BIOGRAFIE Rabasa speelt verschillende genres warme Kaapverdische muziek. De soms ontroerende, dan weer swingende klank van mooie karakteristieke stemmen wordt begeleid op akoestische instrumenten als gitaar, cavaquinho (1), diatonische accordeon en percussie. Rabasa speelt muziek die stevig is geworteld in de Kaapverdische muziek tradities. Op basis van deze tradities heeft de groep in de loop der jaren binnen de Kaapverdische muziek een eigen geluid ontwikkeld. Het repertoire voert de luisteraar langs de verschillende genres Kaapverdische muziek, van de melancholieke morna (2) tot een dampende funana.
CABO VERDE Cabo Verde bestaat uit tien eilanden, gelegen in de Atlantische oceaan, ongeveer 400 kilometer uit de kust van Senegal. Het was een onbewoonde eilandengroep van vulkanische oorsprong waar de Portugezen rond 1460 een nederzetting hebben opgericht die als entrepot en bunker ging fungeren voor de slaven- en goederenhandel tussen de verschillende continenten. Hieruit is een nieuwe volk ontstaan, de tegenwoordige Kaapverdiaan, als product van een smeltkroes van verschillende rassen en culturen. De Portugezen en de Hollanders bevolkten als zeevaarders de wereldzeeën. De Kaapverdianen zagen in de Nederlandse rederijen een goede werkgever maar na de laagconjunctuur begin jaren zeventig moesten zij zich noodgedwongen aan wal vestigen, zo ook in Rotterdam, de thuisbasis van de meeste rederijen. Zij namen niet alleen hun gezin mee maar ook hun cultuur en rijke muzikale tradities.
RABASA De in Rotterdam woonachtige broers João, Jorge, Tó en Angelito Ortet komen uit een boerenfamilie van het kleine dorpje Rui Vaz op het eiland Santiago en vormen de kern van de groep. Geïnspireerd door hun oudere broers Lindo en Emanuel begonnen zij al op vroege leeftijd te musiceren. Zij speelden muziek en theater in de kerk en leerde de kneepjes van het vak van hun broers en door in hun dorpje samen te spelen met oudere mensen.
Het halen van water, de bron van leven, is op Cabo Verde voor veel mensen een dagelijks terugkerend ritueel. Ook de broers Ortet moesten dagelijks vele kilometers lopen van hun, in een prachtige groene omgeving op een bergtop gelegen huis naar de waterbron. Rabasa is de naam van een oude waterbron in de buurt van Rui Vaz. Deze waterbron heeft een belangrijke rol gespeeld in de kinderjaren van de broers Ortet. De naam Rabasa is dan ook symbolisch voor de bron van de rijke Kaapverdische muziektradities die de basis en de inspiratie vormen voor het repertoire van Rabasa.
Rabasa is ook Rotterdams. De multiculturele samenleving van deze stad is terug te vinden in de bezetting van Rabasa waar, naast de broers Ortet, de uit S.Lourenco dos Orgaos (Santiago) afkomstige zangeres Terezinha Fernandes, de jonge talentvolle Kaapverdiaanse musicus Paulo Bouwman, de uit Guinee Conakry afkomstige trompettist Kabiné Traoré (Tagus) en de in Rotterdam geboren percussionist Hans de Langedeel van uitmaken. Tagus speelde in het verleden jaren lang bij de legendarische band les Ambassadeurs met o.a. Salif Keita. Hans heeft een rijke ervaring met het spelen van Kaapverdische muziek. Hij speelde lange tijd bij Americo Brito, begeleide o.a. Bana, Ildo Lobo, Luis Morais, Manuel d Novas, Djozinha, Titina en Belinda bij hun concerten in Nederland. Daarnaast is Hans regelmatig te beluisteren als percussionist bij de topgroep Splash en Gil Semedo de meest populaire popzanger van Kaapverdië. Rabasa probeert de Kaapverdische cultuur uit te dragen. Niet alleen door het spelen van muziek in concertzalen en op festivals maar ook door het geven van lessen over de Kaapverdische cultuur en het overdragen van kennis van de Kaapverdische muziek aan jongeren. Muziek is een belangrijk onderdeel in het leven van de Kaapverdianen. Zo kunnen feesten, familiegebeurtenissen en kerkdiensten niet zonder muziek. Rabasa maakt in die zin deel uit van een ook in Rotterdam levende traditie.
BEZETTING
João Ortet - Zang, Cavaquinho (1), Gitaar, Ferrinho (3) To Ortet - Zang, Basgitaar Jorge Ortet - Zang, Gitaar, Mondharmonica Angelito Ortet - Zang, Diatonische accordeon, Percussie Terezinha Fernandes - Zang, Percussie Paulo Bouwman - Zang, Gitaar, Percussie Hans de Lange - Percussie Kabiné Tagus Traoré - Trompet
(1) De cavaquinho (of cavaco) is een klein gitaarvomig snaarinstrument met 4 snaren, met de grootte van een ukelele, die doorgaans een stemming heeft van een banjo met 4 snaren (D G B D). De cavaquinho wordt als slag- en solo-instrument gebruikt binnen Braziliaanse muziek zoals Samba-pagode en Samba-enredo. Het instrument vindt zijn oorsprong in Portugal.
(2) Over Morna had ik het reeds in vorige berichten, met meer uitleg over de ligging en de geschiedenis van de Kaapverdische Eilanden (klik hieronder)
(3) De ferrinho (in het Creools Kaapverdisch ferrinhu) is een muziekinstrument die bestaat uit een metalen staaf die ritmisch met een mes bestreken wordt. Waarschijnlijk is de naam "ferrinho" een aanpassing van "ferrinhos", de Portugese benaming van een triangel die in de Portugese volksmuziek wordt gebruikt. Maar ferrinho heeft meer overeenkomsten met instrumenten zoals güiro (slaginstrimunt met raspend geluid) dan met de triangel (driehoekig gebogen metalen staaf, opgehangen aan de bovenkant en aangeslagen met een kleiner metalen staafje).
Dit filmpje speelt niet synchroon en het start slechts na een 15-tal seconden, maar is toch het beluisteren waard een smaakmaker voor de film Fados van Carlos Saura... (zie ook bericht hieronder)
De fadistas zijn achtereenvolgens Vicente da Cãmara, Maria da Nazaré, Ana
Sofia Varela, Tânia Oleiro, Carminho (guitarrista), Ricardo Ribeiro en Pedro Moutinho.
De Spaanse cineast Carlos Saura (75) heeft tijdens zijn lange carrière al ruim 40 films gedraaid. In acht ervan staat muziek centraal en dat is ook het geval in zijn jongste werkstuk Fados: geen documentaire, maar veeleer een audiovisueel gedicht dat de Portugese blues als onderwerp heeft. (Lees verder hieronder)
Artikel uit DE MORGEN van vrijdag 22 februari 2008
Voor een leesbaar formaat klik op de fotos
Fados van Carlos Saura gaat op 27 februari in première in Cartoons Antwerpen, Flagey Brussel en Studio Skoop Gent.
Port (ook wel porto) is een zoete wijnsoort uit Portugal, met een alcoholgehalte dat tussen 18 en 20 procent ligt. Om port te kunnen maken zijn, naast de soort druiven, vooral ook het klimaat en de grondsoort van belang. Dit verklaart waarom port enkel gemaakt kan worden in de Dourovallei in het noorden van Portugal. Het verloop van het weer in een bepaald jaar speelt de belangrijkste rol bij het verkrijgen van een unieke kwaliteitsport, die de vintage port genoemd wordt.
De Rio Douro is na de Rio Tejo de tweede rivier van Portugal. Hij ontspringt als Rio Duero in Spanje op 2000 m hoogte in het Iberisch randgebergte, de Sierra de Urbión. Schuin boven Miranda do Douro stroomt bij het Portugese grondgebied binnen, vormt over 112 km de grens tussen de twee landen voordat hij bij Barca de Alva naar het westen afbuigt en daarna 215 km dwars door Portugal loopt tot de uitmonding bij Porto in de Atlantische Oceaan. De rivier heeft in zijn bovenloop een prachtig diep en nauw kloofdal uitgeslepen
De naam port(o) is afgeleid van de stad Porto. Port wordt sinds het begin van de 17e eeuw in Portugal gemaakt. De bereiding is ontstaan doordat Engeland in onvrede leefde met Frankrijk, dat toen al een groot wijnproducerend land was. Hierdoor ging men in andere streken op zoek naar wijn. Omdat de wijnen uit Portugal en Spanje de bootreis naar het eiland niet altijd even goed overleefden, werd er gezocht naar oplossingen hiervoor. Bij de port werd er aan het einde van de bereiding wat brandewijn toegevoegd. Pas aan het einde van de 18e eeuw ging men over de gisting te stoppen door toevoeging van wijnalcohol. Door deze stap behoudt port veel restzoet door niet vergiste suikers.
Terwijl de naam "Porto" geen beschermde merknaam is - er bestaat bij voorbeeld Zuidafrikaanse Port -, mag gerust gesteld worden dat de beste Ports uit het gebied van de D.O.C.Oporto komen. Dat is het gebied dat langs de rivier Douro (uitspreken: dowroe) is gelegen, beginnend vanaf ongeveer 110 km ten oosten van de stad (O)porto, en reikend tot ongeveer aan de Spaanse grens - waar de rivier trouwens Duero wordt genoemd, en waar ook veel wijn wordt gemaakt. De hoofdstad van het wijngebeuren is Regua. Daar staat de beroemde zwarte Sandeman hoog op de wijnheuvel tegenover het stadje (zie kaart hieronder en foto).
Wat wij als "Porto" kennen is eigenlijk een recente wijnsoort, want in dit gebied wordt al 22 eeuwen lang wijn gemaakt! En dat van in totaal meer dan honderd witte en rode druiven! Volgens de meeste bronnen begint de geschiedenis van "Port wine" rond 1680, toen Engeland in oorlog geraakte met Frankrijk en dus geen "claret" uit Bordeaux meer ingevoerd kreeg. De Britten zochten en vonden een alternatief diep in het Dourogebied. Die wijn werd met platbodems tot in Villa Nova de Gaia (zie bovenste kaarten) gevaren, waar de grote invoerders hun pakhuizen hadden. En van daar werd hij verscheept. Maar deze wijn bleek niet zo goed bestand tegen de lange zeereis. Dus versterkten Britse, en vooral Schotse invoerders de vaten met zo'n 5% brandewijn. Wat de Britten er niet bij zeggen is dat deze oplossing hen werd ingefluisterd door hun Nederlandse bondgenoten - die wisten hoe je een gewone wijn kon "verrijken" met jenever. Deze aangesterkte wijn vond men veel beter dan de gewone landwijn.
Zou Porto dan, net als sherry, een wijn-met-toegevoegde-brandewijn zijn? Neen! Want het eigenlijke Porto-procédé werd waarschijnlijk ontdekt door de abdij van Lamego. Het geheim bestaat er in dat men nog tijdens de gisting alchol met volumegehalte van ca 77% geleidelijk toevoegt aan de most tot men een % van ongeveer 18 bereikt. Het effect is dubbel: de wijn behoudt in hogere mate zijn fruitigheid, én er ontstaat een likoreuze of "genereuze" drank - in het Portugees "generoso". Voorwaarde is wel dat men de wijn minstens drie jaar op vat laat rijpen.
Let echter wel op: er werd eerst en lange tijd alleen rode portwijn gemaakt, daarna begon men met witte druiven. Maar wit haalt nooit de kwaliteit van de betere rode. En over welke druiven gaat het? In totaal heeft men 82 druivensoorten kunnen aantreffen in Portwijnen allerhande! Portwijn is in veruit de meeste gevallen en mengwijn van minstens 3-5 druivensoorten.
Leopoldo Metlicovitz Tentação é o vinho Adriano Ramos Pinto (Verleiding is de wijn Adriano Ramos Pinto) ca 1900, Porto Cie Ramos Pinto
Sinds de oprichting door Adriano Ramos Pinto in 1880 is het huis Ramos Pinto al snel bekend geworden om haar vernieuwende en ondernemende strategie. Deze was en is nog steeds gebaseerd op het toepassen van nieuwe technieken bij de wijnproductie en op de speciale aandacht voor de uitstraling en de promotie van zijn port en wijnen.
Adriano Ramos Pinto was altijd vernieuwend bezig als het ging om de marketingstrategie van zijn port. Hij selecteerde de beste materialen voor de verpakking van zijn portwijnen, bestelde kaarten en posters, ontworpen door de beste kunstenaars en ontwikkelde diverse promotionele acties die hun tijd ver vooruit waren.
Tegenwoordig houdt het huis Ramos Pinto, nu eigendom van Champagne Louis Roederer, nog steeds vast aan deze traditie als het gaat om de vernieuwing van het wijnonderzoek, bijvoorbeeld bij het selecteren van verschillende soorten druiven, beplantingsmethodes en eigen productieprocessen.
Het porthuis Ramos Pinto is eigenaar van de wijngaarden (Quintas) do Bom Retiro, da Urtiga, dos Bons Ares en de Ervamoira. Deze gebieden beslaan in totaal zon 360 ha. Het is zeer bijzonder voor een portproducent om zoveel wijngaarden in eigen beheer te hebben en het betekent dat Ramos Pinto een grote controle heeft over de kwaliteit van de druiven.
Uit het repertoire van Beatriz da Conceição live opgenomen voor haar album: "O Coração tem Três Portas" (Het hart heeft drie deuren) mét vertaling...
Ovelha negra (Zwart Schaap) Carlos da Maia / João Dias
Chamaram-me ovelha negra
Men noemt mij zwart schaap Por não aceitar a regra Omdat ik de regels niet volg De ser coisa em vez de ser Om íets te zijn in plaats van íemand Rasguei o manto de mito Ik heb de schijnwereld verlaten E pedi mais infinito En vraag om oneindig veel meer Na urgência de viver Omdat ik verlang om écht te leven
Caminhei vales e rios Ik heb door dalen en rivieren gelopen Passei fomes passei frios Heb honger en koude doorstaan Bebi água dos meus olhos Heb het water van mijn ogen gedronken Comi raízes de dor Heb wortels van smart gegeten Doeu-me o corpo de amor Mijn lichaam gevuld met liefde doet pijn Em leitos feitos escolhos In bedden gevuld met obstakels
Cansei as mãos e os braços Mijn handen en armen werden moe Em negativos abraços Van negatieve omhelzingen De que a alma esteve ausente Waarin de ziel ontbrak. Do sangue das minhas veias Het bloed uit mijn aders Ofreci taças bem cheias Bied ik in volle bekers Á sede de toda a gente Aan iedereen om hun dorst te lessen
Arranquei com os meus dedos Ik heb met mijn vingers gepulkt Migalhas de grão, segredos Om de kruimels, geheimen Da terra escassa de pão Van de aarde, uit het schaarse brood. Mas foi por mim que viveu Maar ik heb geleefd A alma que Deus me deu Met de ziel die god me heeft gegeven Num corpo feito razão. In een lichaam gemaakt uit conflicten.
Mafalda Arnauth canta "Hortelã Mourisca" de Amália Rodrigues...
Mafalda Arnauth is een van de jonge vrouwelijke singer/songwriters in de wereld van de Fado. Een bloedmooi zingende dame, die zich onderscheidt van Cristina Branco, Dulce Pontes en Misía door haar lichtere toon in de vaak zo melancholieke Portugese blues. Mafalda wil de Portugese tradities en cultuur vertegenwoordigen op een manier die past bij haar eigen woorden en muziek. Wie haar albums kent hoort inderdaad meer vrolijkheid. Hetgeen niet wegneemt dat Arnauth tot in het diepst van haar ziel de gevoelige muziek van haar vaderland vertolkt.
Optreden in het Castelo de São Jorge in Lissabon, Mafalda Arnauth zingt live "Hortelã Mourisca"
Hortela Mourisca (Moorse munt) Amália Rodrigues
Composição: Indisponível
Vem o sol de agosto, vou dormir no prado, Wanneer de augustuszon komt, ga ik slapen in de weide, Tudo lá é de gosto, sem ferro de arado. Alles is daar smaakvol, zonder een ijzeren ploeg. A cama está feita de hortelã mourisca Het bed is gemaakt van moorse munt E a macela espreita com graça e belisca! En de kamille verspreidt zijn bevalligheid en geuren!
Hortelã mourisca por entre a macela, Moorse munt tussen kamille, Vem lavar teu rosto no orvalho dela! Kom uw gezicht in hun dauw wassen! Hortelã mourisca pela madrugada, Moorse munt van de dageraad, Beijarei teus olhos, rosa perfumada! Ik wil uw ogen kussen, geurige roos!
Sob
um mar de estrelas de flor de macela, Onder een zee van sterren van kamillebloemen, Não tenho fronteiras, não tenho janelas! Heb ik geen grenzen, heb ik geen ramen Tenho a minha amada, cotovia arisca, Heb ik bemind, mijn schuwe leeuwerik, Toda perfumada de hortelã mourisca! Volledig geparfumeerd door de Moorse munt!
Aan al mijn blog bezoekers een leuke Valentijnsdag toegewenst !
Gezocht: Mensen met een groot hart voor mensen zonder papieren
Fakkeltocht voor regularisatie op donderdag 14 februari. De fakkeltocht begint om 17:15 aan het stadhuis van Gent (Belfortstraat) en eindigt aan de St. Antoniuskerk in de Forelstraat.
14 februari is Valentijnsdag. We wensen iedereen veel liefde en geluk toe, maar willen ook aandacht vragen voor de situatie van mensen zonder papieren. We houden van België en we willen hier werken aan onze toekomst. Daarom vragen we de regularisatie van mensen zonder papieren. Ons hart ligt hier, in Gent, in België!
Senhora do Livramento geschreven door José Luis Gordo op de klassieke fado Macha do Marceneiro muziek van Alfredo Duarte
Fadista: Paulo Filipe Guitarra Portuguesa: Hêrnani Raposo Viola: Ed Câmara Contra Baixo: Pedro Joel
Senhora do Livramento
Senhora do Livramento / Dame van de verlossing Livrai-me deste tormento / Verlos mij van deze kwelling De a não ver há tantos dias / Van het 'niet-zien' zovele dagen Partiu zangada comigo / Degene die met boosheid is vertrokken Deixou-me um retrato antigo / Mij heeft nagelaten een vervlogen beeld Que me aquece as noites frias / Dat mij in koude nachten verwarmt
Senhora que o pensamento /Dame van wie de gedachten Corre veloz como o vento / Sneller lopen dan de wind Rumando estradas ao céu / Zij trekt wegen door de lucht Fazei crescer os meus dedos / Laat mijn vingers groeien P´ra desvendar os segredos / Om de geheimen te ontrafelen Num céu que não é só meu / In een hemel die niet alleen van mij is
Senhora do céu das dores / Dame van de hemel van pijn Infernos, prantos, amores / Hel, gehuil, liefdes A castigar tanto norte / De ijskoude bestrafing Porque é que partiste um dia / Want op een dag is verdwenen Sofrendo a minha agonia / Het lijden van mijn doodstrijd E não me roubaste a morte / En heb je mijn dood niet gestolen
Terug tijd voor een beetje geschiedenis. Dat Vlaanderen en Portugal historische banden hebben, weten wij al vanuit onze geschiedenisboeken. Maar af en toe duiken onbekende namen op van Vlaamse mannen die een belangrijke rol gespeeld hebben tijdens hun leven. Zo ook Nicolaes Cleynaerts, ook terug te vinden onder de naam Nicolau Clenardo of Nicolaus Clenardus.
Nicolaes Cleynearts. Vandaag een onbekende naam, in het Europa van de 16de en 17de eeuw een begrip. Deze Diestse humanist (1493-1542) schreef enkele Griekse handboeken die zijn naam in Europa vestigden: meer dan 500.000 exemplaren werden ervan gedrukt. Maar vanaf 1525 ging zijn belangstelling vooral uit naar het Arabisch. Op zoek naar een moorse meester vergezelde hij Hernando Colón, zoon van Christoffel Columbus, naar het zuiden, waar hij grote roem oogstte als lesgever van de latere Portugese koning Henrique.
Lees het volledig artikel via volgende link: KLIK HIER!
Het openbare en zeker het theologische leven was begin 16de eeuw geheel en al een mannenzaak. Cleynaerts' faam verspreidde zich en zo kreeg hij een uitnodiging om aan het Portugese hof de opleiding te gaan verzorgen van de jonge prins Henrique (*). Évora én de aartsluie Portugezen De tocht naar het Portugese hof werd geen makkie. Maar Cleynaerts kon snel aarden in Évora. Hij gaf de toekomstige vorst les én hij kon zich verdiepen in zijn studie van het Arabisch. Tussendoor observeerde hij de leefwijze van de Portugezen. "Geen volk ter wereld is zo werkschuw als het Portugese. (...) Als hier niet zoveel vreemdelingen verbleven om het handwerk te verrichten, geloof ik niet dat ik ooit een barbier of een kleermaker had kunnen vinden." Het waren zwarten die al het werk deden. In elk huishouding minstens één. De rijken doen daar nog een schepje bovenop. Die hebben zwarten van beide seksen in dienst en die kweken met ze, zoals wij met duiven doen."Daarbij spreidden de Portugezen ook nog een merkwaardige ruimdenkendheid op het gebied van de liefde ten toon: "Overal wordt Venus publiekelijk geëerd." Vrijen wél, maar werken ? "Zou een vrij man in Portugal bereid zijn ook maar het geringste werkje te verrichten? Geen denken aan !" En met zo'n mentaliteit gingen de Portugezen aan het koloniseren ... Vanwaar toch zo'n ingesteldheid ? Cleynaerts vervolgt: "Het ergste van alles: die uiterlijke praal berust uitsluitend op schijn ! Al die slaven worden onderhouden ten kost van veel vasten en ascese." Portugal was een reus op lemen voeten.
Ondertussen was het elders in Europa onrustig. In Engeland werd Thomas More onthoofd. Keizer Karel had de handen vol aan de oprukkende Turken. Christentroepen gingen de Moren in Tunis in de pan hakken en overal in Europa maakte de Inquisitie jacht op "ketters". In Évora verdient Cleynaerts goed zijn boterham. Naar Portugese gewoonte schaft hij zich ook drie zwarte slaafjes aan. "Om hun leven te verlichten", uiteraard. De drie zwarte jongens met wie hij via gebaren moet 'praten', zullen hem helpen zijn methodes voor het aanleren van vreemde talen doeltreffend te ontwikkelen. Want dat is nog een verdienste van Cleynaerts: hij leert Latijn aan zijn zwarte slaafjes door middel van een converseermethode die een voorafbeelding is van de latere Assimilmethode: voortdurende herhaling van korte zinnetjes uit het dagelijkse leven. De Cleynaert's 'show' doet Braga aan In Braga waar Cleynaerts vervolgens naar toe trekt om er een nieuw Latijns college op te richten, past hij zijn nieuwe methode consequent toe. Zo geeft hij voor grote groepen leergieringen al spelenderwijze onderricht in het Latijn en dat doet hij "zowaar met handen en voeten: mijn neus snuiten, mijn haar kammen, mijn schoenen aan- en uitdoen. Ik deed het allemaal voor terwijl ik hardop het Latijnse woord uitsprak." Ook zijn drie zwarte slaafjes treden mee op in de show. Als je leest hoe enthousiast het publiek reageerde, hoe iedereen begon te lachen en te applaudiseren, hoe de zaal in één pandemonium veranderde, dan zou je er zelf willen bij geweest zijn, bij zo'n optreden van Cleynaerts. Het moet nogal een evenement geweest zijn. En hij dreef de spot met alles. Liet zijn publiek bv. uitroepen"Ego sum cardinalis". "Ik ben Kardinaal" Maar dan flitst het door je hoofd: daar gaat hij miserie mee krijgen
Lees het volledig artikel via volgende link: KLIK HIER!
D. Henrique, o Cardeal-Rei de Portugal
Sé Catedral de Évora
(*) Hendrik I (Lissabon, 31 januari 1512 - Almeirim, 31 januari 1580) bijgenaamd Hendrik de Kuise of Hendrik de Koning-Kardinaal, was van 1587 tot 1580 koning van Portugal.
Hendrik maakte deel uit van het Huis Avis-Beja, Hij was de vijfde zoon van koning Emanuel I van Portugal en diens tweede vrouw Maria van Aragón. Bovendien was hij de jongere broer van de Portugese koning Johan III. Vandaar dat Hendrik oorspronkelijk nooit de verwachting heeft gehad troonopvolger te zullen zijn. Vanwege zijn functie als kardinaal kreeg hij de bijnamen De Kuise en Koning-Kardinaal. Reeds op jongere leeftijd nam Hendrik zich voor de relaties tussen Portugal en de katholieke kerk te willen verbeteren. Hij klom snel op in de kerkelijke hiërarchie en werd bisschop van Braga, Évora en Groot-Inquisiteur. Nadat zijn achterneef Sebastiaan I als vermist werd opgegeven na de slag bij Alcácer-Quibir in 1578, volgde Hendrik deze op als koning.
Hendrik I kwam aldus terecht in een ingewikkelde kwestie rondom de troonopvolging. Na zijn overlijden zond Filips II de hertog vanAlva om zijn aanspraak op de troon met geweld te verwezenlijken, hetgeen lukte. Portugal maakte vanaf 1580 tijdelijk deel uit van het Spaanse koninkrijk. Hij was de laatste koning van Portugal uit het Huis van Avis.
A Guitarra Portuguesa é de origem remota, tendo por base a cítara renascentista e o alaúde árabe. Alguns pretendem que tenha origem na chamada guitarra inglesa, que contudo, pura e simplesmente nunca existiu. De facto o termo refere-se a um padrão de qualidade. Durante algum tempo os melhores instrumentos do tipo eram os fabricados em Inglaterra. Na realidade a Inglaterra não tem, de outra forma, grande tradição no desenvolvimento deste tipo de instrumentos.
De Portugese Guitarra is oorspronkelijk ontstaan uit de renaissance citar en de Arabische luit. Er zijn er die beweren dat haar origine ligt bij de zogeheten Engelse gitaar, dit kan eenvoudigweg niet. Het heeft vooral te maken met de kwaliteitsnorm. Gedurende enige tijd werden de beste instrumenten van dit type gefabriceerd in Engeland. In werkelijkheid bezit Engeland geen grote traditie in het ontwikkelen van dergelijke instrumenten.
Gonçalo Paredes e Flávio Rodrigues, entre outros, foram os compositores mais respeitados dentro do estilo tradicional. Posteriormente Artur Pardes surgiu com a sua interpretação pessoal do instrumento beneficiando a sua acústica de diversas formas. Trabalhando com a família de construtores Grácio, de Coimbra, Paredes trouxe o instrumento para a era moderna, onde ele se mantém hoje, como perfeitamente actual.
Onder andere Gonçalo Paredes en Flávio Rodrigues waren zeer gerespecteerde componisten in de traditionele stijl. Recenter verscheen Artur Paredes met zijn persoonlijke interpretatie van het instrument. Hij maakte gebruik van de akoestiek met de verschillende vormen van het instrument. Hij werkte daarvoor samen met de instrumentenbouwers uit de familie Grácio uit Coimbra en ontwikkelde op die manier het instrument tot zijn huidige vorm.
CARLOS GONÇALVES "Lágrima" Instrumentaal
Carlos Conçalves is de componist van deze fado, waarvan de tekst geschreven is door Amália Rodrigues. Het is één van de meest representatieve fados van Amália met een buitengewone schoonheid, zowel muzikaal als poëtisch
Indien u de gezongen versie van deze fado wilt horen, klik dan HIERen dan komt u op een vorig bericht over Ana Sofia Varela mét tekst én vertaling
Um alaúde mourisco, com seis pares de cordas (Een Moorse luit met zes paar snaren)
Mourisco (in het Spaans: Morisco), letterlijk Moortjes, is de naam die men geeft aan de Andaloesiche Arabieren en Berbers die na de val van Granada in 1492 achterbleven in christelijk Spanje en die door de Katholieke Koningen verplicht werden om hun godsdienst, taal en cultuur op te geven. Het laatste halfmiljoen Morisco's zal pas in 1614 op boten gezet worden richting Marokko, waar ze steden stichten als Rabat en Tetouan.
Maar resten van hun cultuur overleven nu nog in Spanje en Portugal. Daarom kan je in het vroegere al Andalus (Portugal en Spanje) niet alleen Arabische architectuur terugvinden, maar ook restanten van die Morisco-cultuur.
De meest bekende muziekvorm uit Portugal heet fado.
Het woord fado en de muziek is Arabisch van origine. Portugezen hadden last met de Arabische zware H. Daarom spreken ze nu over de vroegere badenwijk in Lissabon, al Hamma als alFama, of van de stad Faro (oorspronkelijk Harun). Wel het woord fado komt van het Arabische hadu, een herderslied. Oorspronkelijk dus pejoratief bedoeld: een ongecultiveerd (niet romaans) lied. De sfeer van fado liederen wordt beschreven met de term saudad, wel dit is gewoon het Arabische woord voor melancholie, sawdad.
Zomaar een vrolijke fado gezongen door Adélia Pedrosa (Brazilië) met een ondeugend knipoogje naar alfacinha da Casa Portuguesa
Adélia zingt "Lisboa Não Sejas Francesa" (Lissabon is niet Frans), "Lisboa Antiga" (Oud Lissabon), "Lisboa à Noite" (Lissabon bij nacht) en "Lá Vai Lisboa".(Daar gaat Lissabon) een kadootje aangeboden aan ál mijn blogbezoekers
- o 0 o - Samengevatte biografie over Ercília Costa met getuigenissen van Josefina Silva en Deolinda Rodrigues met een introductie door Nunes Fortes gerealiseerd in 1984 - o 0 o -
Ercília Costa werd geboren in 1902 in een kleine vissersgemeenschap nabij Lissabon, maar haar natuurtalent als fadista bracht haar onder de aandacht van een plaatselijk fadohuis, waar zij reeds als tiener zong. Midden de jaren 20 was zij reeds een bekende en bewonderde fadista met een groeiende nationale populariteit. Door haar succes werd zij gevraagd om op te treden in Brazilië in 1936, in 1937 in Parijs en nadien in New-York, waar zij zong in het Portugese paviljoen. Zij doorkruiste Amerika zingend voor de Portugese gemeenschappen in verschillende steden en eindigde in Hollywood. Officieel ging zij op pensioen in 1954 om rustig te kunnen leven nabij Lissabon, maar zij nam in 1972 nog eenmaal haar meest populaire fados op. Ercília Costa was onbetwistbaar de eerste Portugese internationale ster en haar status is sindsdien legendarisch geworden.
Vanaf het begin van vorige eeuw werd meer en meer duidelijk dat fado uiteindelijk slechts drie begeleidingsinstrumenten zou kennen die bijna organisch met zijn geschiedenis waren meegegroeid. Behalve bij de gesproken fadogedichten is er van fado geen sprake zonder guitarra en viola.
De guitarra of guitarra Portuguesa is het voornaamste instrument. Terecht is ze hét symbool van de fado. Het is een sister met peervormige klankkast, zes metalen dubbelsnaren en een bereik van 3,5 octaaf. De hals eindigt in een prachtig waaiervormig schroefstuk waarop 12 sleutels zijn aangebracht voor het stemmen. Het uiteinde van de hals kan zeer mooi zijn bewerkt tot een krul met bijvoorbeeld vrouwenfiguren, zoals de guitarra van Armandinho.
De guitarra wordt bespeeld met duim en wijsvinger. Pas rond 1930 gebruikte de guitarrista unhas (valse nagels). Er waren twee redenen om die te gebruiken: ze maakten de klank helderder en men kon een grotere snelheid bereiken in een muziek die almaar virtuozer werd. Bovendien kon een professionele guitarrista, die urenlang moest spelen, het zich niet meer veroorloven dat zijn echte nagels braken, waardoor het spelen onmogelijk werd.
Het tweede obligate instrument is de viola. Dat is de gewone Spaanse gitaar die vanaf het begin van de negentiende eeuw bij de begeleiding van de fado werd gebruikt.
Daarnaast kan men nog de viola baixo gebruiken, een basgitaar met vier metalen snaren die het ritme nog meer moeten beklemtonen. Ze is niet noodzakelijk maar wordt vaak bij de opnamen gebruikt.
De guitarra dient om de melodie van de zanger te versieren en te ondersteunen. Is er een tweede guitarra, dan moet die de eerste begeleiden en voor een melodisch contrapunt zorgen. De viola geeft de noodzakelijke ritmische basis aan. Instrumentalisten in de fado zijn vrijwel altijd mannen.
Eén van de grootste guitarristas van vorige eeuw is Armando Freire, die gewoonlijk Armandinho wordt genoemd. Armandinho (1891-1946) was zó belangrijk dat men spreekt over de fado vóór en na Armandinho. Eigenlijk is hij zoals Arthur Paredes in Coimbra (zie linkerkolom onder de knop 'Fado' met 3 berichten), de vernieuwer geweest die fado van eenvoudige begeleidingsschemas tot meesterlijke improvisaties verhief. Spijtig genoeg is het merendeel van zijn composities verloren gegaan, op enkele opnamen bij His Masters Voice na.
Bron
: Fado - De tranen van de Taag, Dirk Lambrechts, Uitgeverij EPO, 2000, ISBN 90 6445 167 2
Ik ben Maaike/Myriam, en gebruik soms ook wel de schuilnaam LaFadista.
Ik ben een vrouw en woon in Alfeizerão-Sapateira (Portugal) en mijn beroep is mezelf zijn.
Ik ben geboren op 30/12/1949 en ben nu dus 74 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: Portugal, Lissabon, Fado, poëzie, reizen in 't algemeen, lezen, kookboeken, fietsen....