De derde instrumentengroep binnen de Oud-Egyptische muziek was de groep van de snaarinstrumenten. Sinds het Oude Rijk werden bogen gebruikt om harpen van te maken. Zulke harpen hadden acht tot twaalf snaren die waren gemaakt van darmen van dieren. Zowel mannen als vrouwen konden de harp bespelen. In het Nieuwe Rijk werd er met de grootte en het aantal snaren meer en meer geëxperimenteerd.
De Egyptenaren waren wellicht de eersten die de luit gebruikten. Het bestond uit een kleine klankkast met zes of acht gaten. De luit had twee tot vier snaren. De nek van de luit had veel weg van die van de moderne gitaar: de noten werd bepaald als de snaren werden ingedrukt op de plek waar zich een fret (Fretten zijn een mechanisme om snaren tijdens het bespelen van een snaarinstrument zodanig in te korten dat de snaar vrij kan trillen tussen twee vaste gedefinieerde punten.)
|