Gooi het op de Nijl over een andere boeg
Door: Eefje Blankevoort
Gepubliceerd: gisteren 22:47 Update: gisteren 22:47
Een bootreis op een Egyptische felucca is een avontuur vol sterke verhalen en onverwachte ontmoetingen. Langs de grillige Nijl valt het onbedorven Egypte een land van kamelenmarkten, verlaten stranden en trouwe Bob Marley-fans nog te ontdekken.
Vanuit onze felucca, de traditionele Egyptische zeilboot, zien we de drukke kade van Aswan langzaam verdwijnen in de verte. De honderden riviercruiseboten, sluwe handelaars en toeristen laten we opgelucht achter ons. Stroomopwaarts hopen we nog een glimp van het onbedorven Egypte te vinden. We worden bijgestaan door Hassan, Atta en Nasser. De drie hebben twee dingen gemeen: ze werken al hun hele leven op zeilboten en ze zijn gek op alles wat met Jamaica te maken heeft. Onze boot heet de Breenc of Love (lees: Prince of Love, Egyptenaren kunnen de p niet uitspreken) en is met kleurrijke graffiti versierd. Bob Marley, met een enorme toeter van een joint, siert de binnenkant van de boot.
Melancholische liederen
Kapitein Hassan stuurt de felucca vakkundig tussen de andere boten door naar rustiger vaarwater. Even voorbij Aswan zijn we alleen en nestelen we ons op de grote matrassen in de boot, genietend van de rust om ons heen. Het is alweer een paar uur donker als we uiteindelijk aanleggen op een verlaten strandje. Op het kabbelende water, de zacht ruisende palmbomen en de tjirpende krekels na, is het volledig stil, totdat Hassan zijn met kamelenhuid bespannen trommel tevoorschijn haalt en melancholische Soedanese en Egyptische liederen begint te zingen.
No worry
De volgende ochtend zetten we na het ontbijt (pannenkoeken!) koers richting het noorden . Met de stroom mee schiet het lekker op en komen we na een paar uur aan bij de brug die de overgang van Nubisch naar Arabisch Egypte aangeeft. Met volle zeilen varen we eropaf. Er is echter één probleem: de spriet van de felucca, waaraan het zeil is opgehangen, is te hoog om zomaar onder de brug door te kunnen. We prevelen al wat halfzachte schietgebedjes als Atta, vlak voordat we op het punt staan de onderkant van de brug te rammen, het zeil halverwege laat zakken. No worry!, zegt Hassan laconiek. Als je maar weet wat je doet, is het een makkie.
s Avonds leggen we aan bij een verlaten eilandje met mango-bomen en groene akkers. Terwijl we op het maanverlichte strand een Egyptisch biertje drinken, vertelt Hassan over zijn dorp en hoe het leven er daar vroeger aan toe ging. Tot twintig jaar geleden hadden de dorpen hier geen elektriciteit. Iedereen leefde van zijn eigen landbouwgrond en er was nooit ergens een tekort aan. Het grote geheim van een lang en energiek leven? Dadels, vertrouwt Hassan ons toe. Zijn opa at er wel twee kilo per dag van.
Kamelenvlees
Het hoogtepunt van dag drie is een bezoek aan Daraw, een marktplaatsje tussen Aswan en Kom Ombo. Elke week worden hier honderden, soms wel duizenden, kamelen uit Soedan verhandeld. Het is er ongelofelijk druk. Ezels, schapen, zwaarbeladen karren en taxis banen zich een weg door de nauwe straten. Op weg naar de veemarkt ontmoeten we de tweeëntachtigjarige Haji Mohammad. Elke zondag en dinsdag worden onder zijn leiding op de grote marktplaats de kamelen, waarvan het overgrote deel bestemd is voor de slacht, verhandeld. Haji is nog geen één meter vijftig en is slecht ter been. Maar pit heeft hij nog wel. Steunend op zijn twee krukken laat hij zich voorzichtig op een bankje zakken en haalt hij uit een smoezelig tasje zijn trofeeën tevoorschijn: een krantenartikel over zijn leven, fotos van een beroemde buitenlandse fotograaf, bedankbrieven van toeristen. Tussen zijn verhalen door doet hij meerdere malen een huwelijksvoorstel. In zijn paspoort is nog plek voor een extra vrouw, laat hij hoopvol zien. Voordat we afscheid nemen drukt hij ons een envelop in de handen. Zijn adres staat er al op: Daraw Camel Market, Haji Mohammad. Wel schrijven, hè?
Achttien broers en zussen
Terug op de boot staart Atta beteuterd naar de Nijl. No wind, constateert hij. Gelukkig hebben we de stroming mee en komen we, zij het tergend langzaam, nog vooruit. Of we Edfu morgen wel bereiken, vragen we aan Hassan. Inshallah, als God het wil, antwoordt hij eenvoudig.
We passeren prachtige akkers met grazende buffels en koeien en ondanks de zwakke wind bereiken we die avond het dorp van Hassan, net vóór Edfu. Het plaatsje, dat niet meer dan zeshonderd inwoners telt, is tegen grillige rotsen aan gebouwd. Hassan nodigt ons uit met hem mee naar huis te komen, waar we hartelijk verwelkomd worden door zijn achttien broers en zussen. In het huis is het een komen en gaan van familie en vrienden. Op tafel staat een waar feestmaal: een grote schaal rijst met gebraden schapenvlees.
Na de feestelijke avond zit onze feluccatrip er helaas weer op. Maar de reis is nog niet helemáál voorbij Nasser heeft ons uitgenodigd voor een bruiloft in zijn geboortedorp. Tot diep in de nacht storten we ons in het feestgewoel. Als we vertrekken, beloven we dat we ooit nog eens terug zullen komen. Inshallah...
|