Piramide en grafcomplex van Djoser te Sakkara, ca. 2700 (2650) v.C., metselwerk van gehouwen steen, Oude Rijk, 3de dynastie, ca. 2700 v.c.
De dodensteden van het oude Egypte leveren heel wat meer en indrukwekkender archeologische resten op dan de woongebieden.
Het antieke Memphis, de hoofdstad van het Oude Rijk, heeft ons zeer weinig nagelaten uit die periode.Vooral de necropolen, Sakkara en Gizeh hebben ons de kunst van het Oude Rijk leren kennen.
Bij het begin van het Oude Rijk, in de 3de dynastie (ca. 2700 v.C.), bereikt de koninklijke grafarchitectuur een eerste hoogtepunt: het grafcomplex van Djoser te Sakkara.
Binnen een domein van 15 ha ligt de trappenpiramide (60m hoog, grondvlak 110x120m) en een aantal nevengebouwen. De vorm van de piramide is het resultaat van verschillende aanpassingen van de bouwplannen en zou symbolisch een trap voorstellen waarlangs de overleden koning naar de hemel kon opklimmen om zijn plaats te gaan innemen tussen de sterren. De eigenlijke grafvertrekken liggen ondergronds.
De muurzuilen zijn een overblijfsel van de oude rietbundels of houten stenen als muurversterking. Ze dienen hier als wanddecoratie. Zij benadrukken de symboliek van het gebouw: de papyrus als symbool van Beneden-Egypte (Noordpaleis) en de Lotus als symbool van Opper-Egypte (Zuidpaleis).
Imhotep, de vermoedelijke architect van dat machtige complex, werd in latere tijd vergoddelijkt en vereerd als genezer en wijsgeer.
In de piramide van Djoser zijn Opper- en Neder-Egyptische kenmerken samengevoegd, blijkbaar om de voortaan onbreekbare eenheid van de vroeger gescheiden rijken te symboliseren. Met de bouw van een reusachtig toneel deden de gebouwen dienst voor de opvoering van de vernieuwingsfeesten.
Hier werden de troonsbestijging en de dood van de nog in leven zijnde koning 'gespeeld'; hij was daarna zeker van een nieuwe regeringsperiode van 'miljoenen' jaren en zou na zijn dood zijn heerschappij in het hiernamaals eeuwig voortzetten.
In op nissen gelijkende uithollingen in de westelijke muur van zijn graf in Sakkara heeft Hesi-Re, een ambtenaar uit de tijd van Djoser, reliëfs laten aanbrengen.
De overledene zit op een stoel die op stierenpoten rust. De houding is dezelfde als in de beeldhouwkunst; de rechterhand grijpt naar de voedingswaren op de offertafel, in de linkerhand houdt hij staf en scepter als tekenen van zijn waardigheid Hij draagt over de schouder geworpen zijn schrijfgerei (een nap voor het aanmaken van verf, een koker voor de schrijfrieten, een palet met zwarte en rode verf) ten teken dat Hesi-Re tot de hoge stand van de 'schrijvers' behoorde.
|