De Nederlandse bijdrage aan de Egyptische archeologie
Van de zeventiende eeuw tot heden
Al vierhonderd jaar hebben Nederlanders zich verdiept in de materiële resten van het oude Egypte. Het begon met voorwerpen die als 'rariteiten' min of meer toevallig bij Nederlandse verzamelaars belandden. De laatste vijftig jaar zijn Nederlandse egyptologen nauw betrokken geweest bij archeologische projecten in Egypte.
Zeventiende-eeuwse handelaren Rond 1600 werd de Nederlandse Republiek een echte handelsnatie. Er kwam daardoor ook meer contact met Egypte. Hollandse schepen namen exotische goederen mee, zoals Egyptische mummies die in apotheken als geneesmiddel werden verkocht. Hollandse kooplui vestigden zich in de landen van het Nabije Oosten. Sommigen gingen oudheden en rariteiten verzamelen. Diplomaten knoopten contacten aan met de Turkse Sultan, die dat hele gebied beheerste. Zo konden Europeanen zich vrijer bewegen in deze landen. Geleidelijk begonnen ook Hollandse geleerden zich te interesseren voor het oude Egypte.
Een belangrijk moment was de stichting van de Leidse universiteit in 1575. Daar werd onderwijs gegeven in de Oosterse talen. Vanaf 1620 groeide er ook een kleine verzameling van Egyptische oudheden. Zo werd de basis gelegd van de archeologische belangstelling voor het land van de faraos.
De negentiende eeuw De veldtocht van Napoleon (1798-1801) legde Egypte open voor Europa. Met de Franse legers trok een groep geleerden en kunstenaars mee. Hun publicatie Description de l'Egypte gaf een grote impuls aan de nieuwe wetenschap van de Egyptologie. In 1822 ontcijferde Champollion de Egyptische hiërogliefen. Nederland volgde deze ontwikkelingen met belangstelling. In 1818 werd het Rijksmuseum van Oudheden gesticht, dat ook Egyptische voorwerpen ging verzamelen. Tegelijkertijd deed het museum archeologisch onderzoek, sinds 1827 ook door eigen opgravingen. Wetenschappelijk opgraven in Egypte was toen nog niet mogelijk. Engelse en Franse avonturiers plunderden daar de oudheden. Andere landen kwamen er nauwelijks tussen. De oprichting van een Oudheidkundige Dienst en een Egyptisch Museum in 1859 veranderde dat. Voortaan konden alleen wetenschappers een opgravingsvergunning aanvragen. Enkele Nederlanders deden mee met zulke projecten: niet als archeoloog maar als tekenaar of fotograaf.
De eerste Nederlandse opgraving In 1882 werd in Londen de Egypt Exploration Society opgericht.
Tegelijkertijd begon William Flinders Petrie (1853-1943) in Egypte te graven, de eerste moderne archeoloog. Als eerste registreerde hij ook de kleinste vondsten zoals potscherven. Als hoogleraar in Londen leidde Petrie een hele generatie van jonge archeologen op. Eén van Petries studenten was de Nederlander Henri Frankfort (1897-1954). In Nederland waren er nog geen mogelijkheden om Egyptologie of Assyriologie te studeren. Frankfort ging in 1922-1923 voor het eerst mee naar Egypte. Als veldassistent werkte hij op de Britse opgravingen in Kau el-Kebir. In 1925 vroeg de Egypt Exploration Society aan Frankfort om de opgravingen in Abydos te leiden. Het jaar daarop leidde hij de Britse opgravingen in Amarna, in 1928-1929 werkte hij in Armant.
|
Henri Frankfort in 1923 op de Britse opgraving in Kau el-Kebir |
Egyptologie aan de Universiteit Frankfort moest voor zijn opleiding als archeoloog nog naar het buitenland. Weldra waren er ook mogelijkheden in Nederland. In 1902 werd Pieter Boeser (1858-1935), conservator aan het RMO, benoemd tot docent in de Egyptologie aan de Leidse Universiteit. Dit was de eerste leerstoel in dit vak in Nederland. Boeser was ook de eerste Nederlandse Egyptoloog die Egypte zelf bezocht (1903).
Eén van Boesers leerlingen was Adriaan de Buck (1892-1959). In 1924 vroeg het Oriental Institute in Chicago De Buck voor een internationaal project: de publicatie van teksten op Egyptische lijkkisten. Hiervoor bracht hij maanden in Egypte door (1925-1930). Daar hielp hij in 1927 Frankfort met de teksten van het Osireion. In 1939 werd De Buck professor in de Egyptologie in Leiden. Hij bleef nog zijn hele leven werken aan het onderzoek van de Sarcofaagteksten.
De jaren '50 Adolf Klasens (1917-1998) was een leerling van De Buck. In 1946 kwam hij bij het Rijksmuseum van Oudheden werken. Tijdens een vervolgstudie in Cambridge leerde hij de Engelse archeoloog Bryan Emery (1903-1971) kennen. In de jaren 1957-1959 voerde het museum archeologisch onderzoek uit in een grafveld nabij Aboe Roash, een dorpje 8 kilometer ten noorden van de piramiden van Gizeh en 16 kilometer ten westen van Cairo. Het onderzoek werd gefinancierd door de organisatie voor Zuiver Wetenschappelijk Onderzoek en stond onder leiding van Dr. A. Klasens, de latere directeur van het museum (1959-1979). Tijdens deze campagnes zijn 380 graven uit 3100-2700 v.Chr. onderzocht. Door dit onderzoek is meer duidelijkheid ontstaan over de begraafgewoonten, grafarchitectuur en grafgiften uit deze periode. De gevonden objecten, met name stenen vazen en aardewerk, zijn verdeeld over het museum in Cairo en het museum in Leiden. Hierdoor heeft het museum een grote verzameling voorwerpen uit de vroegdynastische periode verworven.
|
Adolf Klasens (rechts) in 1957 op de opgraving in Aboe Roash |
De Nubische reddingsactie In het Egyptische en een groot deel van het Soedanese Nubië zou door de bouw van een dam bij Aswan een stuwmeer ontstaan waardoor veel cultuurschatten op het punt stonden verloren te gaan. Een internationale reddingscampagne in de jaren 60, geïnitieerd door UNESCO, moest dit zoveel mogelijk voorkomen. Monumenten werden opgegraven en verplaatst. Namens het museum leidde conservator Adolf Klasens noodopgravingen bij de tempels van Aboe Simbel.
Egypte schonk drie tempels aan landen die een grote bijdrage aan dit project hadden geleverd.
Eén tempel is te bezichtigen op een heuvel nabij Madrid, een ander in het Metropolitan Museum in New York. Als dank voor de bijdrage van Nederland schonk de Egyptische regering de Isis-tempel uit Taffeh aan het Nederlandse volk. De ruim 2000 jaar oude tempel is sinds 1979 te bezichtigen in de centrale hal van het museum.
Het archeologisch onderzoek in Sakkara, vanaf 1975 Het huidige archeologische project in Egypte loopt sinds 1975. Een team van het Rijksmuseum van Oudheden, onder leiding van Geoffrey Martin en in samenwerking met de in Londen gevestigde Egypt Exploration Society, voerde tot in 1998 onderzoek uit in de woestijn bij Sakkara, in de omgeving van de bekende trappenpyramide van Koning Djoser (ca. 2650 v.Chr.).
Vanaf 1999 wordt het project door het museum voortgezet in samenwerking met de Faculteit Archeologie van de Universiteit Leiden, en staat het onder leiding van Maarten Raven en René van Walsem. Het opgravingsproject in Sakkara heeft tot doel documentatie te verzamelen bij de uit dit gebied afkomstige objecten die verspreid zijn over Egyptische collecties in de hele wereld. Het museum is zelf sinds het begin van de 19de eeuw in het bezit van een grote verzameling beelden en reliëfs, onder meer uit de graven van Horemheb (generaal van Toetanchamon en later zelf farao) en May(schatmeester van Toetanchamon). Door het huidige onderzoek in Sakkara worden plaats en functie van deze voorwerpen in de betreffende grafmonumenten duidelijk. Inmiddels heeft de expeditie twaalf grafmonumenten in Sakkara blootgelegd.
|
De opgraving van het graf van Maya en Merit in Sakkara in 1987, met op de achtergrond de piramide van Djoser. |
Overzicht van grafmonumenten:
Duizenden jaren lang was de woestijn bij Sakkara, 30 kilometer ten zuiden van Cairo, in gebruik als een begraafplaats voor hoge ambtenaren van de oude Egyptische hoofdstad Memphis. De begraafplaats stamt uit de periode van onder meer de faraos Amenophis III, Toetanchamon, Horemheb en Ramses II (ca. 1370-1250 v.Chr.).
1975-1979: het graf van Horemheb Horemheb was generaal ten tijde van Toetanchamon. In 1319 v.Chr. werd hij de tweede opvolger van Toetanchamon als farao. Horemheb is daarom begraven in de Vallei der Koningen te Thebe. Het graf in Sakkara is uiteindelijk gebruikt voor zijn tweede vrouw, koningin Moetnodjmet.
1981: twee kleine graven van Paser en van Raia Paser was bouwmeester en Raia was opperzanger in de tempel van Ptah ten tijde van farao Ramses II.
1982-1984: het graf van het echtpaar Tia en Tia Tia was de zus van farao Ramses II. Haar man heette ook Tia. Hij was schatmeester van Ramses II.
1985: het graf van Ioeroedef Ioeroedef was de particulier secretaris van het echtpaar Tia enTia. Dit graf blijkt later (11de-10de eeuw) als massagraf te zijn gebruikt. Er zijn ongeveer 70 mummies en mummiekisten gevonden.
1986: het graf van Ramose en de graven van Chay en Pabes Chay was een goudwasser en zijn zoon Pabes was koopman. Ramose was officier in het leger van generaal Horemheb. Via een nevenschacht vanuit zijn graf en een roversdoorbraak werd het lang gezochte graf van Maya gevonden. Het onderzoek naar het graf van Maya startte in het jaar daarop.
1987-1992: het graf van Maya en Merit Maya was schatmeester van farao Toetanchamon. Merit was zijn vrouw. Het Rijksmuseum van Oudheden is in het bezit van drie beelden van Maya en Merit.
1993: het graf van Inioeia Hij was opzichter van het rundvee ten tijde van Toetanchamon. Hij werkte onder de leiding van Maya.
1994-1998: het graf van Pay en zijn zoon Raia Pay was haremdirecteur ten tijde van farao Toetanchamon. Raia was zijn zoon en opvolger.
2001-2006: het graf van Meryneith Meryneith was een opperpriester uit de tijd van farao Achnaton (1353-1335 v. Chr.). Er zijn vijf bovengrondse kapellen, een binnenhof en vestibule met kleurrijk beschilderde reliëfs en teksten in hiërogliefenschrift en een spectaculair beeld van Meryneith en zijn vrouw Anoey blootgelegd. In 2002 werden onder het graf van Meryneith de overblijfselen van een koningsgraf uit de Tweede Dynastie (2770-2649 v.Chr.) ontdekt in de ondergrondse kamers.
2007: het graf van Ptahemwia Ptahemwia was de schenker des konings ten tijde van farao Achnaton (1353-1335 v. Chr.). Zijn graf werd ontdekt ten oosten van het graf van Meryneith. Er zijn een vrijstaande tempel met een poortgebouw, een binnenplaats met zuilgalerijen, een schacht naar de ondergrondse grafkamers, en drie naast elkaar gelegen kapellen opgegraven.
|