ik verhaal over een plek vanbinnen, waar men zegt, zij dan, die het weten het paradijs is te vinden van weelderig beminnen met een schoonheid, onvoorstelbaar breed uitgemeten
ik open schroom mijn deuren, bekleed met een dikke huid begeef me op het pad in de voorgeschreven richting doch bij iedere stap vermeerdert zich een wenend geluid, het blijkt mijn ziel schreeuwend om enige verlichting
overmand door mededogen wil ik bij haar geraken, strek mijn armen oprecht teder ver vooruit, zou niets liever dan over haar willen waken;
ik kan het niet, er is te veel pijn die haar omsluit
|