aai me maar, lijkt het gras mij toe te roepen ik ben nog vochtig van de schenkende dauw
laat mij je hand begeleiden over mijn groene sprieten voel de aardse trouw; ze is zo zacht als zijde
als straks de ochtend gloort en wij het licht begroeten zal je zeker, met mij, ervaren waarom de dag ons bekoort dampend zal hij verklaren ik heb de nacht vermoord
vele geledingen doordrenken mijn denken en feitelijk bestaan
ze brengen zo vaak verwarring in de weg die ik ja ik, moet gaan
soms trekt mijn verdriet mij naar binnen of geniet ik intens van mijn zinnen om het lijfelijk genot te beminnen
soms wip ik in de speeltuin van het leven naar verre hoogten en duivelse diepten of verzuip in de mallemolen van gedwongen hersenspinsels die mij alle kanten heen zwiepten
dol gedraaid val ik neer en kijk wijsgerig naar wat ik deed ik ben toch geweldig het is het enige dat ik zeker weet
nog vroeg en wel bij de schemerende dageraad verscheen aan mij de engel des eenvouds het was wel heel onverwacht en gestuurd zonder enig voorafgaand beraad dat toonden zijn woorden aan geheel op eigen houtje heeft hij aan mij een bezoek gebracht
gij, Julius, zo sprak hij met eerbied zijt een toonbeeld van ijdelheid nog nimmer dat ik de hemel verliet voor een mens die daar zo aan lijdt blindheid voor eigen kunne, overschatting van uw wezen minstens het vagevuur ligt in uw verschiet alhoewel een enkele reis naar de hel in het spoorboekje reeds is te lezen
waarde vrind er is nog hoop zei hij met gedempte stem luister goed naar mijn raad houdt uw schroom opnieuw ten doop al is het maar voor even er is dan nog een goede kans dat wij samen plezier beleven ik zit namelijk met mijn bescheidenheid in de knoop
in een groen dorpje op het Brabantse land heeft de duisternis weer toegeslagen Jezus kwam om elkaar te verdragen maar hakenkruizen maakten hem daar tot schand
satans kwaad is moeilijk uit te roeien; zinloze gedachten blijven vloeien