzele
De beroemde dichter Johann Wolfgang von Goethe zal nooit hebben geweten dat één van zijn gedichten ooit op de kerkhofmuur van Onkerzele zou prijken. Veel minder nog dat hij enkele jaren later daar het gezelschap zou krijgen van drie Oost-Vlaamse dichters, schrijft Daniël De Ron (voorzitter van de Onkerzeelse kerkraad) in het voorwoord van de verzamelbundel van de deelnemende dichters. En hij gaat verder:
Toen de kerkraad Sint-Martinus Onkerzele twee jaar geleden een gedichtenwedstrijd uitschreef, hadden wij geen flauw vermoeden hoeveel respons we zouden mogen verwachten. Groot was onze verbazing én tevredenheid dat we héél wat inzendingen mochten ontvangen.
De jurering was niet eenvoudig. De kerkraad liet zich daarom bijstaan door enkele mensen die zich beter thuis voelden in poëzie en Nederlandse taal. Uit hun selectie kozen we dan de drie gedichten die nauw verbonden waren met de onmiddellijke omgeving.
De winnaars:
Christiane Desitter met Rust
Arlette Delvoy met Stilte
Mireille Berkenbosch met Ode aan de lindebloom.
Het is helaas niet mogelijk de gedichten zonder de toelating van de kerkfabriek op de blog te publiceren.
Urbain mag dan voor velen een onbekende zijn, voor mij is hij dat helemaal niet. 17 was ik toen ik voor het eerst de rustige man ontmoette. In zijn meubelzaak, die hij destijds runde aan de kerk te Deftinge, was iedereen welkom. Hij ontving je met een lach en bood je een pintje of een koffie aan.
Inmiddels verhuisde Urbain naar Geraardsbergen. Hij praat traag en graag en filosofeert. Geen mens die hem niet begrijpt. Hij geniet van elk moment en nog liefst van grappen en grollen. Nooit kon ik vermoeden dat achter zijn fruitige humor een portie dichterlijke ernst verscholen lag.
Urbain geniet van wat hij schrijft. Neen, voor hem geen hoogdravende woorden noch het forceren van gedachten. Hij blijft zijn eenvoud trouw en schrijft zoals hij het je zou willen vertellen. Zo ook zijn streektaal. Let op de Vlaamse ge.
Urbain, ge zij ne crack, k wiste kik nie da ge zo veelzijdig waart. En t is waar: wie weinig spreekt, zal ni zeveren. Een onuitgesproken woord draagt sowieso de kracht van een veelzeggende blik.
Adembenemende verschijning titelt De Beiaard, het weekblad van Zuid-Oost-Vlaanderen.
Jaren geleden kwam ik terug van een voorstelling in t stad, mailde Wim mij.
Het was winter, februari, koud en regenachtig. Ik was helemaal alleen, keerde huiswaarts doorheen de binnenstad. Ik was een verkleumd, een beetje eenzaam, een beetje overmand door dichterlijke tristesse tot van achter de straathoek plotseling een adembenemend verrukkelijke verschijning opdook. Een jonge dame met lange blonde haren: een magisch moment. Onze passen vertraagden en stil en traag kruisten onze wegen en heel even was er dat moment van intens en veelzeggend oogcontact. Heel even stonden we stil: geen woord werd gewisseld, geen daad gesteld. We vervolgden beide onze wegen.
Thuis gekomen vatte Wim dit unieke, magische moment in volgende woorden:
Tijdens een intens moment van schijnbare verlatenheid ontmoet poëzie haar zielsgenoten. Of is het: krijgt poëzie een ziel?
Freya was een vreemde en blijft een vreemd. Poëzie is vreemd en blijft vreemd. Freya werd poëzie.
Het gedicht is ritmisch en zingt door de alliteraties kilte, stilte/tred, trieste straat, enz..., hoor de 'i' en de 't'.
Ik zou het op prijs stellen als je hierop reacties zou ontvangen. Ik werp een stok in het hoenderhok door me te wagen aan een pietluttige opmerking waardoor je gedicht geenszins aan kracht zal inboeten. In de eindregel van de eerste strofe wringt het ietwat: want niemand op mij wacht. Ik zou opteren voor:
want niemand die op mij wacht
of
want niemand wachtte op mij.
In het laatste geval blijft je eerste strofe in de verleden tijd (flashback) wat m.i. prima is.
De twee strofe mag heerlijk in de tegenwoordige tijd want die gedachte blijft hangen in het nu.
Vergeef me de opmerking. Wees verrast dat ik het doe want dat betekent dat ik hét de moeite waard is. Jij begrijpt het wel.
Arlette Vanderstocken werd geboren op 22 november 1960 en groeide op in Moerbeke. De lagere school volgde ze in het Sint-Catharinacollege dat toen nog naast het MPI te Viane gevestigd was. Daarna vertrok ze op internaat naar het Sint-Vincentiusinstituut te Deftinge, waar ze haar Sociaal-technisch diploma behaalde.
Nederlands is altijd mijn beste vak geweest, zegt ze, en tijdens mijn jeugdjaren heb ik veel gelezen.Toen ik las vergat ik alles om mij heen. Op internaat werden de lichten om 22 uur gedoofd maar ik las dikwijls tot middernacht met zaklamp onder de lakens opdat de zusters niets zouden merken. Het gevolg was dat ik s ochtends hoofdpijn had.
Toen Arlette bijna 20 jaar was ontmoette ze haar man Stefaan. 5 jaar later werd haar zoon Jeroen geboren en 6 jaar later haar dochter Jolien. Gedurende 25 jaar woonde ze in Viane tot ze 2006 verhuisde naar mijn oude roots, Moerbeke.
Eind 2005 werd echter haar dochter zwaar ziek. Haar leven hing aan een zijden draad. Meer dan een jaar waren ze dag en nacht samen en kregen een hechte band. Nu gaat het gelukkig beter met haar en is zij fier op haar 2 kinderen die zich ontplooiden tot sociale en meevoelende jonge mensen.
Na de ziekte van Jolien schreef Arlette een gedicht en ging beseffen dat schrijven therapeutisch werkte. Door toedoen van een goede vriendin nam ze deel aan de poëzievoordracht op het werk en nam ook deel aan de gedichtendag georganiseerd 2008 in Geraardsbergen. Zo is de bal gaan rollen en kreeg ze de microbe stevig te pakken. Het werkte aanstekelijk want ook haar dochter kreeg de smaak te pakken.
Letters werken als een magneet. Tijd om haar te vervelen is er dus niet, temeer ze na de ziekte van haar dochter besefte dat het leven niet uit werken alleen bestaat. Ze leerde genieten van de kleine dingen die het leven zo mooi maken en hun bestemming vinden op papier.
De 50 Meesterdichters van Vlaanderen werd gesticht begin 2000 op initiatief van The Order of the Razorblades (De Orde van de Scheermesjes), de eerste online ridderorde in Vlaanderen en Nederland. Het idee kwam van enkele geridderde dichters.
Het initiatief beantwoordt aan de wens van talrijke dichters, die de essentiële waarden van hun creativiteit willen veilig stellen: de kwaliteit van hun gedichten, het respect voor elkaar en een welkome promotie van hun poëzie.
Nu
Toen echter ook dichters uit Nederland belangstelling toonden voor het initiatief, werden er gesprekken gevoerd over de wenselijkheid van een uitbreiding tot de Lage Landen bij de zee. Na overleg werd deze optie genomen.
De 50 Meesterdichters van de Lage Landen bij de zee werd een feit.
Wie zijn zij en wat zijn de modaliteiten
Het aantal werkende leden Meesterdichters werd vastgesteld op maximum 50 leden.
Het zijn (in alfabetische volgorde en niet volgens de datum van hun selectie waarvan twee Geraardsbergenaars in vetgedrukte tekst):
Marcella Baete
Bert Bevers
John Brookhouse
Marc Bungeneers
Gunnar Callebaut
Martin Carrette
Greta Casier
Frans Claus
Jeannine Debbaut
Frans de Birk
Lidy De Brouwer
Pierre Declerck
Leni De Goeyse
Jenny Dejager
Marleen De Smet
Thierry Deleu
Luc Demiddele
Ferre Denis
Gwen Deprez
Astrid Dewancker
Germain Droogenbroodt
Fernand Florizoone
Ludo Geloen
Hejatomsma
Patricia Lasoen
Paul van Leeuwenkamp
Frédéric Leroy
Cathy Mara
Mark Meekers
Peter Motte
Edith Oeyen
Ruud Poppelaars
Eric Rosseel
Annmarie Sauer
Maurits Sterkenburg
Pien Storm van Leeuwen
Ina Stabergh
Annemieke Steenbergen
Jet van Swieten
Henri Thijs
Annette van den Bosch
Guy Vandendriessche
Yerna Van Den Driessche
Eric Vandenwyngaerden
Jozef Vandromme
Jan Van Loy
Dirk Vekemans
Katelijn Vijncke
Pom Wolff
Peter Wullen
Om tot Meesterdichter te kunnen worden benoemd dient er onherroepelijk een periode als solliciterende Meesterdichter te worden doorgemaakt. Die periode omhelst één jaar.
De titel van solliciterende Meesterdichter wordt verleend aan dichters die minstens drie gedichten hebben gepubliceerd in een tijdschrift/e-zine of bloemlezing, ofwel gelauwerd of geprijsd werden in de Lage Landen.
Razors Edge Editions stelt een jaarboek in het vooruitzicht, met als ondertitel De 50 Meesterdichters van de Lage Landen bij de zee. Vermits de solliciterende Meesterdichters pas en precies na één jaar Meesterdichter worden (de proefperiode), kan die bundel ten vroegste één jaar na de geselecteerde 50ste solliciterende Meesterdichter verschijnen.
Toen ik op Pinkstermaandag op de radio hoorde dat de Sint-Pieterskerk de voorbije nacht volledig in de vlammen was opgegaan was ik er, zonder het goed te beseffen, een gedicht over aan 't schrijven.
Als dorpsdichter voel ik me nauw betrokken met wat in Galmaarden gebeurt en, uit onweerstaanbare drang, moest ik het drama verwoorden.
(Bovenstaande foto is eigendom van fotograaf Marc Colpaert.)
Samengepakt in rechtover elkaar staande duozitjes worden de reizigers door de verzengende hitte gespoord. Er hangt een broeierige hitte in de wagon waardoor de tocht beslist niet zonder bezwaren verloopt. En toch lijken de passagiers windstille levens beschoren. De trein zwiept pijlsnel door het Vlaamse landschap waar verschroeide graskanten als een bruin lint voorbijglijden. Een onweerstaanbare neiging naar het scheppen van een luchtje onder de blauwe hemel voert me naar exotische oorden. Maar twijgentakken met daarin het hinderlijk spelend licht brengen me terug naar waar ik me bevind.
Door het monotoon maar vertrouwd cadansen over de rails gapen enkele slaperigen als koeien naar elkaar. Mijn overbuur naast het raam -een boom van een vent- doch ietwat te kort afgezaagd, is inmiddels ingeslapen. Het zweet parelt langs zijn neus in zijn snor en kwijl sijpelt in zijn baard die als een sjaaltje om een laagje halsvet ligt. Met gekruiste armen zakt hij onderdoor. Naast hem zit een lezende dame, blootsbeens met melkwitte borsten. Na elke bladzijde die zij omslaat, wipneust zij haar afzakkend kettingbrilletje op de juiste plaats. Ik slaap niet, ik lees niet, maar observeer en noteer alles wat zich rondom mij afspeelt met een innerlijke wanhoopskreet een passend woord te vinden. Een briesje door het halfopen venstertje hindert een donkerharige furie met een middelvinger. Uitgebroed op de zonnebank verzoekt zij met een spervuur van woorden het venster te sluiten. Een sirene op poten zo lijkt het mij.
Rails worden stevig door de dwarsliggers, mompel ik naar de lezende dame, terwijl ze bedenkelijk in mijn richting staart.
Snerpend ritsen de wagons door de wissels. Mijn overbuur ontwaakt en met een oogopslag als van een roofdier loenst hij naar mijn boezem. Hij rekt zich, buigt voorover en leunt op het tafeltje dat ons scheidt. Ongeremd probeert hij mijn geschrift ondersteboven te lezen. Geraffineerd trek ik mijn bloesje wat hoger en schrijf verder: hij moest eens weten de gluiperd geeuwt luidruchtig. Zijn opengesperde bek blaast een zilte zeelucht in mijn gezicht. Help, het venster is dicht!
Als hij tenslotte houterig rechtveert, merk ik dat zijn buik zich een weg naar buiten vreet. Luttele seconden later stopt de trein bruusk en met heel zijn reutemeteut wordt de overbuur weer in zijn hoek geworpen. De lezende dame wipt een standje hoger en knipoogt. Hij verontschuldigt zich niet als hij de trein verlaat, maar bromt binnensmonds in de overtuiging dat mijn oren alleen maar mijn gezicht omlijsten.
Het geschal van een binnenrijdende trein aan de andere kant van het perron boort door de lucht en trekt mijn aandacht. Ik kijk naar buiten. De lichtsterkte drukt mijn ogen dicht en turend schuift mijn blik over het perron dat door drommen mensen een benepen sfeer uitademt. In de hoop door een toeval of een verdwaalde passant te worden geïnspireerd, kijk ik roerloos door het venster in de tegenoverstaande trein. Ik observeer weer en het peinsparcours begint.
Ogen priemen op mijn voorhoofd, ik voel me bekeken. Een man aan het venster? Of is het een vrouw? Ik geef me het voordeel van de twijfel en kies voor haar.
Ik knipper met mijn ogen. Zij lijkt wel versteend, een standbeeld, gesculpteerd met strakke lijnen, haast vormeloos. Ik blijf star in haar richting kijken. Zij verpinkt niet, ik evenmin. Haar hand ondersteunt onmiskenbaar haar zware hoofd. Waaraan denkt zij?
Aan de overkant van het perron ziet ook zij een gedaante als een beeldhouwwerk zonder contouren. Zij staart strak naar de trein aan de overkant. Zij beweegt niet, de andere evenmin. Haar hand torst duidelijk de hele aardbol. Waaraan denkt zij dan?
Behoedzaam etaleer ik mijn pen op het tafeltje en vraag me af of zij een schim is. Misschien is zij een creatie van de zakkende zon. Zal ik toetsen naar een teken van leven, stiekem mijn wijsvinger opsteken of toch maar een paar vingers bewegen, een handzwaai? Nee, niet doen. Zoiets doe je niet naar een onbekende. Wat als zij dan toch een schim is, wat dan? Ik schuif mijn terughoudendheid aan de kant en maak toch maar een hoekig gebaar, terzelfdertijd doet de vrouw dat ook. Onverschrokken recht ik mijn rug, mijn houding staat niet in verhouding met wat ik wil bereiken. Mijn gebaar is zo doorzichtig dat de drang naar dominantie er zo doorheen schijnt. Ik vertrek geen spier meer. Zou zij aan de overkant er ook zo over denken?
Het heeft er alle schijn van dat ook zij met haar schaamteloosheid koketteert. Pfff, ja ze wuift en dan! Voor de rest beweegt ze geen krimp. Het is haar aan te zien, met een blik vol onbestemde zorgelijkheid, een beetje zoals je iemand aankijkt die na een lange periode van rouw of ziekte weer in het openbaar verschijnt. Wat wil zij? Ik zou ik niet zijn, ik wuif terug.
Ik trotseer haar blik, vragend, vrezend, verzoekend en grinnik als antwoord op haar gebaar. Zij grinnikt ook. Zijn wij gelijkgestemden? Is een treinreis dan toch een beetje avontuur? In een voortdurende stroom van waarnemingen wacht ik in alle rust op wat komen gaat.
De trein ontkoppelt en verplaatst zich een meter. Door de schaduw die er overheen glijdt, valt het doek. Het verblindend zonlicht verdwijnt, de vrouw verschijnt. Ik buig me naar haar toe met een uitdrukking van inzicht, mijn neus platgedrukt tegen het venster. Zij doet mij na! Het is geen zicht. Wij kijken elkaar aan, schieten tegelijk in een lach, schrikken samen en plots niets meer. Het niet meer bewegen, de stilstand , iets flitst door mij heen en zoals in een ogenblik van verheldering besef ik dat ik naar mezelf keek als naar een protserig monument dat telkens werd teruggeworpen in een weerspiegeling van vensters, niet meer en niet minder dan dat.
Als er een goed- of luidlachs dametje is waarvan ik denk: zij weet wat ze wilt, dan heb ik het over Ann Dhaenens.
Jaren terug leerde ik Ann kennen en nu moet ik flink nadenken tijdens een kunstenaarsvergadering van Home Art. Daarna deelden we een tijdje dezelfde trein in dezelfde wagon met bovendien de gedeelde rust. Zij oogt vriendelijk, spontaan, mooi ontspannen, toegankelijk en is ruimdenkend in de breedste betekenis van het woord.
Waarom ik haar bewonder? Omdat zij het gevoel geeft dat je rustig jezelf mag zijn. Maar niet alleen dat. Er is meer, zij heeft het hart op de juiste plaats en betuigt openlijk haar liefde voor mens, dier en kunst. Zij is een expressieve kunstenares in hart en nieren. Haar ideeën sprankelen en krijgen een plaatsje in haar ietwat excentrieke schilderijen of tekeningen die ze heel af en toe illustreert met gedichtjes van eigen hand.
Ann werd geboren op 17 mei 1963 te Beernem. Het was in 1986 dat ze zich vestigde in Geraardsbergen om uiteindelijk te verhuizen naar Lierde naar juist die straat die ik jaren terug verliet maar levenslang meedraag, naar juist dat huis waar ik als kind speelde met de kinderen des huizes. Haar atelier dat het imago van Ann en haar echtgenoot Geert uitstraalt in het landelijke Lierde is het verlengde van haarzelf.
Zin in een bezoekje aan haar atelier (doe eerst een belleke of mailtje) of haar website?
Half mei vroeg Steven De Schuiteneer, webmeester van Spoorvreter (reizigersverhalen tussen Geraardsbergen en Antwerpen ), of ik een gedicht wilde schrijven bij een foto van Ben Lanoot.
Beeld en woord zijn soms onlosmakelijk met elkaar verbonden en zijn te vergelijken met een stomende relatie. Maar deze keer werd het een kunstzinnige driehoeksverhouding die omwille van de samenwerking een U verdient.
De twee mannen werden deels getuige van hoe een gedicht ontstaat. Ik maakte een uitzondering en betrok hen vanaf de ruwe schets tot op het moment dat ik het spoorvaardig vond.
De dag nadat ik het gedicht aan beide treinfanaten bezorgde, ontmoette ik Steven aan het station van Geraardsbergen. Het was een aangenaam treffen waarbij we in een paar minuten heel wat wilden vertellen. Dacht Steven dat wat Ben me mailde? Ik citeer:
Een teken dat je toch een beetje gebeten bent door de diepwortelende spoorwegmicrobe waartegen geen enkel antibioticum helpt, of is het de onmetelijk grote drang om die oude dampende zuchtende kolenverslindende vuurvreter in die o zo rustige omgeving in een paar zinnen te verstenen? De woordcombinatie loco-motief is origineel. Je speelt meer in op de loc zelf en de hieraangekoppelde capaciteiten: sterk, betrouwbaar.
Bovendien vergeet je het menselijke aspect niet: één met de machinist, om zo een echte levensnoodzakelijke symbiose te bereiken, nuttig voor het spoorwegvervoer. Geen menselijke handelingen vormen deze machine om tot een roestige waterketel zonder macht.
Ik zuchtte toen ik dat las en dacht: Wat schrijft die man prachtig en hoe sterk weet hij een gedicht te ontleden!
Ik citeer verder:
Applaus heeft een sterk functionele realistische inhoud meegekregen overgoten met een flinke scheut vertedering (vogels die applaudiseren; de bomen die wuiven etc.), wat erin gaat als een vers broodje met ambachtelijke hesp. Let wel, een plat overgeromantiseerd gedicht à la 'o zalige stoomloc, koningin der machines badende in uw heilig vuur dwepend met rijtuigen op een goudkleurige avond in een met rozengeur gevulde lucht' wordt bij mij direct van de rails geduwd en ontdaan van zijn wielen!
Stoerheid: ik ben wie ik WAS maakt het gedicht krachtig en geen rozenblaadje.Het hoort wel bij zo een stoomloc.
Arlette Delvoy werd geboren in 1950. Ongeveer 20 jaar woont ze in Idegem en
heeft intussen het mooie van de streek leren kennen en kan er ook van genieten.
Ze draagt Geraardsbergen in haar hart.
Tijdens haar schooltijd in de humaniora merkten de leerkrachten haar vaardigheid in tekenen en schrijven. De academie werd haar aanbevolen maar ten huize Delvoy dachten ze daar anders over. Niettemin kon ze zich tijdens haar schooljaren uitleven bij het maken
van een schoolkrant, organiseren van voordracht- en toneelnamiddagen.
In die periode was haar grootvader voorzitter van de Oudstrijdersbond en voor hem schreef ze destijds verschillende teksten die vervolgens door hem werden voorgelezen op 11 november.
Door het drukke leven met gezin en kinderen en haar werk als correspondente in een grote firma is alles wat op de achtergrond geraakt.
Maar zon twee jaar geleden ben ik ziek geworden (ik kreeg levenslang), schrijf ze mij, en daardoor ben ik weer in de pen gekropen.
Misschien geen hoogstaande poëzie, schrijft ze verder, maar voor mij toch wel een belangrijke uitlaatklep.
Maar als je het mij vraagt, vind ik Maneschijn wel wat hebben. Oordeel zelf...
In een reactie onder Dirk-in-der-daad van Arlette Vanderstocken uit Geraardsbergen, staat een gedichtje dat haar dochtertje Jolien De Neef schreef. In 2008 is Jolien 15 jaar. Dat meisje schreef onderstaand gedichtje tijdens haar gevecht tegen het kreng dat kanker heet. Ik veroorloof me de vrijheid het zelf een titel te geven en de lay-out te verzorgen. Later zal een bijdrage van haar mama worden geplaatst om stil van te worden en na te denken over wat geluk betekent.
Persoonlijk vind ik het gedichtje prachtig omdat het heel dicht bij dat meisje aanleunt en gezien haar leeftijd het kwalitatief is. Laten we ook niet vergeten dat de thematiek elk mens met het hart op de juiste plaats raakt. Het is ontstaan uit pijn en dat temidden haar puberteit. Moet men lijden om waardevol te worden? Nee, dat zit sowieso in dat jonge mensje met een veelbelovende toekomst in zicht.
Je kan de volledig reactie van Arlette Vanderstocken lezen via de reageerknop rechts onderaan het artikel van Dirk-in-der-daad. Maar nu laat ik Jolien De Neef aan het woord. Lees daarna haar gedichtje.
Hallo,
Ik ben Jolien 15 jaar en ben geboren op 22 november 1992. Toen ik nog mama haar buikje zat besloot ik precies die dag eruit te klauteren en ik wist ook precies waarom. Ik wou het perfecte geschenk zijn voor mijn mama. Sinds jaar en dag zijn wij de beste maatjes, ik en mijn mama: twee handen op een buik.
Mijn ouders stuurden me als kleine peuter naar het Sint-Catharinacollege in Viane waar ik eindigde als een ondeugende tiener. Na deze jaren van onbezorgdheid kwam het afscheid van het kleine schooltje en dat viel me zwaar. Maar ik werd een fiere leerlinge aan het Sint-Catharinacollege in Geraardsbergen waar ik Moderne Wetenschappen studeer.
In november 2005 stortte mijn leuke leventje ineens in. Ik kreeg het slechte nieuws dat ik botkanker had. Een jaar lang uit mijn leven gegrepen zonder dat ik het wou maar het moest en zie me nu staan. Nog zelfverzekerder dan ooit ga ik door.
Natuurlijk heb ik ook nog een papa, mijn reddende engel, mijn steunpilaar en mijn broer Jeroen. Ook is er nog een woefke, onze Rani de hond. Zo een lief hondje heb ik nog nooit gezien. Altijd staat ze aan onze zij wat er ook gebeurt en dat is waarom ik zo van haar hou.
Mijn familie, waarom ik zo van ze hou? Ze staan gewoon altijd klaar voor mij, ALTIJD!
Zicht op Geraardsbergen (site van Steven De Schuiteneer & Chris De Nooze)
Site van Geraardsbergen
Klik op onderstaande foto voor een bezoek aan de interessante blog van André Vander Kelen met foto's van Désiré Declercq.
Klik op onderstaande foto voor een bezoek aan de interessante blog van André Vander Kelen met stereoscopische kaarten uit de collectie van Désiré Declercq, gevolgd door nog wat documentjes ivm Geraardsbergen.
Jan Lion blogt met Het Nieuwsblad over het reilen en zeilen van Geraardsbergen.
Mannekens Pis van Geraardsbergen, het enige echte en oudste Manneken van België.
De Geraardsbergse mattentaart.
Sofie Vander Heyden mezzosopraam
Muziektalent van Geraardsbergse bodem
William Souffreau
Jim Cole got soul.
… en Dean natuurlijk…
Isthar - divine love songs (Soetkin Baptist)
Breng een gezoekje aan de blog van Roland Bourgoignie, Galmaardse dorpsdichter 2007 (klik op onderstaande foto).
Chauffeurkes cursiefjes als mens achter de gewone mens
Geschied- en heemkundige kring Gerardimontium
Alles over Geraardsbergen via Geraardsbergen.2link.be. Voor meer info, klik op onderstaande foto.