Naast bier en brood at de bevolking ook peulvruchten en groenten alsook goedkope soorten vis en pluimvee en geiten-, schapen- en varkensvlees. Op verschillende ostraca (steen- en aardewerkscherven) wordt vermeld dat de rijken( farao's en ambtenaren) wat meer specialiteiten hadden qua voeding
Vee houden was alleen maar mogelijk voor de mensen met grotere huizen zoals hofstedes en villas van hoge ambtenaren.
In de stallen hield men het vee en daar kon men de dieren slachten . Gewoonlijk verwerkte men het dier onmiddellijk. Het werd gekookt in grote pannen of men grilde het op een groot open vuur. Wilde men het vlees bewaren voor later gebruik dan werd het gepekeld of gedroogd.
Behalve tijdens bijzondere feesten beperkte het gebruik van wijn zich tot de middens van hoge ambtenaren en het koninklijk paleis. Wijn werd voor een deel ingevoerd uit Syrië, omdat er in Egypte maar op kleine schaal druiven werden geteeld.
Wijnranken hadden een bijzonder onderhoud nodig. Men plantte ze in grond die verrijkt werd met slib uit de Nijl. De beste wijngaarden lagen in de Nijldelta. Gewoonlijk waren ze staatseigendom.
|