nu mijn krimpende jaren zich doen ontwaren in een schaduwrijk vooruitzicht dan wel mijn wegen zich ter kimme nijgen terwijl ik dubbel waardig op mijn einde ben gericht
ervaar ik de geringheid van mijn schatten die als het ware mij eerder als bezit zijn toegedicht waarmee ik mijzelf te vaak deed afmatten feitelijk tot dwingend overleven afgericht
tenware een onmetelijk scheppend plan mij drijft tot een menselijk donker gat waar eerst na een blinde weerbarstigheid stilte heerst en aanvaarding rijpen kan
op deze wijze, zo is mijn vermoeden vervalt de herfst in de laatste winter ik had dat geenszins in mijn jonkheid kunnen, laat staan willen bevroeden
één kip uit mijn ren is de favoriet een hen, derhalve een griet maar dat even terzijde het beoordeelt mijn gevoelens niet
ik zou, ten aanzien van een kip, het onderscheid in sekse willen vermijden alhoewel ik de haan, het moet gezegd, geenszins onder zijn schonere outfit zie lijden
dat schijnt evenwel bij het menselijk soort zich ietwat anders te openbaren personen van vrouwelijke aard treuren gelaten ook als zij door hanen ten volle worden bekoord verlangen ze juist de tegenovergestelde maten
nee, mijn kip heeft een pluim op haar hoofd hoor haar de hele dag daarover kakelen hoeft slechts een enkele maal per jaar van kleding om te schakelen en wordt niet door enig parfum verdoofd
zij jaagt op mijn zaad bij het ochtendgloren en bij voldoende licht legt zij een ei voor de rest lekker scharrelen en weet dat de haan haar altijd zal bekoren
ik ben naakt geraakt een blakend wonder weliswaar gelaakt met veel gedonder maar teneinde mijn uiterlijk geenszins verzaakt het was ook niet erop of eronder
ontkleed liep ik door de stad de ogen omhoog het regende niet, gelukkig, ik werd dan niet nat
alhoewel wat zouden de druppels doen hun weg zoekend langs het behaarde zouden ze schitteren als glas mijn huid bekleden maar dan ben ik weer die ik voor de buitenwereld was
voor een ruit van Hunkemöller poseerde ik een wijle ben ik dat, zei ik in mijzelf een goddelijk lijf toch, zag echter niemand kwijlen
ik zette me neer in het plantsoen voor even het beeld "het zittend naakt"
hoe was ik eigenlijk in deze onnozele situatie geraakt?
zwijg maar de woorden die pijnigen in het woud van mijn overladen gedachten waar ook jouw blikken oeverloos eindigen en geen bladeren zijn om verval te verzachten
gevallen bladeren dichtgeslibde aderen
zelfs het binnenvallende licht kent dode vlekken het is dan wel op mij gericht maar kan wat gebroken is niet bedekken
dode vlekken brokken bedekken
plotseling ontwaarde een hoop zomaar in het voorbijgaan het was van korte duur mijn eenzaamheid bleek niet te verslaan
ik zie mezelf door het oog van de ander een niet geringe verdienste ik blijk nog immer een arrogante kwast en ook niet een van de minsten zo stel ik al turvend vast
bescheidenheid was mij al jaren een flinke doorn in het oog ik twijfelde, kende vele maren waarmee ik mezelf altoos bedroog
wie zijt gij dan echt, vraagt de oorwurm in mijn oor ter rechter zijde heb toch weet dat uw gedichten ten leste morgenvroeg de leegte belijden en voor vergetelheid dan lichtelijk zwichten
waarom toch zit jij alleen besloten in het web van alledag zie maar niet dat ook ik ben overgoten met tranen van hetzelfde slag
men kan gevoelens niet wegen zeker niet die van oorspronkelijke aard maar waarom zou ik minder lijden onder de beperkingen welke ik in mijn leven heb gebaard
het rijm in dit gedicht is voornamelijk ontleend aan een man die speelde op zijn eigen maat er werd hem zeer veel eerbetoon verleend hij kende de psychologie van de straat
to be or not to be
karakters zoals wij konden ontmoeten onder het Engelse volk, eeuwen geleden hij volgde daarin zijn onvolprezen route geen mensenziel werd ten tonele vermeden
to be or not to be, that is ...
waar vindt men nog zo'n man van formaat die ons gaarne de spiegel voorhoudt zeker, we zijn met zielenknijpers aan de praat en is ons bestaan vaak op soapseries gebouwd
dat alles kan nooit zulk een drama onthullen waarmee Shakespeare de zalen deed vullen
het kabinet zocht de "man in the street" daalde af naar de geluiden uit het volk ieder gaf adviezen uit zijn eigen wolk had slechts kennis van zijn bekende "wiet"
één dag coffeeshoppen was beter geweest men verruimt daar snel de politieke geest
ik heb een vogel in een kooi zijn veren vallen nimmer uit jaagt al jaren achter zijn prooi met een eentonig piepgeluid
ik hoef slechts een knopje in te drukken en hij levert zijn werk op maat soms wil dat echter niet gelukken als de batterij haar leegte verraadt
in alle jaren heeft hij er pas één verslonden al is dat wat overdreven uitgedrukt voor een vogel die is vastgebonden; hij gaat er tot ieders genoegen niet onder gebukt
als in de ochtend de sluier verdwijnt van een verte uit lang verleden tijden en ik weer word aangelijnd in het zicht van een bloeiende weide
zullen zeker paden worden geslecht met verwilderde struiken aan weerszijde wordt ongetwijfeld de tederheid weer echt die de angst mij zo lang doet vermijden
niemand kan nog nieuwe sloten graven weet het zeker, morgen, dan zie ik het leven het zal mij voeden, de oorspronkelijke dorst laven ik ga alles in een nieuw perspectief verweven
zij komt, om de hoek, en hoopvol kijkend naar het beeld van morgen het meisje van de blije verwachting nog in de ziel van de engel geborgen vol van licht en sprakeloze achting
wat zou ik haar toch willen troosten wanneer de dag haar allengs zal overvallen en ware schaduwen zullen oogsten ik zou trachten haar te beschermen tegen onvermijdbare nachtelijke wallen
in haar zie ik het plezier van dansen in het natte gras of nog tevreden zijn met onbeantwoorde vragen
ik zal bij jou, meisje van heden, immer blijven zoeken naar het paradijselijk verleden dat je zeker in je hartje altijd mee zult blijven dragen
raak de spaken in het wiel niet met vlakke hand ook al lijken ze, op snelheid, de snaren van een harp soms hoort men het ruisen als de wind hen vangt
zie naar het draaien van een cirkel met rubber omrand en weet dat ze voorwaarts rechtsom zullen draaien evenwel lijkt het onbegrijpelijk voor het verstand dat de steunende sprieten achterwaarts waaien
zoals bekend ontbreekt nimmer het ventiel vroeger opgebouwd uit een staaf met slangetje het verstoort enigszins de schoonheid van het wiel maar blijft door zijn omvang in een onbenullig rangetje
in vogelvlucht, dus onbegaan met mijn aanwezig verlangen vlucht zij weg van mijn tederheid ze laat zich niet in mijn ziel vangen
en worden mijn woorden allengs verzwegen dwingende gedachten gaan op de loop terwijl het mogelijke messcherp wordt ingesnoerd ik word door mijn eigen verwachting gevloerd
het zijn zo van die momenten waarvan men zegt, deze lente draagt geen vruchten daarom zal ik zelf naar de winter vluchten