De Koran is geen menselijk verhaal
Mannen in een moskee. ?De Koran is een symfonie?, zegt schrijver Gamaal Al-Banna© Trouw
In de Egyptische hoofdstad Caïro zoekt Trouw naar de modernistische islam. Vandaag: auteur Gamaal Al-Banna richt verwoestingen aan in de porseleinkast van de orthodoxie.
Egyptische liberale moslims zijn er in soorten en maten. Sommigen spreken zelfs met waardering over de Fitnafilm van Geert Wilders, terwijl anderen daarvan niets moeten hebben.
Je hebt onder hen atheïsten en agnosten, die daar overigens niet openlijk voor uitkomen. Ze beschouwen zichzelf alleen in culturele zin als moslims. Anderen zijn wel godsdienstig, al bepleiten ze een diepgaande godsdiensthervorming. De papieren van de Amerikaanse president Barack Obama, een andere graadmeter, staan in deze kringen doorgaans lager genoteerd dan bij veel landgenoten. Ze vinden hem te lief voor dictators en de moslimorthodoxie.
Ze delen met elkaar de afkeer van de Al-Azhar, het theologische centrum van de moslimorthodoxie, dat ze zien als een hersenloos doorgeefluik van bijgeloof.
Een geval apart is de auteur Gamaal Al-Banna. Hij is de oudoom van de Rotterdamse hoogleraar Tariq Ramadan, de jongere broer van Ramadans grootvader Hassan Al-Banna, de in 1949 vermoorde oprichter van de Moslimbroederschap. Al-Banna is een ongrijpbare mix. Hij is een voorvechter van vrij denken en in die zin liberaal. Als het aankomt op de Koran is hij fundamentalistisch. Maar vanuit dat koranfundamentalisme wijst hij de orthodoxie even beslist van de hand als de opvattingen van alle westerse islamologen, zowel de behoudende als de revisionisten.
De poging om met hem een gesprek te beginnen over De omstreden bronnen van de islam de in boek verschenen artikelenserie uit Trouw komt, weinig verrassend, niet van de grond. De vergaande alternatieve theorieën van westerse revisionistische islamologen over de Koran en de begintijd van de islam, die in het boek aan de orde komen, kunnen Al-Banna niet bekoren. Even luistert hij naar een uiteenzetting over de Duitse geleerde Christoph Luxenberg, die duistere koranpassages probeert op te helderen via de Aramese taal. Dan zegt hij afgemeten: Alles wat westerse islamologen zeggen over de Koran is zonder betekenis. De Koran is een symfonie, die moet je niet kapot analyseren. Luister liever naar de muziek.
Maar een bibliofiel blijft bibliofiel. Na afloop van het gesprek grist de bijna negentig jaar oude Banna De omstreden bronnen van de islam, ondanks zijn afwijzing van de inhoud, toch met een gretige, bijna junk-achtige blik naar zich toe en geeft hij het een plaats tussen de ongeveer dertigduizend boeken die hij al bezit.
Al-Bannas bibliotheek en uitgeverij bevinden zich op een historische plek in Caïro, aan de zogeheten Straat van het Leger. Vroeger was hier het oude Suezkanaal, gegraven (of opnieuw uitgebaggerd) door een middeleeuwse kalief. Het verbond de Nijl met de Rode Zee.
De bibliotheek maakt duidelijk wat centraal staat in het leven van Al-Banna. Het trappenhuis is haveloos, geen likje verf in minstens dertig jaar. Je treft meer zulke trappenhuizen aan in Caïro. Ook de vertrekken van het appartement zien er sjofel uit. Maar dan zijn er al die boeken. Meer heeft een mens als Al-Banna ook niet nodig.
In de bibliotheek staat een meubelstuk met geschiedenis, een bureau. Begin jaren vijftig hebben de door de latere president Nasser opgerichte Vrije Officieren, die op het punt stonden de Egyptische koning Faroek te verjagen en zelf de macht over te nemen, een koran en een revolver op dit bureaublad gelegd. Ze zwoeren dat ze Egypte zouden regeren volgens wat God heeft neergezonden; de Koran dus.
Dat is in de ogen van Al-Banna niet gelukt. Hun slechte ideeën voerden ze goed uit en hun goede ideeën slecht, luidt zijn harde oordeel over de militaire regeerders, die sinds 1952 aan de macht zijn in Egypte. In een terugblik ziet hij de periode tussen 1923 en 1952 als de gouden eeuw van Egypte, in elk geval de gouden eeuw van het vrije denken.
Vanuit nationalistisch oogpunt is dat aanvechtbaar. In 1923 werd Egypte half onafhankelijk, na veertig jaar Brits bestuur. In 1919 brak er opstand uit. In 1923 kreeg Egypte een grondwet, die de machtsverhoudingen regelde tussen de Britten, het volk en de koning. Banna vindt vooral belangrijk dat de oude grondwet de macht van het staatshoofd inperkte. Tegenwoordig hebben veel Arabische staatshoofden een vrijwel onbeperkte macht. Dat bleek de prijs die de bevolkingen voor hun onafhankelijkheid moesten betalen.
Volgens Al-Banna hebben de klassieke moslimgeleerden, die zich vanaf ongeveer de negende eeuw hebben beziggehouden met de Koran, dezelfde, fundamentele fout gemaakt als later de westerse islamologen: Allemaal beschouwden ze de Koran als het boek van Mohammed terwijl het het boek van God is. Daarom gelden voor de Koran andere regels. Een menselijk verhaal heeft een duidelijke opbouw, een begin en een einde. De Koran zit zo niet in elkaar. De vele herhalingen zijn functioneel. De vermaningen zijn over het hele boek verspreid omdat ze zo belangrijk zijn.
In zijn boek Uitleg van de Koran tussen de ouden en de modernisten schrijft Al-Banna over westerse islamologen: Het probleem van de westerse oriëntalisten die Arabisch kennen, is dat ze de geschriften van de islamitische wetskenners, koranuitleggers en traditiegeleerden aanvaarden alsof het gezaghebbende bronnen zijn waarover geen discussie mogelijk is.
Dat zou letterlijk uit de mond kunnen komen van revisionistische westerse islamologen. Die laatsten verwijten hun behoudende collegas dat ze aan de leiband lopen van de moslimorthodoxie en wegvluchten voor fundamentele vragen over het ontstaan van de Koran en de islam.
Maar van dat soort fundamentele vragen blijkt ook Gamaal Al-Banna zelf niet gediend. En hij mag de vrijheid van het woord nog zo belangrijk vinden, hij schrikt toch niet terug voor regelrechte verkettering van mensen met wie hij het oneens is.
|