Wijl ik nog hoop verzamel op een morgen, badend in de leegte van geluid. Trekt de ochtend reeds van leer met kinderstemmen op een fiets.
In mijn handen dobberen dichters over een blad. Letters in wit water. Voor anker in de haven van gedichte dagen met averij geslagen door herinnering.
Als de avond zal ontwaken, wil ik slapen in de armen van hun goddelijk gestamel. Onder de blauwe wasem van hun inkt en in het maanlicht ontmaagd ik dan de Muze.