J.V.E. Dreyfsandt zu Schlamm: Gedichten 4
02-03-2008
de geringste
zie mijn pink aangevoerd door de kleine nagel als schild terwijl mijn geringste teen, in deze, ter rechter zijde, ook wel de minste vinger aan mijn voet, kneuterig is te noemen en door verwijdering van een eksteroog genadeloos gevild
als vandaag
als vandaag een lenteblad jou niet zal bereiken dan leg ik nu mijn hand op je wang we zijn even als gelijken ik kijk je aan nee, wees niet bang we zijn in vriendschapsland om elkaar in het voorbijgaan met sprakeloze warmte te verrijken
een geboren einde
er is een tijd van komen de eerste stap van gaan een poging tot scheppen om dat weer los te laten ja, ik was met veel begaan maar het meeste bleek al in een ver verleden verlaten of tot stof te zijn vergaan torens van gestapelde beelden bouwde ik om me heen het was slechts mijn gegeven tijd inkleuren het waren de momenten van stilte die ik met leegte deelde ik verfde lucht met dichte deuren om op illusies te kunnen bouwen maar het innerlijk getuigde al vroeg dat ik over de toekomst zou rouwen ik was geboren om te sterven te dichten om het donker te verlichten het ademen voor anderen te erven doch teneinde voor het niets te zwichten
van de duivel bevallen
mijn liefdevolle hand wil geven en zo volkomenheid schenken ik word door onbaatzuchtige passie gedreven wil jou met een pauwenstaart zwaaiend in mijn richting wenken waar ik het pad alvast met rozenblaadjes heb gestreeld opdat je vrijelijk voort kan schrijden en gratie wordt toebedeeld om omzichtig tot rijkdom te leiden toch geraakt nog eer je die weg bewandelt een steen op mijn hart en valt de duisternis over mijn ziel het lot heeft zich teruggekanteld de dag raakt plots verblind toen ik, ongewild, van de duivel beviel
03-02-2008
gebroken taal
en toen, andermaal, zeeg de stilte er ontbrak lippentaal overdonderend de allengs ingeslopen kilte het klare licht groeide donker dicht verbetenheid enkel op zwart gericht ruimten met verstomde gedachten wirwar van spinsels die de werkelijkheid verachtten
dicht de dag
vandaag worden woorden uitgelicht soms aan elkaar geregen zwaar of licht van gewicht doch in de mond gelegen uitgesproken en meer dan alleen op pennenlikkers gericht heden is de dag van het dicht het verbloemd verbeelden of afdrukken van vergane weelde opdat hopelijk menig lezer zwicht en zich herkent in de ander poëzie is voor het volk het wil dromen bij dag en nacht meedraaien in een strofenkolk waarin het naakte bestaan tijdelijk wordt verzacht of de kunstenaar in het vlees steekt met uw eigen dolk als dan de avond valt en bundels zijn versleten doe ik de gordijnen toe ik wil van geen rijm meer weten
mijn adonis
hij was nog zo jong de ruige adonis die mijn ziel beroerde toen hij mijn hart bezong wat was het toch dat mij diep ontroerde ikzelf was al vergrijsd reeds lang gearriveerd in het zogenaamde leven de wereld bereisd met weelde omgeven. hij keek me uitnodigend met grote open kijkers aan mij zuigend in zijn stralende lach elke beweging die hij maakte schokte mijn gevestigd bestaan, zonder te vragen greep ik zijn hand doch raakte verward in al mijn zielenlagen zwom ik nu in een verwarmd bed met rozen of vertelde mijn jeugd over de gemiste kans in mijn voorlaatste dagen
dodenmars (2)
ik loop voor de muziek uit dat doe ik wel vaker speel op mijn oude dwarsfluit het largo van mijn eeuwig verdriet in mijn rug voel ik de trilling van de trommelaars met koude rilling gepaard in weemoedig gelid, het geluid van de klarinettenbroeders ik loop vooruit de tragiek in mijn benen geaard de laatste gang, gedragen, van mijn jonge bruid
zie mij
mijn lief, sluit je ogen en kijk mij aan zie de kleurrijke regenbogen die ons binden en als vanzelf onze harten vinden je teder lijf raakt mij binnen de ruimte van zij aan zij ik hoef niets te zeggen je bent in mij
gedag
ik zeg even gedag laat zien dat sinds de vorige keer we waren toen samen in die ijzige sfeer ja, ik maak er maar van gewag, elkanders ziel doopten in stinkende teer onze woorden kleefden aan tongen met pek we waren kemphanen met een opgezette nek en ik tegenover jou stond, mijn lijfde trilde toen jij, ja jij mij naar het graf toe gilde dat ik je sinds die vorige keer heb gemist we raakten elkaar diep en meer vanwege dat laatste ben ik er weer
21-01-2008
vertel me wie ik was
al probeer ik het sterven te mijden op mijn verleden kan ik me niet voorbereiden ik ben er geweest zal ik niet kunnen zeggen mijn bestaan is ook amper uit te leggen de dood maakt dat mijn historie geschapen wordt: een groeiend monument waar voor de nabestaanden reeds de fundering is gestort (vernieuwde versie)
ik
dat wat je niet ziet ben ik ook voel je iets wanneer mijn woorden anders duiden ook dan zijn het betekenisvolle geluiden van deze mens jawel, met wisselende akkoorden (nieuwe versie)
17-01-2008
vergankelijkheid
vandaag verliest het kind in mij vandaag verliest het kind in mij opnieuw de hoop die blijkt, al kon hij het weten, verborgen in een onlosmakelijke knoop van liefde en zorgen alhoewel gedragen door een prille ochtend ligt het duister op de loer waar allengs onder de onbereikbare zon, de verwachting sterft wat dan het leven altijd ongevraagd nalaat is de eenzaamheid die men erft vandaag verliest weer het kind in mij
14-01-2008
ik schrijf je dit
ik schrijf je dit als het zwart nog de ramen bedekt en rust nog naast stilte zit alsof de nacht, met gemak, nog even de eeuwigheid oprekt ik schrijf je dit, zomaar, zonder heden en verleden, en droom dat het licht nog niet door jachtige gedachten wordt bereden
de ijzeren trap
ik zie het licht worden zonder zonnestralen in het grijs van de ochtend terwijl de slaap nog vecht tegen de nieuwe orde onder de indruk van gedichten die over de ziel verhalen de ijzeren trap leidt mij omhoog naar de zolder, van de avond ervoor, met licht in glas met geluid zo zacht als was waar het gezochte woord in beelden schiet en de verwachting van lettergeliefden een gedragen stilte in de harten biedt
sterven bij leven
ademen zonder morgen is omgaan met het nu, het heden, waar geborgenheid in vandaag moet zijn verborgen het is niet meer verlaten op een verwachtende hoop een droom met in wezen onbekende baten of zo men wil, fantasieloze gaten je bent op jezelf teruggeworpen niet om enkel de eenzaamheid te verheerlijken of je eigen zijn te stellen boven de ander het is een moment om het leven te herijken de toekomst anders te willen leren zien zoals die je tot nu toe had aangewend
de overkant
soms denk ik wel of vaker nog in momenten die vragen om lange adem en er geen sprake meer is van een ontluikende lente of ik niet ten onder ga aan gestapelde lasten waar gevoelens lijken versteend of gespletenheid zich uit in onoverbrugbare barsten en de resterende tijd alleen aan de duivel is uitgeleend als het mij dan toch lukt een ander echt in de ogen te kijken ga ik niet alleen onder de aardse ballast gebukt om al zwoegend de overkant te bereiken
06-01-2008
hoor mij
hoor mij als ik fluister over het pad naar het meer met roepende vlinders en broze libelles leg je oor te luister hoe zachte klanken waaien langs mijn tong en ranke lippen van het harpspel uit mijn ademende ziel het zijn witte engelen die ook uit mijn zuchten nog geurende roosjes knippen
omzien naar jou
voor jou die dit leest in stilte en het licht van morgen nu al ervaart in kilte weet dat ik je omarm, zomaar, in gedachten en heel even mijn lach is warm het is om jou, weliswaar van verre, enige nabijheid te geven
03-01-2008
geriefelijke troost
ik dwaal in een ongerede gevoel
immer zoekend naar geriefelijke troost,
is het gewoon mijn leven dat ik bedoel
gewaarworden van hoe ik door het
naakte bestaan word geloodst
of daar mijn ademend hopen op stoel
en liefde in een flits wordt nagebootst
in verwijlende dromen bij dagend licht
ach lieve, laat mij de glans zien in je twinkelende ogen
hebben zij mij ooit
in maar enig moment
van verlatenheid bedrogen
of mijn toekomst gedicht
vandaag doe ik niet moeilijk......u ook niet?