| 
					
					 
 
  al richt ik mijn ogen 
nog zo omhoog 
en mijn diepste een sterk 
verlangen kent naar 
het Hoogste mededogen 
  
toch blijf ik zoeken 
naar aardse hoop 
sterker nog, 
ik word juist met de 
menselijke onmacht  
meegezogen 
  
ik ben van stof 
ondergeschikt aan de natuur 
in mij brandt de vergankelijkheid 
dat dooft na korte of lange duur 
wat rest is mijn dodenhof 
  
zie hier wat ik deel 
met al dat ademt 
het is ook het vertrouwen 
dat over alles asemt 
mijn leven past in het Geheel 
het blijkt soms een troost 
waarop ik kan bouwen
  
    
					
 
					
										 |