DE LEUGEN VAN DE TIENDEN
Matt.23:23-24 Wee
u, gij Schriftgeleerden en Farizeen,
gij geveinsden, want gij vertient de munte, en de dille, en den komijn, en gij laat na
het
zwaarste der wet, namelijk het oordeel, en de barmhartigheid, en
het
geloof. Deze dingen moest men doen, en de
andere niet nalaten.
24 Gij blinde leidslieden,
die de mug uitzijgt,
en den kemel (kameel) doorzwelgt.
Hier hebben we
de enige gelegenheid in het Nieuwe Testament waar onze Heer iemand
vertelt om
tienden te betalen. Zij die leren dat Christenen tienden moeten betalen
verwijzen naar dit vers als bewijs dat onze Here Jezus Christus het van
kracht
blijven van de Mozaïsche Wetten van Tienden vestigde voor Zijn Kerk.
Deze
moderne TIENDEN-LERAREN gaan dan door om
TIENDEN te
definiëren voor hun groeperingen: 10% van alles wat je krijgt.
Deze TIENDEN-LERAREN zijn
leugenaars.
De volgende feiten zullen aan bod komen in dit artikel.
- De Mozaïsche
Wet van Tienden was nooit 10% van
alles wat je krijgt.
- De Tempel (nu
beschouwd als het kerkgebouw)
ontving niet alles van de tienden die werden gegeven door de
Israëlieten.
- Tienden werden
nooit bevolen noch in acht genomen
in de vroege kerk.
- Tienden als een
verbond van voorspoed is alleen
effectief voor hen die zoeken gerechtvaardigd te worden door de
Wet.
- Zij die 10%
eisen van alles wat je krijgt, worden
vergeleken met de Schriftgeleerden en Farizeeën, die de historische
vijanden van Christus waren.
De Mozaïsche Wet Van Tienden
Was Nooit 10% Van Alles Wat Je Krijgt
Deut.14:22 Gij zult
getrouwelijk vertienen al het inkomen
(Grk: opbrengst, winst, toename) uws
zaads, dat elk jaar
(Grk: jaar na jaar) van het veld
voortkomt.
De oude
Israëlieten berekenden en betaalden deze tienden
maar een keer per jaar, na de oogst.
Tijdens het jaar
kocht en verkocht hij, verruilde zijn arbeid voor de goederen van andere
mensen, en zijn goederen voor het werk van andere mensen; op niets van
dit
inkomen betaalde hij enige tienden. Het
hele jaar lang aten hij en zijn
familie van de opbrengst van het land en van het vee. Wat hij
consumeerde in de loop van het jaar werd niet bijgehouden en toegevoegd
aan
zijn totale oogst voor het berekenen van zijn tienden. Als
hij ging vissen en tien vissen ving in het
midden van het jaar, at hij ze allemaal op; hij spaarde niet een daarvan
tot
het einde van het jaar om tienden te
betalen van zijn vissen. Als hij goud of zilver ontving als een erfenis,
was
hij niet verplicht tienden te
betalen van zijn erfenis. Het is eenvoudigweg belachelijk om voor te
stellen
dat de Israëlieten verplicht waren zorgvuldige vastleggingen bij te
houden van
alles wat ze kregen tijdens het jaar, om te verzekeren dat ze precies
tien
procent betaalden van alles wat ze kregen als een tiende.
De Israëliet werd niet bevolen om tienden te geven van
alles wat hij verkreeg en gebruikte door het jaar heen, maar enkel van
de
toename aan het einde van het jaar. Hetzelfde ding is waar bij een
bedrijf, in
dat een zeker deel van zijn inkomen wordt gebruikt om het operationeel
te
houden. Het is opmerkelijk hoe de moderne tienden-leraren
van de gewone werkende man verwachten dat hij 10% van elke
salarisstorting
overhandigt voordat zijn rekeningen en belastingen zijn betaald. Terwijl
aan de
andere kant, als er een rijke man in de kerk is die een groot en
bloeiend
bedrijf heeft, dan is het die man toegestaan te doen alsof een groot
deel van
zijn totale inkomen niet onderworpen is aan dezelfde wet. Laat me je er
op
wijzen hoe belachelijk dit onderscheid is: De bedrijfseigenaar zet zijn
eigen
bedrijfsauto op naam van het bedrijf en doet zijn betalingen met een
bedrijfspas. Hij heeft zijn brandstofpassen op naam van het bedrijf en
betaalt
deze rekeningen met een bedrijfspas. Zo gaat het ook met zijn
verzekeringen.
Nadat voor al deze grote operationele uitgaven betaald is, betaalt hij
voor
zichzelf wat hij maar wil als een salaris aan zichzelf. Van hem wordt
slechts
verwacht dat hij tienden betaalt
over dat laatste salaris.
De gewone man,
die een auto nodig heeft om naar zijn werk te rijden, heeft al deze
zelfde
uitgaven die gedaan moeten worden, maar van hem wordt verwacht dat hij tienden betaalt over zijn totale
inkomen VOORDAT hij betaalt voor zijn auto, zijn brandstof en zijn
verzekering!
De hypocrisie
is duidelijk! Zie je niet dat de gewone werkende man zijn auto nodig
heeft om
zijn eigen zaken te regelen? Het enige verschil tussen de man die
werkt voor
een salaris en de man die eigenaar is van zijn eigen bedrijf is een stuk
papier. De werkende man betaalt een veel hoger percentage van zijn
totale
inkomen dan de rijke bedrijfseigenaar, die allerlei soorten
aftrekposten
heeft die hij kan aftrekken van zijn totale inkomen, omdat zij WETEN HOE
VER ZE
KUNNEN GAAN! Het is hypocrisie en verdrukking van de armere mensen in de
kerk!
Tienden werden
één keer per jaar berekend en betaald in het Hebreeuwse land. Het
hele
jaar lang at de boer van de opbrengst van zijn land en gebruikte die
opbrengst
om het bedrijf van zijn boerderij te laten lopen. Aan het einde van zijn
oogst
werden tienden berekend. De rijke boer, die 20 veehoeders en 20
landwerkers in
dienst had, kreeg niet meer aftrekposten dan de arme boer die geen
personeel
had. De jaarlijkse tiende was
een eenvoudige berekening van de winst van het veld bij
oogsttijd en de totale kudde vee van dat moment. De berekening omvatte
niet
bepaalde investeringsuitgaven die effectief het bedrag van de tienden verminderden. Bijvoorbeeld: een
boer had 70 schapen en 30 schapen werden geboren tijdens het jaar, dus
nu heeft
hij 100 schapen: maar hij heeft een os nodig om zijn veld te ploegen,
dus hij
ruilt 30 schapen voor een os. Aan het einde van het jaar betaalt hij tienden over 70 schapen en hij houdt
zijn os. De tienden van de veestapel
werd altijd berekend aan de hand van de totale kudde op dat moment, maar
slechts eenmaal per jaar, en er werd een uitzondering gemaakt voor de
armen: Als
een man startte met 10 schapen, 3 schapen werden geboren tijdens de loop
van
het jaar, en hij 4 volwassen schapen opat, heeft hij nu slechts negen
schapen.
Als hij nog steeds slechts negen schapen had aan het einde van het jaar
was hij
niet verplicht om een van deze schapen aan de Heer te geven als een tiende, hoewel hij 4 schapen opgegeten
had (Lev. 27:32). De Mozaïsche wet van
tienden was
nooit 10% van alles wat je krijgt.
DE TEMPEL (nu beschouwd als het kerkgebouw)
ONTVING NIET
ALLE S VAN DE TIENDEN DIE DOOR DE ISRAËLIETEN WERDEN GEGEVEN
Num.18:26,28
Gij zult ook tot de Levieten spreken, en
tot hen zeggen: Wanneer gij van de kinderen Israels
de tienden zult ontvangen hebben, die Ik u voor uw erfenis van
henlieden
gegeven heb, zo zult gij daarvan een hefoffer des HEEREN offeren, de
TIENDEN
VAN die tienden;
28 Alzo zult gij ook een
hefoffer des HEEREN
offeren van al uw tienden, die gij van de kinderen Israels
zult hebben ontvangen; en gij zult daarvan des HEEREN hefoffer geven aan
den
priester Aaron.
In feite
ontvingen de priesters van de Tempel helemaal geen tienden direct van
het volk.
Alleen de Levieten mochten deze tienden ontvangen, en zij betaalden de tienden van die tienden aan de
priesters. Zo ontvingen de priesters en de tempel dus maar EEN TIENDE
van de tienden! Het grootste deel van de
ondersteuning van de priesters en de Tempel kwamen van de andere
offerandes die
onder de wet bevolen waren.
Deut.14:23 En voor het aangezicht
des HEEREN, uws Gods,
ter plaatse, die Hij verkiezen zal, om Zijn Naam aldaar te doen wonen, zult
gij
eten de tienden van uw koren, van uw most, en van uw olie, en de eerstgeboorten uwer runderen en uwer schapen;
opdat gij den
HEERE, uw God, leert vrezen alle dagen.
Wie eet
de tienden? Niet de Leviet, niet de priester! In Israël werd van
elke
familie verwacht om eens per jaar naar Jeruzalem te gaan om de Tempel te
bezoeken. Sommige van hun tienden
werden gebruikt om de kosten van de reis te betalen en zijn mogelijk
gebruikt
om de andere offerandes te brengen, die apart onder de Wet bevolen
waren. Ze
aten en dronken van hun eigen tienden! Dit wordt verder bevestigd in de
verzen
die volgen:
Deut.14:24-26
Wanneer dan nog de weg voor u te veel zal
zijn, dat gij zulks niet zoudt
kunnen heendragen, omdat de plaats te verre
van u zal
zijn, die de HEERE, uw God, verkiezen zal, om Zijn Naam aldaar te
stellen;
wanneer de HEERE, uw God, u zal gezegend hebben;
25 Zo
maak het tot geld, en bindt het geld in uw hand, en gaat naar de plaats,
die de
HEERE, uw God, verkiezen zal;
26 En
geeft dat geld voor alles, wat uw ziel gelust, voor runderen en voor
schapen,
en voor wijn, en voor sterken drank, en voor alles, wat uw ziel van u
begeren
zal, en eet aldaar voor het aangezicht
des
HEEREN, uws Gods, en weest
vrolijk, gij en uw huis.
O! Hoe graag
zou ik wat tijd nemen voor vers 26 en spreken over de wijn
en de sterken
drank, die je voor jezelf mocht kopen met de tienden, maar ik bewaar dat voor een andere keer. Laat het voldoende zijn te zeggen dat de tienden werden
gebruikt
om de familie pelgrimage eens per jaar naar Jeruzalem te financieren.
Niet
alleen betaalden ze niet tienden van alles wat ze kregen, maar ze
consumeerden een deel van de tienden zelf!
Deut.14:27-29
Maar den Leviet, die in uw poorten
is, zult gij niet verlaten; want hij heeft
geen deel
noch erve met u.
28 Ten
einde van drie jaren zult gij
voortbrengen alle tienden
van uw inkomen, in hetzelve jaar, en gij zult ze wegleggen in uw
poorten;
29 Zo
zal komen de Leviet, dewijl hij geen
deel noch erve met u heeft, en de
vreemdeling, en de
wees en de weduwe, die in uw poorten zijn, en zullen eten en verzadigd
worden;
opdat u de HEERE, uw God, zegene in al het
werk uwer
hand, dat gij doen zult.
Tienden in het
oude Israël was inkomstenbelasting. Wat ze
consumeerden in de
loop van het jaar hoefde niet meegenomen te worden in de berekening en
eens per
drie jaren werd de HELE tiende
gegeven aan de plaatselijke Levieten en de arme mensen in hun stad. De
Levieten
functioneerden als ambtenaren en schoolleraren in de dorpen waar ze
woonden, dus de tienden van het derde
jaar werd gegeven voor de ondersteuning van de plaatselijke overheid
en het
financieren van gezondheid, opleiding en welzijn.
Slechts eens
per drie jaar staat er dat de HELE tiende weggegeven werd en in dat
geval werd
NIETS DAARVAN naar de Tempel gebracht: maar naar de Levieten en de arme
mensen
in hun eigen woonplaatsen. Dit wordt herhaald in Deuteromium
26:12 en Amos 4:4 (zie ook Tobit 1:7 in de Apocriefen). Het is erg moeilijk met een precieze
serie
getallen te komen over wie uiteindelijk hoeveel van de tienden kreeg;
maar één
ding is zeker: de Tempel in Jeruzalem zamelde niet 10% van het totale
inkomen
van de mensen in en tenminste 1/3 van de
tienden
werden gegeven om ondersteuning te geven aan opleiding en arme mensen in
hun
eigen gemeenschap. Hoe een eerlijk persoon de
Mozaïsche Wet van Tienden kan nemen en naar voren brengt dat 10% van
alle geld
die door je handen gaat behoort aan de lokale kerk ontgaat mij. Ik kom
tot de
conclusie dat zij niet oprecht zijn.
De leer van
tienden, zoals het wordt geleerd en aangehangen door vele Christenen
vandaag de
dag is een LEUGEN: het is een maaksel van kerkfunctionarissen die vrezen
dat ze
niet in staat zijn de liefde en vrijwillige ondersteuning van hun
groepering te
kunnen winnen en dus hebben ze besloten hun mensen met angst te bewegen
tot het
overhandigen hun geld. Het kan niet worden gevonden in of worden
verdedigd
vanuit de Wet van Mozes. Het wordt niet algemeen of eerlijk toegepast op
alle
kerkleden. Reken er maar op dat elke tiendenleraar in het Christendom
de Bijbel doorgeploegd heeft om steun voor hun leer te vinden, en wat ze
vonden
was niet gunstig voor hun doel. Ze hebben de Bijbel genegeerd en
verkeerd
geïnterpreteerd en er tegenover jou over gelogen. Zij die een vals
getuigenis
geven om je geld te krijgen zijn niet minder toerekeningsvatbaar dan zij
die
weigeren God met hun geld te vertrouwen.
Tienden Werden Nooit Bevolen
Noch In Acht Genomen In De Vroege Kerk
2 Cor.9:7 Een
iegelijk doe,
gelijk hij in zijn hart, voorneemt;
niet uit
droefheid, of uit nooddwang; want God heeft een blijmoedigen
gever lief.
Zal iemand me
alsjeblieft vertellen waar in het Nieuwe Testament we enigen van de
gelovigen
kunnen vinden die tienden betalen, of enigen van de Apostelen die om
tienden
vragen? De brieven staan vol discussies over het geven van ondersteuning
aan de
predikers, leraren en de armen: maar nergens vraagt een van de Apostelen
om
tienden of herinnert iemand aan het betalen van tienden. En hoe kan
gezegd
worden dat een man niet uit nooddwang
geeft als hij een WET van tienden gehoorzaamt?
Hoe kan
gezegd worden dat een man niet uit
nooddwang geeft als hij overtuigd is dat hij vervloekt zal worden
met armoede
als hij er niet in slaagt die tienden
te betalen? Zeker, als de Apostel Paulus dacht dat hij geautoriseerd en
verplicht was tienden te vragen, dan zou hij dit naar voren gebracht
hebben in
1 Corinthiërs hoofdstuk negen, waar hij naar voren brengt dat hij een
recht
heeft financiële ondersteuning te vragen van degenen waar hij tegen
predikt! Waarom
herinnert Paulus hen niet dat ze verplicht zijn deze tienden te betalen,
en dat
hij het recht heeft deze tienden te ontvangen?
Wat betreft de
enige keer in het Nieuwe Testament dat onze Heer iemand vertelt tienden te betalen; als dit begrepen
moest worden als een gebod aan de Kerk, hoe kan het dan dat dit nooit
bevestigd
is door een van de Apostelen? Dit zou zeker een eenvoudige manier
geweest zijn
om het inkomen van de geestelijken te garanderen. Jezus, in Matteüs
23:34,
richt zich tot de Farizeeën, niet Zijn eigen discipelen, en Hij noemt de
zorg
om tienden muggenzifterij. En toch,
voor de tiendenverzamelaars van het Afvallige Christendom,
IS de muggenziftgerij de kameel.
Ah! Maar ik
kan het gekraai horen! Iemand wil me er graag aan herinneren dat Abraham
tienden betaalde voor de Wet van Mozes, zodat het een wet voor De Kerk
wordt.
Laten we eens kijken naar dat verhaal:
Heb.7:1-2,4 Want deze Melchizedek was koning van Salem,
een priester des Allerhoogsten Gods, die
Abraham
tegemoet ging, als hij wederkeerde van het slaan der koningen, en hem
zegende;
2 Aan
welken ook Abraham van alles de tienden deelde
4 Aanmerkt
nu, hoe groot deze geweest zij,
aan denwelken ook Abraham, de patriarch,
tienden
gegeven heeft uit den buit.
In Genesis
hoofdstuk 14 gaat Abraham er op uit om zijn neef Lot te redden, die
samen met
vele anderen was ontvoerd. De ontvoerders hadden de steden Sodom en
Gomorra
waar Lot woonde geplunderd en waren op de terugweg naar hun eigen
steden. Abraham
nam 318 dienstknechten met hem mee (hij was
dus nogal
rijk) en redde Lots familie. Hij nam ook van de ontvoerders al de buit
die ze
hadden bemachtigd tijdens hun rooftochten. Na het herstellen van het
persoonlijk eigendom van de inwoners van Sodom gaf hij 10% van de buit
aan
Melchizedek. Deze keer, en alleen deze keer, wordt ons ooit verteld dat
Abraham
aan iemand tienden betaalde. Er is geen vermelding dat hij naar huis
ging om
10% apart te leggen van de spullen die hij daar had, en iedereen die
zijn eigen
leger van 318 mensen kon meebrengen was niet arm. Ons wordt nergens
verteld dat
Abraham ooit opnieuw tienden van zijn inkomen betaalde. Als Abraham een
wet
voor Christenen over tienden vestigt, dan heb je Abraham nagevolgd als
je één
keer 10% van één grote meevaller geeft. Het doel van Hebreeën hoofdstuk 7
is
niet het vestigen van een wet van tienden, maar om te laten zien hoe
Jezus
Christus vooraf geschaduwd werd in symbolen en getallen door het Oude
Testament.
Maar dan zal
iemand zich herinneren dat Jakob zei, van
alles, wat Gij mij geven zult, zal ik U
voorzeker de
tienden geven (Gen. 28:22). We kunnen uit deze woorden
veronderstellen dat
Jakob, vanaf dat moment, de tienden gaf
aan God: maar aan wie gaf hij ze? Hoe gaf hij ze aan God? Er waren geen
geestelijken in de buurt om deze tienden in te zamelen, en evenmin was
er een
Tempel om ze naar toe te brengen. Misschien gaf Jakob deze tienden
aan de armen; misschien werden ze verbruikt in vuuroffers,
maar een ding was zeker: deze tienden
kwamen niet terecht in iemands schatkamer.
Let wel: dit was geen gebod aan Jakob van God, maar een eed gemaakt door
Jakob
aan God. De oudheid van een gewoonte maakt het niet tot een wet voor De
Kerk,
want besnijdenis stamt ook van voor
De Wet van Mozes (Johannes 7:22, Galaten 5:2). Ik zal op geen enkele
manier
toegeven aan de LEUGEN VAN TIENDEN; maar sta me toe hier een aanname te
doen:
dat, omdat onze tijd, moeite, ons werk en onze bezittingen allemaal de
praktische tegenhangers van geld zijn, toegewijde Christenen altijd MEER
dan
10% zullen geven van alles wat ze hebben en alles wat ze krijgen van
God, op
een manier die God meet en erkent.
Ik geloof dat
die kerkleden die zekerheid ontlenen aan het betalen van tienden er goed
aan
zouden doen deze woorden van onze Here Jezus Christus te overwegen:
Matt.
6:1-4 Hebt acht, dat gij uw aalmoes niet doet voor
de mensen, om van hen gezien te worden; anders zo hebt gij geen loon bij
uw
Vader, Die in de hemelen is.
2 Wanneer
gij dan aalmoes doet, zo laat voor u niet
trompetten,
gelijk de geveinsden in de synagogen en op de straten doen, opdat zij
van de
mensen geeerd mogen worden. Voorwaar zeg Ik
u: Zij
hebben hun loon weg.
3 Maar
als gij aalmoes doet, zo laat uw
linker hand
niet weten, wat uw rechter doet;
4 Opdat
uw aalmoes in het verborgen zij; en
uw Vader, Die in het verborgen ziet, Die zal het u in het openbaar
vergelden.
Vertel me nu
eens, hoe kun je je linker hand niet laten weten, wat je rechter doet als je zorgvuldig let op die 10%? Dit is een
helder
gebod van onze Here Jezus Christus om NIET BIJ TE HOUDEN hoe vrijgevig
we zijn
geweest aan kerk of liefdadigheid. Dit is ook van toepassing op het
bijhouden
van je giften voor inkomstenbelasting doelen. Als jouw kerk je dat
overzicht
geeft aan het eind van het jaar voor al je giften weet jij, en weten
zij,
precies hoeveel jij gegeven hebt. Dat de Heer de Farizeeën vertelde niet
te
negeren tienden te betalen is een reflectie van Zijn oordeel over hen:
dat zij
niet tot Zijn schapen behoorden. Het was karakteristiek van onze Heer om
de
eigen gerechtigheid in hun werken aan te moedigen, en zelfs het vereiste
te
verhogen, zodat hen duidelijk werd dat ze niet rechtvaardig werden door
deze
werken.
Aan iedereen
die de vraag durft te stellen: Hoeveel moet ik dan geven? Er is maar één
antwoord: ALLES. Jezus zei:
Lukas 14:33 Alzo dan een iegelijk van u, die
niet verlaat alles, wat
hij heeft, die kan Mijn discipel niet zijn.
In het 18e
hoofdstuk van Lukas vraagt een rijke man de Heer wat hij moet doen om
eeuwig
leven te beërven. De Heer vertelt hem om de
geboden te bewaren. Wanneer deze man de Heer voorhoudt dat hij al
alle van de geboden gehouden heeft (en dit moet
inclusief tienden zijn) en er nog steeds iets ontbreekt, zegt Jezus tot
hem: verkoop ALLES, wat gij
hebt, en deel het onder de armen, en gij zult een schat hebben in den
hemel; en
kom herwaarts, volg Mij (Lukas 18:22). De man kan hier niet mee
omgaan en
gaat weg met spijt in zijn hart. Wat geld betreft, was het betalen van
tienden
niet genoeg voor deze man om gerechtvaardigd te worden met betrekking
tot zijn
geld. Aan iedereen die moet vragen, Hoeveel moet ik opgeven?, is het antwoord nu en is altijd al geweest: verkoop ALLES wat gij hebt.
Het enige patroon
over hoe veel te geven in het Nieuwe Testament is in het 5e
hoofdstuk van het Boek Handelingen. Daar gaven ze alles wat ze hadden:
en toen Ananias
en Saphira
beweerden alles gegeven te hebben, terwijl zij in feite slechts een deel
gaven,
vielen ze ter plekke dood neer vanwege het liegen
tegen de Heilige Geest.
Uiteindelijk
is het betalen van tienden enkel een makkelijke manier om af te komen
van wat
het betekent om alles te VERLATEN. Bekijk
eens hoe Jezus al Zijn discipelen beveelt te verkopen en weg te geven:
Lukas 12:33 Verkoopt hetgeen
gij hebt, en
geeft aalmoes. Maakt uzelven
buidels, die niet verouden, een schat, die
niet
afneemt, in de hemelen, daar de dief niet bijkomt, noch de mot verderft.
Kun jij het me
vertellen? Hoe komt het dat mensen die zich Christen noemen durven te
denken
dat als ze tienden hebben betaald dat ze aan de
vereiste voor discipelschap voldaan hebben? Is het niet slechts een
manier om
te vermijden onder ogen te zien wat het uiteindelijk betekent om alles te verlaten?
Ik wil hier
een moment voor nemen om er zeker van te zijn dat je me begrijpt. Ik ga
niet
andermans geld tellen. Enkel omdat een man bij machte is veel geld uit
te
geven, betekent niet dat hij niet alles opgegeven heeft voor Christus.
Zodra
een mens alles heeft verlaten voor Christus kan de Heer besluiten hem
een
beheerder te laten zijn over Zijn geld. Een mens die
voortdurend alles verlaat, kan ook continu voorspoedig zijn. Deze vraag:
Heb
je alles opgegeven voor Christus? kan enkel beantwoord worden door jou
en
Christus. Ik geef geen oordelen wat betreft hoe welvarend iemand anders
is. Het
is niet mijn zaak te oordelen hoe veel geld de Heer een ander mens
geeft. Het
is ook jouw zaak niet. Wat jouw zaak is, is het met onze Heer eens te
worden
over je eigen leven en je eigen geld. Als je liegt tegen jezelf over wat
vereist is om de discipel van de Heer te worden dan weet Hij dat EN JIJ
OOK!
Tienden Als Een Verbond Van
Welvaart Is Alleen Effectief Voor Hen Die Zoeken Gerechtvaardigd Te
Worden Door
De Wet
Lukas 17:10 Alzo ook gij,
wanneer gij zult
gedaan hebben al hetgeen u bevolen is, zo zegt: Wij zijn onnutte
dienstknechten; want wij hebben maar gedaan, hetgeen wij schuldig
waren
te doen.
Er zijn maar 3
redenen waarom iemand de leer van tienden zou onderschrijven zoals die
vandaag
de dag door het Afvallig Christendom wordt
onderwezen.
Deze zijn:
1.
Ze zijn in een staat
van
geestelijke onvolwassenheid en onwetendheid. Er moet enige
toegeeflijkheid zijn
voor degenen die zich gedrongen voelen tienden te betalen, want ze zijn
onderworpen aan een meedogenloze tirade van waarschuwingen en beloften
door hen
die deze tienden willen ophalen. Als zij God vrezen en beven
voor Zijn woord
(Jesaja 66:2) zullen ze zelf in de Bijbel kijken en de waarheid vroeger
of
later zien.
2.
Ze denken dat ze God
Zijn deel
betalen zodat ze kunnen doen wat ze willen met de rest van hun geld. Ze
worden
ook goedgekeurd door hun gelijken.
3.
Ze geloven dat het
betalen van
tienden is als het investeren van geld op een bankrekening of de
aandelenmarkt.
Ze verwachten voorspoed van God te ontvangen voor het betalen van
tienden. Vaak
genoeg ontvangen ze voorspoed, zodat de leer van voorspoed door tienden
geloofwaardig lijkt.
Zij die een
leer van tienden voor Christenen leren, zullen
vaak de beloften van voorspoed uit het Oude Testament naar voren
brengen. Het
meest populaire vers dat gebruikt wordt om de leer van tienden voor
voorspoed
te onderbouwen is Maleachi 3:10. Laten we dit belangrijke vers eens
nader
bekijken.
Mal.3:10 Brengt al de tienden in het
schathuis, opdat er spijze zij
in Mijn huis; en beproeft Mij nu daarin, zegt de HEERE der heirscharen,
of Ik u
dan niet opendoen zal de vensteren
des hemels, en u zegen afgieten, zodat er geen schuren genoeg
wezen
zullen.
Er is geen
twijfel over! Dit vers zegt dat als je trouw je tienden
betaalt, dat je gezegend zult worden. Het probleem is dat
je niet kunt kiezen welke Oudtestamentische wetten je wil aanhangen en
welke je
wil negeren. Dezelfde beloften zitten ook aan andere wetten (Deut.
12:28,
28:1-6, Lev. 26:3-6).
Zodra je
jezelf bind aan enige belofte die verbonden is met gehoorzaamheid aan de
Wet
ben je het verbond van de Wet binnengegaan.
Jak. 2:10 Want wie de gehele wet zal houden,
en in een zal
struikelen, die is schuldig geworden aan alle.
Maar deze
tienden leraren denken te leren dat je de hele wet kunt negeren, en hem in een kunt gehoorzamen! Tienden was
een onderdeel van de maatschappelijke wetten die de
natie Israël regeerden. Alleen de Levieten was toegestaan de tienden te
verzamelen. Tienden waren geen deel van de Tien Geboden, wordt nergens
bevolen
aan De Kerk en werd niet geleerd noch gepraktiseerd in het Christendom
tot laat in de 6e eeuw. Tienden zijn een onderdeel van Gods
verbond
met alleen de Joden.
Jer.31:31-32 Ziet,
de
dagen komen, spreekt de HEERE, dat Ik met het huis van Israel
en met het huis van Juda een nieuw
verbond zal
maken;
32 Niet
naar het verbond, dat Ik met hun
vaderen gemaakt heb
Heb.8:7-8,13 Want
indien dat eerste verbond onberispelijk geweest ware, zo zou voor
het
tweede geen plaats gezocht zijn geweest.
8 Want hen berispende, zegt Hij tot hen: Ziet, de dagen
komen,
spreekt de Heere, en Ik zal over het huis Israels,
en
over het huis van Juda een nieuw verbond
oprichten;
13
Als
Hij zegt: Een nieuw verbond, zo heeft Hij het eerste oud gemaakt;
dat nu
oud gemaakt is en verouderd, is nabij de verdwijning.
Wij, die
beweren Christenen te zijn, hebben een NIEUW VERBOND. Voor Christenen is
de
oude overeenkomst voorbij. Jezus zei, De
wet en de profeten zijn tot op Johannes (Lukas 16:16).
Met
andere woorden: het verbond van De Wet, zoals dat bevestigd was door de
profeten, eindigde bij de verschijning van Johannes de Doper.
Gal.5:4
Christus is u ijdel
geworden, die door de wet
gerechtvaardigd wilt worden; gij zijt van de genade vervallen.
Ik weet dat de
tienden leraren en tienden betalers niet zullen ZEGGEN dat ze door de wet gerechtvaardigd zijn en
zullen volhouden dat hun geloof in Christus is. Echter, de Apostel
Paulus zegt dat
elke poging om gerechtvaardigd te worden in
een punt van de wet, betekent dat je van de genade vervallen bent.
Besnijdenis is het onderwerp in Galaten hoofdstuk 5, maar besnijdenis is
enkel
een deel van die ENE WET. De tienden betaler probeert zichzelf te
rechtvaardigen op dit ene stuk: dat hij God Zijn deel gegeven heeft en
zo
gerechtvaardigd is door gehoorzaamheid aan de wet in
deze ene zaak. Het is
niet anders dan zij die er op stonden besneden te worden! Ze stonden
niet op
een volledige terugkeer naar de gehele wet van Mozes; enkel dit ene
punt. De
Apostel Paulus zegt:
Gal.5:3
En ik betuig wederom een
iegelijk mens,
die zich laat besnijden, dat hij een schuldenaar is de gehele wet
te
doen.
En zo is het
met de betaler van tienden die zijn daden rechtvaardigt op basis van het
Oude
Verbond. Hij is VAN DE GENADE VERVALLEN.
Hoor dit opnieuw:
Gal.3:10 Want zovelen als er uit de werken
der wet zijn, die zijn
onder den vloek; want er is geschreven: Vervloekt is een iegelijk, die
niet
blijft in al hetgeen geschreven is in
het boek
der wet, om dat te doen.
Je kunt
eenvoudigweg niet het Oude Testament binnenglippen en
menen er één
regel uit te nemen om voordeel van te hebben. Je bent onder
den vloek als je dat doet en je kunt maar beter ook volmaakt
de rest van de wet vervullen, of je zult vervloekt
eindigen. Dit is geen geringe zaak voor God. Luister naar de Apostel
Paulus:
Fil.3:8-9 Ja,
gewisselijk, ik acht ook alle dingen
schade te zijn, om de uitnemendheid der kennis van Christus Jezus, mijn
Heere;
om Wiens wil ik al die dingen schade gerekend heb, en acht die
drek te
zijn, opdat ik Christus moge gewinnen.
9 En
in Hem gevonden worde, niet hebbende
mijn rechtvaardigheid, die uit de wet is, maar die door het
geloof
van Christus is, namelijk de rechtvaardigheid, die uit God is
door het
geloof;
Wat je telt
als je rechtvaardigheid, is dat
waar je vertrouwen ten
opzichte van God aan ontleent. Als je het gevoel hebt dat je het
vraagstuk geld
hebt geregeld met God door tienden te betalen, ben je onder
den vloek gekomen: je hebt je eigen rechtvaardigheid.
Bij de echte en gehoorzame discipel van onze Heer
Jezus Christus is het zo dat zijn linker
hand niet weet, wat zijn rechter doet
(Matt. 6:3) als het gaat
om geven. Hij weet ook dat als hij niet
alles verlaat, wat hij heeft, hij Jezus discipel NIET
KAN zijn (Lukas 14:33). Hij is op geen enkele manier
gerechtigd tot egoïstisch en persoonlijk gebruik van de rest van zijn
geld
enkel omdat hij God Zijn deel betaald heeft.
Laten we eens
kijken naar de betekenis van Lukas 17:10, waar onze Heer ons vertelt dat
nadat
we gedaan zullen hebben al hetgeen ons bevolen is, we
horen te zeggen dat we onnutte dienstknechten zijn.. Met
enkel deze uitspraak heeft
onze Heer ons elke illusie ontnomen die we kunnen hebben over God die
ons iets
schuldig zou zijn, omdat we deden wat we meenden dat onze plicht
was in
de een of andere kleine en enkele zaak. Elk idee dat God ons voorspoed
schuldig
is in ruil voor tienden wordt totaal verworpen door één uitspraak van de
Apostel Paulus:
Rom.11:35 Of wie heeft Hem
eerst gegeven, en het zal hem wedervergolden
worden?
Deze uitspraak
veroordeelt niet alleen tienden in ruil voor voorspoed, maar elke andere
leer
van geef aan mij en God zal aan jou geven die de valse profeten van
het
Afvallig Christendom zo graag naar voren
brengen. Ik heb ze zelfs horen profeteren dat
bepaalde hoeveelheden geld
zouden komen naar degenen die geloftes doen! O, het misbruik! De
schande
die gebracht wordt over de naam van Onze Heer vanwege deze inhalige
mensen en
hun slechte, leugenachtige leringen! Luister opnieuw naar de Apostel
Paulus:
1 Tim.6:7-10
Want wij hebben niets in de wereld
gebracht, het is openbaar, dat wij ook niet kunnen iets daaruit dragen.
8 Maar
als wij voedsel en deksel (kleding) hebben, wij
zullen daarmede vergenoegd zijn.
9 Doch
die rijk willen worden, vallen in verzoeking,
en in
den strik, en in vele dwaze en schadelijke begeerlijkheden, welke
de
mensen doen verzinken in verderf en ondergang.
10 Want
de geldgierigheid is een wortel van
alle kwaad, tot welke sommigen lust hebbende zijn afgedwaald van het
geloof, en
hebben zichzelven met vele smarten doorstoken.
Nu weten we
dat bij God alle dingen mogelijk zijn
(Matt. 19:24-26) en er zullen mannen en vrouwen zijn in de hemel die erg
rijk
waren toen ze ontsliepen in Jezus, maar deze mensen zijn de
uitzondering. Het
is niet erg makkelijk voor een kameel
om door het oog van
een naald te gaan. Ik vond het boeiend dat het Hebreeuwse woord voor
kameel
het Aramese woord voor TOUW is. De oudste volledige Bijbel in het bezit
van een
mens is de Aramese Peshitta van 200 AD. In
deze
Bijbel zegt Jezus: het is makkelijker
voor een touw om door het oog van een naald te gaan, dan voor een rijke
om het
koninkrijk van God binnen te gaan. Of we het nu hebben over een
kleine
opening in de muur van Jeruzalem of het oog van een echte naald, de
betekenis
is hetzelfde.
Je zult je
herinneren dat ik eerder gezegd heb, dat velen die tienden betalen er
voor door
God beloond schijnen te worden. Hier twijfel
ik niet
aan, maar denk hier eens aan: (en ik waag te zeggen dat dit als een
verrassing
voor de meesten van jullie zal komen) eeuwige redding en eeuwig leven
worden
NOOIT aangeboden in de Wet van Mozes als een beloning voor het
gehoorzamen van
die wet. Elke belofte die een beloning voor het gehoorzamen van De Wet
van
Mozes belooft, gaat ENKEL over TIJDELIJKE zekerheden en voorspoed. Jezus
zei: Tenzij uw gerechtigheid overvloediger zij,
dan der Schriftgeleerden en der Farizeen,
dat gij in het Koninkrijk der hemelen geenszins
zult
ingaan (Matt. 5:20). Het woord dat hier vertaald is met overvloediger
betekent
niet meer dan, maar beter dan. Jezus is de Middelaar van een BETER verbond,
hetwelk in BETERE beloftenissen bevestigd is (Heb. 8:6).; maar de
Wet van
Mozes heeft de belofte van lang
leven, goede gezondheid, voorspoed en macht over alle vijanden voor hen
die
haar zullen gehoorzamen (Deut. 28:1-13). De beloften van
het Nieuwe Testament omvatten de meeste van deze
dingen, maar ze worden aangeboden als een beloning voor GELOOF en ZE
OMVATTEN
OOK HET EEUWIGE LEVEN. De rechtvaardigheid
die iemand doordrenkt met eeuwig leven is van een andere kwaliteit dan
die
welke te krijgen was door een bepaalde relatieve prestatie van De Wet
van
Mozes. Zij die hun zekerheid ontlenen aan een bepaalde relatieve
uitvoering van
De Wet van Mozes zijn van de genade
vervallen en zij zullen uiteindelijk geoordeeld worden naar gelang
hoe goed
zij de Mozaïsche Wet van Tienden gehoorzaamd hebben, EN de andere 612
wetten. God
gebruikt deze tiendengevers om zijn werk op de aarde te ondersteunen en
hij
beloont hen volgens de Mozaïsche belofte, maar uiteindelijk beschouwt
Hij deze
mensen als vreemden. Dat dit het
geval is wordt geïllustreerd door een specifiek voorval in het leven van
onze
Here Jezus Christus, wanneer Hij wordt gevraagd naar de tempelbelasting.
Matt.17:24-27 En
als zij te Kapernaum ingekomen waren, gingen
tot
Petrus die de didrachmen (hoofdgeld,
belasting) ontvingen, en zeiden: Uw Meester, betaalt
Hij de didrachmen niet?
25 Hij
zeide: Ja. En toen
hij in
huis gekomen was, voorkwam hem Jezus, zeggende: Wat dunkt u, Simon! de koningen der aarde, van wie nemen zij
tollen of
schatting, van hun zonen, of van de vreemden?
26 Petrus
zeide tot Hem: Van de vreemden. Jezus
zeide tot hem: Zo zijn dan de zonen vrij.
27 Maar
opdat wij hun geen aanstoot geven, ga
heen naar de zee, werp den angel uit, en den eersten vis, die
opkomt,
neem, en zijn mond geopend hebbende, zult gij
een
stater vinden; neem dien, en geef hem aan hen voor Mij en u.
Nu zal elke
referentie Bijbel, die vandaag de dag te krijgen is, je vertellen dat
het woord
didrachmen
hier halve shekel
betekent, en geeft je Exodus 30:13 en 38:26 als verwijzing naar deze
praktijk.
Het was een hoofdelijke belasting die werd geheven van de bevolking voor
de
ondersteuning van de Tempel. Jezus vleit hen
niet door
het priesterschap de koningen der aarde
te noemen. Zodra onze Heer verscheen en zij van Hem wisten, waren hun
ambten
niet langer de hemelse hiërarchie. Onze Heer zei expliciet dat in Zijn
Kerk
geen van de leiders als de koningen der
aarde zouden moeten zijn (Lukas 22:25-27).
Door de
woorden Zo zijn dan de zonen vrij
bevrijdt onze Heer al Zijn discipelen van de verplichting om enige vorm
van
belasting, tienden of vast bedrag op regelmatige basis te betalen aan
het
onderhoud van Zijn Koninkrijk.
Deze bijdrage,
zegt onze Heer door in te stemmen met Petrus, wordt genomen van vreemden. De term vreemden in de Hebreeuwse
manier van uitdrukken betekent altijd hen
die buiten Gods verbond zijn. En zo zal het vervuld worden dat het vermogen des zondaars voor den
rechtvaardige is weggelegd (Spreuken 13:22).
Sommigen van
de tiendeninzamelaars van het Afvallige Christendom
zijn zo belust op hun winst dat ze zich zullen vasthouden aan de woorden
opdat wij hun geen aanstoot geven, die
werden uitgesproken door onze Heer, als hun laatste poging te bewijzen
dat je
eenvoudigweg die TIENDEN MOET BETALEN. Ik wil ze zelfs daar niet mee weg
laten
komen. Door te zeggen opdat wij hun geen
aanstoot geven, ontkent Jezus dat de tempelbelasting van een halve shekel bindend is voor Zijn discipelen. Onze Heer
weigerde
niet te betalen, maar Hij bedreigt die tempelbelasting met verachting
door
Petrus te zeggen te gaan vissen en de eerste vis die Petrus vangt het
exacte
bedrag aan geld in zijn mond heeft, die nodig was om de Tempel belasting
voor
hen beiden te betalen. Er is ook geen vastlegging, waarin onze Heer
enige
tienden betaalt, na de aanvang van Zijn openbare bediening. Soms moeten
de
echte discipelen van onze Here Jezus Christus een tijdelijke concessie
doen aan
de Schriftgeleerden en Farizeeën ten behoeve van hun imago, maar als dit
noodzakelijk is, zal de Heer zorgen voor dat geld op een manier die je
feitelijk niet werkelijk iets kost.
In feite is
het zo dat het doorgaan van de tiendenleraren van het Afvallig Christendom te jagen en rondneuzen naar elk en
ieder excuus
om je te verplichten die tienden te betalen, aangeeft dat zij de
Farizeeën ZIJN
van Mattheüs 23:23-24.
Zij Die 10% Eisen Van Alles
Dat Je Krijgt Worden Geïdentificeerd Met De Schriftgeleerden En
Farizeeën, Die
De Historische Vijanden Van Christus Waren
Matt.23:1-3 Toen
sprak
Jezus tot de scharen en tot Zijn discipelen,
2 Zeggende: De Schriftgeleerden en de Farizeen
zijn gezeten op den stoel van Mozes;
3 Daarom,
al wat zij u zeggen, dat gij houden zult,
houdt dat en doet het; maar
doet niet naar hun werken; want zij zeggen het, en doen het niet.
Ik was eens
geïnteresseerd in het lid worden van een kerk die ik enkele keren had
bezocht,
dus ik ging de voorganger bezoeken. Hij presenteerde me een kerkelijke
geloofsbelijdenis die ik verondersteld werd te
lezen,
er mee in te stemmen en te tekenen. Dit was vele jaren geleden, en ik
geloof nu
dat geloofsbelijdenissen, die veronderstelde samenvattingen van het
Christelijk Geloof zijn, altijd iets toevoegen aan of wegnemen van Het
Woord
van God. In die tijd echter had ik meer twijfels dan overtuigingen over
vele
dingen. Ik had geen moeite in te stemmen met alles in die
kerkgeloofsbelijdenis
behalve het artikel dat stelde dat God heeft opgedragen, door de
Heilige
Schriften, dat tienden betalen de plicht is van elke Christen voor de
ondersteuning van het werk van de Kerk, en dat deze
tiende werd berekend ten opzichte van mijn inkomen vóór belastingen. Zo
nederig als ik kon, vroeg ik toestemming om mijn zaak te verdedigen dat
tienden
betalen niet 10% was van alles dat je krijgt, en niet werd bevolen aan
de kerk.
De voorganger was bereidwillig, dus ik liet hem alles zien dat je hebt
gezien
in dit artikel. Uiteindelijk gaf hij toe dat het niet mogelijk was om de
leer
van tienden in zijn kerkgeloofsbelijdenis uit de Bijbel te halen; MAAR
hij
hield vol dat de Heer hem vertelde dat als iemand lid wilde zijn van die
kerk,
zij in moesten stemmen tienden te betalen. Ik
stemde
er met hem mee in dat hij als voorganger het recht had die voorwaarde te
stellen. Ik stemde er ook mee in tienden te betalen, maar alleen als hij
het
artikel over tienden zou herschrijven in de geloofsbelijdenis zodat het
duidelijk zei dat de eis van tienden voor het kerklidmaatschap tot hem
kwam
door openbaring en niet uit de Heilige Schriften. Hij wees me er
vriendelijk
maar dringend op dat er nog vele andere kerken in die plaats waren en
dat ik
ergens anders gelukkiger zou zijn.
Omdat het
alleen de Levieten toegestaan was tienden te heffen, en Mozes van de
stam der
Levieten was, veronderstelde deze voorganger op Mozes stoel te zitten.
In de
tijd van onze Heer was er slechts één officieel kerkgebouw in Israël:
de
Tempel in Jeruzalem. De moderne tiendenleraar maakt zijn eigen
kerkgebouw tot het
praktische evenbeeld van de Tempel van God en veronderstelt op
den stoel van Mozes te zitten. Als
ik in zijn tempel wil komen, ben ik verplicht te doen al
wat zij mij zeggen te
houden en te doen. Maar
denk er
aan dat God niet langer woont in tempelen
met handen gemaakt
(Hand. 7:48). Als je jezelf hebt verbonden aan iemand die op
den stoel van Mozes zit, dan moet je tienden betalen. Er zijn
bepaalde onkosten om het gebouw, de staf en al het andere waarin
voorzien wordt
te onderhouden. Zij, de mensen van die kerk,
hebben
het recht een klein beetje hulp te verwachten van ieder die wil delen in
het
gebruik van hun faciliteiten. Je hebt niet het recht gebruik te maken
van hun
programmas, hun diensten of hun sociale functies, tenzij je iets doet
om te
helpen bij te dragen in de kosten. In de Middeleeuwse
Katholieke Kerk, en in vele moderne Joodse Synagogen, huur je jouw
eigen
stoel of plaats voor zoveel per jaar. Ik vind deze praktijk minder
bezwaarlijk
dan de valse leer van tienden die gebruikt wordt in het moderne
Afvallige Christendom vandaag de dag. Het huur-een-plaats
idee is eerlijker en vestigt geen valse leer. Het grote verschil tussen
de
Farizeeën van het Oude Israël en de Farizeeën van het Afvallig Christendom is dit:
Acts 17:24-25 De God, Die de wereld gemaakt heeft en
alles wat daarin is; Deze, zijnde een Heere des hemels en der aarde, woont
niet
in tempelen met handen gemaakt;
25 En
wordt ook van mensenhanden niet gediend,
als iets behoevende, alzo
Hij
Zelf allen het leven, en den adem, en alle dingen geeft;
De Apostel
Paulus, die dit predikte vanaf de Areopagus in Athene, hoorde dit
uitgesproken
worden door de diaken Stefanus voor het Sanhedrin in Handelingen 7:48.
Deze
uitspraak, de Allerhoogste woont niet in
tempelen met handen gemaakt, deed Stefanus vermoord
worden, want de religieuze leiders die hem terechtstelden wisten wat
zon uitspraak
kon betekenen voor hun positie en invloed. Paulus was een getuige van
Stefanus
berechting en executie, en was gedrongen deze uitspraak zelf te
gebruiken in
zijn eigen bediening.
Voordat onze
Heer ten tonele verscheen, was de Tempel het
fysieke
centrum van Gods autoriteit op de aarde. Jezus
zei
tegen de Farizeeën: Ziet, uw huis wordt
u woest gelaten (Matt. 23:38). Sinds die tijd heeft God geen tempelen met handen gemaakt op de
aarde. Je bent geen trouw verschuldigd aan enig kerkgebouw, tenzij je
persoonlijk daar geplaatst wordt door de Heilige Geest. Je kunt
vertrekken of
weigeren te komen wanneer je maar wil. De Heer behoeft niet langer een gebouw,
of glas-in-lood ramen of marmeren altaren
voor Zijn
glorie. Dit zijn allemaal dingen die je wel of niet kunt hebben als je
bereid
bent er voor te betalen. Deze versieringen zijn voor jou, niet voor God.
Iedereen die
tienden eist heeft zichzelf op den stoel
van Mozes gezeten, en de Heer vertelt ons wie het zijn die daar
zitten: de Schriftgeleerden en de Farizeeën. Ze
ziften nog steeds de mug en doorzwelgen de kameel (Matt. 23:23-24). Wat hen
slechter maakt dan de Farizeeën in de tijd van onze Heer is dat ze
durven te
beweren dat hun kerkgebouw het praktische evenbeeld is van de Joodse
Tempel! En
trouwens, het huis waar Mozes zetelde,
wordt nu woest genoemd (God is daar niet).
Laat ons tenslotte kijken naar de enige persoon in de Bijbel
die 10%
eiste van alles wat je kreeg: Koning Saul.
1 Sam.8:15,17 En uw zaad, en uw
wijngaarden zal hij vertienen, en hij zal ze aan zijn hovelingen, en
aan
zijn knechten geven.
17 Hij
zal uw kudden vertienen; en gij zult hem
tot knechten zijn.
Merk op dat in
deze verzen niet gesproken wordt over de vermeerdering. Saul zal 10%
nemen van
alles wat je hebt of krijgt (en nog veel meer, lees het hele hoofdstuk).
Luister naar wat de Heer zei over Koning Saul:
1 Sam.8:18 Gij
zult wel te
dien dage roepen, vanwege uw koning, dien gij
u zult
verkoren hebben, maar de HEERE zal u te dien dage niet verhoren.
En waarom is
het dat deze mensen bereid waren al de misbruiken van Koning Saul te
verdragen?
1 Sam.8:7 Doch
de HEERE zeide tot Samuel: Hoor naar de stem
des volks in alles, wat
zij tot u zeggen zullen; want zij hebben u
(Samuel) niet verworpen, maar zij hebben
Mij (God) verworpen, dat Ik
geen Koning over hen zal zijn.
Zij zullen het
doen met hun Koning Saul en hem zijn tienden betalen, omdat het
makkelijker is
dat te doen, dan te worstelen met deze woorden van Jezus Christus: verkoop alles, wat
gij hebt, en deel het onder de armen, en gij zult een schat hebben in
den
hemel; en kom herwaarts, volg Mij (Lukas 18:22). BRON: www.1johannes4-6.com
|