Inhoud blog
  • G. Bodifée, God en het Gesteente, inleiding
  • Zoeken in blog

    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     
    AHASVERUS
    Zijnzoeken
    07-09-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

    Waarom zijnden en niet veeleer Niets?

     

                 Gisteren beleefde ik met Heidegger weer een van die aha-erlebnissen, die je gelukkig maken!  We hadden bezoek gehad en tot laat zitten praten. Ik neem voor het slapen gaan toch  nog even Einführung in die Metaphysik, p. 23,  in de hand, en wordt overvallen door een plots inzicht. De meesten zullen over die passage als te vertrouwd, te bekend, te erkenbaar klassiek heen lezen. Zoals ikzelf zo vaak gedaan heb. Een passage zonder problemen, zonder nieuws. Te vertrouwde kost.

    Plots werd het me duidelijk dat HET hier gebeurt. Dat Heidegger ons hier misleidt door de te simpele bewoordingen. Ik geef de Nederlandse SUN-vertaling .

    Het is een beroemde beschouwing over een pijpje krijt. Dat pijpje is een DING! Heeft dus extensio, gewicht, massa, volume, vorm, kleur, zit zo gevat in de klassieke categorieën.  Geen probleem. Vanuit dat ding-zijn  is het gewoon ding, van nature, phusei. Als ding heeft het afmetingen, gewicht, vorm, massa, van nature, ‘phusei’  zegt Aristoteles. Daar is niets opwindends aan.

    Maar dan komt het: je kunt het pijpje krijt gebruiken om te schrijven, ‘zum Schreiben’ .  Om te schrijven! Ook categoriaal, ook van nature? Ook phusei? Neen!

    Schrijven zit niet ‘in de genen’ van het krijt! Das is geen normaal gebruik, maar oneigenlijk gebruik. Er is geen natuurnoodzakelijk-causaal verband tussen krijt en schrijven, zoals tussen extensio en afmetingen, massa en gewicht, etc.  Je kunt van krijt niet terug redeneren naar schrijven en van schrijven naar krijt.

    Ik probeer me te verduidelijken via een ander voorbeeld: het lezen van  het wonder mooie gedicht ‘Onder de appelboom’ van R. Kopland. Ik moet daarvoor een boek, een samengepakte bundel papieren uit mijn kast nemen,  Koplands Verzamelde Gedichten, p. 11. Een pak kosmische materie, gevat in de klassieke categorieën.  Dat boek kan dus verpakt worden, doorgesneden, verbrand,  kan als gewicht op papieren liggen opdat ze niet wegwaaien, of, als J.-P. Sartres L’Être en le Néant , dat in WO II net één kilogram woog en daarom in die oorlog door particulieren gebruikt werd als controlemiddel bij het nawegen van huishoudelijke aankopen,  het ding kan te groot zijn , te dik, te zwaar om in mijn jaszak te stoppen, ik moet er plaats voor inruimen in mijn boekenkast, … als ding, als brok materie gevangen in de eigen categorieën. En dat alles hoort bij dat boek, dat  stuk materie, drager van de categorieën. Als louter materie, van nature.  In het boek vind ik zwarte krulletjes en streepjes op wit papier. Dat ziet zelfs een baby.

    Maar, … als ik ga lezen, dan steekt er een storm op, dan wordt dat boek, dan worden die krulletjes en streepjes een alfabet, woorden, zinnen, een gedicht. Dan stijgt alles tot het niveau van de betekenis, Dan wordt de materie vergeten, verdwijnt ze, zakt ze weg naar een niveau lager, onder de waterlijn. . ‘WORDEN’. Hoe, worden? Vanwaar worden? Waardoor worden? Als ik lees, dan maak ik een sprong naar een totaal nieuwe zijnsorde. Ik zit dan in een nieuw Zijn. Is dat soms de Sprung waar Heidegger het overheeft? Ik maak oneigenlijk gebruik van die materie. Ik ben een kosmische muiter; die zich niet aan de geldende kosmische wetten en regels houdt. Al lezend bestaan voor mij geen categorieën meer.

    Dat oneigenlijk gebruik, dat is emergentie! 

    De materie wordt gebruikt als startblok, als verende springplank, als krachtige trampoline. De compacte materie krijgt een transparantie, waardoor het Zijn in mijn leven sijpelt. Niet de materie produceert, ‘maakt’ dat lezen. Ze maakt door haar  categoriale begrenzingen het lezen wel mogelijk. Hier vinden we wat Heideggers noemt het “Schwanken zwischen Nichts und Sein”. Het is net die begrensdheid,  net die confluentie van  bepaalde materiële eigenschappen,  van die bepaalde vormen  die dat lezen mogelijk maken. Materie als voetstuk. 

     

    Is het niet opvallend dat Heidegger dan juist de volgende zin neerschrijft, met deze bepaalde woordkeuze? (Net daarvoor heeft  hij het steeds over ‘das Ding’ . ) “ Es selbst als dieses Seiende ist in dieser Möglichkeit, sonst wäre es keine Kreide als Schreibzeug.”  ( Ik cursiveer. )Hij springt van ‘Ding’, naar ‘Seiende’.  Door het begrensde Zijn van het Ding sijpelt de weelde aan diversiteit van het Zijn bij ons binnen. In het schrijven barst het pijpje krijt uit zijn kosmische, uit zijn categoriale voegen, wordt het iets vreemds voor zich zelf. Puilt het uit de eigen begrenzing. En toch is het net die begrenzing die deze doorbraak, die dit uitbarsten, die dit uitpuilen, ddie deze transparantie  mogelijk maakt!  Het krijtje, in/door zijn begrenzing, ‘als dieses’  opent een speelveld voor nieuwe mogelijkheden. Begrenzing als poort naar grenzeloos Zijn. Als structurerende poort. En dan volgen, verderop de woorden: “ Diese ( v Frage ) soll jetzt nur erst das Seiende in seinem Schwanken zwischen Nichtsein und Sein eröffnen.” ( Ik cursiveer. )

     

    Ik geef nu de hele passage, in Sun-vertaling, ( 1997 ):

    Dit stuk krijt is een uitgebreid, betrekkelijk vast, op een bepaalde wijze gevormd witgrijs ding en al bij al een ding om te schrijven. Zo zeker als het tot dit ding behoort hier te liggen, evenzeer behoort het ertoe niet hier en niet zo groot te kunnen zijn. De mogelijkheid over het bord getrokken en opgebruikt te worden, is niet iets wat we het ding slechts toedenken. Het krijt zelf is als dit zijnde in deze mogelijkheid, anders zou het geen krijt zijn als tuig om mee te schrijven. In overeenstemming daarmee heeft ieder zijnde op een telkens andere manier dit mogelijke in zich. Dit mogelijke behoort tot het krijt. Dit heeft zelf in zichzelf een bepaalde geschiktheid om op een bepaalde manier te worden gebruikt. Zeker, we zijn gewoon en geneigd bij het opzoeken van dit mogelijke in het krijt te zeggen, dat we zoiets niet zien en niet vatten. Maar dat is het vooroordeel. Het opruimen van dit vooroordeel behoort eveneens tot de ontvouwing van onze vraag. Deze moet nu alleen eerst het zijnde onthullen in zijn wankelen, (Schwanken )  tussen niet-zijn en zijn. Voor zover het zijnde de uiterste mogelijkheid van het niet-zijn weerstaat, staat het zelf in het zijn, zonder daarbij de mogelijkheid van het niet-zijn ooit voorbijgestreefd of overwonnen te hebben. “ 

    Nu ik deze tekst nauwkeurig intik, schieten me weer andere inzichten te binnen.

    Maar ik ga het erbij laten. De boodschap is: schrijven hoort niet bij het krijt op de wijze van extensio, vorm, massa. Schrijven is oneigenlijk gebruik. WIJ, WIJ openbaren een mogelijkheid die het krijt wel in nuce in zich draagt, maar die zonder ons als louter mogelijkheid  onder het niveau van het Zijn zou blijven, gekluisterd in het niet-zijn.

     

    De tekst is nog lang niet uitgeput! Mag ik er dan toch nog even verder op ingaan?  Want in dat 'zum Schreiben', in dat ‘zum’ raast een storm de realiteit binnen. Wat ik oneerbiedig 'oneigenlijk gebruik' noem, is in feite een zeer wonderbaarlijk gebeuren!

    Uit het categoriale krijt kun je met geen mogelijkheid 'schrijven' causaal afleiden! Er is geen rechtstreeks causaal verband tussen schrijven en krijt. Hier glijden twee werelden in elkaar. Het 'zum Schreiben' doorbreekt de natuurnoodzakelijke causale verbanden. De begrenzingen van  de louter lineair kosmische, fysische  wetmatigheden worden doorbroken, verbreed en opengesteld naar een nieuwe wereld met totaal nieuwe interactie- en realisatie-mogelijkheden. Schrijven maakte de enorme , onvoorspelbare verscheidenheid van de  wereldliteratuur mogelijk. Voeg daarbij de onbegrensde interpretatiemogelijkheden. ( Vattimo en Derrida ! ).

     

    In 'zum Schreiben' breekt het krijt uit de eigen categoriale kenmerken en eigenschappen, uit de eigen fysische en chemische 'be-paal-ingen' en be-grenz-ingen. Dat ‘zum’ maakt die onmetelijkheid van de literatuur mogelijk, waarin wij, mensen, aan ons zelf in ontelbare interpretaties gestalte geven en zo medewerken aan de queeste, aan de Aufbau van de eindapotheose van de Exuberante.  Geen causaal verval! Maar op-bouw!

    Dat oneigenlijk gebruik, die muiterij van 'zum Schreiben' , dat is de 'Sturm',  die over de 'tohuwabohu', over de woeste wateren raasde en orde en leven bracht. Eerst was een alleen chaos, alleen de 'tohuwabohu'. Daarin groeide door regelmaat en herhaling enige orde ( Hans Jonas! ). Op basis van die orde, die regelmaat en die herhaling in de veelheid groeide er verscheidenheid.  Die verscheidenheid vroeg om een Zelf: elke wilde zijn eigenste eigenheid, zijn anders-zijn affirmeren en erkend weten. Daaruit groeiden nieuwe mogelijkheden aan  verscheidenheid in interacties, waarin weer iedereen de eigen eigenheid wou manifesteren en  bevestigd weten.  Daaruit ontsprong spiraalsgewijze stijgende, uitwaaierende groei.  Aanwinst. En weer groeide de differentiatie in de interacties, met steeds meer differentiërende resultaten. Een niet te stoppen spiraalbeweging vormde zich. Een maalstroom. De maalstroom waarin wij nu door het heelal en door de geschiedenis wentelen.

    Het krijtje was domweg krijtje, voor altijd gevangen in zijn categoriale eigenschappen en kenmerken. Tot plots, ongevraagd, onvoorzien, van buiten de gesloten kring van categoriale causale verbanden, een totaal nieuwe, muitende uitdaging opdoemde. Uit een totaal andere orde komt een uitdaging, die wel de kenmerken en eigenschappen van het krijt erkent, aanvaardt en respecteert,  maar ze voor een totaal andere kar spant: schrijven. In het schrijven blijft het krijt materieel krijt. Maar het dient een doel dat op geen enkele manier in het krijt besloten lag. De mens daagt het krijt uit! De mens ontdekt een nieuwe mogelijkheid, een nieuwe zijnsmogelijkheid. Haalt die uit het Niet-zijn in het Zijn.  En nu opent zich een totaal nieuwe wereld. Totaal nieuwe 'scheppingsmogelijkheden', van een totaal nieuwe orde.

    Een emergentie-orde.

    En orde die wel de eigenschappen van het krijt erkent, waardeert, respecteert en in zijn waarden laat, maar ze creatief  voor iets nieuws inzet. Krijt wordt voetstuk. Zoals de dichter of de lezer niet denkt aan potlood of pen, of papier, alleen aan het gedicht.  In die nieuwe orde, in de emergentie  gelden geen dwingende kosmische causale verbanden, maar wel vrije kennis en vrije inzichten, vrije selecties en vrij oordelen, vrije beslissingen tot vrij handelen. Hier geldt een totale externe ongebondenheid! Of, beter, de mens moet voortaan zichzelf banden, grenzen, regels en wetten opleggen.  Kennis is gericht op de buitenwereld, op de anderen. Ook inzicht in anderen. Ook interpretaties van en met  anderen. Vrije inzichten en vrije interpretaties openen zo onbegrensde mogelijkheden, een nieuwe grenzeloze wereld. Maar dan wel in een 'Ungeschüzte Inmitten'.

     

    In ‘zum’ krijgen we de ruimte om de grenzeloze weelde aan diversiteiten van de Exuberante gestalte te geven. Alleen de contingente zijnden, in hun veelheid, in hun verscheidenheid en in hun begrenzing kunnen zijn/haar grenzeloze weelde aan diversiteit tentoonspreiden. 'Das Seyn braucht den Menschen. "

     

    Hier, in dat pijpje krijt als voorbeeld, in dit ‘zum’,  speelt de Sturm, die het Seyn is. Speelt de queeste! Zit de zin van ons bestaan! Zit de zin van het bestaan van elk zijnde afzonderlijk en van het geheel, van de kosmos. Van de grondvraag: waarom zij er zijnden en niet veeleer niets?

                                                                                        Paul Tack, 06.09.06

     

     

    07-09-2006 om 10:03 geschreven door Ramulus

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    07-08-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Dynamische gerichtheid op het komende

    Dynamische gerichtheid op het komende

    Eerst toch nog een bedenking bij één zinnetje van Heidegger. Omdat in dit zinnetje heel Heideggers denken zit!

    "Die Fragen sind Wege zu einer Antwort."

    Ik had het boek Zur Sache des Denkens verloren gelegd en al een paar dagen ernaar gezocht. Toen ik het terugvond sla ik het blij open, p. 61, en die zin treft me als een steen in het gezicht.

    Ik noteerde in mijn notitieschriftje:

    "Zie je dat? Zie je afstanden? Zie je die gerichte afstanden? Die wederzijdsheid, die wederkerigheid?

    'Fragen': dat is niet! Dat is niets. Dat wenst wel er ooit te komen. Maar het is er niet! Het reikt wel uit, met gestrekte arm naar een antwoord. Maar, in feite is 'vragen' nergens. Alleen gerichtheid. Dynamiek!

    'Wege': Weer die afstand, die verwijdering! Dat er niet zijn. Niets. Die gerichte afstand, dat toegekeerd zijn, maar dubbel; voor- en achterwaarts! Wegen zijn nergens, leiden enkle ergens heen, ergens van weg. Hebben een ingebouwd doel. Een ingebouwde gerichte dynamiek.

    'Antwort': weer die afstand. Weer die gerichte dynamiek. Weer die wederkerigheid. Die wederzijdsheid. Wel in de tegemoetkomende richting op weg. Ant-woordt op de vraag.

    Op de weg, dus 'nergens' ont-moeten ze elkaar: vraag en antwoord. Afstandelijk, elkaar respecterend. Elk in zijn eigenheid latend, in zijn integriteit latend. Want die eigenheid is de unieke, de 'einmalige', de onuitwisselbare gelegenheid tot epifanie van de weelde aan diversiteit van het Zijn. Die kans tot epifanie, tot uitstraling vabn de weelde van het Zijn komt nooit meer terug. Dat is het Augenblick, de 'kairos' . Risico!

    Wat een zin. Je leest er normaal aan voorbij: vieux jeu, oud gerief, bekend, niets nieuws!

    En dat kwijt zijn, dat even openslaan en het treffen van het oog reveleert de rijkdom achter die eenvoudige tien woordjes! Dat 'er-nog-niet-zijn' , dat 'samen-op-weg-zijn', die dynamische

    gerichtheid op een doel, dat is eigen aan Heidegger.

    07-08-2006 om 11:36 geschreven door Ramulus

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    31-07-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

    Sterven en Dood

    A. Houtepen, Uit aarde, naar Gods beeld, 2006, beweert, op p. 383 dat de mens : « sterft omdat er geen medische hulp meer mogelijk is. » Dat is naar mijn aanvoelen een averechtse benadering van het fenomeen. De dood lijkt dan geen voltooiing van het leven meer te zijn, maar een mislukking van de mens, van de helpers; het gevolg van een onvermogen, van onwetendheid of onbekwaamheid van de mensen die voor de stervende moeten zorgen.

    Niemand vindt sterven normaal. Niemand juicht om de dood. Alles wat leeft, wil blijven leven. Leven is meer dan gewoon er zijn, zelfs voor een plant : ook die moet kleurrijk, fris en mooi zijn. Voor de mens is leven het Zijn humaan doen renderen. Het Zijn humaniteit doen uitstralen. Willen leven en niet willen sterven haken normaal klemvast in elkaar, als de twee zijden van een rits : door te leven , door ons Zijn humaan te doen renderen houden we de dood op afstand, houden we onszelf buiten het bereik van de dood. Omdat we niet willen dood gaan, bestendigen we het leven. Zo belicht de dood het leven. Leven is actief verwikkeld zijn in de complexe en door ons gestuurde, gecoördineerde en gecentraliseerde interacties met de dingen van de wereld. Bij de dood breken de interacties met de dingen van de wereld af. Bij de dood verliest het Zelf zijn sturende, coördinerende en centraliserend rol : de ont-binding van het lichaam is het gevolg.

    Naar aanleiding van een citaat van de eigenzinnige Levinas, uit God, de dood en de tijd, 1996, duk ik weer in day boek. Pagina 18 ontgoochelt me echt! Sterven is geen droogzwemmen. Er bestaat geen dood überhaupt, geen sterven an sich. Net zoals je noch van tijd, noch van ruimte überhaupt of an sich kunt spreken. Elke dood is concreet, zit verworteld in het netwerk van de dingen van de wereld. Elke dood is de dood van een concreet, gesitueerd iemand : van een geliefde, van een moeder of vader, van een dochter of zoon, een zus of broer, een vriend, buur, collega of werkmakker. Van iemand die vooraf intens met de mensen en de dingen van de wereld interageerde en wiens bestaan er onontwarbaar mee verweven is. Bij het sterven treedt iemand uit de intense om-gang met de ‘Umkreis’. In onze dood speelt tastbaar, en dus wél ervaarbaar ( Epicurus ! ) onze contingentie, ons fundamenteel zijnstekort. Ze is de onverbiddelijke tol voor het feit dat we hebben mogen bestaan en leven, en al levend het Zijn een humaan aangezicht mochten geven.

    Je mag de dood dan ook niet los zien van de kenosis van het Absolute Zijn. Als het Absolute Zijn niet zichzelf ontledigt van zijn verzengende Zijnsgloed, zich niet zelf vleugellam maakt en zich niet zelf zijns-inefficiënt terugtrekt achter het ons beschermende hitteschild van tijd en ruimte, van contingentie en begrensdheid, van veelheid en verscheidenheid, dan konden we gewoon niet bestaan. De Exuberante loopt echter het grote risico van de kenosis : zich te ontledigen en zich terug te trekken, opdat wij de ruimte tot bestaan zouden hebben. Hij gunt ons de tijd en de ruimte om te bestaan en om zo de overvloedige diversiteit van zijn weeld te etaleren en de exuberante overvloed van zijn zijns-rijkdom mede te delen. Door te leven voltrekken wij de Zijnsgeschiedenis, de uiteindelijke apotheose van de Exuberante.

    Pas in het grootse kader van onze Graaltocht van de kenosis naar de apotheose krijgt ons efemere bestaan zijn volle zin : als fase , als inbreng in de Aufbau van de apotheose. Elk leven is een stap in de queeste naar deze apotheose. Wie tijdens een voetbalmatch alleen de bal over het veld ziet heen en weer schieten, wie alleen het tennisballetje volgt en niet het geheel in beeld krijgt, die ziet noch voetbal noch tennis. Die wordt duizelig van het heen en weer draaien van zijn hoofd ! Zo is het ook bij het je exclusief focussen op het actuele leven en op de dood. Als we ons bestaan, ons er-zijn beschouwen binnen de enge ‘termini’ van geboorte en sterven, dan valt alle zin van het leven weg met de dood. Dan zijn we enkel schuim, zonder dragende golf. Zonder oceaan.

    31-07-2006 om 14:32 geschreven door Ramulus

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    16-07-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.


    Eindigheid, springplank naar oneindigheid

    Even verslag van mijn ochtend lectuur, A. Houtepen, Uit aarde, naar Gods beeld, p. 368-376 ( Ik las ook nog, uitgesteld, vooraf, Griet Vermassens stuk uit DSL van 14.07.06, De mens als vlees.) ( Een angstig miauwende jonge kat onder mijn raam leidt me steeds af, verstrooit me. ) Houtepen heeft het over sterven en H. Arends 'nataliteit'. Houtepen citeert: 'de stervende mens wordt door God opgewacht en bekleed met diens onsterfelijke liefde.' Wat doe je daarmee? zegt hij.

    Ik zou dat de emergentie noemen. Ook Griet Vermassen , in een mooi stuk overigens, speelt met dat feit, zonder het begrip te kunnen benoemen of plaatsen, ze blijft te zeer gevangen in het 'vlees'. Ik ben geen vlees! Ik leef vanuit vlees! Haar ontgaat het specifieke van de emergentie, die ze niet gezien heeft, er wel ' rakelinks nabij ' evolueert. Op basis van dat 'vlees' bloeit Humaniteit! Humanitas op een voetstuk van vlees. Een voetstuk dat ons zijn kosmische automatismen ten dienste stelt, en ons zo van veel labeur verlost, en vrijstelt voor 'hogere' bezigheden, hogere, emergerende taken. Gelukkig gaat ademen en verteren van zelf! Dat emergeren uit het kosmische is geen flux, geen wegwaaiende zucht, maar heeft als spiritus een blijvende kracht en uitwerking! Cultuur! Emergentie wordt te weinig overdacht, of te eenzijdig, te los van haar kosmische voetstuk. 'Ungedacht'.

    p.370 Nadenken over sterven moet beginnen bij de geboorte. ( Waar in feite? Hoe ver in het verleden, 250.000 generaties terug? )

    Leven zelf is reeds emergeren, leven is tegennatuurlijk, want de natuur draagt leven niet, leven is a-kosmisch: het overstijgt, overtreft de kosmos. Leven stuwt de kosmos op wegen die weinig kosmisch zijn! Kijk naar die prachtige campanula!

    De pracht van een bloem stijgt boven de fysica en chemie uit!

    p. 371 Nataliteit: Geburtigkeit: Hannah Arendts eigen begrip! in Vita Activa ontwikkeld. Bij elke geboorte begint de evolutie, begint de geschiedenis op nieuw, from scratch. Nieuwe kansen, nieuwe viersprongen, nieuwe jokers, nieuwe keuzes, nieuwe doelen, nieuwe beslissingen, nieuwe interacties. Nieuwe prestaties. Staat echte seksualiteit zo ver af van de Zijnsdrift? Van de wil er te zijn, te overleven, desnoods in andere zijnden? Een wil tot eeuwigheid? De enige eeuwigheid die eindige zijnden kunnen realiseren. Is seksualiteit niet ‘vleesgeworden’ Zijnswil?

    In noot 518 zegt Houtepen dat we: "wezenlijke ‘beginners’ zijn, originelen en in die zin uniek, ieder voor zich ( en voor al de rest Tk ), zodat we er nooit meer niet geweest kunnen zijn: we zijn allereerst ‘natals’ en niet ‘mortals’.

    p. 372 Zonder de queest-gedachte ben je een woestijnrivier die dood loopt in het zand. Als Zijn zich voortdurend herhaalt en zich herhalend verrijkt, groeit, zich ontpooit, openbaart en de innerlijke, verbogen weelde ten toon spreidt, epifaneert, uitwaaiert en zo zich zelf elk moment vernieuwt, dan zijn we niet een uitdovende genster, een in de eeuwige duisternis wegspringende vonk, maar dan worden we mee opgenomen in de queeste van het Zijn naar zijn voltooiing,, in de Aufbau, in de restauratie , in de eindgestalte, de apotheose, die steeds komende is: Maranata!

    p. 373 Het is maar via mijn lichaam dat ik mijn bijdrage kan leveren aan die eindapotheose. Dit lichaam. Dit eindige, sterfelijke lichaam. Als trampoline voor mijn buitelingen in de emergentie!

    Moet ik dan treuren om het sterven? Leuk is het beslist niet, noch voor mezelf noch voor die om me geven. Echter, wat ik ooit volbracht, zal blijven! Ook al begint bij elk kind een nieuwe evolutie! Een nieuwe geschiedenis.

    Ik moet mijn eindigheid aanvaarden als de hefboom om dingen zonder einde tot stand te brengen. Losgeld! Eindigheid als sleutel tot de oneindigheid! Sterven is losbreken uit de eindigheid! Toegangspoort tot de queeste naar de apotheose! Emergentie is de kans om uit de zinloos ronddraaiende tredmolen, ‘botermolen’ van de kosmische causaliteit te stappen.

    Is een geboorte pijnloos? Zo ook de dood niet!

    p. 376 In mijn eindig leven speelt zich een veroveren van oneindigheid af. Met verantwoordelijkheid!

     

    16-07-2006 om 10:57 geschreven door Ramulus

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (1)
    07-07-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.23. JALOERS

                                        23. Jaloers!

    Ik ben stikjaloers.

    Mijn bloed kookt van jaloezie om wat dat pieteleutige antennesnoertje van die digitale radiowekker naast mijn bed allemaal kan en ik niet.

    Dat armtierige snoertje plukt moeiteloos muziekgolven uit de lucht waar ik niet bij kan. Ik lig hier koortsig en moet wel nillens willens dat storende kabaal van de straat ondergaan: het eerst aanzwellende en daarna wegstervende geraas van een te haastige auto; het gekletter en geschetter van een overvliegende helikopter; de schelle stemmen van kinderen die in de boomgaard donderjagen. Ik moet die geluiden wel horen: ik kan ze niet niet-horen. Ik moet ze lijdzaam, onontkoombaar ondergaan. Alleen de geluiden die in mijn nabijheid ontstaan, kan en moet ik horen. Hoe ziek ik ook ben, ik kan ze niet uit mijn buurt bannen. Hun opdringerige nabijheid, hun hinderlijke aanwezigheid worden me in al hun onveranderlijke eigenheid opgedrongen. Ze nestelen zich breeduit in mijn brein.

    Maar dat onooglijke snoertje plukt een Van Beethoven uit de lucht die ver van hier zijn ontstaan vindt. Daaruit blijkt dat mijn ziekbed omgeven wordt door honderden geluidsgolven waar ik niet bij kan.

    Ik kan de muziek die ik wens te horen zelf niet horen omdat me de gepaste interface ontbreekt: de evolutie heeft mijn lichaam niet uitgerust om die verre geluidsgolven op te vangen. Voor het lawaai in mijn onmiddellijke omgeving heb ik een 'ingebouwde' gehoorzin. Die stelt me open uitsluitend voor geluiden die in mijn nabijheid ontstaan. Wat nabij is, hoor ik, moet ik horen. Wat binnen de smalle kier 400 - 700 hertz blijft, kan mijn gehoor capteren. Nabij? Maar, die muziekgolven die de radio opvangt, die zijn mij toch ook nabij. Jawel, maar in een frekwentie die voor mij onbereikbaar is, die buiten de captatiemogelijkheden van mijn natuurlijk gehoororgaan vallen.

    Daarom ben ik zo jaloers: omdat dat armtierig antennesnoertje meer kan dan ik. Dat gekreukeld en geplastificeerd stukje metaaldraad kan meer dan ik. Voor dat iele stukje metaal is er blijkbaar meer wereld beschikbaar dan voor mij. Want als ik wat met de knopjes werk, kan die radio vele en erg verschillende geluidsgolven opvangen. In vele soorten frekwenties: lange, midden- en kortegolflengtes. Ik, arm stukje natuur, ben gebonden aan en zit door mijn lichaam opgesloten in mijn omgeving; ik ben beperkt tot mijn onmiddellijke omgeving, en ik ben er ook tevens toe veroordeeld. Enkel een smal spleetje werkelijkheid is mij van nature gegund.

    Dat antennesnoertje kan dus meer dan ik kan en heeft meer wereld ter beschikking dan ik. Ter beschikking. Niet opgedrongen: wat dat snoertje opvangt, beluister ik als ik dat wil; ik kies vrij de zender die ik wil en zet het geluid zo hard als ik het wil. En ik zou niet jaloers mogen zijn? Zo'n onooglijk snoertje dat in kreukels langs de muur onder een schilderijtje een steun moet zoeken.

    Ik heb altijd de lof horen zwaaien van dat fijnbesnaarde gehoororgaan van me. En ik heb die lof met kinderlijke verwondering geslikt. Tijdens deze koortsaanval smelt de verwondering weg en slaat ze om in jaloezie terwijl de dreunen van de muziek van Van Beethoven het koortsig sluimeren storen.

    Als de koorts wat geweken is, kijk ik gefrustreerd naar dat plastieken apparaatje naast mijn bed.

    Dat snoertje? Zou dat iets te betekenen hebben zonder die radio? Neen. Natuurlijk niet. Ook dat snoertje heeft een interface nodig. Het kan best Grieg uit de lucht plukken, maar zonder die ingewikkelde toestanden in die radio: geen muziek! Pas het tweespan: antenne en radio, kan golven die ver weg opgewekt zijn binnen mijn hoorbereik brengen. Dat snoertje is toch niet zo almachtig. En zelfs zonder mijn gehoor zou het nog niet helpen.

    Mijn gehoor. Mag ik dat wel zeggen: 'mijn'? Dat gehoororgaan zit wel veilig opgeborgen binnen mijn schedel, maar is het echt van mij? Is het echt mijn gehoororgaan? Is het geen geschenk, al staat het nooit op een huwelijks- of geboortelijst? Is het geen cadeau me na miljoenen jaren avontuurlijke evolutie aangereikt door een ononderbroken keten van vaders en moeders? Vanaf het prille begin zonder één hiaat doorgegeven, voortdurend verbeterd, steeds fijner aangepast aan de eisen van het overleven. Zelfs nachtvlinders hebben een gehoororgaan ontwikkeld. Vanaf het prille begin waarin de eerste levende wezens die door te reageren op geluiden hun overlevingskansen konden vergroten.

    Mijn gehoor heb ik zo vanuit het verre verleden aangereikt gekregen. Een gave. Ik moet die wel onveranderd, onaangepast aanvaarden zoals ze me wordt aangereikt. Ik heb daar geen vinger in de pap. De evolutie heeft me een orgaan geschonken waardoor ik opensta voor de geluiden in mijn onmiddellijk milieu en dat me op die manier helpt daarin beter te overleven.

    Maar die radio? Die is niet het resultaat van een glorieus, dynamisch en ononderbroken evolutieproces. Dat is een artefact. Een door mensen in korte tijd via de moeizame weg van veel trials and errors bedacht, uitgeprobeerd, ontworpen en gemaakt artefact. Die radio op mijn nachtkastje heeft zelfs geen pedigree. Hij kan overal gemaakt worden, door iedereen, op elk moment, en volgens vele patenten en merken en uitvoeringen. Fabrieken sluiten, personeel wordt afgelost en volgt elkaar op volgens shiften, wordt verplaatst, vloeit af of wordt vervangen: van ononderbroken continuïteit zoals bij de evolutie is hier geen sprake. Alle radio's zijn louter toepassingen van dezelfde principes en kosmische wetten (fysica en chemie). Inzicht in en kennis van dezelfde golven, van dezelfde elektriciteit, van dezelfde weerstanden liggen aan de basis van elke radio. Die abstracte en universele kennis kan in alle talen onder woorden gebracht worden, in formules omgezet; ze kan overal aan iedereen medegedeeld worden; inzicht erin kan verdiept worden of verfijnd of genuanceerd; kennis kan aangevuld, uitgebreid, in complexere gehelen ingepast worden; de onderdelen kunnen beter op elkaar afgesteld worden. Men kan deze inzichten en deze kennis op vele wijzen toepassen, in vele uitvoeringen vorm geven. Zo hebben de mensen de vrije hand bij de fabricatie of vormgeving van dit artefact. Zijn dat geen plussen? En het evolueert zo vlug.

    Maar mijn radio belandt, gegarandeerd, zonder enige gewetenswroeging bij het grof vuilnis op de stoep zodra hij niet meer voldoet of defect is; hij wordt meteen door een betere, een modernere, een meer aangepaste uitvoering vervangen; door een performanter apparaat met meer opties en mogelijkheden.

    Gelukkig is mijn gehoor een deel van mezelf. Een integraal, vanzelfsprekend deel van mezelf, waaraan ik zelfs geen aandacht besteed zolang het niet faalt. En als het defect raakt, dan wordt dat orgaan met de beste medische zorgen omgeven en niet bij het grof vuilnis op de stoep geplant.

    Toch niet meer zo jaloers op dat snoertje, dat als afval aan een nieuwe carrière in het recyclagecircuit mag beginnen.

    ·

    07-07-2006 om 15:47 geschreven door Ramulus

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    26-06-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

    22. « Je pense, donc je suis. »

    Hoe vloerde Descartes de Romeinse kardinalen?

    Wie kent niet Descartes' oneliner: « Je pense, donc je suis. »? Die slogan wordt steeds met een naïeve vanzelfsprekendheid als een boven de wisselvalligheden van de geschiedenis verheven grondinzicht van de moderne filosofie ten tonele gevoerd.

    Deze primaire waarheid staat blijkbaar te ver van de petite histoire. Ik vrees echter dat we door deze a-historische kijk erop een belangrijke punt missen en dat de concrete context waarin dit gevleugelde woord, deze mantra ontstond belangrijk is om de hele waarheid die er achter schuilgaat te doorgronden.

    Descartes had in 1633 een manuscript klaar: Système du monde. Maar toen Galilei in dat jaar toch veroordeeld werd, stopte de angsthaas het manuscript maar vlug diep weg in een koffer. Voor goed. Hij vluchtte zelfs naar Franeker, enkele bruggen te ver, achter de kanalen en de dijken van Friesland. Om voort na te denken en voort te bestaan. Hij leefde er tussen mensen « die zeer bedrijvig zijn en zich meer bekommeren om hun eigen zaken dan dat ze nieuwsgierig zijn naar die van anderen. » (Filosofie Magazine, jrg 12, nr 5, p. 35, 2003) Hij voelde er zich veilig, beschermd achter voldoende sloten en bruggen, op het platteland, ver van de aandacht van te nieuwsgierige pottenkijkers.

    Nu terug naar onze mantra. Van waar komt die 'Je pense, donc je suis'? Moet je geniaal zijn om dat te bedenken? Of moet je geniaal zijn om dat neer te schrijven? Om het te durven neerschrijven, alsof je de eerste bent die dat bedenkt, die deze diepzinnigheid kon bedenken? Waarin ligt de genialiteit? In die 'dus'? Want, in se is het een waarheid als een koe. Kan niet iedere dorpsfilosoof bedenken dat je moet bestaan om te kunnen denken, en dat wat niet bestaat daarom ook niet kan denken? Niet iedere koewachter zelfs? Of ligt de genialiteit in het uitpellen van al te ingewikkelde redeneringen tot hun pure, meest voor de hand liggende kern. En dan valt er niet veel hermeneutiek meer aan vuil te maken. De tekst en niets dan de tekst levert dan het hele verhaal.

    Of zou er toch iets meer achter steken? Zu den Sachen selbst! Welke historische context dwong een genie deze lapalissade aan het papier toe te vertrouwen en als een originele trouvaille, als een verlossend kerygma de wereld kond te doen?

    Galilei was pas veroordeeld. Iedereen denkt te weten waarom hij veroordeeld werd: om zijn vasthouden aan de theorieën over het heliocentrisme. Klopt dat wel? Wie veroordeelde hem? Kardinaal Bellarminus. Maar doceerde die Bellarminus niet zelf deze theorie van het heliocentrisme tijdens zijn professoraat in Leuven? Kun je in Leuven niet nu nog die lesvoor-bereidingen erop naslaan? Lesvoorbereidingen waarin Bellarminus die mooie theorie over de zon als centrum van het heelal deskundig aan zijn studenten uiteenzette en zelfs verdedigde.

    Waarom werd Galilei dan toch door Bellarminus veroordeeld? Zeker niet om zijn theorieën. Maar wel omdat hij volhield dat wat hij theoretisch, wiskundig berekende, ook in re zo was. Bellarminus doceerde een mooie, geleerde theorie, die de geest genoegen deed. Die op zich coherent was, consistent, uitgebalanceerd. Een genot voor knappe geesten. Maar daar hield het ook op. Het blééf theorie. Louter Spielerei voor intellectuelen. Het was theorie om de theorie. De realiteit, dat was andere koek.

    Galilei echter bleef volhouden dat wat hij via zijn berekeningen vond, ook in re zo was. Wiskunde legt realiteit bloot. En dit was nu net een brug te ver. En daarom werd hij veroordeeld. Niet om de kale theorie. Maar om de realiteit die ze beweerde te weerspiegelen. Om zijn hardnekkig en eigenzinnig beroep op de « adaequatio intellectus et rei ».

    En daarom verstopte Descartes zijn manuscript en verschanste hij zich achter zo vele bruggen, meer dan één brug te ver voor de grijphanden van Rome. Hij wou zich in stilte beraden. Voor Descartes was wiskunde een veilige weg om de realiteit te doorgronden. Hij had op dat inzicht zijn Système du monde gebouwd. En nu werd door het hoogste kerkelijke gezag aan de wiskunde alle werkelijkheidsgrond ontzegd. Hoe kom je uit die patstelling?

    Met een grote boog trok Descartes om het veilige maar gevaarlijke 'more geometrico'-denken heen. Hij stelde heel neutraal, heel abstract, heel puur logisch en bijna banaal, triviaal zelfs, maar onloochenbaar dat: « Je pense, donc je suis. » een actualisatie was van het oude adagium: ‘agere sequitur esse’.

    Wie kon dat ontkennen of weerleggen? En meteen was bewezen dat theorie de werkelijkheid dekt en raakt en verklaart. Via die omweg langs deze boerenwijsheid vloerde Descartes de kardinaal en redde hij Galilei en zijn wetenschap. Descartes was geen strijdlustige Galilei, en zeker geen barricadevechter. Hij zocht nooit de confrontatie. Hij legde wel voldoende argumenten op tafel waaruit anderen de onvermijdelijke conclusies konden en moesten trekken. Wie instemde met zijn mantra, die moest ook de realiteitswaarde van de wiskunde en van de theorie aanvaarden. Zelf trekt Descartes die conclusie niet expliciet. Ook de stap naar de wiskunde maakt hij niet. Maar ze heeft haar effect niet gemist.

    Later is zijn uitspraak een eigen leven gaan leiden bij filosofen die geen weet meer hadden van de historische context waarin ze ontstaan was en waarin ze gefunctioneerd had.

    Wat weer eens aantoont dat exegese die uitsluitend steunt op de tekst en niets dan de tekst ons inzicht in de band tussen realiteit en wetenschap kan verarmen en versimpelen.

    ·

    26-06-2006 om 11:50 geschreven door Ramulus

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    29-05-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

    VERTROUWEN en GELD

    Ik wil even stilstaan bij een inzicht dat ik vond in A. Houtepen, Uit Aarde, naar Gods beeld. Op p. 284-285 ontwikkelt hij zijn visie op geld! Een verruimende visie!

    In zijn laatste boek, Uit Aarde, naar Gods beeld, waarin hij overigens over heel veel materiaal interessante inzichten ventileert, ontwikkelt hij op p. 284-285 een verruimende visie over geld.

    Hij zegt o.a. : « Geld is uiteraard een fictie. Het berust op vertrouwen en garanties van de banken. Het is niet meer dan papier of, zoals thans, digitale cijfertjes, … » p. 284. In feite is de waarde en de functie van geld gebaseerd op vertrouwen. Ten diepste gaat het : « om vertrouwen in de bereidheid van mensen om elkaar te helpen waar het maar kan. » p. 285.

    Dat is een gedachte die me diep getroffen heeft.

    Tegen alle schijn in, tegen alle afwijkingen in, tegen alle aberraties in, blijft dit diepe vertrouwen in elkaar een fundamenteel gegeven in onze mensengemeenschap ?. Mensen vertrouwen elkaar.

    Mensen vertrouwen hun schatten toe aan anderen , aan vreemden, aan onbekenden. Mensen kunnen niet leven zonder vertrouwen in elkaar. Zonder vertrouwen in de vrije samenhang, zonder wederzijdse wederkerigheid, en wederkerige wederzijdsheid. Vertrouwen in de effectiviteit van een permanente en universele zijnstransfusie. En dit vanuit een meestal onuitgesproken beleven van de eigen zijnsontoereikendheid, vanuit de eigen constant knagende zijnsbehoefte. En vanuit de even onuitgesproken beleving van het samen overleven. Al wat we hebben en doen hangt ten diepste samen, en pas in dat samenwerken van allen met allen kunnen we zelf leven en overleven.

    Waarom vertrouw ik mijn bank ? Waarom bewaar ik niet zelf mijn spaarcenten in een kous ? Waarom draag ik ze naar de bank ? Alleen voor de rente ? Mijn centen wortden elders gebruikt, elders ingezet. Ze dienen elders, ergens waar ik geen weet van heb, waarover ik niet kan oordelen, noch beslissen. Anderen werken ermee, gebruiken dat geld om te produceren. Wat ? Dat weet ik niet. Daarom vertrouw ik mijn spatcenten niet toe aan om het even welke bank. Dat geld moet goed, humaan besteed worden.

    Die ’digitale cijfertjes’ maken het mij ook mogelijk daar te helpen waar ik zelf niet kan komen ! Of in ondernemingen die ik zelf niet aankan. B.v. bij kankeronderzoek, bij opvang van autistische kinderen, bij het lenigen van noden, b.v. na een tsunami of aardbeving, of enige andere ramp ?

    Waarop steunt dat vertrouwen van mensen in elkaar ? Is er toch een instantie die dat vertrouwen een steunpunt bezorgt ? Tegen alle mogelijke malversaties in ?

    Toont geld indirect het onzichtbare netwerk van de wereldwijde samenhang van de mensen, toont het indirect de onderlinge, wereldwijde afhankelijkheid. Is dat vertrouwen een expressie van de menselijkheid van alle mensen ? Is geld een zeer actieve factor in de permanente en universele compensatoire interacties die ons in leven houden ?

    Geld als een regenboog van vrede die alles omspant, kleur geeft en verblijdt, tegen alle mogelijke aberraties in !

    Verwonderd overweeg ik hoe de harde financiële wereld ten diepste toch steunt op zo iets fluïds, zo iets kwetsbaars, zo iets efemeer, zo iets evasiefs, zo iets ongrijpbaars als vertrouwen ! Op pure humaniteit!

    29-05-2006 om 11:28 geschreven door Ramulus

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    19-05-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

    Misleidt het begrip tijd ons?

    Las gisteren en vandaag een klein boekje, 130 pp. van een Française over Heideggers Tijdsfilosofie. Wel grondig, wel heel geleerd, met veel referenties, ook naar andere filosofen, maar ik had nooit de indruk dat ze zijn probleem echt door had. Het bleef praten over. ( Gerede, zou M. Heidegger zeggen! ) Dat ze zijn dramatiek echt deelde, dat ze een visie had op de queeste die wel allemaal, elk afzonderlijk en allen als totaliteit doormaken, dat betwijfel ik. De imminentie en de dramatiek van elk Augenblick en van de dood. Het probleem van een Zelf te zijn dat zich zo moeizaam verheft boven de dwingende natuur-noodzakelijke causaliteits-relaties en dat zich dan als een Ego afzet tegen al de andere zijnden en andere Zelfs en dat al die anderen toch allemaal nodig heeft Dat Zelf dat de speerpunt van de evolutie lijkt te zijn. Maar dat evengoed toch zijn

    kopje moet leggen. Leven in het heden, speurend naar de mogelijkheden en de hindernissen van het verleden maar gericht op een toekomst. Die toekomst resorbeert dat Zelf. Waartoe dan al die inspanningen ?

    In ons Zelf verstrengelen we het heelal. Elk van ons op zijn eigen unieke wijze, met zijn eigen unieke levensdoel. Vorige week vertelde iemand me dat hij de vorige zondag over St.-Gillis-Waas naar Blankenberge was gereden, terug over Gent naar Maredsou om weer thuis te komen. Hij heeft heel de tijd alle wetten van de fysica en scheikunde gerespecteerd, hij heeft materialen uit heel de wereld, van zuurstof, beton, rubber, staal tot de zonne-energie toe, braafjes gehoorzaamd en gebruikt, maar met een eigen doel. Een unieke verstrengeling van interacties! Parendo vincitur!

    Tijd is geen substantie, geen zijnde. Tijd is een resultante, van vele samenspannende krachten en interacties! Elk ogenblik is het geheel geëngageerd! Hangt het geheel intens samen in compensatoire interacties. Voor de gemak noemen we dat ‘tijd’. En we vergeten dat het een leeg netzakje is! We staren er ons blind op! Taal is een escorte! Die escorte moet je ergens anders heen leiden. En mag niet het doel zelf worden.

    19-05-2006 om 11:19 geschreven door Ramulus

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    10-05-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

    Armoede tot weelde ombouwen!
    Gisteren bracht een buisreis me in Klein-Brabant, in de streek van de 'Stille Waters'. En een fantastische gidse! Ze kende haar vak, sprak vlekkeloos Nederlands; kon goed om met de mensen. Had op elke vraag een antwoord.

    Wat ik van die dag geleerd heb?

    De mens maakt van zijn on-mogelijkheden, mogelijkheden; van zijn beperkingen, kansen; van zijn hindernissen, middelen. Vooral de wijmenteelt en de wijmenindustrie hebben me geboeid!

    Dat zeer typisch menselijke: je onvermogen omturnen tot krachtbron. Levend in een nat gebied, daar een bron van inkomsten van maken: wijmen kweken!
    En dat mensen in dat omturnen zoveel vindingrijkheid aan de dag leggen! Zo veel kennis van de dingen, van de grond, van de seizoenen, van de soorten hout.

    Mensen maken dingen die zonder hen niet zouden bestaan. Mensen brengen eigenschappen en kwaliteiten van dingen samen op een manier waartoe die dingen zelf niet in staat zijn. Geen Gilles-korfjes, geen ‘duivenkeef’, geen palingfuik zonder menselijke ingreep.

    10-05-2006 om 10:53 geschreven door Ramulus

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    01-05-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

    Verstaan is ontgrenzen.

    Laat me het eenvoudig houden. Nemen we een hamer, een handvol spijkers en enkele planken. Dat volstaat om een boekenkast in elkaar te timmeren. Met een klauwhamer, spijkers en planken afzonderlijk heb je geen boekenkast. Noch de hamer, noch de spijkers, noch de planken afzonderlijk weten van een boekenkast. Iemand buiten deze losse stukken gereedschap moet voorbij die losse stukken zien, moet in die losse stukken méér zien, moet ze samen zien, in verband zien, als een geheel. En hij ziet in hun samengaan een toegevoegde waarde en kan daarom wensen die toegevoegde waarde te realiseren : b.v. een boekenkast. Hij ziet méér in de afzonderlijke stukken gereedschap of materieel, hij ziet ze in hun samenhang . Hij ziet hun gerichtheid op elkaar, de dynamiek die tussen hen hangt en vraagt om realisatie: de hamer kan zijn slagkracht inbrengen, de spijkers hun vermogen om planken hecht en blijvend te verbinden, en planken kunnen in een bepaald stevig en blijvend verband tot een boekenkast verbonden worden. Los van elkaar komen hamer , spijkers en hout nooit tot een kast. In geen van hen is een boekenkast te bespeuren. De dynamische gerichtheid van hamer en spijkers en planken moet daarvoor tot interactie gebracht worden en in dat interageren moeten ze gecoördineerd worden. Pas in dat interageren tonen ze de mogelijke dynamiek die ze in zich dragen. Pas in dat interageren demonstreren ze die nieuwe, vooraf onbestaande mogelijkheden : o.a. die boekenkast. Ze creëren samen voor elk van hen een toegevoegde waarde: het bloot leggen van eigen beperkingen en mogelijkheden. En realiseren ook een toegevoegde waarde, die buiten hen een eigen gestalte krijgt: de boekenkast. In het slaan toont de hamer de veerkracht en stevigheid van het metaal ; in het hechten de stevigheid en veerkracht van spijkers ; in de boekenkast tonen de planken hun duurzaamheid en hun draagvermogen. En die kast spreidt een eigen vormschoonheid ten toon.

    Let op : hamer , spijker en planken, zijn op zich reeds ‘préparékes’ ! Kaar gestoomd om te … ; gericht op … . Iemand keek verder dan het brute element, dan puur metaal, dan puur hout. Dat verder kijken dan wat gegeven is, dat méér zien dan wat door de gewaarwording aan de natte ogen getoond wordt, doet de mens, dat doet het Ego van de mens. Alleen de mens kan zo zien. Dat Ego dat zoveel waarnemingen van vroeger en nu verstrengelt tot één ervaring. Dat is verstaan ! Dat is ervaren !

    In de mens vindt dat zien voorbij wat bruut, los gegeven is, plaats. In de ervaring. Ervaren , dat is reiken tot bij de verborgen mogelijkheden die in het Zijn opgeborgen en verborgen bleven. « Alles Reale ist individuell, aber nur als Ganze.’ ( N. Hartmann, in T. Shytaka, Logos und Zeit … ) Dat ‘Ganze’ zien , dat gebeurt in de menselijke ervaring. Dat is putten uit de onuitputtelijke weelde van het Zijn.

    Verstaan is toegevoegde waardes zien, zien wat niet onmiddellijk aan de gewaarwording gegeven is, wat niet aanwezig is, wat enkel kan zijn. Verstaan is de werkelijkheid dromen. Niet gegeven, niet aanwezige mogelijkheden toch zien. Is het Nu als een viersprong ervaren. Het Nu als een overal inzetbare joker. De jokerwaarde van de begrensde dingen zien. De dingen wel zien als begrensd, maar tevens hun ont-grenzingsmoglijkheden ontwaren of bevroeden . De boekenkast in de hamer, de spijkers en de planken.

    Verstaan is je vrijmaken van het gewaarworden en is uitstijgen boven wat bruut gegeven is in de gewaarwording. Is je losmaken van geïsoleerde zijnden en zien hoe ze in een groter, creatief, overkoepelend verband dynamisch op elkaar betrokken zijn. In dat verband, in die spanning tussen verschillende samengebrachte dingen openen zich, tonen zich nieuwe mogelijkheden, ontstaan dynamische gerichtheden waarvoor de geïsoleerde dingen niet garant kunnen staan . Mogelijkheden die vooraf niet bestonden, niet konden bestaan, en die niet opgesloten lagen in de geïsoleerde dingen. Noch in een hamer, noch in spijkers, noch in hout is de mogelijkheid van een kast te bespeuren. En toch ontdekt het verstaan in de dingen gerichte, dynamische gerichtheden en mogelijkheden, en geeft daaraan een concrete gestalte in een betekenisgeheel. Dat is de toegevoegde waarde die het verstaan op de viersprong ziet en waartoe het vrij beslist en die het toevoegt aan wat reeds is. Verstaan ziet de eindigheid van de dingen. Maar ziet eroverheen. Ziet in de grens van de dingen de ont-grenzingsmogelijkheden, de dynamische gerichtheid, de gespannen openheid naar andere zijnden.

    Verstaan is voortdurend op een viersprong staan en vandaaruit ongetoonde, onbestaande mogelijkheden en dynamische gerichtheden ontwaren ; is voortdurend de jokerwaarde van de dingen zien. Is wakker dromen.

    01-05-2006 om 00:00 geschreven door Ramulus

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (1)
    29-04-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

    Kijk en zie het wonder!

    Kijk naar buiten ! Kijk naar je tuin ! Kijk naar het park ! Zie het gras. Zie het openbaarsten van de botten. Zie de mussen druk doen. Zie hoe de zon dat alles met haar warmte overgiet, vanuit haar verre uitkijkpost. Zie hoe alles beweegt. Zie hoe alles groeit, bloeit, verandert, de winter uit de oude leden schudt. Zie hoe alles leeft en naar de zomer toe wil.

    En toch : leven, is dat wel natuurlijk ? Is dat niet eerder tegennatuurlijk ? De pure natuur, is dat niet het doodse Antartica ? De verlaten Noordpool ? Is dat niet de vuur- en zwavelspuwende vulkaan ? Is dat niet het wandelen van de gloeiende stuifduinen onder de stuwing van de wind.

    Maar leven verzet zich tegen die doodse bedoening. Leven vecht ! Leven wil méér ! En leven zoekt daarvoor alles wat het daartoe nodig heeft. Vindt elders wat het uit zichzelf niet heeft, maar waaraan het wel nood heeft om te kunnen leven. Leven rooft ! Maakt van alle hout pijlen om te vechten en zich te kunnen verzetten tegen die doodse ijskap, die doodse duinen, tegen de pure, de doodse natuur. Leven is opstand. Is ‘Njet’ ! Met alle mogelijke middelen op alle mogelijke manieren.

    Leven schakelt daarvoor alles in wat in zijn opzet past, en wat het eigen zijnstekort kan aanvullen om met succes te strijden voor eigen behoud tegen de natuur.

    Kijk en zie hoe niets alleen bestaat, hoe niets op zich bestaat. Hoe alles voortdurend elders contacten legt en zoekt, zich elders bevoorraadt. Het gras tast de bodem af naar zouten en mineralen. De grassprietjes zuigen zonne-energie op en chlorofyl. De bomen slurpen water uit de beek, de merels rukken regenwormen uit de grond, of plukken vruchtjes van de klimom. De mussen vissen de kruimels van tussen het gras.

    Grond en licht. De grond die alles draagt, voedt, opvangt en bewaart. Het licht dat alles de ruimte geeft en zonne-energie. En daartussen ontspant zich het leven van het leven, het verzet tegen de natuur, tegen de dood. Daartussen vinden de dingen mekaar, in opbouwende interacties, in het gezamenlijk, compensatoir gedragen verzet.

    Gezamenlijk verzet. En toch wil elk Zelf zijn eigen ikkerige gang gaan. Elk zijn eigen Zelf bevestigen , verdedigen en bevorderen. Zie hoe de paardenbloem haar bladeren dicht tegen de bodem breed uitzet en het gras verdringt. Zie hoe de rozen hun doornen op scherp zetten, hoe de sperwer de wouw doet vluchten uit zijn territorium. Hoe de moedige merel de rovende ekster uit de buurt van zijn nest jongen jaagt.

    Kijk naar dit schouwspel van het Zijn ! Naar dit verzet van het leven tegen de natuur. Naar die schouwspel van samenwerking en toch verzet. Naar dit mekaar opzoeken en toch afstand houden. Naar dit affirmeren van het ikkerige Zelf, maar dan wel met een om hulp bedelend uitgestoken hand .

    Het gebeurt allemaal gewoon ! In duizendvouden ! Onoverzienbaar.

    Daarvoor moet niemand ergens op een knopje duwen, of naar Scherpenheuvel op beevaart gaan.

    De wonderen gebeuren gewoon. Overvloedig. Met miljarden.

    Te gewoon ! Zo gewoon dat we ze nog amper opmerken. We staan er nauwelijks bij stil.

    Elk van die miljarden celdelingen duurt zes minuten. Tijdens elke celdeling vinden zes miljard operaties plaats. Zes miljard. Alsof het de gewoonste dingen van de wereld zijn. Hoe veel is veel ? Hoe klein is klein ? Hoe complex is complex ?

    Die wouw, die zo majestatisch cirkelt boven het bos zoekend naar een prooi, die moet elke dag voer vinden voor zijn jongen. Er is voor hem geen Carrefour, noch Colruyt, noch Delhaize, noch Lidle of Aldi waar hij zijn winkelkarretje naar believen in de rekken graaiend kan vullen.

    Geen van de dingen die ik voor me zie leven en groeien kan zich onbezorgd begeven naar gevulde stapelhuizen of magazijnen voor de onmisbare dagelijkse aanvullingen van het eigen zijnstekort. Er zijn geen levensarsenalen !

    Ik kijk naar mijn tuin. Mijn tuin. Mijn ?

    Maar, wat gebeurt daar in mijn tuin ? Stuur ik het leven dat zich daar zegevierend verzet tegen de doodse natuur ? Beheer ik het groeien en bloeien ? Die paarden verop in de wei. Die zijn van de boer. Van de boer. Maar is het leven ook van hem. Is het drachtig zijn van die merrie ook van hem ? Beheert hij de dracht van de merrie ? Moet hij instaan voor het werpen van een voldragen veulen ? Net zo min als ik me moet bekommeren om het broedsel of de jongen in de nestkastjes ! Zij het mijn bacteriën , mijn microben, mijn bijen of wespen, mijn hommels of muggen. Mijn zwaluwen ? Mijn vlaamse gaai ? En stuur ik het stuifmeel naar de bloemen ? Het winterkoninkje ziet geen schutting rond onze tuinen ! Noch de pluisjes van de paardenbloem.

    En is het mijn zon ? Mijn zonnelicht. Mijn chlorofyl ?

    Een wijs man vroeg Alexander uit ‘zijn’ zon te gaan !

    29-04-2006 om 00:00 geschreven door Ramulus

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    28-04-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

    Een eeuwige kosmos drijvend op vergankelijkheid?

    Toch effen vertellen wat me gisteren overkwam.

    Stond rustig aan de bushalte me zelf te koesteren in de zon, en daar ‘klawieterde’ een dikke mier voor mijn voeten over de tegels, naar … Mijn eerste impuls was er een zware voet op te ploffen. Niemand immers zou dat beestje gemist hebben ! Ook in zijn mierenkolonie niet !

    En dan braken de vruchtvliezen : In de kosmos wordt nooit iemand gemist. De kosmos heeft met geen enkel Zelf enig respijt ! En er in heel die kosmos is geen ‘particulier’ die niet vergankelijk is. Alle ‘individuen’ zijn op zich vergankelijk. Ze leggen alle het loodje, de ene wat vroeger dan de andere : voor een ster duurt het wat langer dan voor die mier. Maar het geheel duurt ! DUURT. Het geheel is niet vergankelijk. Hoe kan dat, dat een geheel kan blijven duren, als het maar de resultante is van enkel in se vergankelijke zijnden? Die mierenkolonie blijft ! Mieren bestaan al miljoenen jaren. Al is elk diertje in elke kolonie, als individu, maar een heel kort leven beschoren !

    Van die kosmos distantiëren wij ons ! Want, wij mensen, wij eisen « permanentie » op ! Wij, mensen, wij willen als individu, als Zelf blijven. En niet restloos opgaan in dat geheel.
    Wij willen « permanentie » doen ! En blijven doen ! Wij aanvaarden niet het lot van alle andere vergankelijke zijnden in de kosmos te delen.

    Een neven vraag schoot als een zijscheut mee omhoog : zou het verschil in duur van bestaan, van leven, tussen al die zijnden ons bewustzijn van tijd gewekt en aangewakkerd hebben ? De gelijktijdigheid van het ongelijktijdige ?

    28-04-2006 om 00:00 geschreven door Ramulus

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    26-04-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

    Verliefdheid !

    Wat ‘n wonderbaar Zijnsgebeuren voltrekt zich als vier verliefde ogen zich in elkaar verliezen, in elkaar wegzinken ! Wat ‘n verstrengeling ! Van tijd en ruimte. Van universele krachten en individuele vermogens. Twee individuen vloeien samen. En in dat samenvloeien ontplooit zich elke indivdualiteit, steigert elke Ego tot zijn apex. Het Nu en het Hier krijgen een eindeloze dimensie, een onoverzienbare invulling : ze omvatten alle tijden en elke ruimte.

    In deze twee Zelf’s bereikt het Zijn z’n volle glorie, ontplooit het heel z’n Zijnsweelde. Ze wanen zich alleen : « Wij tweetjes ! » Maar ze zijn niet alleen. Hier speelt immers mee de lange tocht van de evolutie van het leven uit de kosmische materie, de trage worsteling van de humanitas om uit het dierenrijk op te klimmen. Hier spelen mee het slagen en lijden van ontelbare generaties, de levenservaringen en inzichten, wensen en verlangens van onnaspeurbaar vele voorouders, de verzamelde inzichten van zich steeds uitbreidende gemeenschappen, tot ver voorbij de Afrikaanse savannes.

    Dat alles, die tijden en ruimtes, de omvattende komsos en individuele Ego’s, kristalliseert zich in die vier in elkaar wegzinkende ogen. Kosmisch, vitaal, humaan, individueel.

    26-04-2006 om 09:58 geschreven door Ramulus

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    19-04-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Causale relaties, doodlopende relaties?

    Leiden causale relaties niet tot een doodse wereld?

    Wie weet wat er met mijn wijsvinger gebeurt als ik daarmee mijn kleinzoon de Poolster aanwijs?
    Ziet hij die vinger? Ziet hij of die dik of dun is, of de nageriem netjes gerond is? Waarmee is die vinger geladen door dat wijzen?
    Is daar enige causaal verband tussen die vinger en de Poolster?
    Nogmaals, kan die vinger die lading dragen?  Wat is de proportie, de verhouding tussen de Poolster en mijn wijsvinger?
    Wie kan me daar een antwoord op geven?

    19-04-2006 om 10:52 geschreven door Ramulus

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    05-04-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

    Vierde en laatste reeks reacties op G. Bodifée, Weg uit de Leegte.

    p. 34 Bewustzijn

    « Spiritualiteit ( ) vloeit voort uit een bewustzijn dat ruimer is en een gevoeligheid die dieper is dan de indrukken en gewaarwordingen die alleen maar uit de lichamelijke functies voortkomen. »

    Is elke spiritualiteit niet de natuurnoodzakelijke causaliteit ontspringen ? Er bovenuit stijgen ? Loskomen van de kosmos, van de dwingende, beknellende, lineaire causaliteit, die geen oog heeft voor individuen, voor het uitzonderlijke van elk ogenblijk, van elke vordering van de graaltocht. Geen oog voor vrij initiatief, voor het onvoorspelbare, onberekenbare, het unieke, on herhaalbare.

    Heidegger heeft zoveel aandacht voor het fenomeen dood, omdat hier juist de individualiteit op haar scherpst en smalst naar voren treedt, en de ineffabiliteit van het individu naar zijn apex stijgt. Spiritualiteit heeft aandacht voor het onvoorspelbare van het individu, zelfs voor zijn muiterij , voor afwijkende prestaties, vooral voor afwijkend epifanieën. Hier treedt het fenomeen van de emergentie sterk naar voren.

    Lichamelijke functie, die kunnen niet zonder inbreng van het Ego, wel op basis van een stevig kosmisch voetstuk. Ik zie, niet mijn ogen. Ogen krijgen enkel lichtimpressies, werken enkel causaal, kosmisch causaal ! Ik hoor, niet mijn oren. Die ontvangen enkel trillingen, ruis, cacofonie. Maar ogen en horen gebruiken die kosmische indrukken als een soort trampoline om naar een hoger niveau te emergeren. Mijn bandopnemer, die Mozart registeert, wordt er niet warmer van, raakt niet opgewonden van De Negende! Die registeert even getrouw kattengejank als het voorbij knetteren van een brommer. Heidegger spreekt vaak van Sprung, van Entwurf. In beide begrippen zit een loskomen van de aarde, van de startbalk, van de oor-sprong. Een emergeren. Een bereiken van een hoger zijnsniveau. Dat staat toch verderop : « In de religiositeit reikt het bewustzijn tot voorbij de grenzen van het fysieke bestaan en betreedt het een werkelijkheid die onbegrensd is. »

    Dat domein is onbereikbaar voor de natuurwetenschappen, gevangen als ze zitten in contactcausaliteit, in onmiddellijke nabijheid.

    Religie is ons ‘orgaan’ van de totaliteit, van de samenhang van de vele en verschillende zijnden, in hun samenhang en in hun eigenheid. Identiteit en onderscheid. Religie is onze openheid op de oneindigheid vanuit onze eindigheid.

    p. 34 Waarneming.

    « Als individuen blijven alle mensen wezenlijk gescheiden van elkaar en van de wereld, …….. »

    In heel dit slot van de alinea zit zoveel denkstof dat ik er laater een aparte tekst aan wil wijden. Ik heb een tekst over ‘ervaren’ in aanmaak. Reeds in de woorden die ik citeerde zit zoveel denkstof !

    Maar, dat is voor later, misschien ! Blijft dat de natuurwetenschappen zich wijden aan universalia. Toch opmerkelijk dat Ch. De Duve zijn laatse boek ‘Singularities’ noemde. Ik vind dat een breuk ! Natuurwetenschap gaat toch essentieel over universele verschijnselen ene hun univeresele wetten. Los van ‘Singularities’. Over universele essenties, los van hun existentia, van hun actueel, gesitueerd verbonden zijn in de strijd om het bestaan, om het duren. Die titelt !

    ‘Individuum est ineffabile’, zelfs voor de filosofie. En dat bastion wil Heidegger slopen !

    Toch wil ik even ingaan op dat ‘gescheiden’ : die distantie is een zegen ! Ze geeft ruimte voor een Zelf. Suiker lost op in koffie, de druppel verdwijnt in de oceaan, maar het Ego lost niet op in de wereld. Dat Zelf, die strijd om het behoud van dat Zelf, dat verwondert me steeds weer. En daar hebben de natuurwetenschappen geen oog voor. Zonder de wereld kunnen we niet zijn, geen tien minuten ! En toch willen we een Zelf zijn, willen we Ik zeggen, en willen we als Ik blijven. Da-sein. Je Zijn Ginds halen, en toch de pretentie hebben een Zelf te zijn. Constant behoeftig als een bedelaar open te staan naar en voor de dingen van de wereld, en toch een fier ‘t En zal ! proclameren : ik wil niet oplossen als zout in de soep ! Soi-même comme un autre ! (P. Ricoeur)

    Waarneming , en nog meer ervaring, zijn mysterieuze gebeurens, waarbij beide zijden, beide polen meer dan oppervlakkig veranderen. Waarnemen, om als een vrijbuiter, als een muiter zelfs, vrij , inventief te kunnen reageren, onvoorspelbaar te kunnen interageren met de elementen, en daarbij toch je eigenheid, je Zelf te behouden ! Wat een fenomeen ! Suiker kan niet als zout en zout niet als suiker interageren met andere elementen.

    Maar, daarover later meer.

    p. 35 Wil tot bestaan.

    Die wil toto bestaan, dat zijn wij niet ! Dat is ons gegeven, en toch ook wel wel als opgave opgelegd. We kregen een heel frêle Zijn toegestopt. En toch : ik mag , ik moet een IK zijn.

    Waarom ? Mysterie ! Het mysterie van het individu, van het Zelf ! Daar komt geen denken achter.

    Ik koos niet om te leven, om er te zijn. Het zijn werd me opgedrongen. En toch ben ik er blij mee. Toch draag ik er zorg voor, en soms ten koste van veel pijn en inspanningen. Toch schakel ik alle mogelijke middelen in, maak ik van alle hout pijlen, om dat Ik-zijn ; om dat Zelf in het bestaan houden.

    p. 35 Dode materie

    « Dode materie ondergaat in totale onverschilligheid wat haar overkomt. »

    Een echt Jonasiaanse idee. Op dat niveau, in die lijn denken de natuurwetenschappen.

    En die ‘neutraliteit’, dat dingmatig denken wil Heidegger doorbreken. Maar, hoe doe je dat, als alle klassieke begrippen door die ‘Verdinglichung’ geïnfecteerd zijn. Dode materie beschikt over geen enkele vorm van intentionaliteit, met behoud van eigenheid. Het zal dit raam worst wezen of het heel blijft of in duizend splinters vergruizeld wordt. Want het heeft geen Zelf. Net zo min als suiker, of de druppel water. Al verzet olie zich tegen water !

    p. 36 Verlangen

    «  Levende wezens zijn niet slechts, zij verlangen ook te zijn. »

    Is dat geen wonder, waar je sprakeloos bij mijmert ? Omdat die levende wezens een Zelf willen blijven, een individu. Omdat ze niet naamloos, ik-loos willen ondergaan in de eeuwigheid, die het voorrecht van de elementen is. Whitehead zegt dat alleen de elementen de kunst van het duren verstaan. Als zijnde verlangen naar wat niet is ! Doe je dat niet duizelen ? Zijnde uitreiken naar wat niet is. Uit het Zijn naar het Niet reiken. In de levende wezens wordt de zijnsqueeste zich bewust van haar eindigheid, van haar uiteindelijke doel, van de Graal. p. 48 , daar zegt u terecht :

    «  Uiteindelijk is dit het enige verlangen van de mens : als God te zijn. » Dat is de enige Graal die het leven waard maakt. Die tocht, die queeste is in de grond een restauratie, wil terug naar vòòr de kenosis. Wil de kalos kindunos de moeit waard maken.

    Hierbij sluit ik deze reacties. Al is er nog veel waarop te reageren valt ! Uw tekst over ‘leegte’ is erg gevuld. En gaat ver voorbij de begrenzing, voorbij de biologische drang. Zoals kunst dat doet.

    Ik ben dankbaar dat ik uw boekje heb mogen lezen. Het was een verruiming en bevestiging.

    Door de aanvoer van veel ‘vreemd’ materiaal maakte het me mogelijk mijn Zelf te versterken, mijn constante interacties met de dingen van de wereld te intensiveren en zinrijker te maken.

    Later toegevoegd :

    p. 36

    «  hij koestert idealen voorbij deze primaire bilogische kwaliteiten, : « 

    «  Zo ontstaat het humane leven, .. »

    «  Door zijn wil bestaat de mens, »

    Die primaire kwaliteiten zijn het stevige voetstuk waaruit het humane kan emergeren.

    De mens ‘wil’, vrij, realiseren wat niet noodgedwongen voortvloeit uit causae. Met de wil ontstaan mogelijkheden tot afwijkingen, tot nieuwe creaties. Tot onvoorzienbaarheit en onberekenbaar-heid, onafleidbaarheid.

    p. 37 Begrenzing

    « die geen enkele begrenzing meer kent. »

    Het eindige zijnde streeft naar onbegrensdheid. In d eExuberante, opgebouwd uit de onoverzienbare veelheid en verscheidenheid van d eepifanieën door alle individuele zijnden.

    p.38 Kunst

    « Kunst moet religieus zijn, en kunst kan niet zonde religie ! »

    Pasca ! ! Zich loswrikken uit d egreep van de kosmsiche causaliteit. Kunst emergeert. Het schilderij is veel meer dan het canvas, de lijst en de kilo’s verf. Poëzie meer dan de zwarte krullen op wit papier.  Muziek meer dan lucht trillingen. Dze stijgen er boven uit ? Ze emergeren. Vieren hun Pasca !

    05-04-2006 om 15:41 geschreven door Ramulus

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 1/5 - (6 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    04-04-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

    Derde vervolg op G. Bodifée, Weg uit de Leegte.

    p. 17 Zingevende factor

    « Juist door deze oriëntatie op wat voorbij het leven ligt, vormt de religie een zingevende factor binnen het leven. »

    Dit is een moeilijk te ontwarren knoop. Hier wordt gehinkt op twee benen : voorbij >< binnen. Uit de oriëntatie op de Eindgestalten op de apotheose, haalt het leven zijn zin, maar is het zelf ook in zichzelf immanent zin, niet zomaar extern gevuld met zin. Het leven zelf bouwt aan die Eindgestalte. Die Eindgestalte zal enkel zijn wat het leven er Hier en Nu van maakt. Dat is de kalos kindunos ! Het grote risico dat de Exuberante liep door de kenosis ! Heel de ‘schepping’ , alle zijnden, door hun streven naar zelfbehoud, door hun interacties, door hun evolutie en groei in complexiteit, coördinatie, integratie en diversiteit ont-dekt de verborgen, verdoken weelde van de Exuberante. Wij reconstrueren de goddelijkheid. Het schitterende hoofdstuk 38 van het boek Job lees ik als een loflied op de scheppende kracht van de zijnden. Op de restauratiekracht van de zijnden ! Niet de Schepper realiseerde die zijnden ! Dat deden ze zélf. De kosmos putte uit zichzelf de vele en verschillende gestalten die even veel en verschillende eigenschappen van de Exuberante tentoon spreiden. Epifaneren. O.a. via de onvoorzienbare en onoverzienbare varianten van de levende wezens ! De interacties tussen de zijnden brengen steeds nieuwe, verrassende complicaties en combinaties naar voren, en houden zo een zich spiraalsgewijze uitbreidende creativiteit actief. Ze bouwen constant aan de zich voortdurend vernieuwende en aangroeiende gestalte van de Exuberante.

    p. 18 « om ten volle mens te kunnen zijn »

    Pas door de religie krijgt de mens zicht op een eeuwig bestaan, want hij zal deel uitmaken van die door hem wordende Eindgestalte. Daarin is elke individu uniek, onvervangbaar, onuitwisselbaar. Elk individu realiseert een unieke epifanie van aspecten van de Exuberante. Elk individu kan als enige bepaalde epifanieën uitlokken. Daarin speelt dan ook het negatieve een positieve rol. Het gaat steeds om uitwisselingen om interacties, om om-gang. Om uitlokken en antwoorden.

    Wat ik niet presteer, zal geen deel uitmaken van de Eindgestalte ! Daarin grondt de ethiek. De verticaliteit van de ethiek.

    Elke epifanie van een aspect van de Exuberante vormt een nieuwe, permanente bijdrage, een nooit dovende straal aan de blijvende Eindgestalte van de Exuberante.

    p. 28 Zin-loze louter lineeiare kosmische causaliteit

    «  Dawkins… ‘het heelal dat we waarnemen precies die eigenschappen heeft die we kunnen verwachten indien het wezenlijk zonder ontwerp, zonder doel, zonder goed of zonder kwaad is, niets dan een blinde, meedogenloze onverschilligheid. » …

    «  Evenmin als zijn lot, staat zijn plicht ergens beschreven. »

    Dawkins en Monod hebben, met al hun geleerdheid, gelijk zolang ze binnen de grenzen van de kenotisch kosmos denken. Prigogine, filosofisch geruggensteund door Stengers, riskeert een ‘Une Nouvelle Alliance’ met de kosmos ! Ik herinner me met ontroering dat Steven Weinberg, in het tv-programma van Wim Kayzer, Schoonheid en Troost, met de tranen in de ogen bekende dat de wetenschap geen troost gebracht had.

    Binnen louter causale verbanden is geen troost. Heidegger spreekt daarom van Bedeutsamkeit, als relatie tussen de zijnden, niet van causale verbanden.

    p. 30 : Het tekortschieten van de kerk

    De kerk heeft te lang op stromannen geschoten die ze naar eigen inzichten gefatsoeneerd had. Daarbij vergat ze haar eigen taak die ver boven de lineaire kosmische causaliteit uitstijgt. Pius IIX hoefde niet aan sterrenkunde te doen ! Zij moest wijzen op de ont-grenzende effect van alle grenzen. Op de samenhang van alles. Op de queeste die elk mensenleven is, binnen de grootse graaltocht van alle zijnden naar de apotheose.

    p. 33 Religie

    «  Religie is een uitdrukking van het verlangen naar God. « 

    Welke God, deGod van de klassiek categorieën van de klassieke filosofen ? De almachtige, de eeuwige, volmaakte. Naast zo’n God valt niet te leven. Die is als vlammende lava die alles op haar weg verschroeit. Alleen uitgebluste lava is vruchtbaar !

    « Er bestraan geen louter profane objecten, .. »

    Hoe juist ! ! Louter profane objecten zijn man-made, zijn artefacten. Net als kleuren , net als afmetingen, net als de criteria waar de natuurwetenschaappen mee werken.

    « Maar de wereld is de weg naar volmaaktheid. »

    Weer : hoe juist ! Echter : welke volmaaktheid ? Een volmaaktheid die al van in de duisternis van het verlden bereikt was, of bestond. Wat doen we hier dan nog ? Of is er al een beeld van, een bleuprint ? ( Indringende beschouwingen van H. Jonas over ‘beeld’ !)

    Zijn we ‘nutteloze knechten’, louter uitvoerders van reeds eeuwig vastgelegde plannen ?

    Welke volmaaktheid ? Dat is geen academische vraag ! Het gaat om de zin van ons bestaan !

    Ik kan me niets bij die volmaaktheid voorstellen. Ik verkies het vage idee van de Graal ! Van de door ons te realiseren eindapotheose. Dat sluit ook nauwer aan bij wat verderop in de zin staat : «  de weg naar … » Dat idee van de weg is in se onuitputtelijk ! Onuitgeput. Het timmeren aan de weg, zonder vooraf vastomschreven volmaaktheid.   Wij zijn op weg naar het onbekende, naar nieuwe mogelijkheden, naar onbekende horizonten. Naar een te creëren Exuberante ! Maar dan wel volgens de uitnodigende dynamiek van de toekomst en geruggensteund door de stuwende dynamiek van het verleden. Volmaaktheid als een wenkende, en toch drijvende, onbepaalde toekomst.

    Tot hier mijn derde reeks reacties op uw Weg uit de Leegte.

     

    04-04-2006 om 17:58 geschreven door Ramulus

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    03-04-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

    Dit is het vervolg op mijn ‘eigenzinnige’ lectuur van G. Bodifées Weg uit de Leegte !

    p. 11 Cultuur

    «  Een cultuur sterft met haar religie. »

    Toen ik als adolescent in 1954 Johan Huizinga, In de schaduwen van morgen las, heeft een idee me diep gertoffen : een volk, een cultuur moet een bindend, dynamiserend concept hebben, wil het zich boven het louter biologische kunnen uittillen. Maar, alle cultuur is reeds uitstijgen boven wat louter, naakt biologisch gegeven is ? Dat staat zo mooi beschreven in L. Beyens, De graangodin, 2004. Religie houdt de focus ingesteld op dat emergeren uit de klauw van de causale noodzakelijkheid, op dat méér, op dat onbepaalde, op dat wat anders kan, op dat wat niet moet van in der eeuwigheid.

    p. 12 Christelijke religie

    «  de teloorgang van de christelijke religie niet kan veroorloven. »

    Hier had ik graag enkele geluidsdempers gevonden ! Want die stelling leidt vlug naar integrisme, naar fundamentalisme, dat we te weelderig om ons heen zien woekeren. En wat de VS steeds smeer in zijn beknellende greep krijgt .

    Religie is onmisbaar ! Maar dat ‘christelijk’ is maar een manier van ! Is maan een cocnrete invulling van een veel breder begrip. Laatst hoorde ik op tv een gesprek tussen onze kardinaal, een imam, een rabbi en een atheïst. Als egeltje die vrijen slopen z eom elkaar heen, schrik voor schrammen op eigen, blazoen. Zei iemand : Ze hebben allen dezelfde God, en ze hebben allen nog iets gemeens : ze steunen op een boek. Gezwegen werd over de vraag hoe die ene God die drie boeken schreef. De moslimleraar zag zelfs een gradatie, een groei van Thora, naar Nieuw Testament , naar Koran. Wel opmerkelijk ! God maakte eerst tewee kladjes ! Hoe verklaar je dat.

    Geen van die geleerde heren zag het probleem, of wilde het zien : die boeken zijn louter mensenwerk ! Tijd, plaats en cultuur gebonden.

    Het latere onderscheid , p. 13, tussen spiritualiteit en religie blijft te zwak beklemtoond, vind ik.

    Dat leidt naar de volgende bedenking.

    p. 12 Religieuze landschap

    « Er kunnen in het religieuze landschap niet genoeg wegen zijn. »

    Akkoord. Toch deze bedenkning : het te rekkeleijke gebruik vazn d eterm religie geeft aanleiding tot verkeerde interpretatie, tot verwarring tussen concrete, tijd-- en plaats- en cultuur-gebonden gestalte van een religie. Daarin zijn ze in de VS nuchterder en gezonder : men sluit zich aan bij de lokale kerkgemeenschap. Punt. Religie, concrete religie, kan een kleed zijn.

    En daarom is de grootst mogelijke verscheidenheid gewenst. Zoals alle mensen verschillen. Zoals als maan en vrouw verschillen, maar wel gelijkwaardig zijn. En in die gelijkwaardigheid moet het respect voor de verschillen ingebouwd zijn. Net zo min als een vrouw mannelijk moet worden, moet een moslim jood of christen worden, of vice versa. Gods weelde wordt door geen enkele godsdienst uitgeput. Elke concrete religie openbaart een deel van de eigenschappen van de Exuberante, geeft gestalte aan een deel van zijn weelde aan diversiteit, zijn menslievendheid.

    Geen enkele beperkte menselijke religie kan de weelde van de Exuberante uitputten, kan de weg er naartoe monoploliseren, kan zijn queeste exclusief als de enig mogelijke opeisen. Wie God respecteert, moet dat teigeven. Moet eigen beperkingen als releigie belijden ! Hoe meer religies, hoe rijker de diversiteit van de apotheose zal zijn.

    p. 13 Spiritualiteit >< religie

    Omdat we beperkte mensen zijn, en omdat die beperking ons kroonjuweel is , omdat het ons de kansen biedt de weelde aan diversiteit van gaven van de Exuberante te openbaren en aan mensen mee te delen, daarom moet elke spiritualiteit zich incarneren in coincrete, beperkte gestaltes, in religies met riten, met boeken, met gebeden , etc.

    Geachte heer Gerard Bodifée,

    Dit is het vervolg op mijn ‘eigenzinnige’ lectuur van uw Weg uit de Leegte !

    p. 11 Cultuur

    « Een cultuur sterft met haar religie. »

    Toen ik als adolescent in 1954 Johan Huizinga, In de schaduwen van morgen , 1938, las, heeft een idee me diep getroffen : een volk, een cultuur moet een bindend, dynamiserend concept hebben, willen ze zich boven het louter biologische kunnen uittillen. Maar, is alle cultuur is niet reeds een uitstijgen boven wat louter, naakt biologisch gegeven is ? Dat staat zo mooi beschreven in L. Beyens, De graangodin, 2004. Religie houdt de focus ingesteld op dat emergeren uit de klauw van de causale noodzakelijkheid, op dat méér, op dat onbepaalde, op dat wat-anders-kan-zijn, op dat wat niet moet van in der eeuwigheid.

    p. 12 Christelijke religie

    « de teloorgang van de christelijke religie niet kan veroorloven. »

    Hier had ik graag enkele geluidsdempers gevonden ! Want die stelling leidt vlug naar integrisme, naar fundamentalisme, dat we te weelderig om ons heen zien woekeren. En wat de VS steeds meer in zijn beknellende greep krijgt .

    Religie is onmisbaar ! Maar dat ‘christelijk’ is er maar één manier van ! Is maar een van de vele mogelijke concrete invulling van een veel bredere realiteit.

    Laatst hoorde ik op tv een gesprek tussen onze kardinaal, een imam, een rabbi en een atheïst. Als egeltje die vrijen, slopen ze voorzichtig om elkaar heen, schrik voor schrammen op eigen blazoen. Zei iemand : Ze hebben allen dezelfde God, en ze hebben allen nog iets gemeens : ze steunen op een boek. Gezwegen werd over de vraag hoe dan die ene God die drie boeken geschreven had. De moslimleraar zag zelfs een gradatie, een groei n volmaaktheid van de Thora, naar het Nieuw Testament , naar de Koran. Wel opmerkelijk ! God maakte eerst twee kladjes ! Wat ‘n God is dat ? Hoe verklaar je dat. Geen van die geleerde heren zag het probleem, of wilde het zien : die boeken zijn louter mensenwerk ! Tijd-, plaats- en cultuur-gebonden.

    Het latere onderscheid , p. 13, tussen spiritualiteit en religie blijft te zwak beklemtoond, vind ik.

    Dat leidt naar de volgende bedenking.

    p. 12 Religieuze landschap

    « Er kunnen in het religieuze landschap niet genoeg wegen zijn. »

    Akkoord. Helemaal akkoord. Toch deze bedenking : het te rekkelijke gebruik van de term religie geeft aanleiding tot verkeerde interpretatie, tot verwarring tussen de concrete, tijd- en plaats- en cultuur-gebonden gestaltes van religie. Daarin zijn ze in de VS nuchterder en gezonder : men sluit zich aan bij de lokale kerkgemeenschap waar men voorlopig komt te wonen. Punt. Religie, concrete religie, kan een kleed zijn !

    En daarom is de grootst mogelijke verscheidenheid gewenst. Zoals alle mensen verschillen. Zoals als man en vrouw verschillen, maar wel gelijkwaardig zijn. Met behoud van de verschillen ! En in die gelijkwaardigheid moet het respect voor de verschillen ingebouwd zijn. Net zo min als een vrouw mannelijk moet worden, moet een moslim jood of christen worden, of vice versa. Gods weelde wordt door geen enkele godsdienst uitgeput. Elke concrete religie openbaart maar een klein deel van de eigenschappen van de Exuberante, geeft gestalte aan een infiem deel van zijn weelde aan diversiteit, zijn menslievendheid.

    Geen enkele beperkte menselijke religie kan de weelde van de Exuberante uitputten, mag de weg er naartoe monopoliseren, mag zijn eigen queeste exclusief als de enig mogelijke opeisen. Wie God respecteert, moet die beperktheid toegeven. Moet eigen beperkingen als religie belijden ! Hoe meer religies, hoe rijker de diversiteit van de apotheose zal zijn.

    p. 13 Spiritualiteit >< religie

    Omdat we beperkte mensen zijn, en omdat die beperking ons kroonjuweel is , omdat het ons de kansen biedt de weelde aan diversiteit van gaven van de Exuberante te openbaren en aan mensen mee te delen, daarom moet elke spiritualiteit zich incarneren in concrete, beperkte gestaltes, in religies met riten, met boeken, met gebeden , met sociale organisaties en instituties, etc. Deze veelheid, deze verschillen en deze begrenzing zijn winst voor de eindgestalte van de Exuberante.

    p. 14 Bewust levende mens.

    « De bewust levende mens heeft meer nodig dan wat hij nodig heeft om te leven. »

    Hier wordt gespeeld op het verschil tussen bewust en biologisch. Reeds bewust leven ontstijgt het biologische. Het bewustzijn emergeeert uit de strikt causale verbanden en interacties tussen de kosmische elementen. Dat louter biologische leven blijft erg afhankelijk van zijn kosmisch voetstuk. Dat wordt duidelijk aan het verschil tussen zwangerschap en opvoeding. Een zwangerschap verloopt strikt volgens bio-chemische wetten. Bij de opvoeding spelen al de imponderabilia van het humane bestaan : een opvoeding verloopt niet lineair volgens causale beïnvloeding en is onderhevig aan vele onvoorzienbare en onberekenbare invloeden.

    Dit hangt eng samen met de voorlaatste regel van deze bladzijde : « Nutteloos een onmisbaar is de religie. » Al vind ik ‘nut’ een niet zo voordelig, niet zo inspirerend uitgangspunt om over religie te spreken. ‘Nutteloos’, want niet gevat in de vaste kringloop van de natuurcausale relaties met hun voorspelbare resultaten. Conceptie noch zwangerschap vragen zich af in welke geestesgesteldheid ze gegrond zijn, plaatsvinden of zich afspelen. Maar de queeste is wel gevoelig voor de ‘drive’, voor mentaliteit waarin hij voltrokken wordt, voor het doel dat ze dient. En daarin speelt de religie ‘à part entière’ een medebepalende rol. Ook voor de onmisbare koerscorrecties onder weg.

    Vriendelijke groeten,

     

     

     

    03-04-2006 om 14:55 geschreven door Ramulus

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    29-03-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

    Ik las Gerard Bodifée, Weg uit de Leegte, 2005.
    Mag ik me wagen aan een tekst-volgend interpreterend lezen ? Aan een lectuur vanuit mijn visie op het bestaan ? Ik leg dit de ‘bezoekers’ voor en verwacht reacties.

    Over kenosis schreef ik in het weblog, onder de naam Ram ipv Pam.

    p. 11 Religie

    « Een religie voedt en stimuleert het leven door het te verbinden met een zingevende werkelijkheid daarbuiten. »

    Op het eerste zicht moet iedereen daarmee akkoord gaan. Het leven vindt geen echte zin binnen de eigen begrenzing, binnen de twee ‘einden’.

    Toch heb ik hierbij bedenkingen. Ik blijf haperen aan ‘verbinden’ . Verbinden zet die zin te zeer buiten het leven ; zin komt als het ware als een externe aankoeking aan het leven vastgeplakt. Voor zin, is ‘band’ mij te leeg, te ‘vreemd’. Te zeer een ‘surplus’. Een bijgave.

    Ik vind dat leven in zichzelf zin heeft, zelf geladen is met zin. Omdat leven zelf, uit zichzelf verwijst naar zijn grenzen, over zijn grenzen, en daardoor die grenzen ‘ont-grenst’. Daardoor die grenzen overstijgt. Elke beleefde grens boodschapt over wat aan de ‘andere’ kant bestaat.

    Daarom blijf ik ook haperen aan ‘daarbuiten’. Ik vind dit een moeilijk punt. Het leven verwijst in zichzelf over de eigen grenzen. Draagt het ‘buiten’ in zich. Staat dat ook niet op p. 48 : « Uiteindelijk is dit het enige verlangen van de mens : als God te zijn. » Is dat niet de boodschap van Genesis : Geschapen naar Gods beeld ?

    Alle leven emergeert uit de kosmische stof. Geen leven zonder de mogelijkheid informatie te bevatten in de cel. Zonder ATP. ( De Duve ! ) Dat emergeren is een mysterieus gebeuren. Die in ATP ingebouwde informatie niet minder. Maar het bestaat !

    Het leven emergeert uit de lineair causale kosmische stof , steeds op zoek naar ongegronde, onvermoede, onvoorzienbare, onafleidbare nieuwe mogelijkheden.Vandaar die onoverzienbare diversiteit.

    Het leven emergeert echter niet in een lege ruimte, ‘in nihilum’ hinein. Wel nieuw, maar toch verwacht nieuw. Gewenst nieuw. Als nieuwe bijdrage aan de Aufbau, aan de restauratie van de kenosis. Nieuw als openbaring, epifanie van de verduisterde God. Nieuw in de queeste van de uiteindelijke Gestalte van de Exuberante. Niet causaal te verklaren.

    Dat is het diepe verlangen dat de dynamiek levert van alle veranderingen, van alle strevingen naar volheid. We trekken allen mee op in de weidse queeste van heel de werkelijkheid naar de uiteindelijke apotheose van de Exuberante.

    Die zin ligt én binnen én buiten het leven. Want het leven draagt die dynamiek diep in zich. Leven is nooit causaal te verklaren. Het leven , aangezogen door de toekomst, door de Graal, puurt uit het verleden vrij nieuwe , onvoorzienbare mogelijkheden en realiseert die. De Apotheose zal zijn wat wij ervan gerealiseerd hebben. Niets méér !

    Gods Eindgestalte realiseren wij. Wat een risico ! Wat een uitgeleverd zijn! Wat wij nu, hier niet realiseren, dat zal niet tot de Eindgestalte van de Exuberante behoren. Hij/Zij wil zichzelf mededelen aan ons. ZICHZELF. Maar , gaande de evolutie, gaande de gescheidenis, geven wij gestalte aan die mededeling van de Exuberante. God zal zijn wat wij ervan maakten.

    Hier speelt de memoria, de anamnese, haar rol : wij dragen in ons de souvenir van de grootsheid en de weelde van voor de kenosis, van voor de ontlediging. Van voor de Exitus of de Tsimtsum, zoals de joodse mystici het noemden.

    p. 11

    « Zonder die uitweg blijft het bestaan opgesloten binnen de nauwe grenzen van zijn eigen tijdelijkheid en onvolmaaktheid. »

    Klopt. Uiteraard. Toch is dit een nevralgiek punt. Denigreren we toch die tijdelijkheid, die onvolmaaktheid niet ! Het zijn onze kroonjuwelen. Het zijn onze mogelijkheden en redenen van bestaan. Want naast de Absolute is geen ruimte voor onvolmaakte, contingente zijnden. De Absolute zat compact in zichzelf opgesloten. Hoe kon Hij/Zij de eigen weelde delen met anderen ? De Gloed van de Absolute zou elke vorm van zijnden buiten zich verschroeien, nog voor die geboren waren. Alleen omdat Hij/Zij zich terugtrok, omdat Hij/Zij tussen zichzelf en ons een beschermend hitteschild plaatste, kregen we de kans en de ruimte om te bestaan.

    Hier komt die gedurfde uitspraak van Martin Heidegger : «  Das Seyn braucht den Menschen ! »

    Achter dat hitteschild kon een veelheid van zijnden , een verscheidenheid van zijnden de eindeloze diversiteit van de weelde van de Exuberante ten toonspreiden en mededelen.

    De Exuberante zit compact opgesloten in zijn/haar volmaaktheid. Zoals ook wij opgesloten zitten binnen de grenzen van de lineaire kosmische causaliteit en wij dus geen toekomst hebben, geen zinvol bestaan.

    Maar dan hebben alle inspanningen van miljarden zijnden om zich in het Zijn in stand te houden, alle veranderingen, elke vorm van evolutie of geschiedenis geen enkele zin. Dan is er geen ‘daarbuiten’. Dan is alles een farce !

    Pas als we de hele ‘schepping’ , en als we daarbinnen het leven zien als een optrekken in de grootse queeste naar de Graal, naar de restauratie van de toestand zoals voor de kenotische Exitus, naar de eindapotheose, krijgt alles zin, en blijft alles zijn zin tijdloos bewaren in die Eindgestalte.

    Het leven IS de restauratie, IS de graaltocht naar de Eindapotheose van de Exuberante.

    p. 12

    « Religie reikt echter voorbij de grenzen van het beperkte en behoeftige menselijke bestaan. Zij plaatst het tijdelijke leven binnen een allesomvattende, eeuwige werkelijkheid waarin het zijn ultieme bestemming vindt. »

    Het is de rol van de religie de ogen gericht te houden op het geheel. Op de totaliteit. ( Al heeft Lévinas een hekel aan de term en het begrip ’totalité’, omdat hij die niet juist kan plaatsen ; omdat hij daaronder een gesloten totaliteit verstaat van louter causale verbanden, en niet een open, een emergerend geheel, een queeste vol onvoorziene mogelijkheden.)

    Religie vraagt aandacht voor de grensverleggende band tussen Exuberante, kenosis, kosmos, leven. Aandacht voor de weelde aan onoverzienbare expansieve mogelijkheden die de kosmos aan de Exuberante biedt.

    U zegt ten slotte met andere woorden hetzelfde. Maar met ‘ultieme bestemming’ blijft u te vaag, dacht ik.

    *** ***

    ***

    Ik breek hier, voorlopig, mijn tekst-gebonden-commentaar af.

    29-03-2006 om 15:05 geschreven door Ramulus

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    28-03-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

    Kinderen zijn als water, ze nemen alle plaats in.

    Vorige week zaten onze dochter en haar man op congres in Barcelona. In het weekend mochten we babysitten bij de drie kinderen van onze dochter, 3 , 5, 7 jaar.

    De oudste, de jongen, was zondag even zoek. Ze wonen pas onlangs in een Franstalige buurt. In een zijweg veilig verwijderd van een drukke verkeersweg. Hij mocht even op straat gaan fietsen. Maar verdween uit ons zicht. Ook wij kennen de buurt niet. Na een paar uur zoeken, vonden we zoonlief op geen honderd meter van huis, bij vriendjes thuis. Paniek over. Hij was zich van geen kwaad bewust! Het eerste wat hij fier uitriep was: " Ik heb twee nieuwe vriendjes gevonden! " Toen de ouders thuis kwamen, was de verloren zoon pas thuis. Dus ook voor hen even paniek!

    Daarop stuurde ik hun maandag volgende bedenkingen:

    Jullie zouden jullie moeten verheugen. ‘Rejoice’ zingen op de verheffende tonen van Haendel !

    Want A. zette gisteren een grote stap ! Hij sloeg zelf zijn vleugels uit. Hij verruimde zelf zijn territorium.

    In alle culturen wordt die stap gevierd met ‘des rites de passage’. Bij ons blijft dat wat matjes een eerste communie. Maar toch blijft ook bij ons dat eerste communiefeest een tophit ! Door ‘tot de jaren van Verstand’ te komen word je zelf het centrum van je beslissingen in je eigen wereld.

    En dat is de normale gang van het leven ! Grenzen verleggen ! Het eigen territorium vergroten ! Waar lopen jullie honden het vaaks ! Langs de grenzen van het domein ! Zoekend naar een uitweg.

    Toen we zaterdagmorgen aankwamen was de eerste vraag van A. : « Gaan we wandelen ! » De grens verleggen !

    Een kind verlaat de moederschoot voor een wieg, dan de wieg voor het loophek, het loophek voor de woonkamer, de woonkamer voor alle hoeken van het hele huis, dan het huis om de tuin te verkennen. En dan komt het moment dat de tuin te eng wordt, en ze verder kijken, over de omheining. Voor het kind is dat verovering van een eigen territorium.

    Het eerste wat A. zei, nadat ik hem vond en toen hij bij me kwam, nog voor hij zijn fiets nam : « Ik heb twee nieuwe vriendjes gevonden ! » Dwz : ik heb mijn wereld verruimd ! Ik heb mijn territorium vergroot ! Let op elke van die woorden : ‘Ik’, niet iemand anders, ik zelf ! ‘Heb’, is ‘feste Habe’, vast gegeven, vast deel van mijn leven. ‘Twee nieuwe vriendjes’ dat is nieuwe relaties, nieuwe beslissingscriteria, nieuwe beoordelingsuitgangspunten. ‘Gevonden’ : ze waren er wel, maar ik kende ze nog niet, nu wel ! Nu zijn ze deel van mijn leven !

    Ik heb deze dagen veel tijd gehad om naar Afrodite te kijken, hoe ze met haar twee jongen omging. In de praktijk, met de feiten, gaf ze me lessen in opvoeding : hoe ga je om je je jongen ? Ze maakte geen gebruik vana haar grote gestalte, van haar sterke poten, noch van haar enorm gebit. Ze ‘verlaagde’ zich, ‘verminderde’ zich, ging bij wijze van spreken op ‘haar hurken zitten, op het niveau van haar pups, en terwijl die groeien wordt zij kleiner.

    Dat doet me denken aan de tekst waarvan ik vroeger de vertaling al eens stuurde, passage uit een schitterend boek van filosoof, André Comte-Sponville, die hier in feite Simone Weil citeert. Comte-Sponville denkt na over God : die neemt zelf alle plaats in, laat naast zich voor niets of niemand enige ruimte vrij ! En dan citeert Comt-Sponville S. Weil : « Le enfants sont comme l’eau, … ils occupent toujours tout l’espace disponible. » Daarop commentarieert Comte-Sponville heel voorzichtig: « Mais les parents, non : il arrive, pas toujours … , mais il arrive parfois, et plus souvent qu’on ne ne le croit, qu’ils se retirent, qu’ils reculent, qu’ils n’occupent pas tout l’espace disponible, justement , qu’ils n’exercent pas tout le pouvoir dont ils disposent. Pourquoi ? Par amour : pour laisser plus de place, plus de pouvoir, plus de liberté à leurs enfants, et d’autant plus que les enfants sont faibles, plus démunis, plus fragiles, pour ne pas les empêcher d’exister, pour ne pas les écraser de leur présence, de leur puissance, de leur amour… » ( Zoals God zou doen!) ( Petit Traité des grandes vertus, 1995, p. 362-363) Zou Afrodite filosofie lezen ?

    28-03-2006 om 11:31 geschreven door Ramulus

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (4 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    17-03-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

     

    Naar aanleiding van een stuk uit het weblog RAM stelde iemand  me vragen over religie. Hier het antwoord.

    Religie zit diep verweven in elke humaan leven

    Je stelde me een lastige vraag. Daar is geen simpel antwoord op! Religie hoort niet tot het leven. Religie is het humane leven!

    Ik plaats deze meditatie onder het motto van een uitspraak van Plato, in Wetten, 716 c :

    « Nu zal voor ons God wel bij uitstek de maat van alles zijn ; veel meer, zou ik denken,

    dan de eerste de beste ’mens’, zoals sommigen beweren. »

    Je mag religie niet verwarren met de concrete historische gestaltes, misvormingen en misbruiken die ze kreeg in allerlei culturen! Je moet religie loskoppelen van die concrete, historisch gegroeide gestaltes. En die dubbelheid maakt het oordeel moeilijk! Aan de ene kant is humaan leven zelf religie, en aan de andere kant moet je ze er van loskoppelen. Om het met een citaat van Eckhart te zeggen: " Wie God niet vindt in de keuken, de schuur of de stal, zal Hem ook niet vinden in de kapel of de kerk".

    Dat zei ook reeds Heraclites, in iets andere bewoordingen.

    Godsdienst is je gedragen te voelen door het samenhangend geheel., is je geplaatst te weten in het geheel, je verbonden te weten met al wat is. Weten dat je tot het universum behoort, niet als een blind, willoos element, maar wel als een eigen Ego. Als een iemand. Als een persoon!

    Je verdwijnt niet spoorloos in het geheel in zoals een golf zonder eigenheid opgesloprt wordt in de oceaan! Je blijft een Zelf. Religie heeft te maken met respect voor de eigen,eheid van de individuen. Religie laat elk individu bestaan in zijn eigen eigenheid. Maar in directe voeling met het geheel!

    Om dat te vatten moet echter uitgaan van een andere opvatting van God, dan deze welke je dagelijks overal tegen komt.

    Mag ik me voor deze uitleg verschuilen achter Merleau-Ponty? Die zich ten andere zelf indekte door in zijn oratie te verwijzen naar zijn voorganger Louis Lavelle. In zijn Eloge de la philosophie, 1960, p. 15, spreekt M. Merleau-Ponty over het mysterie van het Zijn, maar dan zelf in de rug gedekt door zijn voorganger Louis Lavelle: « Il ( L. Lavelle) parlait de miracle parce qu'il y a là un paradoxe: le paradoxe d'un être total, qui donc est par avance tout ce que nous pouvons être et faire, et qui pourtant ne le serait pas sans nous et a besoin de s'augmenter de notre propre être.» Hoe voorzichtig en toch hoe exact drukt de 'jonge' Merleau-Ponty zich hier uit! Een latere uitspraak van Merleau-Ponty is korter maar cassanter: « La conscience métaphysique et morale meurt au contact de l'absolut. » ( ens et Non-sens, 1965, p. 167 )

    De dringende vraag is: heeft een begrensd, contingent zijnde enige schijn van kans te bestaan naast het absolute, volle Zijn? Het antwoord is kort: Geen! Het Absolute Zijn verschroeit, verpulvert, vermorzelt al wat in zijn buurt zou durven te komen. In de nabijheid van het enige Esse Necessarium et Realissimum kàn niets bestaan. Zijn, van nature, duldt niets naast, voor, achter, boven of onder zich. Wat zou er überhaupt kùnnen bestaan buiten het alles verschroeiende Zijn? Waar elders zou dat contingente zijnde ook maar een schaduw van zijndheid weghalen? Moet je daarvoor bewijsplaatsen aanvoeren? Het is zonneklaar: naast het Absolute Zijn is zelfs voor het Niets geen plaats. Zijn als oorzaak, als grond van eindige zijnden? Hoe kan dat? Is dat het Absolute Zijn geen affront aandoen? Hoe kan Zijn grond van eindige zijnden zijn zonder deze te verpulveren? Zijn als grond cremeert de zijnden voor ze geboren worden, voor ze geboren kunnen worden. Geen zijnde kan op tegen zo’n verschroeiende Grond. Romano Guardini slaakt in 1942 volgende hartenkreet: "Die immer wieder sich aufdrängende Unbegreiflichkeit, dass Gott das Endliche will und sich auf es bezogen hat – wie das sein

    könne …" Citaat door R. Haubenthaler, op p. 119, van zijn Askese und Freiheit bei Romano Guardini, 1995, weggestopt in een voetnoot.

    Maar, ik ervaar nergens een Absoluut Zijn. Ik zie noch hoor, noch voel, noch ruik ergens Absoluut Zijn. Het enige wat ik zie of hoor of voel of ruik, opdringerig zelfs, is een veelheid en verscheidenheid aan begrensde, contingente zijnden. Absoluut Zijn verkruimeld, uitgesmeerd, door toeval gemorst en 'geslodderd' over tijd en ruimte: dat is het enige wat ik kan waarnemen.

    Hoe verzoen je rechtlijnige, strenge logica met concrete waarnemingen? Hoe overstijg je die tegenstelling waarin aan de ene kant de logica het bestaan van de opdringerig bestaande en overvloedig aanwezige zijnden wegredeneert, en waarin aan de andere kant die tastbaar bestaande zijnden de ijle logica een lange neus zetten? Is dat geen mysterie? Zijn we dat mysterie niet vergeten? Brengt Heidegger ons niet juist dat mysterie onder de aandacht? Ik vermoed dat dit mysterie de drijvende motor was van Heideggers denken. Zijn ster. Het ‘duistere licht’ waar hij steeds omheen kringelde, zoekend naar een toenadering, naar een toegang. Waar, wanneer vond hij enige opening in dat mysterie?

    Hoe kan Absoluut Zijn begrensde zijnden ook maar een ogenblik naast zich dulden? Hoe kunnen begrensde zijnden de gloed van het Absolute Zijn overleven zonder tot asse te verschroeien? Logisch gesproken is er gewoonweg geen relatie tussen Absolute Zijn en contingente zijnden mogelijk. Zuiver, streng logisch gedacht is alle spreken over zo'n relatie non-sens, want er kàn gewoon geen relatie zijn. Tegenover het Ene, Enige Absolute Zijn kan men onmogelijk van een relatie spreken. Het Absolute Zijn is totaal en alleen zichzelf, solus ipse, compact, massief enkel zichzelf. En daarmee is alles gezegd wat er logisch te zeggen valt, of gezegd zou kunnen worden. Over de rest moet ieder Wittgensteinsiaans zwijgen.

    Tenzij, tenzij het Absolute Zijn uit eigen beweging de buik intrekt ( =kenosis ) en zo, uit zichzelf, begrensde zijnden de noodzakelijke zijnsruimte aanbiedt. Heidegger spreekt over het Niets, over ‘Entzug des Seins’, over ‘Verbergung’. Het Zijn trekt zich uit eigen beweging terug uit zijn absoluutheid, onttroont zichzelf, verlaat de actualitas, trekt zijn Lèthe, zijn Styx over, en kapselt zich in tot loutere mogelijkheid. "Höher als die Wirklichkeit ist die Möglichkeit. " (SuZ, p. 38) Het begrip van de ongenaakbaarheid van Jahweh is nadrukkelijk aanwezig in de Bijbel. Zelfs het schrijven of uitspreken van zijn naam is verboden voor stervelingen. Mozes hoorde hem alleen en zag hem enkel via een brandende (!) braamstruik? En Elia voelde amper een briesje in de rug.

    We ervaren uitsluitend opdringerige contingente zijnden. En geen Absoluut Zijn. Dus: als er zo vele en zo verschillende contingente zijnden bestaan, dan moet het Absolute Zijn dat toegestaan hebben. Dat mogelijk gemaakt hebben. Door zelf uit zijn absoluutheid te stappen en als loutere mogelijkheid terug te treden, b.v. Contingente zijnden krijgen pas een kans te bestaan als het Absolute Zijn zichzelf omturnt tot louter Mogelijkheid. Als loutere Mogelijkheid verliest Zijn alle daadkracht en efficaciteit; het wordt onzichtbaar en afwezig; het wordt uit roulatie genomen, buiten de actualiteit gezet, op de reservebank genesteld, buiten de interactiestromen gehouden en op non-actief gezet. Als Mogelijkheid echter geeft Zijn b.v. ruimte aan de tijd in de vorm van groei, van toekomst, van vernieuwingskansen. Mogelijkheid geeft ruimte om toevalligheden te 'slodderen', om veelheid uit te strooien, om verscheidenheid te coördineren, om muiters een zinvolle vernieuwingskans te geven. Maar dat zich-terugtrekken van het Absolute Zijn blijft een groot mysterie. Die ‘Entzug des Seins’ is als « un océan pour lequel nous n'avons ni voile ni barque! » ( E. Littré).

    Ik sprak in het begin van zich geplaatst weten in een samenhangend geheel , niet in een chaotische ophoping van losse korrels stuifzand zoals in een woestijnduin. Dat ‘plaatsen’ is zin geven. Je ‘plaats zoeken’ is vragen om ‘zin’ in een groter geheel. Ons leven moet een samenhang, een verstrengeling, een eenheid hebben, en die ontstaat uit ‘zin’. Ik moet vele ervaringen verstrengelen tot één geheel. Tot een Ego ! Ik heb §74 van Sein und Zeit nog eens aandachtig gelezen. Die paragraaf denkt na over de zin van geschiedenis. Heidegger zegt daar dat leven niet zomaar zin krijgt door alles op een hoopje te gooien, door ervaringen als paternosterkralen aaneen te rijgen.   « Durch das Zusammenstossen von Umständen und Begebenheiten entsteht nicht erst das Schicksal. » ( SuZ, p. 384 ) Maar waardoor dan wel ?

    Kan een humaan leven zijn zin puren uit wat zich afspeelt binnen de twee ‘einden’, binnen de grenzen van geboorte en dood ? Ik vrees van niet. Ik vrees dat elke zoektoch naar zin over de grenzen moet. Elke grens verwijst immers naar twee zijden, en overschrijdt daardoor zichzelf , ontgrenst zo zichzelf: ze heeft een binnenkant en een buitenkant. Op een magistrale wijze probeert Toon Tellegen in het laatste verhaal van Misschien wisten zij alles , ( p. 430-433 ) aan kinderen duidelijk te maken dat de grens van de wereld toch een een-zijdige grens is, alleen een binnengrens is, een grens waarachter Niets is. Maar daar verzet ons spontaan ‘verstaan’ zich tegen. We blijven vragen wat er achter die grens te vinden is, of te zien, te ruilen, te horen , etc. Elke grens ontgrenst ten slotte zichzelf, door zichzelf te bevestigen.

    Voor de geboorte is die grensoverschrijding richting verleden duidelijk : elk kind is gewild, is gewenst, is de vervulling van een kinderwens. Een geboorte valt niet als een meteoor uit de ijle hemel. En elke baby krijgt bij zijn geboorte een rugzak vol duizenden jaren levenservaringen. Elke geboorte is afhankelijk van ontelbaar vele voorgaande geboortes ! Vele duizenden jaren terug! Door de geboorte zit elke persoon diep verankerd in de evolutie, in de mensengeschiedenis. Staan we erbij stil dat zelfs ons eigen lichaam maar een heel klein beetje eigen is. Ga enkel elf generaties terug en je lichaam is de samenvloeiing van meer dan twee duizend voorouders. Naar 1670! En als je een gemiddeld van 50 jaar voor elke generatie neemt, dan bewaart dit lichaam meer dan honderdduizend jaar ervaring in omgang met de wereld, met geliefden, met vrienden, met mensen, met de dingen. Op dat voetstuk leven we! Dat zat van bij de geboorte in ons rugzakje! Dat zit vol zin, vol levenswensen ons door anderen aangereikt. Aan de geboortekant is levenszin overrompelend tastbaar. We verliezen er zelfs vaak onze zelfbeheersing bij en ons gemoed schiet vol. Vanuit een onnaspeurbaar verleden!

    Maar wat aan de andere kant. Aan het ‘onnoembare’ einde? Weinigen verheugen zich in het vooruitzicht van de dood. Daar blijft voor velen een groot gat gapen dat een groot mysterie verbergt.

    Als ik §§ 73 –75 van SZ van Heidegger aandachtig lees, de grote lijnen in de detailanalyses probeer te doen oplichten en wat onder de oppervlakte, onder het tatoe op de opperhuid, zoek naar het filigram, dan schijnt daar voor mij een helder licht! Het is pas als je , met M. Heidegger, nadenkt over de zin van de geschiedenis, dat je elk mensenleven zin kunt geven, tot ver over de dood!

    Ik neem aan dat ik tegenover iemand die naar zin zoekt volgende beschouwingen mag ontplooien, mijn meditatie mag voort zetten.

    M. Heidegger probeert in zijn vele nauwkeurige analyses steeds duidelijk te maken dat het Zijn geen enorme statische klomp is, maar dat Zijn steeds, voortdurend wordend is. Zijn is als een strak gespannen vlag, flapperend in de wind. Dat Zijn is, zoals Whitehead zegt, ‘in the making’. Van mijn grootvader leerde ik, toen ik nog ’ongeriefd van woorden‘ was ( Gezelle! ) dat de eeuwigheid een blok arduin was, een kubieke kilometer groot. En elke honderd jaar kwam een klein vogeltje zijn bekje aanscherpen aan dat blok arduin. En als dat blok versleten zou zijn, dan was er maar één seconde van de eeuwigheid voorbij. Dat beeld heeft in me als klein knaapje de metafysicus wakker geschud. Velen denken het Zijn in die zin: als een enorme stabiele klomp basalt. Overal onbetwist aanwezig.

    Maar dat is niet zo! Als Zijn zo zou zijn dan heeft al wat wij nu nog doen geen zin! Dan zijn die honderden miljarden zonnestelsels zinloos, dan is de miljarden jaren durende evolutie van het heelal met al zijn inspanningen, aardbevingen of tsunami’s zinloos, dan is heel onze geschiedenis zinloos.

    Neen! Zijn is geen enorm blok basalt! Zijn is immers voortdurend in wording! Zijn is een enorm mobiel atelier dat streeft, dat werkt naar z’n voltooiing. En daar werken we allen aan mee! ‘Das Seyn braucht den Menschen! ( GA 65, §133, p. 251 ) zegt Heidegger. ( Die van geen causae wil weten! )

    Is ons leven louter een privé aangelegenheid. Is ons sterven louter een hoogst persoonlijk gebeuren? Ja , in zekere zin wel, want niemand kan in mijn plaats sterven. Elke dood is uniek, onuitwisselbaar. Maar de zin noch van het leven noch van het sterven zit opgesloten binnen de grenzen van het eigen bestaan. Het leven van elk van ons is een participeren aan de weidse Graaltocht van het Zijn naar z’n voltooiing.

    Hoe opmerkelijk is die binding tussen het privé leven van elk Ego aan de ene kant en die weidse Graaltocht van het Zijn op zoek naar zijn volwassen Zelf aan de andere kant! Binding? De term, het begrip ‘binding’ is te eng, te leeg! Het gaat om méér. Omveel méér. Het gaat om de doordringing, om het opgaan van het privé leven in de Graaltocht. Het Zijn bereikt maar zijn volwassen gestalte door de ontelbaar vele, unieke en onvervangbare bijdragen van de vele eindige ‘zijndjes’ die door de evolutie in de oorspronkelijke chaos uiteindelijk orde en coördinatie scheppen.

    Het weidse Zijn streeft naar het eigen volwassen Zelf , werkt aan zijn Aufbau ( Dilthey ) in en door ons privé leven. In en door de handelingen van elk van ons. In en door het streven van alle zijnden naar de eigen voltooiing. Alle eindige zijnden, van het kleinste visje tot de grootste kunstenaar, bouwen, door zichzelf te voltooien, door het eigen zijn te veroveren, door dat veilig te stellen, te bestendigen, door het eigen zijn naar een hoger niveau te tillen, mee aan de uitbouw van het ooit definitieve Zijn; zij fatsoeneren de eindgestalte van het Zijn. Het Zijn schildert zijn doek als een volleerd pointillist! Van , wat ik noem, de Exuberante.

    De Exuberante die zich terugtrok, die zich in een kenosis ontledigde, om zo ruimte te maken voor ons. Zoals de oceaan het strand mogelijk maakt door zich terug te trekken (Hölderlin ).

    Wat ’n risico loopt het Zijn door zich totaal over te leveren aan de vrije bijdragen van zovele eindige zijnden? Kalos kindunos!

    Allen marcheren we mee in de grootse Graaltocht ter verovering van het Gulden Vlies. Elk op zijn manier. "In het huis van mijn vader zijn vele woningen!"

    Dat definitieve Zijn zal maar zijn wat wij ervan maken, zoals wij het fatsoeneren. ‘Das Seyn braucht den Menschen!’. God, de Exuberante is ‘in progress’! In ‘progress’ door ons handelen en zijn. Wat een verantwoordelijkheid!

    Het ‘plaatsen’ waaraan ik, in het begin, haperde, heeft hier mee te maken. Hoe kan ik mijn ervaringen, mijn handelingen zinvol plaatsen in die grootse Graaltocht? Of deed ik er afbreuk aan? Werkten die ervaringen, die handelingen mee aan de Aufbau van een toekomstig weelderig Zijn, met talloos vele unieke en onvervangbare facetten? Dat is zoeken naar zin, dat is zoeken naar ‘plaatsen’.

    Dit is de stuntelige partituur met de noten waarin ik de muziek van de belletjes die je door je vraag deed rinkelen, probeer te vangen.

    17-03-2006 om 17:02 geschreven door Ramulus

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (2 Stemmen)
    >> Reageer (1)


    Archief per week
  • 30/04-06/05 2007
  • 02/04-08/04 2007
  • 25/12-31/12 2006
  • 06/11-12/11 2006
  • 02/10-08/10 2006
  • 18/09-24/09 2006
  • 04/09-10/09 2006
  • 07/08-13/08 2006
  • 31/07-06/08 2006
  • 10/07-16/07 2006
  • 03/07-09/07 2006
  • 26/06-02/07 2006
  • 29/05-04/06 2006
  • 15/05-21/05 2006
  • 08/05-14/05 2006
  • 01/05-07/05 2006
  • 24/04-30/04 2006
  • 17/04-23/04 2006
  • 03/04-09/04 2006
  • 27/03-02/04 2006
  • 13/03-19/03 2006
  • 06/03-12/03 2006
  • 27/02-05/03 2006
  • 13/02-19/02 2006
  • 06/02-12/02 2006
  • 30/01-05/02 2006
  • 23/01-29/01 2006

    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Gastenboek
  • Hallo...
  • PRETTIG WEEKEND GEWENST
  • Zoeken naar waarheid
  • goeie tekst
  • Echt interessant.

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Blog als favoriet !


    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!