Luxor
Er is een merkwaardige gelijkenis tussen de hedendaagse façadecultuur van wat door moet gaan voor het moderne Egypte en de oude tempels van Karnak en Luxor. De stad verwelkomt zijn bezoekers met in de lucht priemende bossen van betonijzers als eeuwig opgebonden palmtakken met een roestende zweem van verwachting, of erger nog, gesloten papyrusbloemen, in de knop gebroken, voor altijd wachtend op de zon als wanhopige handen die reiken naar het ooit zo verlangde leven.
Die levensmoeheid van hun voorvaderen lijkt wel doorgedrongen tot in de genen van de zakkig geklede gewapende macht die in zwarte uniformen met een gouden adelaar en forse bewapening talloze checkpoints bemannen. En wie zich daar niet onledig houdt met de cultuur van de angst voor het eigen volk, hult zich in djellabas die iedere lichaamsvorm verhullen en vooral iedere beweging van een jong en krachtig lijf intomen. De hijab, nikab of burka die de paar vrouwen op straat van de publieke ruimte afschermen, bollen in de wind. Is het onschuld of naïviteit wanneer jonge mannen je steevast toeroepen als potentiële klant voor hun calèche of taxi of drank of noten en pitten, het uitzichtloos aandringen en blijven aandringen - zelfs na een laa sjokram - nee bedankt?
En dan nog eens proberen bij vrouw en kinderen: pure arrogantie? Fascinerend hoe ze bijna feilloos kunnen inschatten dat wij Belgen zijn, gewoon langs de straat. Ze horen het aan ons idioom en zien het aan onze kleren en manier van lopen. Tergend en gênant hoe ze voor alles en nog wat bakshish proberen te krijgen, vaak nederigheid veinzend . Zowat iedere passant wil je iets verkopen of je schoenen poetsen, zelfs indien van gore-tex stof in plaats van leder. Afweren wordt zon automatisme dat je een bewaker in politie uniform die met zijn geweer naar je toe komt, evenzeer een laa sjokram uitlokt. Is dit nu helemaal een volk van levensmoede bedelaars en handophouders geworden? Kunnen ze nu alleen nog hun hand ophouden en overleven bij de gratie van een cultuur waarvan ze de graven reeds duizenden jaren roven en plunderen en die alleszins het laatste anderhalve millennium de hunne al lang niet meer is? Voor zover ze een beetje in het ware geloof beslagen zijn, moeten ze die graf- en tempelresten haten als des duivels, maar daarom nog wel handig als roof- en handelswaar. Eén enkele vrouw in een kiosk verkoopt iets, terwijl haar man elders nering zoekt . De positie van de vrouw is hier duidelijk op retour in vergelijking met hun voorouders ten tijde van de faraos waar ze quasi gelijke rechten hadden als de mannen, ook erfrechtelijk. Desnoods bonden ze zich een ceremoniële baard om.
Op de corniche van Luxor reed een kerel ons tegemoet op een wrakkig rijwiel: You dont like Egyptians. Je zou van minder opkijken voor zon hoge graad van zelfkennis! In de hotels en toeristische bezienswaardigheden ogen de meeste personeelsleden vriendelijk, maar daar is het ongeveer wel mee gezegd.
In Jolie Vivre Mövenpick word je snel en vriendelijk geholpen eens de toegang voorbij waar een batterij politielui in zwart zakkengoed bommen detecteren terwijl de metaaldetectorpoortjes voortdurend snerpend alarm geven. Maar het blijft allemaal wat om te lachen. Langs de waterkant patrouilleren ze met te korte knuppels. Van iedere auto die het eiland oprijdt, wordt de bodem met spiegels aan een kruk geïnspecteerd. Maar je treft ook redelijke figuren zoals een kelner die bij cash betalen zonder bonnetje een korting van 25% rekent, of de toegang tot het peperdure Luxor Museum waar vreemdelingen zoals op de meeste plaatsen zowat het dubbele aangerekend krijgen, en de loketbediende kinderen halve prijs biedt zonder studentenkaart. Al is de collectie zeer matig het overgrote deel van de topstukken zit in Cairo, Londen, Parijs, Berlijn en Rome toch zijn er veel autochtone bezoekers wegens schoolvakanties. De fameuze tempel van Luxor lijkt van op de corniche een stuk kleiner dan op de fotos.
De belendende Mubarak-bazar is niet echt levendig, net zoals de enorme 4 verdiepingen tellende Savoy-Bazar waarin honderden kleine winkels met allemaal dezelfde rommel. Spanning in het Midden Oosten of een aanslag her en der en op slag daalt de toeristische aantrekkelijkheid van Egypte voor de westerse bezoekers. Dat was dan ook het hoofdargument van menig gids tegen de overvallen door moslimbroeders op toeristen. Meteen zoveel honderdduizenden werkloos wegens het verdrogen van de toeristenvloed en dat ondanks de enorme vloot aftandse en smerige - overigens spuuglelijke - drijvende hotels op de Nijl die dan maar aangevuld worden met binnenlandse schoolreizen of zakenrelaties en familieleden van de reders. De enige winkel in Luxor waar je ongestoord kan rondkijken was de bookshop, met zelfs wat literatuur in het Engels. In het hotel zit de filiaalhouder van de bank ongeïnteresseerd geld te wisselen, onderwijl de koran lezend. Het lijkt wel of dit land en dit volk ieder geloof in het eigen kunnen verloren is in de schrijnende confrontatie met het waanzinnig glorieuze verleden dat overal onloochenbaar, onontkoombaar aanwezig is. In deze economische poel van armoede en ellende met enkel de massas boeren en arbeiders als natuurlijke rijkdom - het zaad in de vruchtbare verborgen schoot der natie gelooft nauwelijks nog iemand in een betere toekomst op deze aarde. Dus rest enkel nog het glorierijke geloof in de Ene en de Ware die nog een mooie toekomst durft beloven, zij het dat de wetenschappelijke falsificatie van die theorie pas na de dood mogelijk zal zijn. Schizofrenie moet een fundamentele culturele eigenschap zijn in dit land. De bewoners van enkele afzichtelijke vervallen resten van dorpswijken weigeren te verhuizen van de westelijke dodenoever aan de Koningsgraven naar de oostelijke levensoever waar ze nieuwe huizen opgeleverd krijgen. Niet om hun verknochtheid aan de hoop stenen van hun voorvaderen, maar simpelweg omdat ze daar veel beter denken te kunnen leven van de kunstschatten en toeristenparafernalia.
Of het moet zijn dat de godvrezende fellahin zich in niets en nergens afstammelingen wanen van de cultuur die al die kunstschatten heeft geofferd voor het leven na de dood van hun voorouders.
Anderzijds is dit een mooie speling van het lot. De rijke of adellijke, zelfs koninklijke doden hebben vaak schitterende grafgiften meegekregen voor het leven na de dood in het rijk van Osiris, het rijk dat na het hunne komen zou. En precies die enorme schatten aan grafgiften dienen vandaag om hun genen in hun verre nazaten te helpen overleven in amechtige kopieën, twijfelachtig antiek en bizarre namaakbeeldjes die toeristen worden gepresenteerd.
|