Vroegchristelijke kloosters
xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
De eerste kloosters verschenen in het begin van de 3e eeuw in de Egyptische woestijn in de streek Wadi Natroen (of Wadi El Natrun). Hier leefden monniken als heremieten en asceten in eenzaamheid, vaak in eenvoudige hutjes. Het werd de Skete-gemeenschap genoemd.
Later werden er echte kloosters gebouwd. De streek is gekozen, omdat vermoedelijk omdat Jezus, Maria en Jozef deze streek passeerden op hun vlucht naar Egypte.
Het Paromeosklooster (of Baramus) in Wadi Natroen is een voorbeeld van zo'n vroegchristelijk klooster. Het is een koptisch klooster, gewijd aan Maria. Dit klooster is waarschijnlijk de oudste van vier kloosters in deze streek. Het gebouw stamt uit 335 na Christus. Pa-Romeos betekent "van de Romeinen". Dit verwijst vermoedelijk naar twee heiligen, St. Maximus en Domitius, de kinderen van keizer Valentinus I.
Andere kloosters - ook uit de 4e eeuw - zijn het klooster van Sint Bishoi (of: Pishoi), het klooster van Sint Macarius de Grote het het Syrische Klooster.
Het koptische Bishoi-klooster in Wadi Natroen uit de 4e eeuw.
De streek Wadi Natroen is erg belangrijk in het vroege christendom. Belangrijke woestijnvaders komen hier vandaan, zoals Sint Arsenius, Sint Amun, Antonius van Egypte en Mozes de Zwarte.
De Universiteit Leiden onderzoekt sinds 1996 met steun van het NWO archeologisch onderzoek in de streek. Aanvankelijk dacht men de resten van Deir Anba Mussa al-Aswad (het klooster van Mozes de Zwarte) te onderzoeken, maar steeds aannemelijker wordt het eigenlijk het oude Deir al-Baramous (of Baramus) is. Dat betekent dat het hier gaat om de oudste monastieke nederzetting in dit gebied. Deir al-Baramous moet in het midden van de 4e eeuw zijn gesticht door Sint Macarius, een van de grondleggers van het Egyptische kloosterleven.
|