De drie piramides van Gizeh zijn de enige wereldwonderen uit de oudheid die de tand des tijds hebben doorstaan. De grootste van de drie is die van koning Choefoe uit de 4de dynastie.
Deze piramide bereikte ooit een hoogte van 147 meter. Aan de noordzijde loopt een ingang schuin naar beneden. Deze komt uit op de oorspronkelijk ondergrondse grafkamer. Deze is kamer is echter nooit voltooid. Vanaf de naar beneden lopende gang werd er een aftakking naar boven gemaakt, die leidt naar een tweede kamer. Deze ruimte wordt ten onrechte de 'Koninginnekamer' genoemd. Waarschijnlijk deed de ruimte dienst als een serdab voor een levensgroot ka-beeld van de koning. Van hier leidt een acht meter hoge galerij verder omhoog naar de eigenlijke grafkamer. De grafkamer is geheel bekleed met rood granieten platen en bevat nog de sarcofaag van Choefoe. Vlak boven de grafkamer liggen nog vijf moeilijk toegankelijke kamers met daarboven een soort zadeldak. Deze ruimtes zijn bedoeld om het gewicht van de daarboven liggende stenen beter te verdelen en daarmee instortingsgevaar te voorkomen.
Meetkundige gegevens tonen aan dat de piramide Choefoe vrij exact op het geografische noorden is georiënteerd. Bij het piramidecomplex van Choefoe hoorden een dodentempel, een toegangsweg, een daltempel, een kleine satellietpiramide, verscheidene bootputten, drie koninginnenpiramiden en rijen mastaba's voor prinsen en hovelingen. Tegenwoordig is er bijna niks meer over van de dodentempel. De tempel was met zwart basalt bestraat en had kalkstenen muren met reliëfs. Aan de oostzijde van het piramidecomplex werden nog een drietal kleine piramides, de zogenaamde koninginnenpiramides gebouwd. De satellietpiramide is pas recent ontdekt en is veel kleiner dan de koninginnenpiramiden. Hij meet maar twintig meter in het vierkant en ligt net zoals de dodentempel aan de oostkant van de piramide, vlak voor de koninginnenpiramiden. Een vijftal bootputten liggen zowel aan de oostkant als aan de zuidkant van de piramide. De hierin begraven houten schepen zijn waarschijnlijk echt gebruikt bij de Koninklijke begrafenis. Andere boten waren meer symbolisch bedoeld, om de farao in het hiernamaals te begeleiden naar de hemel. In 1954 heeft men in één van deze bootputten daadwerkelijk een gedemonteerde boot teruggevonden. De 1224 planken ervan heeft Achmed Yoessef Moestafa weer samengevoegd tot een complete Koninklijke bark met een lengte van ongeveer drieënveertig meter. De piramide van Chafra is iets kleiner dan die van zijn vader Choefoe. Dit valt echter bijna niet op, omdat hij hem liet aanleggen op een rotsplateau dat ongeveer tien meter hoger is gelegen. Nadat de piramide was voltooid, is de onderste laag bekleed met rood graniet. De rest werd bedekt met witte Toerakalksteen tot een glad geheel. Bij de top is dit nu nog goed te zien. Aan de noordkant van de piramide bevinden zich twee ingangen die naar de grafkamer leiden. De bovenste gang loopt eerst schuin naar beneden, waarna hij uitkomt op een horizontale lange gang. De gang geeft de toegang tot de grafkamer, die bijna zeven meter hoog is. De zwart granieten sarcofaag staat nog op zijn oorspronkelijke plaats. De grafkamer heeft een puntdakplafond. De onderste gang loopt ook eerst schuin naar beneden en gaat dan over in een kortere horizontale gang. Aan de zijkant van deze horizontale gang zit een zijkamer, ook met een puntdakplafond. Mogelijk is deze ruimte gebruikt als serdab voor het ka-beeld van de farao. De horizontale gang maakt aan het eind weer een knik schuin omhoog, waar hij uitkomt op de bovenste toegang. De daltempel van Chafra is een van de best bewaarde tempels uit het Oude Rijk. In 1869 werd het onder het woestijnzand vandaan gehaald. Via de processieweg, de 'Causeway', komt men bij de Dodentempel. Na een doorgang komt men in een oorspronkelijk overdekt gedeelte waar de restanten van zuilen staan. Daarna komt men in een open hof die uitzicht geeft op vijf nissen waarin beelden van de koning hebben gestaan. Uiteindelijk komt men in het Heilige der Heilige het 'Sanctuarium'. Hier werden de voedseloffers aan de ka-ziel van de koning gegeven. Op het plateau van Gizeh staat nog een derde grote piramide, die van Menkaoera. Deze piramide werd op dezelfde manier gebouwd als die van zijn voorgangers. Hij is echter met een hoogte van zestig meter veel kleiner. Wel zijn de onderste lagen bekleed met graniet. De piramide was ook nu weer een onderdeel van een groter dodentempelcomplex, met een ommuring, drie koninginnenpiramiden, een dodentempel, en een processieweg vanuit de daltempel. De ingang van de piramide ligt zoals gebruikelijk aan de noordkant van de piramide en loopt via een gang schuin naar beneden. Hij komt uit in een kleine ruimte met versierde panelen en daarna in een ruimte met drie valblokken om grafrovers tegen te houden. Vervolgens loopt er een horizontale gang naar een enorm voorvertrek. Van daar loopt een schuine gang naar beneden naar de eigenlijke grafkamer. De dodentempel bevatte dezelfde elementen als die van Chafra. Deze tempel is echter nooit door Menkaoera zelf afgemaakt. Een groot deel was haastig voltooid in tichelsteen door zijn opvolger Sjepseskaf. In de daltempel zijn prachtige beelden gevonden waarbij Menkaoera wordt vergezeld door godinnen en zijn koninginnen.
De sfinx van Gizeh is het grootste en meest bekende beeld van een sfinx ter wereld. Zeer waarschijnlijk is de sfinx tijdens het bewind van Chafra uit een stuk rots gehouwen dat al door wind- en watererosie de vorm van een leeuwenlijf had. De kop van de sfinx is door de eeuwen heen ernstig beschadigd geraakt. Een inscriptie op de grote granieten droomstèle tussen de voorpoten van de sfinx vermeldt de latere farao Thoetmoses IV bij de sfinx lag te slapen en droomde dat de sfinx hem toesprak. Hem werd het koningsschap beloofd wanneer hij de sfinx van het vele zand zou bevrijden. In 1817 werd door Italiaanse kapitein Giovanni Caviglia een eerste poging gedaan de sfinx uit te gegraven. Bij deze poging werd slechts een gedeelte van het leeuwenlichaam blootgelegd. In 1925 werd de sfinx volledig uitgegraven. Opvallend aan de sfinx is dat het hoofd kleiner is in verhouding met de rest van het lichaam. In een veelgehoorde theorie over de afgebroken neus van de sfinx wordt dit gewijd aan het optreden van Napoleon Bonaparte. Deze zou, toen hij met zijn leger Egypte was binnengevallen, het gezicht van de sfinx met kanonnen hebben laten beschieten. Dit zou met de bedoeling zijn gebeurd om de Egyptenaren en ook hun voorvaderen te beledigen. Echter, op schetsen die Deense kapitein Frederick Lewis Norden (1708-1742) in 1737 heeft gemaakt, werd de sfinx al zonder neus afgebeeld. Zelfs drie eeuwen eerder schreef de Egyptische historicus El-Maqrizi, het verloren gaan van de neus toe aan vandalisme in 1378 door Mohammed Sa'im el-Dahr. Deze fanaticus zou in woede zijn uitgebarsten toen hij Egyptische boeren aantrof die offeranden brachten aan de sfinx in de hoop op een goede oogst.
|