De gewone Egyptenaar spiegelde zijn dagelijks leven aan dat van de goden. De goden werden bijna altijd op dezelfde manier uitgebeeld. Hun attributen hadden gewoonlijk een symbolische waarde.
Ptah was de oppergod van Memphis, de oudste hoofdstad van Egypte. Volgens de theologen schiep Ptah de wereld door gedachte en woord. Een glad kapje bedekt zijn hoofd. Het attribuut van goden en koningen, de lange kunstbaard, is aan zijn kin bevestigd. Een brede, uit verscheidene kralensnoeren bestaande kraag ligt om zijn hals. De god houdt een staf voor zich . Ptah (rechts), met staf, was schepper van de wereld en patroon van de ambachtslieden.
De kindgod Nefertem (links) heeft altijd een open lotusbloem op het hoofd. Zijn magische krachten konden het kwaad overwinnen.
Imhotep (midden), afgebeeld met papyrusrol, was een god van de geneeskunst en werd beschouwd als de zoon van Ptah.
De Egyptenaren vereerden talrijke goden. In hun mythologische verhalen en godsdienstige teksten komen honderden goden en wezens voor. Steden, nederzettingen of heilige plaatsen hadden allemaal hun eigen beschermgoden. Voor de eenvoudige gelovigen was het leven van de goden een afspiegeling van de wereld der mensen, met al hun lief en leed.
Zo stelde men zich ook voor dat, zoals in een menselijke gemeenschap, de kern van een godenfamilie gevormd werd door een vader, een moeder en hun beider kind. Amon, Moet en Chonsoe vormden de godenfamilie van Karnak en Ptah, zijn vrouw Sachmet en hun zoon Nefertem de godenfamilie van Memphis.
Volgens eeuwenoude afspraken beeldde men goden en hun attributen vrijwel steeds op dezelfde wijze uit. Zo heeft de sympathieke god Nefertem altijd een open lotusbloem op het hoofd. Deze kindgod is de personificatie van de lotus , waaruit de schepping is voortgekomen. Hij was tevens een heilig kind, dat met zijn magische krachten het kwaad kon overwinnen, een eigenschap die hij met de jonge Horus gemeen had.
Een andere god die in de godenkring van Memphis thuishoort is Imhotep. Volgens de overlevering was hij de architect van het grafcomplex van farao Djoser, de Trappenpiramide van Sakkara uit de 3de dynastie (ca. 2630 v.Chr.). Behalve bouwmeester was deze man een universeel geleerde, die zijn talenten en wijsheid aan zijn tijdgenoten ten goede deed komen. Door de Grieken werd Imhotep vereenzelvigd met de arts Asclepius. Imhotep is dan bij uitstek een god van de geneeskunst. Beeldjes van hem offerde men in tempels, maar men droeg die ook als amuletten om de hals. Imhotep wordt uitgebeeld als een zittende geleerde met een uitgerolde papyrus op zijn schoot. Evenals Ptah, die als zijn vader werd beschouwd, draagt hij een glad kapje op het hoofd.
|