Plattegrond der steden.
De plattegrond van een uitgegraven stad toont ons, dat de huizen om een tempel en diens vierkanten bouw zijn samengebracht.
Deze diende als versterking en tot toevluchtsoord voor het geval, dat de stad werd aangevallen. De plattegrond van steden, in een bepaalde periode gebouwd, was gewoonlijk voorzien van breede geplaveide straten, welke rechte hoeken vormden en voorzien waren van stenen goten, om het water af te voeren. De gebouwen werden op een vaste lijn geschikt.
In steden echter, welke het product van verschillende eeuwen vormen, vindt men een zeer grote onregelmatigheid. Men ziet er huizen in een doolhof van donkere lanen en donkere, nauwe straten. Over het algemeen vindt men in iedere straat een plein, door wilde vijgeboomen beschaduwd, dat men twee- of driemaal per maand voor marktplaats gebruikte.
De armere klassen waren in hutten gevestigd, gewoonlijk niet meer dan 12 of 16 voet in lengte, en weinig beter dan de hutten der fellahs van heden ten dage. De huizen der middenklasse, van winkeliers, lagere beambten en hogere bedienden hadden een beter aanzien, maar waren vrij klein.
Gewoonlijk bevatten zij een half dozijn kamers en sommigen waren twee of drie verdiepingen hoog, terwijl nauwe binnenplaatsen hen van de straat afscheidden; vaker echter grensde het huis direct aan de straat en werd met drie zijden om een binnenplaats gebouwd.
Men heeft veelvuldige bewijzen, dat zeer zorgvuldige hygiënische toestanden in het oude Egypte bekend waren, want zelfs vrij armoedige huizen in Kahûn kunnen zich op een stenen regenbak beroemen en deze weelde was algemeen, uitgezonderd bij de allerarmsten. In Tell el Amarna heeft men in een huis van een aanzienlijk beambte, tot de 18e dynastie behorende, een mooi bewerkt bad en een kunstig systeem om het water aan te voeren, ontdekt.
De inrichting van het gewone huis was ongeveer dezelfde als in het Oosten van onze dagen; de benedenverdieping bevatte bergplaatsen, schuren en stallen; de daarop volgende verdieping diende om er in te huizen en te slapen; het dak om er zomers te rusten, terwijl de vrouwen hier ook babbelden en kookten. Een trap, welke zich aan de buitenzijde van het huis bevond, nauw en zeer steil, leidde naar de bovenvertrekken. Dezen waren langwerpig van vorm en de deur alleen diende voor ventilatie en verlichting. Soms werden de muren bij wijze van versiering met wit bestreken, met rood en geel versierd, of met huiselijke taferelen beschilderd.
|