Toen wij in Brussel de tentoonstelling
De Wereld rond Portugal Een wereldrijk in de 16e en 17e eeuw
in de Bozar bezochten kwamen wij een afbeelding van een neushoorn tegen gemaakt door de Duitse kunstenaar Albrecht Dürer (Neurenberg, 21 mei 1471 - aldaar, 6 april 1528).
Ik wil jullie, het daaraan verbonden verhaal, niet onthouden...
Rhinocerus is dus de naam van een houtsnede van Albrecht Dürer uit 1515. De afgebeelde neushoorn is een pantserneushoorn uit India die in 1515 naar Lissabon gebracht was. Dürer heeft de neushoorn zelf nooit gezien: de houtsnede is gebaseerd op een beschrijving en schets van een onbekende kunstenaar. De afgebeelde neushoorn is naar alle waarschijnlijkheid het eerste levende exemplaar dat sinds de derde eeuw in Europa te zien was.
Voorgeschiedenis
Cadeau uit Oost-Azië
Op 20 mei 1515 arriveerde de neushoorn in de haven van Lissabon. Het was het tot dan toe meest ongewone importproduct dat via de sinds enkele jaren bestaande zeeroute van India naar Europa kwam. De Portugezen waren succesvol waar Columbus gestopt was. Via de routes van vroegere Portugese zeevaarders waren zij de West-Afrikaanse kust gevolgd. Via de Kaap de Goede Hoop en de Arabische Zee kwamen ze in 1498 in India aan. In de daarop volgende decennia speelde Portugal een belangrijke rol in de handel in specerijen.
Als onderdeel van een diplomatieke uitwisseling kreeg Alfonso de Albuquerque, de afgevaardigde van de Portugese kroon in India, begin 1514 een neushoorn. De schenker was sultan Muzafar II, de heerser van Cambay, het huidige Gujarat.
Albuquerque besloot om de neushoorn (in India ganda genaamd) aan koning Emanuel I van Portugal te schenken. In januari 1515 verliet het dier Goa aan boord van de Nossa Senhora da Ajuda, begeleid door zijn Indische oppasser Ocem en twee andere Portugese schepen. De reis naar Lissabon, met enkel korte stops in Mozambique, Sint-Helena en op de Azoren, duurde 120 dagen.
Dürers houtsnede
De koopman Valentim Fernandes zag de neushoorn kort nadat deze in Lissabon arriveerde. Hij beschreef het dier in juni 1515, in een brief aan een vriend in Neurenberg. De in het Duits geschreven brief is niet bewaard gebleven, maar een kopie in het Italiaans bevindt zich in de Biblioteca Nazionale Centrale in Florence. Een tweede brief, van een onbekende afzender, werd rond dezelfde tijd vanuit Lissabon naar Neurenberg gezonden. Bij deze brief was een anonieme schets van de neushoorn gevoegd.
De totstandkoming van de houtsnede
Op basis van de twee brieven en de schets maakte Dürer twee tekeningen. Aan de hand van de tweede tekening werd de blokdruk gemaakt, vermoedelijk uit perenhout. De zachtheid van dit hout maak een grote detaillering mogelijk. Tegelijk is het hard genoeg is om voldoende afdrukken te kunnen maken voor de verkoop.
In zijn in 1495 opgerichte werkplaats drukte Dürer zijn afbeeldingen af en legde een voorraad aan. Door handelaars werd deze vervolgens op kermissen en markten te koop aangeboden.
De Duitse inscriptie van de houtsnede luidde als volgt:
In het jaar 1513 na de geboorte van Christus, heeft men de grootmachtige koning van Portugal, Emanuel van Lissabon, gebracht zulks een levendig dier. Dat noemen ze een neushoorn, die is hier in vol ornaat afgebeeld. Het heeft de kleur van een gevlekte schildpad en is met dikke vaste schillen bedekt. Het is zo groot als een olifant, maar heeft kortere poten en is weerbaar. Het heeft een sterke gepunte hoorn voor op de neus, welke hij begint te scherpen als het bij stenen is. Het is een dier van de zege, de doodsvijand van olifanten. De vrees van de olifanten moet haast onpasselijk zijn, want als het dier op hen afstormt, dan loopt het met de kop tussen de voorpoten en heft het onder de buik van de olifanten op en wurgt hen, waar zij zich niet verweren kunnen. De neushoorn is zo bewapend, dat de olifant hem niets doen kan. Ze zeggen ook, dat de neushoorn erg snel, wild en speels is.
Dürers Rhinocerus bevat niet alleen een foutieve aankomstdatum van de neushoorn in Lissabon, maar ook een anatomisch incorrecte beschrijving van de dikhuid.
Dürer heeft de neushoorn afgebeeld, als zou het een middeleeuwse ridders zijn, door een losjes op het lichaam liggend harnas bestaande uit harde platen beschermd. De platen lijken langs de naden met klinknagels bevestigd te zijn en het dier lijkt een ringkraag om de nek te dragen. Ook heeft hij een kleine, gedraaide hoorn op zijn rug geplaatst en het geschubde poten en een zaagachtige achterwerk gegeven. De huid van de neushoorn wordt weergegeven als zijnde gevlekt, waarbij ook de huid rond de schouders en aan de achterbenen met wratten bedekt lijkt te zijn.
Geen van deze kenmerken gelden voor echte neushoorns, hoewel de Surinaamse, Witte en Zwarte neushoorn wel twee hoorns dragen. Zij dragen echter beide hoorns op de neus en ook de pantserachtige bedekking ontbreekt bij deze soorten. Het is wel mogelijk dat het harnas gemaakt is voor het gevecht dat de neushoorn in Portugal met de olifant voeren zou.
Neushoorn CLARA Schilderij door Jean-Baptiste Oudry, 1749
Tot in de tweede helft van de achttiende eeuw beschouwde men Dürers voorstelling van deze neushoorn als waarheidsgetrouw. De afbeelding werd veelvuldig gekopieerd, herdrukt en verspreid. Pas toen de neushoorn Clara in de jaren '40 en '50 van de 18e eeuw door Europa trok, kwamen er meer afbeeldingen in omloop, die vervaardigd waren aan de hand van deze levende neushoorn.
Bron: Wikipedia
Meer weten over Albrecht Dürer? Volg dan deze link naar Wikipedia
|