nog blanco is het beeld waarop ik mijn dag wil verhalen als mijn vingers zich vast warm lopen door van links naar rechts te dwalen op het door as vervuild toetsenbord
er zit een vlieg rechtsboven op het scherm en terwijl ik dit schrijf daalt zij teder af zoekt haar plaats vlak naast de grijze berm alsof zij wacht wat ik te lezen verschaf
ik ben nu verplicht over mijn avonturen te vertellen maar door haar aanwezigheid verwordt denken tot kwellen en blijft mijn blik op haar gericht
het is geen schokkend beeld dat ik schets maar zo ongeveer ervaar ik mijn uren om dit alles in deze vorm te verwoorden gaat mijn verslag een eeuwigheid duren
treur maar niet met de dood in het verschiet je zult vergaan, niemand is met je begaan al roep je nog zo hard, vol van smart het doel staat vast, het is tot ieders last
ik schenk je een lach, ik maak daarvan gewag alhoewel zuur van aard en aan haat gepaard kon je niet velen, laat staan mijzelf met je delen je was geen vriend, dat had je niet verdiend
je kunt gaan, van mij krijg je ruim baan als ik je zo bekijk, reken ik me al rijk dat ik je nu zo kwel is een voorbode van de hel de duivel is op alles bedacht, hij had je eerder verwacht
langzaam loop ik leeg gedachten verdwijnen als ik de zwaarte van mijn gevoelens weeg
zij zijn omrand met gekartelde lijnen wegrollen kunnen ze niet dan wel morgen in enige hoop verwijlen
ik zie de zon schijnen maar het leven niet herrijzen de groene bladeren gloren maar blijken onmachtig mijn ziel te bekoren
traag valt het doek op het toneel ik ging op in mijn tragische rol applaus is beheerst, wat onderkoeld niet alleen ik maar ook mijn gehoor schoot, teneinde, medelevend vol
dichter in de lage landen wat dweilt gij met inkt op het edele pad naar werkelijk schone poëzie
zo weinigen hebben weet van uw talrijke woorden slechts enkelen vinden de weg naar het fenomeen De Slegte daar ligt nog voor een euro al uw uitgebraakt lief en leed dat u met passie hebt zitten knechten
ach, u hebt nog geen bundel het licht doen verschijnen dan is de tragiek niet te overzien u zal dan na uw heengaan geheel in het onbekende verdwijnen
nou ja, dat hebben wij dan gemeen we zullen het moeten stellen zonder een ISBN nummer op onze steen het kruis dat u en ik moeten dragen is tegen vergoeding bij mij te leen
welterusten de dag is volbracht geef me over aan het onbewuste of het zoete van Morpheus' macht
wat was het vandaag weer denken denken en denken aan alles en iedereen aandacht schenken die men zo zeer verwacht
of liep ik mezelf achterna wilde zovele mensen verlichten verenigen wat onhaalbaar is aan hen die turen achter de begonia's bevrijdende vreugde toedichten
het zekere voor onzekere nemen en maar niemand vergeten te wenken het nieuws verorberen kortom mijn wezen leegschenken
o, wat ben ik moe ben ik het, die dat allemaal doe een burger in optima forma een sloof, dat is de clou
zuig mij in uw armen redder van de nacht stop het malen over mijn aardse dwalen
fraai staat de zon in lichterlaaie als zij vuur schiet over de duinrand schurend langs helm en slapend zand lijkt ze de aarde te willen verfraaien
als messen snijden meeuwen daar waar ik hitte vermoed strepen door een weidse gloed alsof het wonder even wil geeuwen
zij gaat echter stijlvol en tergend traag haar herhalende ondergang tegemoet alsof telkenmale de nacht haar beboet terwijl ik toch onophoudelijk om uitstel vraag
regen een hemels degen houdt mensen van de straat ik voel me veilig onder de plu maar stap in een plas nonderdju
was al verlaat en na een uur van verdwalen neem ik lijn veertien naar Zeeburg om toch nog op tijd ergens het begin te halen
vraag me af of hij wel gaat veel trams passeren maar de zondag kent een ander ritme mijn lijn rijdt dan onder de wekelijkse maat dus na vijf sigaretten van ongeduld stap ik in een wagon om de nicotine te verteren
ja, Molukkenstraat dat is Indische buurt zegt het opperhoofd aan het roer ook hij heeft vroeger het koninkrijk uit zijn hoofd moeten leren
gaat u maar zitten, zeg ik tegen een prille moeder nee, mijn dochter huilt minder als ik sta ben dat wel gewend, zijn mijn woorden en kan weer op mijn formele naastenliefde teren als ik mijn natte benen over elkander sla
maar ja, gejengel van die bengel ik zit daar niet op te wachten hoor dat al genoeg, nu even de rust vereren mijn ongeduld verzachten
Molukkenstraat, roept de automatische piloot stap uit en storm naar gesloten poëziedeuren druk op een armzalig belletje en na wat minuten komt een man mij opbeuren
daar kunt u betalen en bij die mevrouw de koffie halen (inbegrepen) ik hoor van verre dichters zuchten ja, zo hoort dat aan op afstand als een wind van gedempte geruchten
nog stoelen zat, achteraan en met natte sokken hoor ik gedichten je bent dan toch iets meer begaan met wat sprekers uitrichten
maar ook al kom je te laat de pauze blijft trekken gek hè het is niet mijn desinteresse maar het nut van een onderbreking is daarmee verklaard
de club voor vrijheid en democratie heeft Verdonk kennelijk aan banden gelegd zij had zichzelf al meer invloed toegezegd: een voorschot op haar eigen inflatie
toch toont een luis in de pels ook haar charme ze legt verdeeldheid bloot, zonder erbarmen
nu mijn krimpende jaren zich doen ontwaren in een schaduwrijk vooruitzicht dan wel mijn wegen zich ter kimme nijgen terwijl ik dubbel waardig op mijn einde ben gericht
ervaar ik de geringheid van mijn schatten die als het ware mij eerder als bezit zijn toegedicht waarmee ik mijzelf te vaak deed afmatten feitelijk tot dwingend overleven afgericht
tenware een onmetelijk scheppend plan mij drijft tot een menselijk donker gat waar eerst na een blinde weerbarstigheid stilte heerst en aanvaarding rijpen kan
op deze wijze, zo is mijn vermoeden vervalt de herfst in de laatste winter ik had dat geenszins in mijn jonkheid kunnen, laat staan willen bevroeden
één kip uit mijn ren is de favoriet een hen, derhalve een griet maar dat even terzijde het beoordeelt mijn gevoelens niet
ik zou, ten aanzien van een kip, het onderscheid in sekse willen vermijden alhoewel ik de haan, het moet gezegd, geenszins onder zijn schonere outfit zie lijden
dat schijnt evenwel bij het menselijk soort zich ietwat anders te openbaren personen van vrouwelijke aard treuren gelaten ook als zij door hanen ten volle worden bekoord verlangen ze juist de tegenovergestelde maten
nee, mijn kip heeft een pluim op haar hoofd hoor haar de hele dag daarover kakelen hoeft slechts een enkele maal per jaar van kleding om te schakelen en wordt niet door enig parfum verdoofd
zij jaagt op mijn zaad bij het ochtendgloren en bij voldoende licht legt zij een ei voor de rest lekker scharrelen en weet dat de haan haar altijd zal bekoren
ik ben naakt geraakt een blakend wonder weliswaar gelaakt met veel gedonder maar teneinde mijn uiterlijk geenszins verzaakt het was ook niet erop of eronder
ontkleed liep ik door de stad de ogen omhoog het regende niet, gelukkig, ik werd dan niet nat
alhoewel wat zouden de druppels doen hun weg zoekend langs het behaarde zouden ze schitteren als glas mijn huid bekleden maar dan ben ik weer die ik voor de buitenwereld was
voor een ruit van Hunkemöller poseerde ik een wijle ben ik dat, zei ik in mijzelf een goddelijk lijf toch, zag echter niemand kwijlen
ik zette me neer in het plantsoen voor even het beeld "het zittend naakt"
hoe was ik eigenlijk in deze onnozele situatie geraakt?
zwijg maar de woorden die pijnigen in het woud van mijn overladen gedachten waar ook jouw blikken oeverloos eindigen en geen bladeren zijn om verval te verzachten
gevallen bladeren dichtgeslibde aderen
zelfs het binnenvallende licht kent dode vlekken het is dan wel op mij gericht maar kan wat gebroken is niet bedekken
dode vlekken brokken bedekken
plotseling ontwaarde een hoop zomaar in het voorbijgaan het was van korte duur mijn eenzaamheid bleek niet te verslaan