De farao vergoedde zijn ambtenaren dankzij de geheven belastingen. De fiscus van toen beperkte er zich toe de boeren een deel van hun oogst te vragen. De farao behield natuurlijk een deel van de belastingen voor zich om er zijn grote bouwwerken mee te financieren. De farao kon voor al die activiteiten, van het bouwen van grootschalige bouwwerken tot het heffen van belastingen, rekenen op een heel leger van ambtenaren. Zo ontstond er ook een bureaucratische piramide, want al deze uitvoerende gezagdragers waren van boven naar beneden in een strikte hiërarchische orde gerangschikt.
Bij de Egyptenaren waren de schrijvers/elders klerken genoemd, belangrijke personen en genoten ook heel wat voordelen. De kennis en de macht die erbij hoorden bleven in een kleine bevoorrechte groep.Terwijl duizenden boeren van zonsopgang tot zonsondergang het land bewerkten, trokken zij als een soort griffiers, in opdracht van de farao alles na. Ze schreven hun vaststellingen neer en die werden dan in de archieven van de farao bewaard.
Alles wat bestond in het rijk was eigendom van de farao. De vizier, in feite de eerste minister, was verantwoordelijk voor de goede gang van zaken. Hij waakte over de rechtspleging, de financiën, de economie, de landbouw en de archieven. Onder de farao en de vizier waren diverse "opzieners" actief, zoals de "Opziener van de Tweevoudige Voorraadschuur", de "Opzichter van de Akkers", de "Opzichter van de Tien van het Zuiden". Deze opzichters hadden natuurlijk ook helpers nodig en dat waren de onderopzieners en andere ondergeschikten.
|