Werkstuk geschiedenis van Egypte voor scholieren
egypte in een notedop
Rond de Predynastieke tijd
Tegen 10.000 v. Chr. trokken rondtrekkende jager-verzamelaars uit de Sahara naar het oosten. Zo kwamen ze bij de Nijl. Ze leefden met kleine groepen. Ze sloegen hun kampen op langs de Nijl, omdat er veel voedsel in en langs de Nijl te vinden was. Een keer in het jaar gingen ze ergens anders naar toe, omdat er grote overstromingen waren. Ook nu in onze tijd liggen de grote steden langs de Nijl.
5000 jaar v. Chr. begon het leven van de Egyptenaren. Zij leefden in de Predynastieke tijd. Het is zo genoemd omdat dit de tijd was voordat de machtige regerende families de baas werden in heel Egypte. Voor deze tijd woonden er jagers en verzamelaars, en hun kleine boerderijtjes werden steeds groter totdat ze een dorp vormden. Uiteindelijk ontstonden er twee rijken: Neder- Egypte dat in het zuiden van Egypte lag aan de Nijl, en Opper- Egypte dat bovenaan Egypte. Zo werden de Egyptenaren gewone handwerkslieden en ambachtslieden . De eerste koning, een farao, bracht de twee helften van het land bij elkaar. Zij leefden 3000 jaar lang zo goed, dat het op de oude Grieken en Romeinen grote indruk maakte.
Bij de Nijl
De oude Egyptenaren noemden de Nijl gewoon de rivier. De grote rivier was van levensbelang voor de Egyptenaren. Dankzij de Nijl hadden ze water, konden ze akkers aanleggen en over de Nijl reizen, zodat ze langs andere dorpen kwamen om te handelen of om gewoon vakantie te houden. Als het weer geregend had, overstroomde de Nijl en er bleef slib achter wat ze het zwarte land noemden. Het bleef achter op hun akkerlanden die vlak langs de Nijl lagen. Zo werd de akker elke keer weer vruchtbaar. Zonder de Nijl zou de Egyptische cultuur nooit ontstaan zijn.
De Kalender
Elk jaar had 12 maanden. Iedere maand had weer 3 weken en een week duurde 10 dagen.
Egyptenaren verdeelden het jaar in 3 seizoenen, volgens de tijdkring van de Nijl. Een overstroming duurde meestal van half juli tot half november en dus vormde dat het eerste seizoen. Direct hierna kwam de zaaitijd, die duurde van half november tot half maart. Dat was het tweede seizoen. Het laatste seizoen was de oogsttijd. De rivier stond dan op zijn laagst. De laatste 5 dagen van het jaar waren godsdienstige feestdagen. Een schrikkeljaar kenden de Egyptenaren toen nog niet.
Voedsel in de Nijl
Sommige Egyptenaren leefden van de visserij en de jacht op vogels. Voor de farao en zijn edelen was de jacht op vogels eerder een soort sport. En nog liever gingen ze met harpoenen op nijlpaarden jacht. Maar jagen op nijlpaarden was gevaarlijk, omdat het dier met gemak de boot kon omgooien. Er was ook een plechtigheid waarbij de farao volgens de godsdienstige regels een nijlpaard moest doden. Het mannetjes nijlpaard was een teken van het kwaad. Door hem dood te steken, liet de farao zien dat hij zijn volk beschermde tegen kwaad en vijanden.
Boten op de Nijl
De eerste Egyptische boten waren gemaakt van bossen riet. Die groeiden langs de oevers van de Nijl. Ze maakten daarvan ook daken, matten, papier, manden, meubels en sandalen. Met rieten boten gingen ze over de rivier. De Nijl was ook de belangrijkste weg van Egypte. Het was veel makkelijker om over water te reizen dan door het woestijnzand of over modderige velden. Toen de Egyptenaren ontdekten hoe je boten van hout kon maken, maakten ze ook grotere schepen, zoals handelsschepen en oorlogsschepen, waarmee ze niet alleen op rivieren maar ook op zeeën konden varen. Maar toch echt de mooiste boot was toch wel de privé boot van de farao. Op een keer werd de koninklijke boot van Ramses de derde overvallen door opstandelingen, die hem dood wilden maken.
Ambachtslieden
Alle kunstvoorwerpen die je in Egypte ziet is allemaal door ambachtslieden gemaakt. Voorbeelden van ambachtslieden zijn: pottenbakkers, steenhouwers, timmermannen en mensen die glas of juwelen maakten. Er werd ook geweven en gespind, dat werd meestal door vrouwen gedaan. Bijna alle dingen wat de vrouwen hebben gemaakt van stof, is verteerd.
Gemaakt om lang mee te gaan
In de Egyptische dorpen en steden maakten timmermannen en meubelmakers meubels voor in de huizen, maar ze maakten ook kleine houten modellen voor de graftombes van belangrijke mensen. De allerbeste steenhouwers, beeldhouwers en schilders werkten voor het koninklijk huis: zij maakten de paleizen, tempels en graftombes. Edelsmeden maakten met goud en edelstenen de mooiste sieraden. Al die dingen kunnen we nu nog steeds bewonderen in musea.
Bewerking van grondstoffen
Metaal werd gesmolten in houtskoolovens. Het werd daarna boven een vuur verhit om onzuiverheden te verbranden. De ambachtlieden klopten daarna het koude metaal in de goede vorm of goten het in mallen. Het werk was pas klaar als er eerst nog geschaafd en geschuurd was. Voorwerpen die helemaal van goud waren, werden alleen gemaakt voor faraos en voor tempels. Wel werden veel andere voorwerpen bedekt met een dun laagje goud, maar onder het laagje goud was alles van ijzer of tin.
Beeldhouwwerken
De meeste dingen van Egyptische kunstvoorwerpen zijn beeldhouwwerken. Reliëf of muurschilderingen versierden de muren van tempels en grafkamers. De personen zie je altijd van de zijkant. Ze maakten ook eerst een tekening en kleurden het daarna in.
Toen het Nieuwe Rijk begon ( rond 1550 v.Chr. ) zijn er in de grafkamers in Thebe zoveel prachtige muurschilderingen gemaakt, dat ze die tijd ook wel de Gouden Eeuw van de Egyptische schilderkunst hebben genoemd.
Goud
Tussen de Nijl en de Rode Zee lagen veel goudmijnen. De Egyptenaren waren gek op goud. Ze maakten ook bladgoud dat ze in een dun laagje aanbrachten op houten beeldjes en allerlei andere voorwerpen. De Egyptenaren beschouwden goud als een goddelijke stof. Zo werd de zonnegod Re ook wel berg van goud genoemd en zijn dochter Hathor de godin van goud.
De farao en zijn familie
De macht van de faraos macht over Egypte was een van de langste en succesvolste vormen van bestuur uit de wereldgeschiedenis. Faraos waren toen dan ook geen gewone koningen. Als een farao op zijn troon ging zitten in zijn paleis geloofden zijn mensen dat de geest van Horus (dat was de god van de koningen en van de hemel) bij hen binnenkwam. De farao was zo belangrijk dat de mensen dachten dat het een god was. De oude Egyptenaren geloofden ook dat de farao afstamde van de zonnegod Re, en dat er goddelijk bloed door zijn aderen stroomde.
Een nieuwe farao
De farao koos meestal de oudste zoon als opvolger. Deze zoon werd dan voorgesteld aan zijn onderdanen. Als de oude farao stierf, zorgde de troonopvolger voor de begrafenis, zo kon het hele land direct zien wie de nieuwe troonopvolger werd. Maar pas tijdens de bekroning zou de prins veranderen in een echte koning. Als de prins gekroond werd, geloofde iedereen dat alle goden, godinnen en geesten van alle gestorven faraos erbij waren, om te bevestigen dat hij de echte farao werd. Met heel veel rituelen werd hij de koning van Egypte. Op het laatste kreeg hij de dubbele kroon opgezet, met de dorsvlegel en de kromme staf in zijn hand: dat zijn de koninklijke symbolen van Osiris.
Een vrouwelijke farao
De faraos van Egypte waren meestal mannen. Dat moest ook wel, want ze waren de god op aarde. Toch zijn minstens 6 vrouwen in Egypte de baas geweest. Ze moesten zich dan wel koning of farao laten noemen, en niet koningin. De beroemdste vrouwelijke farao was Hatsjepsoet, afstammelinge van een veel koningen en koninginnen. Bijna 20 jaar zat ze op de troon, leidde ze een oorlogstocht, restaureerde ze tempels die vernield waren en ging ze door met de handel, zodat het heel erg goed met Egypte. Hatsjepsoet werd vaak afgebeeld met een baard.
Zijn vrouw
De farao had een vrouw, de koningin, zij werd ook wel Grote Koninklijke Echtgenote genoemd. Vaak was de koningin de zus van de farao. Dat vonden de Egyptenaren wel handig, omdat de zus van de farao net als de farao zelf, het bloed van de zonnegod in zich had. Lang geleden was ook de god Osiris, toen hij nog de koning was van Egypte, getrouwd met zijn zus Isis; zij werd toen koningin van Egypte. De kroonprins was de zoon die de farao als nieuwe opvolger had aangewezen. Meestal was dit een zoon van de koningin; maar als zij geen zoons had kon de farao een zoon van een van zijn bijvrouwen kiezen. Sommige bijvrouwen waren prinsessen uit buurlanden, waarmee de farao getrouwd was om vrienden met deze landen te blijven.
Cleopatra
Cleopatra is de bekendste Egyptische koningin. Dit kwam vooral door haar schoonheid en intelligentie. Ze heeft een relatie gehad met Julius Caesar. Zij werd verslagen door keizer Augustus tijdens de Romeinse burgeroorlog. Ze wou zich niet overgeven en heeft toen zelfmoord gepleegd. Zij was de laatste farao die over Egypte heeft geregeerd.
Egyptische vrouwen
De meeste dingen wat de vrouw moest doen was het huishouden, het groot brengen van de kinderen en ze maakten ook het eten klaar voor het gezin . Bij rijke families liet de vrouw des huizes de maaltijd maken door haar dienaressen. Want rijke vrouwen hadden vaak veel bedienden. Jonge vrouwen leerden deze taken van hun moeders, en vaak hielpen grootmoeders een handje mee in huis. Veel vrouwen deden ook zwaar werk buiten het huis. Egyptische vrouwen konden een woning of akker hebben of erven; ze konden scheiden van hun man, vooral als die hen sloeg.
Vrouwenwerk
Sommige vrouwen werkten buiten het huis als bakker of weefster. Andere vrouwen werden muzikantes, zangeressen of danseressen die optraden tijdens privé-feesten. Sommige vrouwen zorgden voor een moestuin met groenten en fruit, of werkten op het land. Goed gestudeerde vrouwen konden priesteres worden en deelnemen aan de rituelen in de tempels.
Koninginnen
De meeste faraos hadden verschillende vrouwen, maar ze hadden wel één koninklijke vrouw. Deze vrouw was de machtigste vrouw van Egypte . Bijna even belangrijk was de moeder van de farao, die ook als een machtige vrouw werd verwend. Sommige koninginnen konden ook mee beslissen bij het regeren van het land.
Huwelijk
Veel meisjes trouwden al als ze 12 of 13 jaar oud waren. Hun toekomstige man was meestal iets ouder. Er was niet echt een bruiloft maar er werd wel een huwelijkscontract getekend; dat het echt besloten was. Ze deelden alles samen, maar bij een scheiding mocht de vrouw alle bezittingen die ze had gedeeld weer meenemen.
Het dagelijks leven
De meeste gewone Egyptenaren werkten op het land en kregen genoeg geld om zichzelf en hun gezin te voeden. In hun huizen stonden niet meer dan een paar stoelen en wat lage tafels. Rijkere gezinnen woonden in grotere huizen met logeerkamers en een tuin. De meeste vrouwen trouwden jong. Als ze het geld ervoor hadden namen ze een bediende in huis. Sommige vrouwen sponnen zelf wol, maar meestal werd dat soort werk door professionele wevers gedaan. Meisjes hielpen hun moeder terwijl de jongens meestal bij hun vader bleven om te leren wat hun vader deed, ze gingen dan ook meestal het beroep van hun vader later doen. Er was veel vraag naar timmermannen en andere goeie mensen die je vaak nodig had en in elke stad en in elk dorp waren werkplaatsen waar de huishoudelijke spullen werden gemaakt.
Linnen
In het hete klimaat van Egypte waren luchtige, losse en goedwasbare kleren het handigst. Vooral omdat veel mensen zwaar werk deden. Het vlas ( dat is een plant waar je linnen van kunt maken ) werd op verschillende tijden geoogst. Van de jonge groene planten maakte je fijne stof. Van de oudere gele stengels werd sterk linnen gemaakt voor kleren. Het volgroeide stugge vlas werd gebruikt voor touw en matten. Je kon alles ook nog een de matten en touwen ook een vrolijk kleurtje geven, want ze konden van planten knollen en bieten verf maken. Maar gekleurde stof voor kleding werd weinig gebruikt, omdat de kleuren in de hitte snel uitliepen.
Kinderen
De Egyptenaren waren erg blij met hun kinderen. Om het kind te beschermen tegen gevaar kreeg het kind een amulet om. Als de kinderen volwassen waren, konden ze zorgen voor hun bejaarde ouders. Echtparen die geen kinderen hadden, baden tot de goden; als dat niet hielp konden ze kinderen adopteren.
De meeste sporten en spelletjes waren simpel en goedkoop. Jongens deden aan hardlopen, springen en vechten. Het lijkt erop dat ze balspelletjes aan de meisjes overgelaten hebben. Er was altijd wel water in de buurt en iedereen zwom dan ook met plezier.
Sommige jongens gingen naar school in de tempel. Onderwijs duurde 10 jaar en het was gratis. Toch gingen veel kinderen niet naar school. Ouders wilden liever dat hun kind geld ging verdienen.
Hiërogliefen
De oude Egyptenaren hadden een beeldschrift. Ieder tekeningetje was een woord. Dus als je een vogel tekende, bedoelde je vogel. We noemen het schrift van de Egyptenaren hiërogliefen. Dat betekent: heilige inkrassingen. De Egyptenaren noemden het de taal van de Goden. Hiërogliefen schrift was voor heilige teksten in tempels en graftombes. Er was ook een eenvoudiger schrift, het hiëratische schrift. Dit schrift was voor dagelijks gebruik.
Leren schrijven
Er gingen maar een paar jongens naar school om te leren lezen en schrijven. Ze gingen naar school toen ze 5 jaar waren en konden soms wel 12 jaar les krijgen. Eerst leerden ze het hiëratische schrift, en daarna het hiërogliefen schrift. De leraar liet de jongens woorden en verhalen overschrijven op stukken gebroken aardewerk. Papyrus was veel te duur om op te oefenen.
Papyrus
Papyrus werd veel gebruikt in Egypte. Het is eigenlijk het zelfde als papier. Het werd van een waterplant gemaakt die ook wel papyrusplant werd genoemd. Papier kreeg je in Egypte niet zomaar. Je moest eerst de stengels van de papyrusplant schillen en het in dunne reepjes snijden. Daarna worden de reepjes om en om over elkaar heen gelegd. Met een zwaar gewicht of een hamer worden de reepjes tegen elkaar geperst zodat de sappen eruit lopen. De sappen werken als lijm, waardoor de reepjes tot een vel aan elkaar plakken. Het vel wordt met een ronde steen mooi glad gestreken. Het is klaar om op te schrijven.
De steen van Rosette
In 391 na Chr. gaf de Byzantijnse keizer Theodosius I opdracht om alle heidense tempels in zijn rijk te sluiten. Hierdoor kwam er een einde aan de vier duizend jaar oude traditie en tevens ging hierbij de oude Egyptische taal, hierogliefs, voor meer dan 1500 jaar verloren. Tot 1800 begreep dus helemaal niemand iets van het hiërogliefen schrift. Maar toen ontdekte een kapitein uit het leger van Napoleon een steen. Op die steen stonden drie talen: Grieks, Demotische en het Egyptische. Omdat deze steen werd gevonden bij het plaatsje Rosette, werd hij de steen van Rosette genoemd. In 1822 wist een Fransman het Egyptische schrift te ontcijferen.
In totaal zijn er wel 700 hiërogliefen tekens.
De goden
De Egyptenaren geloofden in honderden goden en godinnen. Ze hadden overal een god voor. Zo waren er goden voor de zon, de maan en het weer, er waren goden voor vruchtbaarheid, de landbouw en het schrift. Sommige goden werden alleen maar in één dorp vereerd andere goden in heel Egypte. De goden hadden namen zoals Osiris, Isis, Horus, Re en Hathor. Ter ere van al deze goden bouwden de Egyptenaren tempels. Ook werden er tempels gebouwd ter ere van een dode koning of koningin. Binnenin de tempel stond het beeld van de god of koning. Een aantal van deze tempels staan er nog steeds. De faraos op hun beurt werden weer als levende goden beschouwd.
De belangrijkste goden op een rijtje:
1. Horus: god van de hemel. 2. Seth: god van de woestijn, van chaos en het kwade. 3. Toth: god van de kennis en van de schrijvers. 4. Chnoem: god die de mensen maakte op zijn pottenbakkerswiel. 5. Hathor: godin van de liefde, de hemel, vreugde en dood. 6. Sobek: krokodillengod. 7. Re: zonnegod.
8. Ptah: god die alles op aarde geschapen heeft. 9. Anoebis: god van het balsemen. 10. Osiris: god van de landbouw en heerser van de onderwereld. 11. Isis: god van de tovenarij.
Egyptische mummies
De Egyptenaren waren de besten in het balsemen van de dode lichamen. Als ze aan het balsemen waren werd het lichaam uitgedroogd en wikkelden ze het lichaam in linnen. Dit koste ontzettend veel tijd. Maar het was ook heel erg belangrijk.
Het gebalsemde lichaam werd in een grafkist gelegd, net zoals wij dat ook kennen, maar deze grafkist was veel indrukwekkender. Daarna werd het bijgezet in een graftombe. Archeologen hebben vaak het linnen van de gebalsemde lichamen eraf gehaald.
Tegenwoordig gebruiken de archeologen liever speciale scanners om mummies te onderzoeken, zodat ze niet beschadigd raken.
Mummificeren & balsemen
De Egyptenaren werden gemummificeerd, zodat het lichaam niet kon verteren. Zij dachten dat je na je dood in het rijk van de goden verder kon leven, maar dan moest je lichaam wel goed bewaard blijven. Alleen rijke mensen konden het betalen om gemummificeerd te worden. Voor de rijkste en belangrijkste Egyptenaren zoals de: faraos en koninginnen werden graftombes gebouwd. Dat zijn piramides. Als een rijke Egyptenaar dood was gegaan werd hij gemummificeerd.
Hoe de Egyptenaren hun doden mummificeerden: 1. De balsemers verwijderen de hersenen en de organen van de dode. Men doet dit alles in een vaas. Deze vazen heten: canopen. Het lichaam van de dode moet compleet zijn om de reis naar het hiernamaals te kunnen maken. Daarom mogen de ingewanden dus niet ontbreken. Daarna verpakken ze het lichaam in een soort natron, een soort zout. Daardoor droogt de huid uit en blijft dan voor altijd bewaard.
2. Tijdens het wikkelen stoppen familieleden tussen de lagen linnen, juwelen en beeldjes. Ook bidden ze voor zijn ziel. Als dat klaar is, is de dode gemummificeerd.
3. De dode krijgt een masker op. De balsemers dragen dieren maskers en doen alsof ze goden zijn. Het mummificeren duurt ongeveer 70 dagen bij elkaar.
Daarna werd het lijk in een mensvormige kist gelegd. Een sarcofaag. Er werd bij een farao een dodenmasker op zijn hoofd gelegd daar was zijn gezicht op geschilderd. De rijke Egyptenaren kregen allerlei kostbaarheden mee, die ze konden gebruiken. De mummie werd versierd met gouden juwelen en glanzende edelstenen.
De arme Egyptenaren werden gewoon in het zand begraven in de Sahara.
De piramides
De oudste Egyptische graven waren kuilen in het zand, met grote stenen erop. Gewone Egyptenaren werden altijd zo begraven. Af en toe werden ze eerst in stroken linnen of leer gewikkeld, of in een kist van hout of riet gelegd. De familie van de dode gaf voedsel mee en soms wat gereedschap.
Als er een nieuwe farao kwam, dan was een van de eerste dingen die hij deed: opdracht geven dat er een nieuwe piramide moest gebouwd worden. Dat deed hij omdat het bouwen van een piramide ongeveer 20 jaar duurde. De kans was groot dat de farao al dood ging voordat de piramide af was. Faraos wilden in grote graftombes begraven worden, zodat iedereen kon zien hoe machtig ze waren. Zon koninklijke graftombe moest groot genoeg zijn voor alle bezittingen die hij nodig zou hebben in het leven na de dood.
De trappiramide
Toen de eerste faraos over Egypte regeerden ( de derde dynastie ) werden ze in een soort piramide begraven met een plat dak. Dat noemden ze ook wel een mastaba, maar na een paar jaar besloot Imhotep, de eerste minister van farao Zoser, een groot monument van steen te bouwen voor de farao. het begon als een grote mastaba, waar hij telkens een iets kleinere mastaba op liet zetten.
Zo ontwierp hij de eerste piramide ter wereld; de trappiramide. ( 2649 v Chr. - 2575 v. Chr) De trappiramide betekende ook nog iets; de farao kon opstijgen naar de Onvergankelijke Sterren in het noorden.
Knikpiramide
Op een gegeven moment wilden ze de trappen glad hebben. Alleen toen ze aan het bouwen waren werden ze bang dat de piramide kapot zou gaan. Daarom hebben ze de hoek van de vier zijden meer naar elkaar toe gebouwd, zodat hij niet zo hoog werd, waardoor er een knik is ontstaan.
Gladde piramides
Vanaf de vierde dynastie ( 2575 v. Chr 1640 v. Chr.) werden piramides met gladde zijkanten gebouwd. Deze gladde zijkanten betekenden zonnestralen waar de farao kon opstijgen naar de zonnegod Re in zijn hemelboot. Deze echte piramides werden gebouwd voor koninklijke begrafenissen.
De grote sfinx
Dit stenen beeld heeft het lichaam van een liggende leeuw en het hoofd van een mens. De sfinx is bijna 20 meter hoog en meer dan 73 meter lang. Hij staat bij de toegangsweg naar de piramide van Chefren. De meeste geleerden denken dat de sfinx gemaakt is rond 2558 v.Chr., en dat het hoofd van de koning erop is afgebeeld.
In de piramide
Omdat er veel waardevolle spullen in de piramiden waren gestopt, hebben veel rovers de graven leeggehaald. In 1922 ontdekte de Engelse archeoloog Howard Carter het graf van Toetanchamon. Dit graf was nog niet leeggeplunderd.
|