Inhoud blog
  • Bodifée, God en het gesteente
  • Zoeken in blog

    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     
    Zijnzoeken
    In het spoor van Heidegger zoeken naar de zin van Zijn.
    10-03-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.God bij het grof vuil op de stoep?

    9. God bij het grof vuil buiten op de stoep gezet?

    9.1
    Waarover lees je in de krant? Over geweld, over egoïsme, machtswellust, bezitsdrang, genotsdrang, etc,...En wat ligt aan de basis van de moraal? Wat kan de mens inbrengen tegen zijn nog steeds ingebouwd barbarendom? Want we blijven in 2005 de mens zoals hij ontstaan is 500.000 jaar geleden: vechters voor het voortbestaan van het eigen zelf en van de soort. En daarvoor zijn alle middelen goed. Dat was toen de enig geldende moraal. Welk tegengewicht heeft Kant daartegenover te zetten? Een bleek principe: doe de ander niet aan wat je voor je zelf niet wenst. Wat houdt me tegen? Wat weerhoudt me poen te scheppen waar het te graaien ligt? Wat houdt me tegen eer en glorie op te eisen waar ik het kan? Wat houdt me tegen die mooie vrouw te versieren (Wat een woord!)? Wat motiveert me en verantwoordt het actueel aanwezige te offeren aan het onzekere en ongrijpbare toekomstige? De ene vogel in de hand voor de tien in de vlucht?

    Al dat geweld. Al dat bedrog. Al dat zegevierend eigenbelang.

    Waar vind ik het doorwegende tegengewicht? Een humaan tegengewicht dat geen brute dommekracht is? Kan dat 'from within' komen? Dat kan niet.

    Dat moet van een andere orde zijn.

    Dat moet 'uit den band ' springen.

    Vandaar die maagdelijke geboorte.

    Vandaar die hellevaart.

    Vandaar die verrijzenis.

    Hij is niet van de onzen.

    Hij heeft het niet meegekregen. Hij is niet erfelijk belast.

    Hij heeft geen boter op het hoofd.

    Bij Jezus begint de mensheid met een schone lei. Hij is niet een in schaapspels gehulde wolf.

    Zonder 'breuk' met het aardse, is geen heil mogelijk.

    Vooral als je bedenkt dat er na dit leven « gras op onze buik groeit ».

    Als er niets komt na de dood, dan is Nu alles wat we hebben. ALLES. Dan moet die spons helemaal, tot de laatste druppel uitgeknepen worden.

    En dan zijn de ' brave' mensen de dupe.

    Zij « qui spem non habent », die geen hoop hebben, zij hebben alleen hun buik als hun god:: « Cujus Deus venter est » zei reeds Paulus. Alles ligt dan binnen het beperkte bereik van de grijpende klauw.

    Maar het actuele is niet ALLES. Het Hier en Nu is niet 'den al'.

    Wie vastgemuurd zit in het 'gegevene', wie niet boven het Hier en Nu uit komt, wie dat onmiddellijk gegevene van zijn om-geving niet 'transcendeert', wat heeft die anders dan het blote gegevene, dan het naakt tastbare, het holle grijpklare? En dat is niet zo heel veel. Deze luttele ondermaanse jaren in dit tranendal. Voor wie de dood het definitieve einde is, is het leven een hel, een glibberige, natte zeeppaal. Een zinloze hel. Dat Jezus geen god was, daar kan ik inkomen. Maar hij was wel het onbewasemde spiegelbeeld van de Exuberante. Zonder flou, zonder verdraaiing, zonder vervorming, zonder belemmering. Zuivere prisma.

    Als je de tv-beelden van Irak ziet, als je nadenkt over de Bushpolitiek, als je je krant leest, dan moet je je toch afvragen: waarom zou ik humaan leven? Kan ik dat in deze wereld, enkel op basis van een « mysterium tremendum et fascinans »? Neen. Neen. Neen. Dat mysterium is mij te mager, (Zo mager als magere Hein.) om daarmee mijn humanum te vullen. Zonder Exuberante, als persoon, is toch geen humane moraal mogelijk. Zonder contractio - epifanie. Zonder 'blijven' voorbij de dood heeft geen enkele moraal een poot om op te staan.

    Als mijn Ego, als ikzelf als beslissings- en uitvoeringscentrum bij de dood van het lichaam ophoudt, dan heeft moraal toch geen enkele zin voor mij. Zonder transcendentie geen zinvolle immanentie.

    Ik lees dezer dagen een pas laat (1982) terugevonden tekst van de jonge M. Heidegger, (Waarin hij nota bene bewust stelt dat filosofie atheïstisch moet zijn, wil ze filosofie zijn.) In die tekst analyseert hij o.a. boek zes van Aristoteles' Nicomachea, maar met zoveel 'geloof'.

    Ik probeer hem na te zeggen. Louter zintuiglijk waarnemen beweegt zich totaal opgesloten in het concrete Hier en Nu. Is gelijktijdig met zichzelf. Komt niet voorbij zichzelf. Al is alles altijd in beweging, het komt nooit voorbij zichzelf. Het tolt rond als een hond die achter zijn pluimstaart aanjaagt. Maar in het 'verstandelijk' kennen stijgen we daar bovenuit, wordt de beweging als het ware zichzelf, omdat ze niet meer moet strijden voor het voortbestaan. Omdat ze de tijd overstijgt. En aan de vergankelijkheid, aan het Niets ontsnapt.

    Ik interpreteeer dat als de epifanie die 'thuiskomt' in de Exuberante. In de volheid van alles. Alleen als ik op mijn unieke en onvervangbare wijze kan bijdragen aan de epifanie van de enige Exuberante, en zo medewerk aan de toekomstige, aan de blijvend openbloeiende gestalte van de Exuberante, dan heeft mijn bestaan, mijn humaan vluchtig omgaan met mensen en dingen, een blijvende waarde, een Exuberante-waarde. En op die basis kan ik humaan leven. Niet op basis van een mysterium, of van een geest. Mijn unieke bestaan leeft op unieke wijze voort in de in diversiteit en weelde groeiende epifanie-gestalte van de Exuberante.

    Misschien is die interpretatie te moeilijk, maar daarvan leef ik. Daarmee kan ik hier, in dit ondermaanse, humaan leven. Voor al de anderen 'groeit er gras op hunne buik ».

    Op het verschil tussen « venter », het onmiddellijke, het in het Hier en Nu ingemuurde en gesitueerde genot, en tussen « spes », die afstandelijkheid, die ruimte, die 'speelruimte' geeft, die de mens, die het humanum mogelijk maakt, die 'die ontologische Struktur des Menschseins' is, die speelruimte tussen wiel en as, op dat verschil kan moraal, kan humanitas gebouwd worden.

    10-03-2006 om 12:00 geschreven door Ramulus

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    09-03-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.8. Epifaneren en het Ego

    8. Epifaneren en het Ego

    Kijken kan ieder levend wezen. Maar het ziet dan in de wereld enkel een verlengde van de eigen zijnsbehoeften, b.v. een prooi, of voedsel, of beschutting, of een partner. Zich verwonderen over wat hij ziet kan alleen de mens. Waarom? Alleen de mens kan een echt Ego zijn. Wat betekent dat? Dat betekent dat wij niet buiten dat kijken staan. Dat wij in dat kijken en in dat bekekene inbegrepen zijn, dat we als Ego kijken, en toch ook deels onszelf zien in het geziene. Maar dat zien, is niet zien met natte ogen. In dat zien gaat het om het Zijn. Om de Exuberante. Om de epifanie van de Exuberante. M. Heidegger maakte Jaspers duidelijk dat het om meer ging dan psychologie. Om meer dan 'Es gibt'. Het gaat om"Ich bin". Niet om"Es ist".

    Het gaat dan om Ik en om Zijn. En om beide samen."Dasein"is niet zomaar een leuk woordje. Daarin zitten én Zijn (Sein & Ego) én de wereld (='Da'). Niet toevallig samen. Niet vluchtig even in elkaars gezelschap. Maar onontwarbaar verstrengeld. In elk Ego wordt, zoals in elk Ego-ervaring, telkens het hele Zijn, worden telkens alle zijnden verstrengeld, tot eenheid ineengedraaid. Tijdens elk kijken wordt in elk kijkobject de hele schepping tot eenheid ineengedraaid. Dat is bron van de verwondering. Echt zien reikt steeds voorbij het concrete gegevene, voorbij de lege contractio-vormen, tot bij de Exuberante. Echt zien is omvattender dan het geziene; bereikt en omvat méér dan dat wat actueel, hier en nu gezien wordt.

    (In 'Was heisst Denken' doet M. Heidegger een beangstigende uitspraak: in bewondering kijkend naar een boom in volle bloesem zegt hij:"Der Baum stellt sich uns vor."(p. 17) Dat is geen lapsus, want hij herhaalt dat vijf maal in de eerstvolgende regels.)

    Bij echt kijken, bij elke verwondering wordt alles op een nieuwe, innoverende, creatieve wijze weer tot de grote Eenheid, tot Simplicitas verstrengeld. Daarom is die 'Da-', bij 'Dasein', die 'Ex-' in 'existentie' zo belangrijk. Die paar lettertekens zijn met het heelal geladen. Ermee verbonden. Die 'Da-' is de inrijpoort waarlangs de hele rijkdom van de schepping de schuur van het Ego wordt binnengereden. Verzameld. 'Engrangé'. 'Gethesauriseerd', als een schat in enorme koffers opgeborgen. En waardoor betekenis en zin de vele zijnden toegeschoven wordt. Ze zijn voor en door elkaar. Zo krijgt in het Ego, in het kijken van het Ego, alles, en elk wezen afzonderlijk zijnde weer de zin van het geheel, als geheel. Zo herstelt de contractio zich. Expandeert de contractio zich weer tot de dimensies van de Exuberante. Zo restaureert ze zich naar de omvang van haar bron. Het beperkte Zijn van het aparte ding groeit weer naar het oorspronkelijke volle Zijn van de Exuberante.

    Zijn wordt beladen met de eigenheid van elke zijnde afzonderlijk, en elk zijnde afzonderlijk met het omvattende Zijn van het geheel. Dit is het gebeuren van de verwondering: in begrensde dingen het onbegrensde, de Onbegrensde ervaren. De expansio ervaren. (Blow up. ')

    M. Heidegger brengt Jaspers' psychologie tot IK BEN. En daarin is die IK niet onbelangrijk. In die IK gebeurt het. Het is die IK die zich verwondert. In die IK gebeurt (gebeurt), vol-trekt zich de epifanie. Zoals de variërende kosmische trillingen in het beleven door een Ego tot een Mozart-symfonie omgetoverd worden.

    "Heureux le cuivre qui s'éveille clairon."

    Door kennis en verwondering verschuift, verkleurt het hele Zijn van tonaliteit. Krijgt het een andere vulling. Krijgt zelfs het kosmische een andere zinslading. De trillingen worden humaan, en zo worden ze zelfs gediviniseerd, b.v. via de omweg langs Mozart. In de verwondering, in het kijken van het Ego krijgt elk apart zijnde een nieuwe zin, een nieuwe zinslading: de zinslading van de hele schepping: de taak de onuitputtelijke rijkdom en weelderige diversiteit van de Exuberante breeduit te etaleren en te epifaneren.

    In het Ego GEBEURT het ZIJN. VOL-TREKT zich het Zijn, voltrekt zich de ervaring, vooral de verwondering, de humanisering, de divinisering. Het Ego is de inrijpoort waarlangs het hele Zijn naar de aparte zijnden stroomt, en waarlangs de aparte zijnden, via het Ego, met hun epifanerende lading, naar de Exuberante stromen.

    Het Ego is het hart van een bloedsomloop, van een zijnsomloop. Van constante zijnstransfusie. In het Ego, in de verwondering van het Ego vinden de aparte zijnden hun eindzin. Hun samenhang en bestaansgrond. Via de epifanie. In het Ego speelt de epifanie. In het Ego voltrekt zich bij elke verwondering een zijnsdialyse. Epifaneren is een goddelijk gebeuren. Daardoor openbaart zich de Exuberante. Een verschroeiend gebeuren. Daardoor haalt de Exuberante terug binnen wat via de Exitus bij de contractio uit haar/hem uitging, en wegstroomde.

    Wat maakt me waardig genoeg de Exuberante te epifaneren? Te mogen epifaneren. De go-between te zijn in deze wisselwerking. In de dingen hun Exuberante-lading, - binding, - oorsprong te mogen epifaneren? De dingen weer tot hun oorsprong brengen, voorbij de contractio. Hun expansio te zijn. Expansio tot de dimensie van de toekomstige gestalte van de Exuberante.

    Dan is er geen ob-ject meer. Geen Gegen-stand.

    Alles moet in en via het Ego ge-incorporeerd worden in het Ego en zo geëtaleerd, geïnventariseerd in de bewust geopenbaarde Weelde van de steeds weelderiger openbloeiende Exuberante.

    ·

    09-03-2006 om 09:51 geschreven door Ramulus

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    08-03-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Te bescheiden visie!

    7.6

    Te gedurfde visie?

    Is deze visie te gedurfd? Het zij zo. Ik vind er rust bij, want deze visie geeft een antwoord op vele fundamentele vragen. En ze is in verhouding tot de inzet; tot de inzet aan weerzijden. De risico's zijn voor beide zijden fair verdeeld en gelijk.

    Vragen die een antwoord krijgen zijn:

    * Waarom is er eerst chaos, en groeit daaruit moeizaam en zo geleidelijk orde?

    * Waarom is er veelheid? Veelheid die toch vraagt om tot eenheid omgesmeed te worden.

    * Waarom is er verscheidenheid? Een verscheidenheid waarin toch blijkbaar een congenialiteit huist, een drang naar identiteit.

    * Waarom is er eindigheid? Een eindigheid die zich beangstigend ingesnoerd voelt in eigen grenzen.

    * Waar blijft na dit ondermaans bestaan de waarde van elk Ego? Waartoe dienen al die individuele inspanningen om een goed mens te zijn?

    * Wat is de zin van een 'kosmos' (= juweel), als er al een Perfectie bestaat?

    * Wat is de zin van het leven? Vooral van het animale leven? Wie gruwelt niet bij het idee dat al wat op animaal niveau leeft, leeft ten koste van andere levensvormen. Alleen de meeste planten leven enkel van eenvoudige elementen uit de Aarde, het water, de lucht of uit de ruimte (zonnewarmte). Maar al de rest foerageert ten koste van andere levende wezens, die zelf een moeizaam bestaan leidden. Hoe zeer ook we de biodiversiteit bewonderen, de voedselpiramide waarin het ene niveau organismen het andere tot voedsel dient, blijft onze gruwel opwekken en aanwakkeren.

    * Verglijden al onze inspanningen om een zinvol mens te zijn niet spoorloos in het eeuwige Niets na onze dood? Elk Ego wil toch eeuwigheid.

    * Wat is de zin van al die complexe compensatoire interacties?

    * Waartoe die moeizame evolutie, die moeizame tocht naar een betere wereld gespreid over miljarden jaren, en dat zowel individueel als gemeenschappelijk?

    * In deze context krijgt Paulus' bewering in Rom. 8:22 zijn volle draagkracht, draagwijdte en zin:"Wij weten immers dat de hele schepping kreunt en onder barensweeën lijdt, nog altijd."

    Biedt het geen rust te weten dat je na je overlijden niet wegglijdt in het Niets, maar dat je eeuwig en goddelijk blijft bestaan als een onvervangbaar deel van de wordende gestalte van de apotheose van de Exuberante? Gedurfd? Ik citeer K. Rahner van 1977, uit zijn 'Wat is een christen?:

    « Het woord 'zelfmededeling' betekent werkelijk, dat God in zijn eigenste werkelijkheid zich tot het innerlijkste constitutivum van de mens zelf maakt. Het gaat hier dus om een wezensbetrokken zelfmededeling Gods. » (p. 121, cursivering KR!)

    Is het te gewaagd de 'Blickstand' en 'Blickbahn' van dit inzicht van richting te veranderen? De kern blijft: de 'wezensbetrokken zelfmededeling' en"God in zijn eigenste werkelijkheid zich tot het 'innerlijkste constitutivum van de mens zelf maakt'. Of je dat nu van God of van de mens uit bekijkt.

    Is er niet veeleer een gentleman's agreement?

    De Exuberante die zich uitlevert, die de eigen toekomstige voldragen gestalte via deze kenosis afhankelijk maakt van het risico van onze vrije coöperatie. De mens wordt gepromoveerd van toevallige figurant tot acteur-regisseur van het hele epifanie-gebeuren.

    De Exuberante loopt een existentieel risico. En wij worden beladen met een even existentiële verantwoordelijkheid: een unieke, onuitwisselbare, onvervangbare taak, en dit met een blijvend effect voor de Exuberante, zowel in negatieve als in positieve zin.

    ***

    Maar een mislukking van het kenosis-risico heeft ook een blijvend effect voor ons. Wij zitten, gestuurd door een anamnese, mee opgenomen in het Graalepos van de Exuberante op zoek naar zichzelf, naar zijn initiële volheid. Als er voor de Exuberante geen restauratie komt, geen uiteindelijke apotheose, dan is alles zinloos geweest, dan blijft de leegte holle leegte."Dan zal er niets gebeurd zijn!"treurt S. de Beauvoir. Louter een mooi avontuur, zonder happy ending. Dan is de Graaltoch van de kosmos, heel het avontuur van de evolutie van het leven op Aarde, het grote experiment van het laten verschijnen van de mens een zinloos risico geweest dat op niets uitloopt. Dan heeft geen moeite, geen inspanning, geen lijden, geen offer nog zin. Het Graalepos van de Exuberante op zoek naar zichzelf raakt ook elk van ons in zijn diepste existentie. De totale ontlediging van de godheid affecteert de concrete geschiedenis van de mensheid. Na Auschwitz klonk de wanhoopskreet: « Aber Gott schwieg! ». Kun je een niet bestaande God verwijten dat hij zwijgt? Wie niet bestaat, kan niet handelen! In de kenosis verdween Hij totaal, ontledigde Hij zich totaal. Er schoot geen ''buik' meer over! Daarom kon Hij in Auschwitz niet spreken! Geen afkeuring laten horen.

    Niet God zweeg in Auschwitz!

    WIJ zwegen!

    Wij hielden de tanden op elkaar geklemd. Wij deden onze mond niet open. Wij lieten begaan. Wij veegden plichtsbewust en enggeestig de stoep alleen voor eigen deur. Wij waren te bekrompen, te egoïstisch, enkel met onze eigen zaken bezig, opgeslorpt in onze dagelijkse strijd voor het eigen hachje, doof en blind voor wat verder in de straat gebeurde.

    Wij, dat is het hele mensdom, dat zijn alle lagen en klassen, dat zijn alle groeperingen en verenigingen en alle kerkgenootschappen, dat zijn alle instellingen en hun leiders, voorzitters en leden, dat zijn de staten en hun regeringen en staatsleiders, dat zijn de media en de kunsten. Dat zijn, op een paar na - die wij het met hun dood hebben laten bekopen - alle individuen. Als in een Nessuskleed zit elk individu gevangen in zijn egoïsme. En, die egoïsmen lijken gemakkelijker samen te tellen, in één richting samen te stuwen, tot één krachtige stroom te verstrengelen dan daden van altruïsme. Tsunami 12-12 was daarop een gelukkige uitzondering. Wanneer zullen daden van altruïsme constant zo effectief optelbaar zijn? Is het niet heiligschennend God als zondebok te gebruiken, als piespaaltje voor eigen individueel en gemeenschappelijk falen? Wij schuiven de schuld van ons eigen falen af op een onschuldige, op een machteloze.

    Wij blijken nu nog niet in staat tot een wereldomvattende humanitas, die Auschwitz onmogelijk zou maken, die zou zorgen voor het welzijn van elk individu in elke gemeenschap. Wij hebben de restauratie, de apotheose van de Exuberante nog lang niet gerealiseerd. Wij blijven hopelijk op koers naar de echte eschatologie, naar de totale apotheose. Als wij de Exuberante niet restaureren, niet weer in de originele glorie van zijn weelderige diversiteit herstellen, dan gaan ook wij met hem voor eeuwig ten onder. Zullen immers niet zijn toekomstige gelaatstrekken door ons getekend zijn? En zullen ook wij niet daarin verweven zijn?

    Wat 'n risico! Kalos kindunos!

    Nam de Exuberante geen te groot existentieel risico met zijn totale kenosis? Heeft Hij niet zijn toekomst aan te precaire en te frèle handen overgeleverd?

    Dat wij het Graalepos van de Exuberante van kenosis naar uiteindelijke Apotheose bewust mee mogen voltrekken en beleven! Dat wij in die geheimen, in die 'arcana' ingewijd mogen zijn! Dat wij zo diep verweven mogen zijn in het intiemste existeren van de Exuberante! Dat wij met heel ons wezen en doen geworteld zijn in de wankele onderneming van zijn kenosis en mee mogen werken aan de restauratie, aan de opbouw, aan de uitstraling en de glorie van zijn toekomstige definitieve gestalte! Dat wij mogen meewerken aan de restauratie van de kenosis, aan de Expanssio van de contractio!

    Wij mogen, wij moeten hier en nu zijn mond, zijn handen, zijn voeten zijn! Wij maken de geschiedenis die hem in glorie en kracht moet herstellen.

    Wat 'n roeping! Wat een verpletterende roeping! Wat 'n waardigheid! Wat een ondraaglijke waardigdheid!

    Mens te mogen zijn!

    Om van te duizelen!

    Maar ook, te vaak, wat 'n 'talents galvaudés'! Hoe vaak schieten we niet te kort? Hoe vaak zwijgen we niet?

    En dat alles speelt zich af 'op de vloer', in de banaliteit van elke dag. Zoals Moeder Theresa's werk voor de stervenden! Of de zorg voor demente bejaarden. Waarom zorgen wij voor demente bejaarden? Zij en hun leven bewerkten een facet van de eindgestalte van de Exuberante, zij zijn een deel, een straal van de Apotheose! En ook in die zorg voor bejaarden restaureren we de kenosis!

    Dat is het mysterie van de kenosis.

    Dat is het mysterie van:

    « Aber Gott schwieg! »

    Het mysterie van Gods onmacht.

    Van onze macht en van ons falen.

    =================================

     

    Uitlui:

    Laatst waren we, Emmy en ik, op bezoek bij een bejaarde dame die begint te dementeren, in haar serviceflat. Toch stelde ze zich nog fundamentele vragen. Plots onderbrak ze de normale gang van het gesprek en vroeg me op de man af:"We worden als onwetende baby's geboren, we groeien op, worden volwassen, werken een leven lang. En dan eindig je hier! Heeft God het wel goed gedaan? Heeft Hij zich niet vergist?"

    Het werd me koud om het hart toen ik die hartekreet hoorde! Op je bestaan terugkijken als op een totaal zinloze entiteit. Zelfs de zin van de hele schepping wordt hier in vraag gesteld!

    Het klinkt als Simone de Beauvoirs wanhopige conclusie na haar lange meditatie over de zin van leven en dood:"Er zal niets gebeurd zijn!"

    Emmy reageerde door te zeggen:"Maar, Dina, je hebt toch veel goed gedaan voor veel mensen!"Dat liep over haar heen als water over een eend.

    Ik dacht dat deze visie op de kenosis van de Exuberante mensen en de schepping wel een blijvende zin kan geven.

    ·

    08-03-2006 om 09:29 geschreven door Ramulus

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    07-03-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Zaad van een komende apotheose?

    7.5

    Zaad ~ volwassen gestalte

    Het is gewaagd de relatie tussen de volheid van de oorspronkelijke Exuberante en zijn kenosis, tussen de contractio-gestalte van de zijnden en de uiteindelijke volle openbaring van de overvloeiende weelde van de Exuberante via een voortdurende stroom van epifanieën, het is gewaagd dat proces met een concreet beeld te verduidelijken.

    Toch wil ik dit beeld riskeren, omdat ik meen hiermee in te gaan op een suggestie van Martin Heidegger zelf. Hij biedt de lezer vaker van die verdoken suggesties tot zelfstandig verder denken. Ik vind zo'n suggestie in de laatste regels van zijn Identität und Differenz, (p. 67), waar hij zijn diepgravende meditatie over de relatie tussen Zijn en eindig zijnde afsluit met de opmerking dat die meditatie plaatsvond binnen het kader van een 'Seminar'. Hij verwijst er expliciet naar 'Samen' (zaad) en 'Samenkorn' (zaadkorrel). De allerlaatste woorden zijn: 'aufgehen mag und fruchten'.

    Ik zie de kenosis, 'de volheid van de leegte' als een zaadcel. Het epifanie-gebeuren, voltrokken in de kosmische evolutie, als de compenserende interacties, tussen de levende zaadcel en het kosmische milieu. Constant ontwikkelen miljarden zaadcellen zich tot hun volwassen gestalte. Door die onvoorstelbare hoeveelheid lijkt de aardigheid eraf te zijn. Toch blijft elke ontwikkeling van een zaadcel tot haar volwassen gestalte een uniek, niet te herhalen wonder. Hoe kan het onooglijke mosterdzaadje zijn milieu tot de gepaste interacties uitlokken? Hoe kan het milieu de zaadcel de gepaste compenserende ingrediënten aanbieden? Welke zijnstransfusies zijn hier nodig? Hoe is dat mogelijk? Als niet beide, de zaadcel en het milieu, vanuit hun oorsprong, op elkaar afgestemd zijn, in hun diepste wezen congenitaal zijn? Als, maw, niet beide terug kunnen vallen op een gemeenschappelijke bron of herkomst: de kenosis van de Exuberante? Als niet beide onzichtbaar aangelijnd zijn door de ene Exuberante.

    Een levend wezen, zij het een plant of een dier, ontledigt zich totaal in het zaad. Toch kunnen we noch in de eicel, noch in de zaadcel de volwassen gestalte herkennen. Wel zijn in het zaad alle mogelijkheden voor een toekomstige volwassene aanwezig, en dat vanuit een ononderbroken verleden. In de zaadcel zijn al de mogelijkheden, alle aanzetten aanwezig, om, door compensatoire interacties met het onmiddellijke milieu, de volwassen gestalte te realiseren.

    Nochtans is noch een eicel, noch een zaadcel, reeds een persoon. En een zygote reeds als een persoon beschouwen, dat vraagt veel aanvullende en compenserende fantasie en zelfs denkkracht. Veel geestescreativiteit. Aanvoer van veel vreemde elementen die actueel niet aanwezig zijn. Enkel in aanleg. Maar, wat is 'in aanleg'? Want de zygote is wel gericht op de realisatie van een volwassen gestalte, maar niet op de realisatie van de onmiddellijke omgeving, of kweekbodem. De zygote wacht. Gelaten, maar wel attent en actief inspelend op elk aanbod van zijnstransfusie vanuit de 'omgeving'.

    Elke nieuwe generatie zaadcellen biedt de kosmos mogelijkheden tot originele veranderingen, tot verbeteringen, tot vernieuwingen, geeft mutaties en muiters de kans en de ruimte nieuwe mogelijkheden uit te proberen. En blijkbaar biedt ook de kosmos vele nieuwe zijnsvorm een geschikte niche of biotoop aan.

    Is de relatie tussen een volwassen levend wezen, zij het een plant, zij het een dier, zij het een mens en zijn zaad niet een ont-lediging? Niet een kenosis? Ontledigt de volwassene zich niet totaal, volledig in de eicel of de zaadcel? Is hij of zij er niet in ontledigde vorm volledig in terug te vinden, al zij het op een onwaarneembare wijze? En wat is de relatie tussen het zaad en de toekomstige volwassen gestalte? In het zaad zit, vanuit een ononderbroken verleden de toekomst van elke volwassene meegegeven. Is dat niet een beeld van de totale, volledige kenosis? Van de Differenz? Van de contractio?

    En wat is de relatie, wat zijn de verhoudingen tussen zaad en volwassen gestalte? Is dat reeds voldoende onderzocht?

    Bevat het zaad in nuce de volwassene? Neen.

    Bevat het zaad de volwassene in potentie? Neen.

    Bevat het zaad de volwassene in aanleg? Amper. Want er moet te veel 'bij'. Er moet te veel van elders aangesleept worden. Te veel 'vreemds' moet vanuit het onmiddellijke en verre milieu binnen gehaald worden. Er zijn te veel extra zijnstransfusies nodig. Zelfs van heel ver uit de ruimte.

    Maar, in het zaad zitten wel de sturings- en de ordeningsprincipes en de selectie- en verwerkingsmechanismen om al het chaotisch (Let maar op het fruitpapje van een baby!) aangevoerde te selecteren, te 'de-differentiëren', te verteren, te ordenen en te integreren volgens een eeuwen tevoren vastgelegd plan en volgens daarop gerichte behoeftes, op gepaste wijzen, in de gewenste vormen of reconstructies (b.v. glycogeen.) in de aangepaste hoeveelheden en verhoudingen. Maw: Er zit een ziel in het zaad, een levensprincipe, een sturingsprincipe. Er zit een nieuw, een eigen Ego, een eigen zijnswil in het zaad. Een ordenend Zelf. Een Zelf dat de rommelig binnengemende ingrediënten, dat de chaotisch aangesleepte aanvullingen en compensaties tot een vooraf bepaalde orde kan omturnen. In het zaad zit het ordeningsprincipe dat in staat is de aangevoerde uiterlijke chaos tot de voorziene en gewenste orde om te bouwen. Is een pasgeboren baby, in al zijn hulpeloosheid en totale afhankelijkheid, niet een volwaardig Ego? Hulpeloos, maar zeer krachtig opkomend voor zichzelf. Een zeer efficiënt eiser. En ideale verwerker van chaos. Leven brengt veelheid en chaos tot simplicitas.

     

    *** ***

    ***

    07-03-2006 om 10:47 geschreven door Ramulus

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Zaad van een komende apotheose?

    7.5
    Zaad ~ volwassen gestalte

    Het is gewaagd de relatie tussen de volheid van de oorspronkelijke Exuberante en zijn kenosis, tussen de contractio-gestalte van de zijnden en de uiteindelijke volle openbaring van de overvloeiende weelde van de Exuberante via een voortdurende stroom van epifanieën, het is gewaagd dat proces met een concreet beeld te verduidelijken.

    Toch wil ik dit beeld riskeren, omdat ik meen hiermee in te gaan op een suggestie van Martin Heidegger zelf. Hij biedt de lezer vaker van die verdoken suggesties tot zelfstandig verder denken. Ik vind zo'n suggestie in de laatste regels van zijn Identität und Differenz, (p. 67), waar hij zijn diepgravende meditatie over de relatie tussen Zijn en eindig zijnde afsluit met de opmerking dat die meditatie plaatsvond binnen het kader van een 'Seminar'. Hij verwijst er expliciet naar 'Samen' (zaad) en 'Samenkorn' (zaadkorrel). De allerlaatste woorden zijn: 'aufgehen mag und fruchten'.

    Ik zie de kenosis, 'de volheid van de leegte' als een zaadcel. Het epifanie-gebeuren, voltrokken in de kosmische evolutie, als de compenserende interacties, tussen de levende zaadcel en het kosmische milieu. Constant ontwikkelen miljarden zaadcellen zich tot hun volwassen gestalte. Door die onvoorstelbare hoeveelheid lijkt de aardigheid eraf te zijn. Toch blijft elke ontwikkeling van een zaadcel tot haar volwassen gestalte een uniek, niet te herhalen wonder. Hoe kan het onooglijke mosterdzaadje zijn milieu tot de gepaste interacties uitlokken? Hoe kan het milieu de zaadcel de gepaste compenserende ingrediënten aanbieden? Welke zijnstransfusies zijn hier nodig? Hoe is dat mogelijk? Als niet beide, de zaadcel en het milieu, vanuit hun oorsprong, op elkaar afgestemd zijn, in hun diepste wezen congenitaal zijn? Als, maw, niet beide terug kunnen vallen op een gemeenschappelijke bron of herkomst: de kenosis van de Exuberante? Als niet beide onzichtbaar aangelijnd zijn door de ene Exuberante.

    Een levend wezen, zij het een plant of een dier, ontledigt zich totaal in het zaad. Toch kunnen we noch in de eicel, noch in de zaadcel de volwassen gestalte herkennen. Wel zijn in het zaad alle mogelijkheden voor een toekomstige volwassene aanwezig, en dat vanuit een ononderbroken verleden. In de zaadcel zijn al de mogelijkheden, alle aanzetten aanwezig, om, door compensatoire interacties met het onmiddellijke milieu, de volwassen gestalte te realiseren.

    Nochtans is noch een eicel, noch een zaadcel, reeds een persoon. En een zygote reeds als een persoon beschouwen, dat vraagt veel aanvullende en compenserende fantasie en zelfs denkkracht. Veel geestescreativiteit. Aanvoer van veel vreemde elementen die actueel niet aanwezig zijn. Enkel in aanleg. Maar, wat is 'in aanleg'? Want de zygote is wel gericht op de realisatie van een volwassen gestalte, maar niet op de realisatie van de onmiddellijke omgeving, of kweekbodem. De zygote wacht. Gelaten, maar wel attent en actief inspelend op elk aanbod van zijnstransfusie vanuit de 'omgeving'.

    Elke nieuwe generatie zaadcellen biedt de kosmos mogelijkheden tot originele veranderingen, tot verbeteringen, tot vernieuwingen, geeft mutaties en muiters de kans en de ruimte nieuwe mogelijkheden uit te proberen. En blijkbaar biedt ook de kosmos vele nieuwe zijnsvorm een geschikte niche of biotoop aan.

    Is de relatie tussen een volwassen levend wezen, zij het een plant, zij het een dier, zij het een mens en zijn zaad niet een ont-lediging? Niet een kenosis? Ontledigt de volwassene zich niet totaal, volledig in de eicel of de zaadcel? Is hij of zij er niet in ontledigde vorm volledig in terug te vinden, al zij het op een onwaarneembare wijze? En wat is de relatie tussen het zaad en de toekomstige volwassen gestalte? In het zaad zit, vanuit een ononderbroken verleden de toekomst van elke volwassene meegegeven. Is dat niet een beeld van de totale, volledige kenosis? Van de Differenz? Van de contractio?

    En wat is de relatie, wat zijn de verhoudingen tussen zaad en volwassen gestalte? Is dat reeds voldoende onderzocht?

    Bevat het zaad in nuce de volwassene? Neen.

    Bevat het zaad de volwassene in potentie? Neen.

    Bevat het zaad de volwassene in aanleg? Amper. Want er moet te veel 'bij'. Er moet te veel van elders aangesleept worden. Te veel 'vreemds' moet vanuit het onmiddellijke en verre milieu binnen gehaald worden. Er zijn te veel extra zijnstransfusies nodig. Zelfs van heel ver uit de ruimte.

    Maar, in het zaad zitten wel de sturings- en de ordeningsprincipes en de selectie- en verwerkingsmechanismen om al het chaotisch (Let maar op het fruitpapje van een baby!) aangevoerde te selecteren, te 'de-differentiëren', te verteren, te ordenen en te integreren volgens een eeuwen tevoren vastgelegd plan en volgens daarop gerichte behoeftes, op gepaste wijzen, in de gewenste vormen of reconstructies (b.v. glycogeen.) in de aangepaste hoeveelheden en verhoudingen. Maw: Er zit een ziel in het zaad, een levensprincipe, een sturingsprincipe. Er zit een nieuw, een eigen Ego, een eigen zijnswil in het zaad. Een ordenend Zelf. Een Zelf dat de rommelig binnengemende ingrediënten, dat de chaotisch aangesleepte aanvullingen en compensaties tot een vooraf bepaalde orde kan omturnen. In het zaad zit het ordeningsprincipe dat in staat is de aangevoerde uiterlijke chaos tot de voorziene en gewenste orde om te bouwen. Is een pasgeboren baby, in al zijn hulpeloosheid en totale afhankelijkheid, niet een volwaardig Ego? Hulpeloos, maar zeer krachtig opkomend voor zichzelf. Een zeer efficiënt eiser. En ideale verwerker van chaos. Leven brengt veelheid en chaos tot simplicitas.

     

    *** ***

    ***

    07-03-2006 om 10:45 geschreven door Ramulus

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    06-03-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Heidegger, pessimistisch??????????
    Geachte Popilius,


    Dank voor je reactie! Je bent de enige die inhoudelijk-zinnig reageert.
    Je hebt me goede raad gegeven! Ik ben maar een beginneling die dus goede raad best kan gebruiken.
    Ik heb twee weblogs, uit armoede! Met mijn eerste weblog wilde het niet lukken: ik geraakte er zelf niet meer in. Een vriend-deskundige raadde me aan een nieuwe weblog te openen. Zodoende.
    Mijn intentie is nu de pam-weblog, ( mijn voorletters! ) te gebruiken voor korte invallen, opwellingen, reacties op lectuur of ervaringen.
    De ram-weblog zal langere, dieper gravende en meer gestructureerde stukken brengen.

    Een opmerking deed me pijn! Je koppelt Heidegger onmiddellijk aan pessimisme. Van pessimisme heb ik bij Heidegger nog geen spoor gevonden. Kritiek wel.
    Dat is nu dertien jaar dat ik elke dag die God me geeft begin met anderhalf uur Heidegger. En elke dag verwarmt die lectuur me! Ze kleurt mijn dag met innerlijke zonneschijn!
    Elke dag wordt gevuld met nieuwe inzichten. Heidegger is een antidotum tegen al die oppervlakkige glitterliteratuur. Zelfs al lees je een tekst voor de vijfde of zesde keer, je kunt er nooit vlug even door bladeren. Heidegger lees je nooit discursief. Maar ook nooit tevergeefs! Ik doe elke dag nieuwe ontdekkingen. Zijn inzichten verwonderen me nog elke dag, bij elke lectuur. Ik heb nog 12000pagina te gaan!
    Ik ken geen evenknie.
    En wat je schrijf over duidelijk zeggen wat je goed weet,  was dat niet Boileau? Maar die had dan ook niet te zeggen, zelfs niet in zijn L'Art poétique: daar was hij maar een herkauwer! Of verwar je met Wittgenstein? Uiteraard is Heidegger moeilijk! Hij probeerde het onzegbare te zeggen, het onzichtbare zichtbaar te maken, het onbereikbare binnen ons bereik  te brengen. Hij probeert andere verbanden dan de louter causale te verkennen. Hij heeft daarvoor alle mogelijkheden van de taal aangewend en uitgeput, tot voorbij hun rekbaarheid opgespannen. Het vraagt een paar jaar om in zijn taalvirtuositeit thuis te geraken.
    Ik wens je veel succes bij je volgend contact met Heidegger!
    Paul Tack

    06-03-2006 om 10:33 geschreven door Ramulus

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Eén werkelijkheid!

    7.4

    Eén werkelijkheid

    De lectuur van H.M. Kuitert, 'Voor een tijd een plaats van god', (2003) heeft me niet alleen aan het denken gezet, maar me vooral een dun boekje van M. Heidegger doen lezen, dat ik altijd, uit een zekere schroom, op het rek liet staan, als te moeilijk: 'Identität und Differenz'9, (1990). Uit H.M. Kuiterts boek heb ik het inzicht 'er is maar één werkelijkheid' onthouden. Dat was voor mij vroeger al duidelijk. EEN werkelijkheid. Maar toch met twee facetten. Zoals de twee kanten van een medaille. Dat velen dualistisch blijven denken, dat is normaal, gegeven het dagelijkse contact met de onmiddellijke werkelijkheid: licht en schaduw, liefde en haat, voor en achter, links en rechts, dag en nacht, regen en zonneschijn, etc. Maar, let wel, die 'tweelingen' zijn steeds gekoppeld, lopen gedwee onder één juk. Elk paar vormt één medaille. Wat dan met de Exuberante en de contractio? Ik bleef klaarblijkelijk toch, door de zwaartekracht van de routine, ook dualistisch denken met een Exuberante aan de ene kant, en daarnaast een kosmos als contractio ervan aan de andere kant.

    Al lezend in M. Heidegger en H.M. Kuitert werd ik letterlijk overvallen door een inzicht waarvan ik de indruk heb dat ik het lang van me afgehouden heb: Er IS echt maar EEN werkelijkheid! De Exuberante WERD (zelf de) contractio. De Exuberante heeft zichzelf ontledigd, in een totale kenosis. Er is geen Exuberante nààst een contractio. De Exuberante is totaal leeggelopen in de contractio. Hij is erin ondergedoken. (Het Kruis.) Ook Martin Heidegger spreekt steeds van het 'Sichverbergen' van het Sein. Er is dus Nu geen Exuberante meer. Hij is alleen nog een lokkende toekomst. Een toekomst die wij allen samen, met de kosmos, moeten realiseren, via de epifanieën. 'Voor een tijdje een plaatst van god.' [ Je zou bijna denken dat Achterberg in zijn vers de titel van Sein und Zeit parafraseert. ]

    Tot Hij weer aangroeit, weer open bloeit tot zijn oeverloze volheid. Wat een verantwoordelijkheid dragen we! Want er dreigt een groot gevaar: het gevaar dat we ons blindstaren op de eindige zijnden alsof zij de definitieve eindproducten van de evolutie zijn. Alsof de eindige zijnden niet mede vorm en inhoud geven aan de toekomstige gestalte van de Exuberante. Dan verwordt de contractio en eindigt ze als een zwart gat, dat alle uitstraling inslikt en in zichzelf opslorpt. Dan zetten we de Exuberante voor eeuwig gevangen in zijn kenosis. Dan wordt de contractio zijn definitieve en blijvende leegte.

    En dat zou pas een ramp zijn.

    Een ramp voor elk individu.

    Een ramp voor de mensheid als geheel.

    Een ramp voor de geschiedenis.

    Een ramp voor de evolutie.

    Een ramp voor de kosmos.

    Een ramp voor de Exuberante, want dan verdwijnt Hij in de eigen kenosis. Hij heeft dan al zijn eieren in één mand gelegd, 'quitte ou double' gespeeld en dan verloren. Hij heeft dan geen toekomst meer. En voor die ramp draagt ook de mens de verantwoordelijkheid, individueel en gemeenschappelijk. Dan zegeviert het nihilisme. Het dobbelspel is over. Chaos de toekomst.

    Met het eindige aardse kwaad heb ik zo geen problemen: de Exitus is compleet, de kenosis totaal, de contractio consequent: wij krijgen volledige autonomie, totale zelfbeschikking, met carte blanche en alle volmachten. Alle machten en alle effectiviteiten ook. En alle gevolgen. Ook de negatieve. De Exuberante heeft zich totaal uitgeleverd, overgeleverd aan zijn contractio. Wat wij ervan zullen maken, dat zal Hij worden. Niets meer. Wij hebben de toekomstige gestalte van de Exuberante in onze handen en in ons doen. De evolutie van de hele kosmos realiseert de toekomstige gestalte van de Exuberante. De Exuberante is 'in the making'. Er wordt aan gesleuteld. 'Progress and Reality'. 'In progress'. ( Whitehead ) Als we bewust, gewild en gericht weigeren en verhinderen dat de contractio op nieuw tot zijn volle weelde epifaneert, dan tasten we de toekomstige gestalte van de Exuberante blijvend aan, en dan stichten we echt eeuwig, onherstelbaar kwaad, het absolute kwaad. Dan verhinderen we de 'droom' van de Exuberante realiteit te worden. Dan is de memoria, de anamnese een zinloze kwelling. Een hel!

    Ik werd door dat idee danig overrompeld. Hoe kan ik dat een plaats geven?

    06-03-2006 om 09:42 geschreven door Ramulus

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    04-03-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

    2. Wie snoerde het Zijn in z’n keurslijf?

    Het Niets is niet de grens van het eindige zijnde. Wel de Exuberante. Wel de ontledigde volheid van het Zijn. Pas door een bewuste, gewilde kenosis van de Exuberante komen wij in het Zijn. De begrenzing, de kenosis, is geen holte, geen ijle leegte. U. Libbrecht puurt uit zijn studie van het Oosterse denken het inzicht: "Niets is zo vol als de leegte."(De Standaard, 06.09.04, p. 12) Het is als het casco van een huis: dat schept alleen leegte, door grenzen te trekken in een open ruimte. Maar leegte die, door de beperkingen die ze aanbrengt, ruimte schept, die vanuit haar grenzen uitnodigt tot het inrichten van die leegte met humane voorwerpen. Leegte die de mens binnen lokt om ze te vullen. De begrenzing is ruimte scheppend, creëert mogelijkheden, nodigt uit tot creativiteit en verkenning van nieuwigheden. De begrenzing is uitlokking, is verlokking. Is uitdaging. Elk zijnde heeft vanuit zijn kenosis een openbaringstaak, een epifanie-opdracht, een glorificatieroeping. Het moet de onbegrensde weelde van de rijkdom van de gaven en van de diversiteit van het Zijn de kans bieden zich ten volle ten toon spreiden, zich breeduit te etaleren, ene mee te delen.

    Beknotting, inperking kan een bron zijn van onvoorziene verrijking, kan verborgen en onvermoede mogelijkheden een kans tot actualisatie geven. Laat de wijnstok vrij groeien en hij brengt enkele onooglijke, armtierige besjes voort: klein grut goed voor de wilde vogels. Geiten leerden ons de wijnstok te snoeien en in zijn natuurlijke expansie te hinderen en zo ruimte vrij te maken voor onvoorziene mogelijkheden: de volle druif. Een slimme voorouder merkte op hoe pas een door de geiten geteisterde struik grote, sappige, mooie bessen produceerde. Het mishandelen van struiken, het snoeien was geboren. Het bewuste, gerichte inperken en beknotten van de natuurlijke groei van de wijnstok levert ons sindsdien de wijn.

    Maar toch: waarom dan eindige zijnden? Omdat Niets de weelde van het Zijn niet kan epifaneren: "Nee, niemand in de dood gedenkt Jou!" (Ps 6:6) Zijn moet daarom beperkte zijnden de ruimte geven om zich in veelheid en verscheidenheid te kunnen uitwaaieren, om de eigen weelde aan diversiteit breeduit te kunnen ten toon spreiden, om de eigen gunsten gul te kunnen mededelen. Het Absolute Zijn heeft de eindige zijnden nodig.

    Waarom begrensde zijnden? We mogen niet te minnetjes denken over grenzen, we mogen ze niet als verlies, beknotting, degradatie of uitsluiting beschouwen. Grenzen zijn als vruchtvliezen. Grenzen beschermen en bewaren wat ze bevatten en omvatten, en verbinden dat met wat ze schijnen uit te sluiten. Ze selecteren als membraan-filters. Binnen de bescherming van de omgrenzing kan elk zijnde de eigen, unieke epifanietaak koesteren en via de grens uitstralen. Zo verzekeren de grenzen veelheid, verscheidenheid, uitstraling en verbondenheid. Met andere woorden, de grens verzekert bestaansruimte aan elk Ego, binnen het contractio - epifanie-proces: elk Ego kan binnen de beschutting van de koesterende grens zijn eigen unieke epifanietaak in de ontplooiing van de toekomstige gestalte van de Exuberante veilig vervullen. Grens tussen Ego en universum.

    Die kenosis, die contractio, dat zich tonende verbergen, dat is het wonder waarover Martin Heidegger steeds zo opgewonden raakt. Door het gebeuren van die contractio wordt de simplicitas van de Enige verkruimeld tot veelheid. 'Enigte' waaiert de eigen weelde uit in 'Menigte'. Een veelheid die zich kleedt met de weelde van de onontwarbaar verstrengelde diversiteit van de Exuberante. In de contractio ingebouwd werkt een actief principe dat op verscheidenheid gericht is, geneigd is naar..., gespannen staat naar … Het contractio-gebeuren zelf is reeds een epifaniemoment. Geen contractio als niet meteen de vele eigenschappen in de grenzen hun eigenheid tonen.

    Die contractio is niet de uiteenrafeling van de simplicitas van het Zijn in een chaotische veelheid en verscheidenheid, is niet een eindeloze reproductie van hetzelfde, met een eender, stabiel resultaat. Reeds in het voltrekken van de contractio als proces, als gebeuren, demonstreert zich de weelde van de diversiteit van het Zijn. Elke eindige contractio-gestalte blijft geïnfecteerd met de herinnering aan de volheid van het oorspronkelijke Zijn. Elk begrensd zijnde blijft aangelijnd door het totale Zijn. Om hun bestaan te bestendigen zoeken die eindige zijnden steun bij elkaar in wederzijdse compensatoire interacties. De veelheid en verscheidenheid van de contractiogestaltes geven voldoende aanleiding tot onvoorspelbare, onvoorstelbare en onvoorzienbare interacties tussen die eindige zijnden. Ik heb zo Epicurus' 'clinamen' niet nodig om diversiteit te verklaren. Het fantastische is dat die veelheid, die menigte, die pas door de contractio ruimte krijgt en tot uitbarsting komt, zich 'out', dat die veelheid in al haar verscheidenheid toch verbonden blijft met de simplicitas van haar bron, en geïnfecteerd blijft met de 'memoria' , met het heimwee aan de volheid van haar oorsprong. Daarom kunnen niet alleen verschillen, maar zelfs tegenstellingen uitgroeien tot zulke betoverende interacties waarin het epifaniegebeuren zijn open telos realiseert, zoals in de liefde tussen man en vrouw, tussen ouder en kind, tussen vrienden die, van op één punt, elk een ander kant op kijken; in de fusie van materie en geest in sublieme kunst; en in de jaarlijkse paringsdans van Zon en Aarde in vier toonaarden van de seizoenen.

    Die drang tot epifaneren komt het duidelijkst tot uiting in de kosmische evolutie. Evolutie: die alles dynamiserende en onstuitbare aandrift tot epifaneren van de contractio-gestaltes. Dat onophoudelijk uitproberen van alle mogelijke combinaties en interacties tussen eindige zijnden om de kenosis terug te draaien. De kosmos en vooral onze Aarde voeren na hun ontstaan een verbluffend schouwspel van overal opbruisende diversiteit ten tonele. Binnen de veelheid en diversiteit spelen de interacties onafgebroken tikkertje, met wisselende rollen van jagers en vluchters. Wisselende veelheid en verscheidenheid, binnen een constante wil de mogelijkheden tot diversiteit en tot epifanie van het Zijn tot het uiterste uit te proberen en te actualiseren. En zo de weelde van de Exuberante uit te stralen en mede te delen.

    Dat onstuitbare bruisen van de diversiteit, groeiend en spiraalsgewijze uitwaaierend in zichzelf diversifiërende interacties! Elke nieuwe gestalte, elk aanboren en actualiseren van een nieuwe goudader met onvermoede mogelijkheden roept weer nieuwe interactievormen en -wijzen in het aanzijn; en deze leggen op hun beurt weer nieuwe mogelijkheden, nieuwe goudaders bloot, met ingebouwde rapidatie van de zich voortstuwende epifanieënspiraal.

    De miljoenen actieve levensvormen op de Aarde tonen de weelde van de diversiteit van de Exuberante. Maar ook de diversiteit van de mogelijkheden van de Aarde, als het alles overkoepelende en verbindende verband. Elk van die levensvormen vindt een aangepaste, leefbare Aarde, een gunstig milieu, een bereidwillige niche of biotoop, met vruchtbare interactiemogelijkheden. Dit alles was in het initiële gebeuren van de kenosis als mogelijkheden meegegeven, als anamnese van een streng onder de toom gehouden weelderige diversiteit van de Exuberante.

    Evolutie is niet enkel exclusief opbruisende verandering, opborrelende vernieuwing, ononderbroken discontinuïteit. Ze is ook continuïteit, behoudzucht. Ze bewaart de geslaagde epifanieën, vaak binnen een omvattend en verbindend kader. Discontinuïteit in dienst van de continuïteit, gericht op opbouw en openbarende uitstraling van de Exuberante. Continuïteit in een steeds wisselend kleedje.

    'Zijn' is de in simplicitas samengebalde veelheid en volheid. Menigte samengebald tot Enigte. Als het compact en besloten Bestaan-in-Zich van de Exuberante. En daarnaast vind je de contractio, waardoor de Exuberante zich terugtrekt, en voor ons, zijn schepping, ruimte laat, ons vrije baan geeft. Maar ons dan ook helemaal vrij laat, vrij om helemaal onszelf te zijn. Waarom? Opdat wij door onszelf vrij uit te leven zijn oeverloze weelde en eindeloze diversiteit aan gaven op een unieke en onvervangbare wijze ten toon zouden kunnen spreiden, in de etalage zouden zetten. Dat uitzingen van de Glorie, van de Magnalia van de Exuberante wordt schitterend verwoord in Psalm 8 b.v. Of in hoofdstuk 38 van het boek Job.

    Ik begrijp dus de schepping in termen van contractio en epifanie. Wij zijn hier als"verschrompelde goden."In en door deze verschrompelde verschijning moeten wij die weelde van de Exuberante epifaneren. Elk op zijn manier. Elk met zijn unieke, onvervangbare, onuitwisselbare specialiteiten en apartigheden. Elk moet schitteren als één facet van de rijke diamant die Exuberante is. Wij moeten de verschrompeling ongedaan maken, onszelf tot een flitsend facet slijpen. Wij moeten de Exitus van de Schepper 'teruglopen', van de contractio naar de Exuberantie. Of naar de Apotheose. Het is onze taak de terugtrekking, de kenosis, ongedaan te maken. Wij moeten de leegte weer tot haar oorspronkelijk volle 'vulte' laten uitdijen, tot een aanstekelijke en verlokkelijke aanwezigheid omturnen. Wij moeten de contractio, de in-rolling of in-wikkeling, weer ont-rollen, ont-wikkelen. De leegte bemeubelen. Na de Exitus, de Reditus. Na de Anachorese, de Anabasis. Na de Verschrompeling, de Ontplooiing. Na de contractio, de Expansio de volle ruimte geven. Vergaan tot Bestaan bevestigen.

    04-03-2006 om 17:13 geschreven door Ramulus

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 1/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    03-03-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Moeder, waarom leven wij?

    7. Trok God zijn buik in?

    1.
    Iemand zei me onlangs: "God is misschien ongelukkiger dan de mens. Want God heeft niemand of niets om zijn volheid mee te delen. God kan niet eens Bourgondisch gul zijn."Hoe dat controleren? Geeft de Bijbel zelf hier geen dubbele signalen?

    In het scheppingsverhaal staat herhaalde malen:"God sprak". Tegen wie sprak Hij? Praatte de Schepper als een oudje tegen zichzelf? Als Mozes aan Jahweh vraagt van wie hij de groeten mag doen aan zijn clangenoten, dan krijgt Mozes hem eerst alleen als een brandend braambos te zien. (Ex. 3.3) Later wordt hem gezegd dat hij de groeten mag doen van:"Ik ben die ben."(Ex. 3.12) Ook de profeet Elia krijgt Jahweh niet in het vizier. Hij ervaart Jahweh enkel als een zachte bries in de rug. (1 Kon. 19.13) Wat de Bijbel ons vertelt over Jahweh, kunnen we alleen toetsen aan onszelf of aan de werkelijkheid rondom ons. Jahweh zelf krijgen we nooit rechtstreeks in het vizier. (Gen. 28.16) God bereiken we alleen indirect, via een carambolebeweging over onszelf of over de zijnden om ons heen. Als God spreekt tot ons, dan moet dat in mensentaal. We zouden anders onder zijn adem verschroeien.

    En wat leert ons die carambole via de eindige zijnden? Waar we onze blik ook richten, we zien enkel eindige zijnden. En al kunnen we er niet naast kijken, al worden we er aan alle kanten door omstuwd, toch zijn die eindige zijnden niet probleemloos. Ook wat bestaat, het eindige zijnde, het 'iets' blijkt problemen te geven; het kan niet op eigen benen alleen staan, maar moet gestut en onderschoord worden.

    Volgens Leibniz geeft Niets minder problemen dan Iets. Daarom vraagt hij:"Waarom is er iets, en niet veeleer Niets?". Waarom die vraag? Als je deze vraag nauwkeurig onder de loep neemt, blijken er verschillende vooronderstellingen onder te schuilen, zoals: het Niets lijkt de maatstaf, de startblok van het denken, want alleen het Niets geeft geen problemen, heeft een aureool van eenvoud, van waarschijnlijkheid en vanzelfsprekendheid. Het Niets wordt verondersteld, het lijkt geen verwondering op te roepen noch vragen los te weken. Dat er iets is, dat er eindige zijnden zijn, dàt lijkt pas verwondering op te wekken, dat lijkt noch vanzelfsprekend noch waarschijnlijk te zijn, en dat vraagt om een uitleg, om een verantwoording, al zijn die eindige zijnden met miljarden.

    Het Zijn geeft problemen. M. Heidegger klaagt herhaalde malen : "Was bedeutet Sein? Von wo aus ist dergleichen wie Sein überhaupt zu verstehen? Wie ist Seinsverständnis überhaupt möglich?" ( GA 24, p. 19 & 21 ) Hij weet dat hij voor een onmogelijke opgave staat, hij, die al zijn denkvermogen inzette om net dat mysterie te doorgronden.

     

    Toch wel opmerkelijk. Waarom geeft iets, waarom geeft een eindige zijnde meer problemen dan Niets? Het iets is in zijn Zijn beperkt en bedreigd, en moet daarom steun zoeken bij het volle, zelfstandige Zijn. En die steun ligt niet voor de hand. Hoe immers kan het volle, oeverloze Zijn het beperkte, eindige zijnde tot zijn dienen? Wie of wat kan het oeverloze Zijn in dit Zijn zò beperken, dat het in een beperkt, eindig zijnde inpast als steun, als compensatie voor het eigen zijnstekort? Wie of wat legt dat niet-in-te-perken Zijn aan banden? Wie of wat heeft daartoe voldoende body of krachtig uitstralende présence? Wie kan op tegen het Zijn om het in te perken? Wat staat er buiten het Zijn om die miniaturisatie te presteren?

    Blijkbaar: alleen als het Zijn zichzelf inkort, zichzelf beperkt in zijn wezen, zelf de buikriem aanhaalt, pas dan kunnen beperkte zijnden bestaan. Dan ontstaat er binnen het Zijn voldoende ruimte voor beperkte zijnden. Pas als miniatuur-karikatuur van zichzelf past het Zijn in een eindig zijnde.

    Zijnden worden niet door het Niets ingeperkt. Wel door de leegte aan Zijn mogelijk gemaakt. Door een volle leegte binnen het Zijn. Door de volle leegte van het zich terugtrekkende Zijn. Door de kenosis van het Zijn. En dat is pas een wonder.

    In zijn 'Der Satz vom Grund' van 1957 probeert Martin Heidegger zijn onblusbare verwondering over de schijnbaar onmogelijke relatie tussen het volle Zijn en het eindige zijnde onder woorden te brengen en mede te delen. Dat het overweldigende Zijn de zijndheid, de zijnsgrond van het eindige zijnde kan zijn, over dat mysterie mediteert hij dertien colleges lang. Dat mysterie heeft hem van jongs af nooit losgelaten, dat is hem blijven fascineren. In het pas in 1943 toegevoegde Nawoord tot zijn Oratie van 1929, 'Wat is metafysica?', spreekt Martin Heidegger nogmaals zijn verwondering uit:"het wonder aller wonderen: Dat er zijnde is". (WiM, p. 46-47) Het Zijn heeft het eindige zijnde niet nodig om te zijn. Wel om exuberant gul te kunnen zijn. In al zijn schamelheid kan het zijnde echter niet zonder het Zijn. Hoe kan echter het onbegrensbare Zijn zich zo klein maken dat het het eindige zijnde kan doen zijn; dat het oneindige zich als aanvulling inpast in de eindigheid, in de begrenzing, in het zijnstekort van het eindige zijnde? Hoe past de oceaan in een mosselschelp? Het Zijn kan zich toch niet vernederen tot de status van loutere compensatie van het zijnstekort van het zijnde. Het volle Zijn kan toch onmogelijk het huisslaafje van het eindige zijnde worden. Waar liggen dan de verhoudingen? Hoe kan dat? Hoe moet dat? Het Zijn moet wel diep door de knieën gaan om in de wereld te kunnen kruipen.

    De modernen lezen de Bijbel niet meer. En ook de exegeten van M. Heidegger kennen blijkbaar hun klassieken maar voor de helft meer. In de eerste, handgeschreven versie van zijn verhandeling over 'Het wezen der Waarheid', in de Urfassung van 1930, spreekt M. Heidegger over de 'Verborgenheit', in de termen van de beroemde hymne van Paulus, in zijn brief aan zijn geliefde Filippensen, 2,6 in termen van kenosis en roof. Heel M. Heideggers denken draait rond de wonderbaarlijke verhouding tussen Zijn en zijnde, rond de cirkelgang tussen 'Verborgenheit' en 'Unverborgenheit' van het Zijn. Ik vertaal dat, trouw aan de Urfassung, in termen van kenosis, of contractio en epifanie.

    Om uit zijn eenzaamheid te treden realiseert God zijn schepping. Hij kan echter onmogelijk een tweede volheid aan hem gelijk naast zich scheppen. Naast hem kan immers onmogelijk iets even volmaakts, iets even perfects, iets even volledigs, iets even groots bestaan als Hijzelf. Zelfs om een onvolledig zijnde te creëren, moest Hij noodgedwongen ruimte vrij maken en 'zijn buik intrekken'. Dat noemen de joodse mystici de Tsimtsoem. Het wordt in de Middeleeuwen ook wel de contractio, of de kenosis genoemd. God kan niet verdwijnen, maar verbergt zich, trekt zich terug, maakt voor ons ruimte vrij. Men spreekt soms ook van de Exitus of de Anachorese. Simone Weil muntte daarvoor de term 'décréer', ont-scheppen.

    03-03-2006 om 11:54 geschreven door Ramulus

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Moeder, waarom leven wij?

    7. Trok God zijn buik in?

    1.
    Iemand zei me onlangs: "God is misschien ongelukkiger dan de mens. Want God heeft niemand of niets om zijn volheid mee te delen. God kan niet eens Bourgondisch gul zijn."Hoe dat controleren? Geeft de Bijbel zelf hier geen dubbele signalen?

    In het scheppingsverhaal staat herhaalde malen:"God sprak". Tegen wie sprak Hij? Praatte de Schepper als een oudje tegen zichzelf? Als Mozes aan Jahweh vraagt van wie hij de groeten mag doen aan zijn clangenoten, dan krijgt Mozes hem eerst alleen als een brandend braambos te zien. (Ex. 3.3) Later wordt hem gezegd dat hij de groeten mag doen van:"Ik ben die ben."(Ex. 3.12) Ook de profeet Elia krijgt Jahweh niet in het vizier. Hij ervaart Jahweh enkel als een zachte bries in de rug. (1 Kon. 19.13) Wat de Bijbel ons vertelt over Jahweh, kunnen we alleen toetsen aan onszelf of aan de werkelijkheid rondom ons. Jahweh zelf krijgen we nooit rechtstreeks in het vizier. (Gen. 28.16) God bereiken we alleen indirect, via een carambolebeweging over onszelf of over de zijnden om ons heen. Als God spreekt tot ons, dan moet dat in mensentaal. We zouden anders onder zijn adem verschroeien.

    En wat leert ons die carambole via de eindige zijnden? Waar we onze blik ook richten, we zien enkel eindige zijnden. En al kunnen we er niet naast kijken, al worden we er aan alle kanten door omstuwd, toch zijn die eindige zijnden niet probleemloos. Ook wat bestaat, het eindige zijnde, het 'iets' blijkt problemen te geven; het kan niet op eigen benen alleen staan, maar moet gestut en onderschoord worden.

    Volgens Leibniz geeft Niets minder problemen dan Iets. Daarom vraagt hij:"Waarom is er iets, en niet veeleer Niets?". Waarom die vraag? Als je deze vraag nauwkeurig onder de loep neemt, blijken er verschillende vooronderstellingen onder te schuilen, zoals: het Niets lijkt de maatstaf, de startblok van het denken, want alleen het Niets geeft geen problemen, heeft een aureool van eenvoud, van waarschijnlijkheid en vanzelfsprekendheid. Het Niets wordt verondersteld, het lijkt geen verwondering op te roepen noch vragen los te weken. Dat er iets is, dat er eindige zijnden zijn, dàt lijkt pas verwondering op te wekken, dat lijkt noch vanzelfsprekend noch waarschijnlijk te zijn, en dat vraagt om een uitleg, om een verantwoording, al zijn die eindige zijnden met miljarden.

    Het Zijn geeft problemen. M. Heidegger klaagt herhaalde malen : "Was bedeutet Sein? Von wo aus ist dergleichen wie Sein überhaupt zu verstehen? Wie ist Seinsverständnis überhaupt möglich?" ( GA 24, p. 19 & 21 ) Hij weet dat hij voor een onmogelijke opgave staat, hij, die al zijn denkvermogen inzette om net dat mysterie te doorgronden.

     

    Toch wel opmerkelijk. Waarom geeft iets, waarom geeft een eindige zijnde meer problemen dan Niets? Het iets is in zijn Zijn beperkt en bedreigd, en moet daarom steun zoeken bij het volle, zelfstandige Zijn. En die steun ligt niet voor de hand. Hoe immers kan het volle, oeverloze Zijn het beperkte, eindige zijnde tot zijn dienen? Wie of wat kan het oeverloze Zijn in dit Zijn zò beperken, dat het in een beperkt, eindig zijnde inpast als steun, als compensatie voor het eigen zijnstekort? Wie of wat legt dat niet-in-te-perken Zijn aan banden? Wie of wat heeft daartoe voldoende body of krachtig uitstralende présence? Wie kan op tegen het Zijn om het in te perken? Wat staat er buiten het Zijn om die miniaturisatie te presteren?

    Blijkbaar: alleen als het Zijn zichzelf inkort, zichzelf beperkt in zijn wezen, zelf de buikriem aanhaalt, pas dan kunnen beperkte zijnden bestaan. Dan ontstaat er binnen het Zijn voldoende ruimte voor beperkte zijnden. Pas als miniatuur-karikatuur van zichzelf past het Zijn in een eindig zijnde.

    Zijnden worden niet door het Niets ingeperkt. Wel door de leegte aan Zijn mogelijk gemaakt. Door een volle leegte binnen het Zijn. Door de volle leegte van het zich terugtrekkende Zijn. Door de kenosis van het Zijn. En dat is pas een wonder.

    In zijn 'Der Satz vom Grund' van 1957 probeert Martin Heidegger zijn onblusbare verwondering over de schijnbaar onmogelijke relatie tussen het volle Zijn en het eindige zijnde onder woorden te brengen en mede te delen. Dat het overweldigende Zijn de zijndheid, de zijnsgrond van het eindige zijnde kan zijn, over dat mysterie mediteert hij dertien colleges lang. Dat mysterie heeft hem van jongs af nooit losgelaten, dat is hem blijven fascineren. In het pas in 1943 toegevoegde Nawoord tot zijn Oratie van 1929, 'Wat is metafysica?', spreekt Martin Heidegger nogmaals zijn verwondering uit:"het wonder aller wonderen: Dat er zijnde is". (WiM, p. 46-47) Het Zijn heeft het eindige zijnde niet nodig om te zijn. Wel om exuberant gul te kunnen zijn. In al zijn schamelheid kan het zijnde echter niet zonder het Zijn. Hoe kan echter het onbegrensbare Zijn zich zo klein maken dat het het eindige zijnde kan doen zijn; dat het oneindige zich als aanvulling inpast in de eindigheid, in de begrenzing, in het zijnstekort van het eindige zijnde? Hoe past de oceaan in een mosselschelp? Het Zijn kan zich toch niet vernederen tot de status van loutere compensatie van het zijnstekort van het zijnde. Het volle Zijn kan toch onmogelijk het huisslaafje van het eindige zijnde worden. Waar liggen dan de verhoudingen? Hoe kan dat? Hoe moet dat? Het Zijn moet wel diep door de knieën gaan om in de wereld te kunnen kruipen.

    De modernen lezen de Bijbel niet meer. En ook de exegeten van M. Heidegger kennen blijkbaar hun klassieken maar voor de helft meer. In de eerste, handgeschreven versie van zijn verhandeling over 'Het wezen der Waarheid', in de Urfassung van 1930, spreekt M. Heidegger over de 'Verborgenheit', in de termen van de beroemde hymne van Paulus, in zijn brief aan zijn geliefde Filippensen, 2,6 in termen van kenosis en roof. Heel M. Heideggers denken draait rond de wonderbaarlijke verhouding tussen Zijn en zijnde, rond de cirkelgang tussen 'Verborgenheit' en 'Unverborgenheit' van het Zijn. Ik vertaal dat, trouw aan de Urfassung, in termen van kenosis, of contractio en epifanie.

    Om uit zijn eenzaamheid te treden realiseert God zijn schepping. Hij kan echter onmogelijk een tweede volheid aan hem gelijk naast zich scheppen. Naast hem kan immers onmogelijk iets even volmaakts, iets even perfects, iets even volledigs, iets even groots bestaan als Hijzelf. Zelfs om een onvolledig zijnde te creëren, moest Hij noodgedwongen ruimte vrij maken en 'zijn buik intrekken'. Dat noemen de joodse mystici de Tsimtsoem. Het wordt in de Middeleeuwen ook wel de contractio, of de kenosis genoemd. God kan niet verdwijnen, maar verbergt zich, trekt zich terug, maakt voor ons ruimte vrij. Men spreekt soms ook van de Exitus of de Anachorese. Simone Weil muntte daarvoor de term 'décréer', ont-scheppen.

    03-03-2006 om 11:44 geschreven door Ramulus

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    02-03-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Ervaring of aanvaring?

    6. Ervaring of aanvaring?

    Waarom blijven bepaalde teksten of beschrijvingen onuitwisbaar in je geest hangen? Je hebt er niet voor gekozen. Je leest en zij bepalen of ze bij je blijven. Ze nestelen zich honkvast in je geest en blijven een trouwe gezel in al je verdere lecturen, ontmoetingen, gesprekken of overpeinzingen. Zo sta ik geregeld met Machiavelli, in 1513 in ballingschap in Sant' Andrea, langs de weg op de uitkijk naar mogelijke informanten met nieuws over het reilen en zeilen in Firenze of Rome. Niccolo at en sliep wel in Sant' Andrea, maar Machiavelli leefde met heel zijn persoon elders: in zijn vaderstad en in Rome. Hij bleef, ook in Sant' Andrea, 'civis florentini'. Geen mens immers ligt geketend aan de plaats waar hij of zij lijfelijk hier en nu verblijft, is nooit de gevangene van zijn toevallige situatie en omstandigheden.

    De mens zit nooit ingemuurd, noch in zijn cultuur, noch in zijn gemeenschap, noch in zijn tijd, noch in zichzelf. Hij valt nooit samen met de gegeven feitelijkheden van zijn situatie. (Wittgenstein.) Open staan naar de wereld huist in het Zijn van de mens. Ontvankelijk staan voor de dingen, voor de toekomst, voor vernieuwing. Open staan is het Zijn van elke mens. Het hoort tot zijn diepste, eigenste mens-zijn: elke mens staat open naar en is ontvankelijk voor de wereld op zijn eigen-zinnige wijze. Elk overschrijdt voortdurend op zijn manier de beklemming van de eigen grenzen. De mens verkeert steeds in verwachting van wat komen zal; hij reikt steeds ver 'over the edges' van zijn beperkte Zijn.

    Dat overschrijden van de eigen grenzen wordt in elke ervaring beleefd. Elke ervaring heeft een Januskop. Aan de ene kant beklemtoont ze het eigen bestaan, de eigenheid, de zelfheid van het eigen bestaan. Affirmeert ze de zelfheid van het Zelf, van het Ego. Elke ervaring proclameert luid: « Ik ben op geen enkele manier gelijk te schakelen met de anderen. Ik beleef de wereld op mijn eigenste, unieke wijze. » En aan de ander kant beklemtoont elke ervaring het open staan van het Ego naar de andere zijnden, de eigen zijnsverbondenheid met de andere zijnden, niet vanuit een zijnsovervloed, maar vanuit een manco aan Zijn.

    Deze openheid, deze verbondenheid kan op vele wijzen vaste vorm krijgen, in erg verscheidene en blijvende gestaltes gegoten worden. En die incarnaties zelf kunnen wisselen. In de juiste religieuze ervaring ligt de klemtoon vooral op de openheid, op het open staan, op de aandacht voor de andere zijnden.

    Daarom is bevreemding, zelfs vervreemding een essentieel onderdeel van elke humane ervaring. Ervaring doorbreekt kaders. Echte humane ervaring doorbreekt de beknelling van het te vertrouwde, te alledaagse, te vanzelfsprekende kader. Echte ervaring helpt ons op te merken wat we uit routine niet meer zien. Geeft ons weer aandacht voor wat we als te vanzelfsprekend van elkaar verwachtten; opent nieuwe perspectieven daar waar we dachten alles 'gehad' of gezien te hebben. Zet oude brillen af en doet ons met nieuwsgierige en verwonderde ogen kijken naar de wereld en er nieuwe dingen of aspecten zien.

    Zo is elk ervaring het overschrijden van de dagelijkse Hier en Nu-situatie, en ventileert ze de benauwende nestgeur.

    Vanwaar echter die onblusbare behoefte aan ervaring? Vanwaar die ubiquitas, die omni-aanwezige openheid naar/voor de wereld? Dat steeds langs de weg op uitkijk staan naar nieuws van elders? Die onlesbare behoefte aan ervaring ontspringt niet aan onze zijnsweelde, maar aan onze zijnsnood. Aan onze innerlijk gapende zijnsnood, die bedelt om aanvulling, bevestiging en bestendiging. Uit zijnsnood, vanuit die afgrond, staat de mens open naar zijnscompensaties uit de wereld: vanuit zijn schamelheid kijkt hij, voelt hij, ruikt hij, hoort hij, hakend naar mogelijke zijnsaanvullingen en compensaties. De eigen zijnsbehoefte smeekt constant om de aanvullende zijnstransfusie van de ervaringen van de buitenwereld. Zonder de hulp van de omgevende wereld houden we onszelf niet in het bestaan. Standhouden in het bestaan, overleven, niet wegglijden in het Niets, zichzelf bestendigen is voor iedere mens een voltijdse dagtaak, bij elke ademtocht, bij elke hartslag te vernieuwen.

    Ervaren? Dat is de wereld raken. In de ervaring bereiken we de wereld, beroeren we de wereld buiten ons. En de wereld vult ons, beroert ons, raakt ons. We krijgen het door de aanraking koud of warm, maar we blijven onszelf. Het is een zelfbewust maar in zijnsnood verkerend Ego dat geraakt, dat beroerd wordt; het is een Ego dat ziet, een Ego dat voelt, een Ego dat ruikt, een Ego dat hoort. Ervaring is geen lineair kosmische gebeuren. Want elk Ego voelt, ziet, ruikt, hoort vanuit zijn eigen zijnsbehoefte op zijn eigen wijze de wereld. Elke ervaring is particulier, strikt individueel, gesitueerd in tijd en ruimte. Ze is het privé territorium van het Ego, maar met een openheid naar het universele. Elke ervaring is een drielandenpunt: Ego, zijn zijnsbehoefte, de kosmos.

    Door de ervaring overleven we de Grijns van het reële Niets. In het ervaren huist het Zijn. Ons Zijn is contact met de dingen. Ons Zijn is de dingen van de wereld ervaren, om te overleven. Is met de dingen van de wereld in compensatoire interacties verwikkeld zijn om de Grijns voorbij te leven. Ons duren, ons overleven, onze bestendigheid danken we aan de constante zijnstransfusie in de ervaringen. Daar zonder houden we het niet uit.

    Een belangrijk aspect van elke ervaring wordt vaak vergeten: ervaren heeft niets gemeens met contactcausaliteit. Het witgloeiende smeedijzer ervaart geen hamer. Het verandert van vorm onder elke mokerslag, and that's it. Er is enkel aanvaring tussen ijzer en hamer.

    De mens is en overleeft in en door zijn ervaringen. Het moge paradoxaal lijken, maar de mens verzekert de continuïteit van zijn Ego pas door een ononderbroken stroom van wisselende ervaringen. In de kosmos telt enkel onmiddellijke nabijheid en het rechtstreekse contact, telt enkel het mechanische tweespan: druk en weerstand. Elke verandering is afbreuk aan de continuïteit. In de ervaring echter speelt het vrije, zichzelf bepalende antwoord op de 'drive' van het Zijn en op de roep, de uitnodigende openheid van de dingen met hun gunnend en soms beperkend verleden en hun wenkende toekomst. In ervaring zit steeds een vrije keuze tegenover de dingen, een evaluatie van hun zijnsmogelijkheden en een beslissing over de eigen toekomst. In elke ervaring zindert de hele kosmos mee. « Anima quodammodo omnia. »

    Is enige ervaring überhaupt wel mogelijk zonder enige congenialiteit? Moeten bloedgroepen niet compatibel zijn om niet nefast voor elkaar te zijn? Welke grens overschrijdt de ervaring? Loopt die grens niet door een gemeenschappelijk gebied: het 'leverende' Zijn? Ontspringt de mogelijkheid van elke ervaring niet in het Samen-Zijn? In het samen bestaan in hetzelfde overkoepelende Zijn? In het samen geworpen zijn. Ontspringt die grens niet in de contractio van de Exuberante, waardoor Hij/Zij ons de ruimte geeft onszelf te zijn, tegenover hem/haar?

    Waarom is ervaring mogelijk? Waarom staan de zijnden naar/voor elkaar open? Vanuit die contractio. Geen zijnde is af. Geen zijnde is meester over zijn Zijn. « Ik ben, maar ik heb me niet. » (H. Plessner.)

    ·

    02-03-2006 om 09:29 geschreven door Ramulus

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    01-03-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Denken, revistited

    5

    Denken, revisited

    Keren we terug naar ons denken. Is 'denken' ook zo'n woord dat we wat te lichtvaardig uit de pen laten vloeien en te vlotjes neerschrijven? Een woord waarmee we menen alles gezegd en geduid te hebben. Denken maakt het ons mogelijk ons te emanciperen van de tirannie van het kosmische, van de fysische, chemische realiteit. Van de rigide lineariteit van het universele doen, presteren, interageren. Denken laat ons toe 'zorgend in de wereld' te staan. Zo omschreef de nu vergeten F.J.J. Buytendijk in 1951 de vrouw.XI

    Zorgend? Wat is zorgend in de wereld staan? Wat kan zorgen anders zijn dan het rigide en lineaire van de kosmische wetmatigheid ontkrachten, afzwakken, tot soepelheid plooien, ontmannen of zelfs totaal inactief maken? De kosmische gelijkvormige effectiviteit schuift zonder aanzien des persoons ter zijde al het singuliere wat niet binnen de universele categorieën valt. Zorg nu is precies op dit aanzien des persoons gebrand, op het belang van dit ene, enige individu, van dit eenmalige Ego. Zorg is steeds zorg om het singuliere, om het afwijkende, om het eenmalige, om het marginale. Zelfs zorg om de muiter. Om het ene verloren schaap, ten koste van de negenennegentig veilig in de kudde. Een moeder laat de fysische noch chemische noch zoölogische wetmatigheden hun gang gaan als ze haar ziek kind bedreigen. Zij zorgt er voor dat haar kind blijft leven, tegen alle kosmische wetten in. Uit alles blijkt dat zelfs een gezonde baby deze kosmos alleen niet aankan. Dat hij te onvoorzien ter wereld komt, niet toegerust is om de strijd met de natuurelementen aan te gaan. Dat hij zich noch kan voeden noch verwarmen. Dat hij tegen de 'brute', pure, lineaire realiteit niet opgewassen is. Maar de moeder zal die kloof aan onaangepastheid wel dempen met haar niet aflatende zorg; ze zal het kindje zogen, dragen en drogen, kleden, koesteren en wiegen. Overgelaten aan zichzelf en de natuur zou geen kind overleven. Moeder Natuur? Of 'marâtre nature'?

    Zo zorgt ook een dokter voor de zieke: hij roept de fysische, chemische of zoölogische wetten een halt toe, in naam van het individu. Hij verlaagt de te hoge bloeddruk in de bloedvaten, zorgt voor de juiste dosis glucose in het bloed, doet de koorts dalen, mildert de hartslag of drijft hem op, verdikt of verdunt het bloed, in het belang van deze ene persoon: van dit kind, van deze vader, deze moeder, broer of zus. En dat alles tegen de 'normale', universele gang van de natuur in. Zorg zet de kosmos een lange neus, breekt de rigiditeit, fragmenteert en particulariseert de universaliteit, doet het lineaire kronkelen als een slang, jaagt fysica en chemie van de bühne, om plaats te ruimen voor het marginale, het unieke, het muitende Ego. En het respecteert de unieke, steeds wisselende banden tussen de Ego's.

    Een broertje van zorg is de filantropie. Filantropie was oorspronkelijk de houding van de heerser, van de machthebber tegenover zijn onderdanen. Filantropie uit zich in het aanvaarden van afwijkingen van de wetten, van welke orde dan ook. Ze uit zich in vergevingsgezindheid voor het individu, in van de regel afwijkende barmhartigheid, in op individuele daden gerichte mildheid, in groothartigheid voor de uitzondering of de zonderling. Dit alles houdt in dat men afwijkingen van de norm of tekortkomingen aanvaardt, fouten kwijtscheldt, gebreken door de vingers ziet, omdat humaniteit zwaarder weegt dan de wetten.

    In zorgen speelt denken een leidende rol. Denken ziet verder dan de actueel gegeven werkelijkheid. Denken breekt uit het halsring van de tijd en stelt doelen in de toekomst, soms ver over de grens van het Nu. Denken puurt vanuit de ervaring van het verleden normen die uitreiken boven de bestaande, aanwezige, gegeven realiteit. Denken voert dus tegengestelde bewegingen uit. Denken isoleert én brengt samen. J. Martain noemde dat: « Distinguer pour unir »XII

    'Distinguer' om de eigenheid aan te wijzen en te onderscheiden, het anders-zijn te identificeren en te aanvaarden. Om de eigen zijnswijze te erkennen en te herkennen. Maar ook om voorbij wat nu aanwezig is de impliciete 'ingewikkelde' mogelijkheden te onderkennen.

    'Unir' om de onvermoede maar mogelijke relaties en compensaties tussen ver uiteen liggende zijnden in te schatten. Om creatief nieuwe, sterkere verbanden te leggen. Bedenk even welke in se tegenstrijdige materialen een auto of een vliegtuig mogelijk maken. In een elektriciteitsleiding werken sterke geleiders samen met krachtige isolatoren.

    Ik wil terugkomen op die opmerkelijke eerste zin van M. Heideggers Brief over het Humanisme. Valt het niet op dat M. Heidegger zijn lezers 'aanvalt' met iets dat we in verband met Humanisme niet meteen zouden verwachten? Hij opent met handelen. En meteen klimt hij naar de hoogste abstractie, naar Zijn. Nu vraag ik: wat is 'handelen' in het zweverige denkkader van onbepaaldheden die we ontmoetten toen we nadachten over denken?

    Gastvrijheid

    Opmerkelijke houding. Opmerkelijk dat gastvrijheid een van de grondhoudingen is van heel Afrika. Hoort niet elk levend wezen van nature thuis in zijn biotoop? In zijn territorium zelfs? Maar de mens heeft geen biotoop. Wel een streng bewaakt territorium. En toch die grondhouding van gastvrijheid. Bevordert de mens daardoor niet de ongebondenheid van de mens tegenover een bepaald biotoop? Emancipeert die grondhouding de mens niet van zijn gebondenheid aan een bepaald stuk grond? Van de geboortegrond, van het vaderland? Hangen we daardoor weer niet onbepaald in de ruimte. Steeds die onbepaaldheid! Die ongebondenheid. Dat zich loswrikken uit de kluisters van het concrete, van het singuliere! Die ingebouwde universaliteit. Want we erkennen en herkennen daarmee dat 'everybody with a human face' een mens is.

    Humaniteit wordt je bijgebracht door de inzichten van geniale verre voorgangers. Doorleefde voorbeelden overtuigden je je vrij te gedragen tegenover de kosmische krachten, tegenover de fysische, chemische en zoölogische wetmatigheden. En je « 't En Zal! » te proclameren tegen hun tirannie. De kosmische, fysische, chemische en zoölogische krachten zelfs te dwingen méér te leveren dan ze in voorraad hebben, te presteren ver boven hun normale mogelijkheden en een zijnsorde in stand te houden waartoe zij uit zichzelf nooit konden reiken en waaraan zij zelf nooit deel konden hebben. Humaniteit is vooral jezelf navenant te gedragen. Het is Guillaumet, opdoemend uit de sneeuwstorm, nazeggen:

    « Ce que j'ai fait, je te le jure, jamais aucune bête ne l'aurait fait. » A. de Saint-Exupéry, XIII

    Humanisme is je als mens een eigenheid veroveren, een vrijheid vrijwaren en in stand houden en verzekeren. Is je als mens mogelijkheden open houden. Je openheid naar/voor de wereld en de openheid van de wereld naar/voor jou open houden.

    Mens zijn is nooit vanzelfsprekend. Is nooit een gladde glijbaan of roetsjbaan. Mens zijn houdt altijd in pijn ervaren, want we aanvaarden de wereld nooit zoals hij gegeven is. Pijn is de frictie met de kosmos, de fysica en de chemie. De koppeling die vaak knarst. Pijn voelen is zich loswrikken uit de rechtlijnigheid van de kosmos. De materie bijt ons naar de hiel. Net als de band niet kan rijden als hij het asfalt niet eerst aanvalt en aangrijpt en onmiddellijk erna er zich tegen afzet.

    Humanitas komt het sterkst en duidelijkst tot uiting in relationeel handelen, waarbij we ons niet laten leiden door de kosmos, fysica of chemie, maar die juist optuigen, het gareel over de kop steken om ze voor de kar van onze humane zin aan te spannen.

    Humanitas is iets intermenselijks, interpersoneels, zit tussen mensen, is nooit op een eenzaat geplakt.

    Humanitas gaat altijd om handelen, om wat je met iets, met jezelf, met je medemensen, met de dingen doet. Wat je erover denkt. Hoe je erover oordeelt. Hoe je je omgeving waardeert en respecteert. Humanitas gaat steeds over wat je ervoor over hebt, wat je erin wilt investeren, wat je ervoor wilt verdragen om alleen te staan tegenover de kosmos.

    Humanitas is steeds de mogelijkheden en de kwaliteiten van de kosmische dingen, van de drie niveaus, boven hun mogelijkheden en boven hun stand uittillen. Humanitas verloochent alle lineariteit, alle universaliteit zonder oog voor de eigenheid van het individu, zonder respect voor de vreemdheid van de individuele persoon, zonder ruimte voor aanpassing of afwijking van het eenmalige Ego. Humanitas geeft het eenmalige Ego de nodige vrijheid en speelruimte om een eigen afwijkende gestalte te geven aan een universele idee.

    Die spanning gemeenschap - individu - kosmos. De spanning universeel - singulier.

    Geschiedenis is een overvloedig en scherpgetande 'zaag' ontstaan door het zich steeds weer na elke afwijking heroriënteren op het humane noorden. En humanitas duldt dat afwijken. Respecteert de muiter. De 'komische' mens valt steeds, vanuit zijn vrije val, naar een lager, naar een enger, benepener, meer kosmisch-universeel niveau. De mens schiet steeds tekort tegenover zijn hoog ideaal. Humanitas wil steeds 'Excelsior.' Zoals de kogel steeds zakt, en lager inslaat dan je mikpunt. Zodat je steeds hoger moet mikken dan het doel, dan het niveau van zijn mogelijkheden.XIV Geschiedenis is het proces van dit voortdurend al vernieuwend in stand houden van ons menselijkheid.

    Dat is het echte handelen: steeds weer en met stijgend succes, elk zijnstekort corrigeren en de kosmos dwingen meer humaniteit mogelijk te maken.

    In die speelruimte reiken denken en handelen elkaar de hand om humanitas te realiseren.

    ·

    01-03-2006 om 10:37 geschreven door Ramulus

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.5. Denken revisited

    5

    Denken, revisited

    Keren we terug naar ons denken. Is 'denken' ook zo'n woord dat we wat te lichtvaardig uit de pen laten vloeien en te vlotjes neerschrijven? Een woord waarmee we menen alles gezegd en geduid te hebben. Denken maakt het ons mogelijk ons te emanciperen van de tirannie van het kosmische, van de fysische, chemische realiteit. Van de rigide lineariteit van het universele doen, presteren, interageren. Denken laat ons toe 'zorgend in de wereld' te staan. Zo omschreef de nu vergeten F.J.J. Buytendijk in 1951 de vrouw.XI

    Zorgend? Wat is zorgend in de wereld staan? Wat kan zorgen anders zijn dan het rigide en lineaire van de kosmische wetmatigheid ontkrachten, afzwakken, tot soepelheid plooien, ontmannen of zelfs totaal inactief maken? De kosmische gelijkvormige effectiviteit schuift zonder aanzien des persoons ter zijde al het singuliere wat niet binnen de universele categorieën valt. Zorg nu is precies op dit aanzien des persoons gebrand, op het belang van dit ene, enige individu, van dit eenmalige Ego. Zorg is steeds zorg om het singuliere, om het afwijkende, om het eenmalige, om het marginale. Zelfs zorg om de muiter. Om het ene verloren schaap, ten koste van de negenennegentig veilig in de kudde. Een moeder laat de fysische noch chemische noch zoölogische wetmatigheden hun gang gaan als ze haar ziek kind bedreigen. Zij zorgt er voor dat haar kind blijft leven, tegen alle kosmische wetten in. Uit alles blijkt dat zelfs een gezonde baby deze kosmos alleen niet aankan. Dat hij te onvoorzien ter wereld komt, niet toegerust is om de strijd met de natuurelementen aan te gaan. Dat hij zich noch kan voeden noch verwarmen. Dat hij tegen de 'brute', pure, lineaire realiteit niet opgewassen is. Maar de moeder zal die kloof aan onaangepastheid wel dempen met haar niet aflatende zorg; ze zal het kindje zogen, dragen en drogen, kleden, koesteren en wiegen. Overgelaten aan zichzelf en de natuur zou geen kind overleven. Moeder Natuur? Of 'marâtre nature'?

    Zo zorgt ook een dokter voor de zieke: hij roept de fysische, chemische of zoölogische wetten een halt toe, in naam van het individu. Hij verlaagt de te hoge bloeddruk in de bloedvaten, zorgt voor de juiste dosis glucose in het bloed, doet de koorts dalen, mildert de hartslag of drijft hem op, verdikt of verdunt het bloed, in het belang van deze ene persoon: van dit kind, van deze vader, deze moeder, broer of zus. En dat alles tegen de 'normale', universele gang van de natuur in. Zorg zet de kosmos een lange neus, breekt de rigiditeit, fragmenteert en particulariseert de universaliteit, doet het lineaire kronkelen als een slang, jaagt fysica en chemie van de bühne, om plaats te ruimen voor het marginale, het unieke, het muitende Ego. En het respecteert de unieke, steeds wisselende banden tussen de Ego's.

    Een broertje van zorg is de filantropie. Filantropie was oorspronkelijk de houding van de heerser, van de machthebber tegenover zijn onderdanen. Filantropie uit zich in het aanvaarden van afwijkingen van de wetten, van welke orde dan ook. Ze uit zich in vergevingsgezindheid voor het individu, in van de regel afwijkende barmhartigheid, in op individuele daden gerichte mildheid, in groothartigheid voor de uitzondering of de zonderling. Dit alles houdt in dat men afwijkingen van de norm of tekortkomingen aanvaardt, fouten kwijtscheldt, gebreken door de vingers ziet, omdat humaniteit zwaarder weegt dan de wetten.

    In zorgen speelt denken een leidende rol. Denken ziet verder dan de actueel gegeven werkelijkheid. Denken breekt uit het halsring van de tijd en stelt doelen in de toekomst, soms ver over de grens van het Nu. Denken puurt vanuit de ervaring van het verleden normen die uitreiken boven de bestaande, aanwezige, gegeven realiteit. Denken voert dus tegengestelde bewegingen uit. Denken isoleert én brengt samen. J. Martain noemde dat: « Distinguer pour unir »XII

    'Distinguer' om de eigenheid aan te wijzen en te onderscheiden, het anders-zijn te identificeren en te aanvaarden. Om de eigen zijnswijze te erkennen en te herkennen. Maar ook om voorbij wat nu aanwezig is de impliciete 'ingewikkelde' mogelijkheden te onderkennen.

    'Unir' om de onvermoede maar mogelijke relaties en compensaties tussen ver uiteen liggende zijnden in te schatten. Om creatief nieuwe, sterkere verbanden te leggen. Bedenk even welke in se tegenstrijdige materialen een auto of een vliegtuig mogelijk maken. In een elektriciteitsleiding werken sterke geleiders samen met krachtige isolatoren.

    Ik wil terugkomen op die opmerkelijke eerste zin van M. Heideggers Brief over het Humanisme. Valt het niet op dat M. Heidegger zijn lezers 'aanvalt' met iets dat we in verband met Humanisme niet meteen zouden verwachten? Hij opent met handelen. En meteen klimt hij naar de hoogste abstractie, naar Zijn. Nu vraag ik: wat is 'handelen' in het zweverige denkkader van onbepaaldheden die we ontmoetten toen we nadachten over denken?

    Gastvrijheid

    Opmerkelijke houding. Opmerkelijk dat gastvrijheid een van de grondhoudingen is van heel Afrika. Hoort niet elk levend wezen van nature thuis in zijn biotoop? In zijn territorium zelfs? Maar de mens heeft geen biotoop. Wel een streng bewaakt territorium. En toch die grondhouding van gastvrijheid. Bevordert de mens daardoor niet de ongebondenheid van de mens tegenover een bepaald biotoop? Emancipeert die grondhouding de mens niet van zijn gebondenheid aan een bepaald stuk grond? Van de geboortegrond, van het vaderland? Hangen we daardoor weer niet onbepaald in de ruimte. Steeds die onbepaaldheid! Die ongebondenheid. Dat zich loswrikken uit de kluisters van het concrete, van het singuliere! Die ingebouwde universaliteit. Want we erkennen en herkennen daarmee dat 'everybody with a human face' een mens is.

    Humaniteit wordt je bijgebracht door de inzichten van geniale verre voorgangers. Doorleefde voorbeelden overtuigden je je vrij te gedragen tegenover de kosmische krachten, tegenover de fysische, chemische en zoölogische wetmatigheden. En je « 't En Zal! » te proclameren tegen hun tirannie. De kosmische, fysische, chemische en zoölogische krachten zelfs te dwingen méér te leveren dan ze in voorraad hebben, te presteren ver boven hun normale mogelijkheden en een zijnsorde in stand te houden waartoe zij uit zichzelf nooit konden reiken en waaraan zij zelf nooit deel konden hebben. Humaniteit is vooral jezelf navenant te gedragen. Het is Guillaumet, opdoemend uit de sneeuwstorm, nazeggen:

    « Ce que j'ai fait, je te le jure, jamais aucune bête ne l'aurait fait. » A. de Saint-Exupéry, XIII

    Humanisme is je als mens een eigenheid veroveren, een vrijheid vrijwaren en in stand houden en verzekeren. Is je als mens mogelijkheden open houden. Je openheid naar/voor de wereld en de openheid van de wereld naar/voor jou open houden.

    Mens zijn is nooit vanzelfsprekend. Is nooit een gladde glijbaan of roetsjbaan. Mens zijn houdt altijd in pijn ervaren, want we aanvaarden de wereld nooit zoals hij gegeven is. Pijn is de frictie met de kosmos, de fysica en de chemie. De koppeling die vaak knarst. Pijn voelen is zich loswrikken uit de rechtlijnigheid van de kosmos. De materie bijt ons naar de hiel. Net als de band niet kan rijden als hij het asfalt niet eerst aanvalt en aangrijpt en onmiddellijk erna er zich tegen afzet.

    Humanitas komt het sterkst en duidelijkst tot uiting in relationeel handelen, waarbij we ons niet laten leiden door de kosmos, fysica of chemie, maar die juist optuigen, het gareel over de kop steken om ze voor de kar van onze humane zin aan te spannen.

    Humanitas is iets intermenselijks, interpersoneels, zit tussen mensen, is nooit op een eenzaat geplakt.

    Humanitas gaat altijd om handelen, om wat je met iets, met jezelf, met je medemensen, met de dingen doet. Wat je erover denkt. Hoe je erover oordeelt. Hoe je je omgeving waardeert en respecteert. Humanitas gaat steeds over wat je ervoor over hebt, wat je erin wilt investeren, wat je ervoor wilt verdragen om alleen te staan tegenover de kosmos.

    Humanitas is steeds de mogelijkheden en de kwaliteiten van de kosmische dingen, van de drie niveaus, boven hun mogelijkheden en boven hun stand uittillen. Humanitas verloochent alle lineariteit, alle universaliteit zonder oog voor de eigenheid van het individu, zonder respect voor de vreemdheid van de individuele persoon, zonder ruimte voor aanpassing of afwijking van het eenmalige Ego. Humanitas geeft het eenmalige Ego de nodige vrijheid en speelruimte om een eigen afwijkende gestalte te geven aan een universele idee.

    Die spanning gemeenschap - individu - kosmos. De spanning universeel - singulier.

    Geschiedenis is een overvloedig en scherpgetande 'zaag' ontstaan door het zich steeds weer na elke afwijking heroriënteren op het humane noorden. En humanitas duldt dat afwijken. Respecteert de muiter. De 'komische' mens valt steeds, vanuit zijn vrije val, naar een lager, naar een enger, benepener, meer kosmisch-universeel niveau. De mens schiet steeds tekort tegenover zijn hoog ideaal. Humanitas wil steeds 'Excelsior.' Zoals de kogel steeds zakt, en lager inslaat dan je mikpunt. Zodat je steeds hoger moet mikken dan het doel, dan het niveau van zijn mogelijkheden.XIV Geschiedenis is het proces van dit voortdurend al vernieuwend in stand houden van ons menselijkheid.

    Dat is het echte handelen: steeds weer en met stijgend succes, elk zijnstekort corrigeren en de kosmos dwingen meer humaniteit mogelijk te maken.

    In die speelruimte reiken denken en handelen elkaar de hand om humanitas te realiseren.

    ·

    01-03-2006 om 00:00 geschreven door Ramulus

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    28-02-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Hoe denk je over denken?

    Denken

    Zo'n innoverend handelen is echter zonder denken niet mogelijk. Hier speelt denken de brug tussen wat is en dat wat zou kunnen zijn. Al heeft M. Heidegger het niet hoog op met 'Machbarkeit'. Denken is de koppeling, het frictievlak tussen wat is en wat kan. En denken, dat doen alleen mensen. « Handeln gibt es nicht ohne den Menschen. » (M. Heidegger, Zur Sache des Denkens, p. 17)VII

    M. Heidegger zegt in zijn 'Brief über den Humanismus': « dass im Denken das Sein zur Sprache kommt. » (p 5; Wegmarken, p. 313) De vertaling door G.H. Buijssen VIII (1973) luidt: « dat in het denken het Zijn 'ter sprake komt.' (p.27) (Alleen al die ' ', die het Duits niet heeft, spreken.) 'Ter sprake komen'. We nemen deze woordgroep wat te gemakkelijk, wat te slordig, wat te gedachtenloos in de mond, vind ik. 'Ter sprake bengen.' Dat is nogal wat, iets ter sprake brengen. Daarmee voltrekken we een transsubstantiatie. Een metabolisme. Een transpositie. Als ik zeg: « Een Galaxy zuigt honderden tonnen vracht de lucht in » dan transponeer ik een fysiche, concrete en gesitueerde realiteit naar een mentale, fictieve, virtuele realiteit. (Waarvoor ik geen betere, geen juistere naam vind.) Maar ik maak van die Galaxy een zeer neutrale, manipuleerbare, herhaalbare, beschikbare realiteit, die hier nu in deze pc kan, die straks als een tekst op een blad geprint wordt, welke tekst de lezer weer tot realiteit kan brengen. Tekst, die slechte slapers in de Noordrand van Brussel de stuipen op het lijf jaagt. Een realiteit die én zeer reëel is en zeer kneedbaar en manipuleerbaar. Men kan deze uitspraak vergelijken met andere uitspraken, ze ermee samen leggen tot een overzicht, etc. Wat doet 'ter sprake brengen' dan toch met de fysische realiteiten? Met de zijndheid van de ter sprake gebrachte zijnden? M. Heidegger spreekt van ' de betrekking van het Zijn tot de mens aangaat.' « Weil es den Bezug des Seins zum Menschen angeht. » (Wegmarken, p. 313) Niet van de betrekking van de mens tot het Zijn. Let op de richting.

    Maar, het is toch de méns die denkt? Niet? De mens die denkt over het Zijn. Die het Zijn denkt. Zegt M. Heidegger: « Alle werking berust echter in het Zijn... » 'Werking berust': wat een oxymoron! ('Alles Wirken aber beruht im Sein.' p. 313)

    Dat alle handelen met het Zijn te doen heeft, dat verstaat iedereen met gezond boerenverstand. Zoniet heeft het handelen niets te betekenen. Handelen dat het Zijn niet zou raken, zou dat nog handelen zijn? Maar waarom moet het Zijn door handelen geraakt worden? Nog een enigmatische uitspraak: « door het Zijn aanspreken. » Aanspreken? Dat is geen kosmisch gebeuren. Daar komt geen kosmische 'contactoorzakelijkheid' bij kijken. Geen dwang. Dat is geen rigide, lineair en universeel gebeuren. Geen fysische werkingstirannie. Maar uitnodigende, vrijlatende ruimte en openheid voor overleg, keuze en beslissing. Aanspreken, dat is een humaan proces, en is op kosmisch niveau totaal zinloos. Aanspreken of handelen doen alleen personen.IX De kosmos, de fysica, de chemie, zij werken, ook in concrete gevallen, exclusief volgens rigide, lineaire, universele wetten, zonder enig aanzien des persoons: zij buffelen de mens onverbiddelijk onder de zoden.

    Maar, hoe kan Zijn ons concreet en singulier handelen nodig hebben? Zijn moet toch maar alleen zijn. Wat blijkt dus? Zelfs Zijn is niet zonder problemen. Zijn wordt constant door Niet-zijn bedreigd. Zijn staart voortdurend in de Grijns van het Niets. Zijn verkeert voortdurend in vrije val. Zijn, dat is honger. Zijn, dat is dorst. Zijn, dat is fundamentele zijnsnooddruft. Zijn, dat is afgrondelijke onvoldaanheid. Zijn, dat is eindeloos verlangen naar aan-vulling en vol-tooiing. Elk zijnde wil ten volle zichzelf zijn. En is in feite voortdurend in zijnsnood, is voortdurend op zoek naar compensatoire interacties met andere zijnden om de Grijns van het Niets te ontlopen. Om die schaakmat te zetten. Om die te doen groen lachen. Voorlopig althans. Alle Zijn is bédelend Zijn. Alle Zijn zit constant op beide knieën langs de straat smekend om hulp. Ik kan geen minuut zonder zuurstof in mijn longen, zonder zuurstof in mijn hersens. We kunnen zelfs niet zonder die zo gemakkelijke en toch zo hinderlijke zwaartekracht. Zijnsnooddruft drijft ons naar elkaar. Zijn plant in ons zijn niet te stillen honger, zijn niet te stillen dorst. Zijn eindeloos verlangen. Onze autowegen zijn verzadigd met goederen die elkaar opzoeken. Onze havens bulken van de goederen die versast willen worden en elkaar zoeken vanuit de vier wind streken. Vanuit deze drijvende zijnsnood gedragen alle zijnden zich hyperkinetisch.

    Want Zijn, dat is nooit monolithisch, als blijkbaar een blok basalt. Alle Zijn is als een rijdende werkplaatst, als een mobiel atelier waarmee Zijn voortdurend onderweg is, moeizaam op zoek naar eigen zelfbehoud, naar een eigen toekomst. We zijn met het Zijn voordurend in vrije val, vallend uit het verleden naar de toekomst, als een geostationaire satelliet. Zijn lijkt een uitgedroogde spons, vol gaten, gevuld met leegtes van verleden en toekomst waar verloren druppels Nu, wiggelwaggel, doorheen sijpelen. Want noch verleden noch toekomst 'vullen gaatjes.'

    En dat wij daar wéét van hebben! Dat wij daar wéét van hebben. Dus onze begrenzing in tijd en ruimte transgresseren. Dus meer zijn dan we zijn, meer zelfs dan onze rauwe behoeftes. Wat een mysterie! De paarden voor me in de wei leven zalig in een onbegrensd Hier en in een eeuwig Nu. Elke dag eender aan de vorige. Zonder Pasen, zonder Kerst, zonder jaarwisseling. Voor die paarden voor me in de wei begrenst noch verleden, noch toekomst het Nu tot een ongrijpbaar punt zonder dimensies. En waar het graast is heel de beschikbare wereld present.

    Alleen de mens wéét van gisteren en morgen. Alleen de mens weet van het Nu en het Hier. Weet van Toen en Elders. Wàt wéét hij? Hòe weet hij dat? Wat is dat 'weten'? Hoe overschrijdt weer dit weten de grenzen van datzelfde weten? En hoe verloopt dat overschrijden? En vanwaar die vragen? Zijn dat vragen zoals kinderen van vier jaar die stellen, vragen waar wij, volwassenen, in onze blasé wijsheid om lachten: « Hoe leuk! Hoe onschuldig! Hoe ontroerend naïef! » Dat we ons dat künnen afvragen! Dat wij terug en vooruit kunnen kijken. Einai gar kai en tauta theous, orakelde Heraclitus.X Ook in de spruitjes-lucht van de keuken en bij de stoffige bakoven verblijven de goden.

    28-02-2006 om 09:43 geschreven door Ramulus

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    27-02-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Handelen, toch niet zo simpel!

    Handelen ?

    Toch nog eens die enigmatische eerste zin van Brief über den Humanismus citeren: « Wir bedenken das Wesen des Handeln noch lange nicht entschieden genug. » Ook zuiver retorisch een zeer opmerkelijk incipit. Het is bekend dat M. Heidegger meestal in het begin van een tekst duidelijk zijn thema aangeeft, zoals grote componisten dat al in de eerste maten van hun compositie doen. Maar hier is hij wel echt 'in medias res' begonnen. Zelfs de meest aandachtige lezer maakt hier een uitschuiver bij zijn eerste pas in de ruimte.

    Handelen dus?

    Handelen staat vaak tegenover Zijn. 'Agere sequitur esse' zegt het oude adagium. Handelen is tot volle wasdom brengen wat al is, minstens initieel. Maar kan het ook méér? Ja, zeker. Handelen realiseert verborgen mogelijkheden. Handelen openbaart. Epifaneert onvermoede krachten.

    Handelen brengt verschillende zijnden, omwille van hun verschil, samen, 'attunes', stemt ze op elkaar af.

    Waar ontspringt het handelen? Waar vindt het zijn borrelende bron? Handelen is het kenmerk van alle contingente zijnden. Handelen ontspringt in de vastbeslotenheid van elk beperkt zijnde aan de dreiging van het Niets te ontkomen. Elk beperkt zijnde ervaart in zijn Zijn de dreiging van het Niets én ervaart de vastbeslotenheid zich vanuit dat Zijn daartegen te verzetten. Diep in zijn eigen Zijn staart elk contingent zijnde in de Grijns van het Niets. Handelen is de vrucht van de confrontatie diep in het eigen Zijn van dit beperkte zijnde met de dreiging van het Niets. Vanuit hun zijnsnood drijft het Zijn de zijnden naar elkaar om elkaar bij te staan, drijft ze tot handelen, drijft ze tot compensatoire interacties. Dat zit zo diep in ons dat we bij elke ontmoeting elkaar zeer bewust die compensatoire interacties willen aanbieden: « Drink je iets van me? ». Dat is niet voor niets zo algemeen verspreid. In het handelen vinden de vanuit hun beperking bedreigde zijnden elkaar voor deze compensatoire interacties om de Grijns een lange neus te zetten. Voorlopig toch. Handelen doet zijnden elkaars zijnsbehoefte aanvullen, bestrijdt de gemeenschappelijke dreiging van de Grijns van het Niets en ruimt baan voor nieuwe mogelijkheden.

    Als ik niet geregeld eet, als ik niet geregeld drink, dan ga ik dood. Als we geen hout op het vuur gooien, dooft het. Zonder benzine in de tank valt de motor stil. Alleen wie blind is, ziet niet dat alles alles nodig heeft, dat alles met alles verbonden is om te kunnen bestaan. Dat niets op zichzelf bestaat. Alle zijnden zijn uit zijnsnooddruft in voortdurende onderlinge compensatoire interacties met elkaar verbonden om de Grijns te overleven. Om voorbij de Grijns te leven. Die compensatoire interacties maken meer mogelijk dan het naakte overleven, dan het pure duren.

    Compensatoire interacties maken mogelijk wat niet mogelijk lijkt. Kijk hoe een vliegtuig met alle wetten van de zwaartekracht spot en deze juist aanwendt om ze te overwinnen. Hoe zo'n Galaxy-vrachtvliegtuig honderden tonnen vracht de lucht inzuigt. Tegen alle wetten van de zwaartekracht in. Maar wel zich baserend op die wetten. Zei niet Fr. Bacon reeds: « Natura non nisi parendo vincitur. »? (Alleen door de natuur te gehoorzamen wordt ze overwonnen.)

    27-02-2006 om 10:40 geschreven door Ramulus

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    25-02-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Humanitas is man-made

    2. Humanitas is man-made.

    Humanitas is man-made. Is het product van menselijk inzicht en menselijke inspanning. Van de gecoördineerde inspanningen en zorgen van alle mensen, van hoog tot laag. Géén bijdrage kan gemist worden, want menselijkheid is een te kwetsbare en te tere kasplant. Het Nazisme is het duidelijkste voorbeeld van wat er gebeurt als niet iedereen er zorg voor draagt, als naast de kerken, de universiteiten, de intelligentia ook de gewone man in de straat het laat afweten en niet voor zijn eigen humaniteit en voor de humaniteit van de gemeenschap zorg draagt: dan gaat ze teloor, of erger, dan verkeert ze in inhumaniteit, en die is gruwelijker dan de animaliteit.

    Humanitas krijgt elk mensenkind aangeboden, bijgebracht, toegevoegd door andere mensen die er rond staan. Vanaf de eerste ogenblikken na de geboorte, in de intimiteit van het koesterend zogen en verzorgen door de moeder. Een kind de borst geven is niet een spijsverteringskanaal voorzien van voldoende grondstoffen. Door de liefde, de warmte, de koestering, de intimiteit, de erotiek die gepaard gaan met 'het aanleggen' wordt de baby ingeleid op de moeilijke weg ter verovering van de humanitas. Vrij vlug verrijken het lachen, het lieflijke toespreken van de baby zijn louter biologische leven en opgroeien en tillen het naar een hoger niveau. Opvoeden omvat warempel meer dan het kind voorzien van voldoende voedsel. Opvoeden betekent zo'n kind humaniteit bijbrengen het inpassen in de humanitas van de gemeenschap.

    Een mens leeft vanuit drie niveaus. Op het laagste niveau is hij een kosmisch wezen en daarom zoals elk kosmisch wezen, zoals elke ster onderworpen aan de rigide, lineaire, universele wetten van de kosmos, 'zonder aanzien des persoons' b.v. onderhevig aan de zwaartekracht. Als een fysisch wezen is de mens onderworpen aan alle onverbiddelijke fysische wetten, zoals b.v. druk in hart en bloedvaten. Hij is ook een chemisch wezen, en als dusdanig gehoorzaamt b.v. zijn homeostase aan alle universele wetten van de scheikunde. Deze kosmische wetten staan los van en onverschillig boven alle particuliere 'belangen' van de individuen. Ze kennen geen autonome Ego's.

    Als je rond je kijkt, dan ontmoet je overal leven. Alle aseptische ruimten zijn man-made. Zijn artefacten en gaan blijkbaar tegen de gang van de natuur in. Het lijkt er sterk op dat alle materie 'hogerop' wil; dat alle materie het zuiver kosmische niveau wil overstijgen, dat alle materie per se naar het vitale organische niveau wil opklimmen en leven wil worden. Heel de evolutie lijkt erop gericht de fysische en chemische wetmatigheden te coördineren en te doen samenwerken om 'Stardust' tot 'Vital Dust' (Chr. de Duve)V te promoveren.

    En zelfs op het niveau van het leven lijkt de werking van de universele wetmatigheden getransponeerd naar een hoger niveau, naar het niveau van de mens. Naar het niveau van de humaniteit. Toch is humaniteit beslist geen zoölogische eigenschap. Ze stoelt wel op een zoölogische sokkel, op een nauw bij de kosmos aansluitend zoölogisch fundament en structuur. Humaniteit is echter zelfs geen metafysische eigenschap.

    Humaniteit is een typisch labiele menselijke eigenschap die gaande de evolutie (door 'muiters' aangevoerd) door de opeenvolgende generaties beetje bij beetje werd opgebouwd en ontwikkeld. Die evolutie bracht heiligen en wijzen voort, dichters, denkers en kunstenaars, geleerden en vaardige vaklui en gewone goede mensen.

    Humaniteit is een labiele, door elk individu steeds weer 'from scratch' op te bouwen constructie van inzichten, onderscheidingen, oordelen, gedragingen betreffende de dingen van de wereld, de anderen en zichzelf. In die opbouw spelen verhalen en dus vooral taal een bepalende, en bewarende rol.

    Die labiele constructie wordt op een kwetsbare wijze overgedragen, niet door een onfeilbare causaliteit. Ze wordt iedereen aangereikt door tradities, door taal, door gebruiksvoorwerpen, door rituelen, door werkorganisaties en werkverdelingen, door voorbeelden van heiligen, helden en antihelden. Die constructie wordt niet overgedragen door koude, neutrale, universele causaliteit volgens onverbiddelijke kosmische, fysische of chemische wetten, maar heeft oog voor de privé-belangen en voor de zelfstandige eigenwaarde van elk individu apart.

    Daarom is humaniteit een zo kwetsbare schat die alle mensen, afzonderlijk als individuen en samen als mensdom, door de geschiedenis moeten dragen en continu in stand moeten houden en beveiligen. Juist omdat humanitas geen stabiel kosmisch noch een efficiënt fysisch noch een veilig chemisch product is dat zonder aandacht voor de individuen ontstaat en bestaat, maar omdat humanitas voortdurend in vrije val verkeert. Humanitas immers dreigt daarom continu in die vrije val op een lager niveau te pletter te storten. Het moet daarom steeds weer tot leven worden gewekt, onafgebroken beschermd en beveiligd, zonder onderbreking in stand gehouden worden. Humanitas kan nooit in een luie stoel lekker achteruit leunen, de handen werkloos in de schoot.

    Humanitas is een efemeer gemeenschapsproduct. Een mens, een humane mens is niet in isolatie te vinden. Humanitas is niet los verkrijgbaar. En de heilge woestijnvaders dan? Er bestaan geen woestijnbewoners in isolatie. Woestijnbewoners verkeren steeds in verheven gezelschap: je vindt ze verzonken in oude teksten, gebogen over oude boekrollen. Eremieten leven van die oude teksten meer en intenser dan van haute-cuisine-schotels. Ze ontvluchten de wereld, maar niet de werkelijkheid. Ze proberen te ontsnappen aan hun te opdringerige, te kleverige concrete kosmische Umwelt. Maar in de naakte woestijn of de naakte cel bloeit boven oude folianten een weelde aan inzichten over wereld, mensen en de wisselwerking ertussen. Alleen in verheven gezelschap floreert humanitas.VI

    Humane mensen zijn nooit los verkrijgbaar. Ze worden enkel per gros aangeboden, en dan moet er steeds een flinke hap goed belegen bij zijn. Mens-zijn is steeds ingeschaard zitten in een omvangende, dragende, beschermende kudde. Zonder de voedende wijsheid van ouderen vastgelegd in oude wijsheidsgeschriften verpietert alle menselijkheid. Daarom zijn teksten zo onmisbaar. Elke mens leeft weliswaar op een zoölogisch substraat, maar uit onversneden zoölogie en 'pure natuur'-biologie bloeit geen humaniteit op. We krijgen die humanitas van andere mensen. Ze komt tot ons in verhalen over helden en antihelden, in heiligenlevens die tonen hoe mensen de dwingelandij van het blote zoölogische bestaan overstegen. Voor die gemeenschapspool heeft M. Heidegger onvoldoende aandacht gehad, vind ik. M. Heidegger schrijft in Zur Sache des Denkens VII (2000) p. 15, «Die Zeit ist nicht. Es gibt die Zeit.» We zouden hem kunnen parafraseren en zeggen: «Die Humanität ist nicht. Es gibt die Humanität. » Dat geven, dat gebeurt door de mensen. Door vele mensen samen, als mensdom, verspreid (en verzameld) over de ruimte en over te tijd. Uitzonderlijke individuen hebben daarin wel een bepalende rol gespeeld, zoals wetgevende en religieuze genieën: b.v. Hammoerabi, Mozes, Soloon, Lao Tse, Boeddha, Confutse, de profeten van Israël, Jezus; en verder heiligen, wetgevers, rechters; maar ook dichters, filosofen en priesters droegen hun steentje bij. De filosofie speelt hier een vormgevende rol: zij coördineert, structureert, zorgt voor cohesie en consequentie en voor overdracht, voor communiceerbaarheid. Ze zorgt ook voor het contact met de harde realiteit, met de overige cultuurfactoren, met de kosmos, de fysica en de chemie.

    25-02-2006 om 09:18 geschreven door Ramulus

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    24-02-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Humanitas, tere plant

    5. Humanitas

    Even mijn onmiddellijke inspiratiebronnen vermelden. Een artikel van Hans Achterhuis I DE UTOPIE VAN PETER SLOTERDIJK:' REGELS VOOR HET MENSENPARK' stak de vlam aan de lont. Ik kocht dat boek van P. Sloterdijk. Van het Davidsfonds ontving ik die dagen van Daniel de Smet, & al., De islam is modern.II Deze lectuur wakkerde een oude, walmende wiek op tot uitslaande brand. Aansluitend nam ik weer Martin Heideggers Brief über den HumanismusIII ter hand, en bleef weer haperen aan die enigmatische eerste zin: « Wir bedenken das Wesen des Handeln noch lange nicht entschieden genug. » Daarin schrikt een reeks ingebouwde tegenstellingen en vraagtekens de aandachtige lezer al meteen af. Hij begint aan een tekst en wordt al vanaf de eerste zin op het verkeerde been gezet. Hij heeft niets in handen om die enigmatische eerste zin enigszins te duiden, en dus om verder begrijpend, meedenkend of kritisch te lezen. Uit vorige lectuur van de Brief weet de lezer dat M. Heidegger zich tegen Sartre zal keren, tegen diens bewering dat: « en faisant l'homme se fait ». Maar verder blijven het rinkelende belletjes, waarvan je de klepels slechts vaag kunt vermoeden. Daarover straks misschien meer.

    Hoe staat b.v. het steeds particuliere 'Handeln' tegenover het steeds universele 'Wesen'? Voltrekt elk 'Handeln' zich niet steeds tussen concrete, particuliere, in het Hic et Nunc geïncarneerde zijnden? Dat beweerde al Aristoteles. En is elk 'wezen' niet per definitie universeel? Hoe staat 'bedenken' tegenover 'entschieden'? En dit tegenover handelen? En heeft humaniteit niet steeds met particuliere dingen of mensen te maken? En toch ook met particulier handelen? Hoe is die relatie tussen particulier en universeel? En wat is een brief? Is dat een natuurproduct? En wat is de zijnsdensiteit van 'humanisme'? Welke zijnsaard heeft dat fenomeen? Of is ook dat een puur artefact? Puur man-made?

    Het Humanum

    In ons dagelijks doen en denken gaan we er te vlotjes vanuit dat humane mensen ons omgeven. We vinden het feit dat mensen humaan zijn en zich humaan gedragen vrij vanzelfsprekend en vrij voor de hand liggend. Humane mensen zijn er, zoals er bomen zijn, zoals er lucht en zon zijn, wind en zee. Probleemloos. Beschikbaar. Steeds uit voorraad leverbaar. Althans, vanuit die opvatting oordelen we, handelen we en leven we.

    Maar de opvatting dat humanitas probleemloos, vanzelfsprekend steeds zo maar uit voorraad leverbaar is, werd me dezer dagen plots ontnomen. Ik ontwaakte uit mijn 'Schlummer '. Het leek wel een ontluistering.

    Humanitas lijkt me ineens geen essentia meer te zijn die naadloos op de existentia van de mens plakt. Humanitas is geen monolithische, statische eigenschap van de mens zoals b.v. zijn soortelijk gewicht.

    Bij de geboorte van een mensenkind komt weliswaar volgens Midas DekkersIV een larf ter wereld, een biologisch wezentje dat alles in zich draagt om, bij gunstige omstandigheden, tot mens, tot een humaan wezentje uit te groeien. Maar dat wonder van de humaniteit kan pas gerealiseerd worden na heel, heel veel samenwerkende en elkaar bekrachtigende inspanningen van de ouders en de hele omringende gemeenschap: « It takes a village to raise a child. » Ervaring echter leert dat deze inspanningen jammerlijk kunnen falen.

    Met elk mensenkind wordt een autonoom en eigenzinnig centrum van initiatief, beslissingen en acties geboren; een Ego, dat zijn bestaan op vele manieren zal affirmeren en daar onmiddellijk alle ruimte voor zal opeisen. Hoor maar hoe een baby zich luidkeels meldt zodra hij zich niet lekker voelt of honger heeft. Zijn doordringend krijsen kan de zenuwen van de ouders tot de uiterste grenzen van hun draagkracht aftasten. Elke baby is een zich assertief affirmerend wezentje. Maar is het ook een menselijk wezen? Neen. Wel een vitaal wezen. Wel een actieve entiteit. Wel een autonoom en zelfbewust centrum van beslissingen en acties. Maar humaan? Neen!

    De humaniteit komt niet via zoölogische processen ter wereld. Zijn humanitas krijgt dat jonge wezentje van buitenaf toegeschoven, aangeboden van elders. Humanitas is nooit het resultaat van een interne, autonome ontwikkeling noch een zelfstandige verovering, maar is een erfenis van de gemeenschap, een aangereikt patrimonium.

    Humanitas is geen essentia bij de existentia van de mens.

    Humanitas kan enkel een erg bros en dun laagje vernis zijn, voor iedereen afzonderlijk en voor allen samen. Wie er zich over beklaagt dat de menselijkheid van een volk of cultuur maar een bedrieglijk laagje vernis was of is, die weet niet wat humaniteit is. Humanitas plakt niet naadloos als essentia op de menselijke existentia. Het is iedere dag opnieuw het moeizame resultaat van de zorg van ieder en van allen samen.

    Je plukt Humanitas niet van een boom of struik. Ze priemt niet nijdig als 'onweerstaanbaar gras' (Tomas Tranströmer) tussen muur en tegel. Ze vloeit ons niet aan via zefier noch föhn. Geen hele vluchten zwaluwen noch reeksen ganzen-V's kondigen haar komst aan. Geen visser strikt haar in zijn netten en vist haar op uit de zee. In de donkerste en diepste mijnen hakken kompels haar niet vrij uit de tektonische druk van de aardlagen; geen zeef spoelt haar als goudkorrels uit slijk en rivierwater. Humanitas komt niet uit de diepte van de woestijn aangeschommeld op de bulten van een karavaan kamelen als een specerij. De hemelen dauwen haar niet als zachte groene regen (Roemi) op ons neer. Humanitas is geen aangeboren wezenseigenschap.

    Humanitas is man-made. Menselijkheid is mensenwerk. Uitsluitend als mensenwerk verkrijgbaar. Is dus een uiterst kwetsbaar en teer kasplantje dat liefdevol vertroeteld moet worden. Ze wordt elk mensenkind door zijn omgeving geschonken, toegeschoven in voorbeelden, in reflecties, in goed- en afkeuringen, in emotionele reacties, in houdingen, in blikken, in gedichten, in verhalen, in roddels, in jeugdboeken en schoolboeken, in kranten of weekbladen, in glossy's, in romans, toneel, opera's, soaps, films, in massamanifestaties en besprekingen ervan. In verkiezingprograms en -toespraken, in feesten en vieringen. In geschenken en wensen. In overgangsriten, in rituelen, in gebruiken en folklore, in taal en woordenschat.

    Humanitas staat op je te wachten op de rekken van bibliotheken, hangt te kijk in onze musea of staat in reserve opgeborgen in de kelders. Humanitas wordt aangeleerd in gezinnen en buurten, in duivenclubs en tijdens koffiekletsen, in besturen en comités, ligt voorgetekend in statuten, regels en tradities, blijkt uit verslagen en verzamelingen van souvenirs. Ouders, ooms en tantes, dichters, mystici, filosofen en theologen, priesters, professoren, opvoeders, leraren, rechters en politieagenten verkondigen, verspreiden en handhaven de Humanitas.

    Humanitas is alleen veilig in de deugden, vooral in de 'kleine' deugden van barmhartigheid, van mildheid, van ootmoed, in daden van vergevingsgezindheid, in een houding van tederheid, in de attitude van genegenheid en in gunnende liefde. Dit zijn deugden die je wegleiden van de rigide weg van de onbuigzame rechtlijnigheid. Afwijkende deugden. Fronesis of verstandigheid gaat in tegen de universaliteit ook al bij Aristoteles.

    Humanitas voelt zich nooit thuis in onverzoenlijke gestrengheid.

    Ongeborenen, vluchtelingen, gehandicapten, zieken, daklozen, dementen en terminalen testen voortdurend de veerkracht en vitaliteit van onze menselijkheid. Ze wordt, hopelijk, gecultiveerd in ziekenhuizen, rusthuizen, opvangcentra en gestichten allerhande.
    (Wordt vervolgd.)

    24-02-2006 om 09:17 geschreven door Ramulus

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    23-02-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De mens vertolkt het Zijn.

    4.

    De mens vertolkt het Zijn.

    De mens, hij is nooit voldaan. Nooit tevreden met zichzelf. Nooit bevredigd door of voldaan met de dingen rondom hem: hij blijft steeds lijdend aan een fundamenteel manco aan Zijn. Hij verkeert in de onmogelijkheid dit manco aan Zijn definitief aan te vullen. Is dit manco een vloek of een zegen? Is dit manco geen 'Felix culpa'? Geen fortuinlijk deficit? Want ontspringt daaruit niet onze vrijheid? Gaapt daar niet de ruimte voor onze verantwoordelijkheid om onszelf te maken tot een zinvol wezen. We zijn zeker onvolledig, maar dat is totaal buiten onze verantwoordelijkheid. We zijn in het bestaan geworpen, dat wel. Maar dat geworpen-zijn maakt ons vrij. Dat maakt dat we niet vast gemuurd zitten in het Zijn. Dat we verantwoordelijk zijn voor onze eigen, vrij te kiezen zijnsaanvullingen. En dat we dus verantwoordelijk zijn voor de gestalte van het eigen Ego.

    Toch blijft de vraag: waarom ligt de mens dan zo breed uitgesmeerd over de dingen van de wereld? Is dat een voordeel alleen voor onszelf? Of is het ook een voordeel voor de wereld, voor de dingen van de wereld, voor het Zijn zelf? Of voor beide samen? Ik denk dat beide samen er hun voordeel uit kunnen puren. Waarom ligt het Zijn van de mens zo ostentatief breed uitgesmeerd over de dingen? M. Merleau-Ponty heeft ooit iets geschreven dat me elke dag begeleidt:

    "De mens vertolkt wat in het Zijn op hem wacht om gezegd te worden."

    We zagen al dat de mens leeft als een bedelaar, als een nooddruftige, met behoefte aan lucht in de longen, en kosmisch zonnelicht in de ogen, bedelend om de liefde en nabijheid van zijn geliefden, om vriendschap van gelijkgestemden, verlangend naar gerechtigheid, naar vergeving en vrijheid en mentale rust.

    Maar door de mens, met de mens, in de mens komen de elementen en de dingen van de wereld tot hun recht, tot hun zin, tot hun eer, tot hun voltooiing, tot hun volle wasdom, tot openbarende verbanden en interacties.

    Mensen openbaren en verheerlijken de elementen b.v. in het genot van een glas wijn, in de bekoorlijkheid die uitgaat van een mooie vrouw, maar ook in de aanwending van de materialen. Kijk maar hoeveel materialen tot hun eer, tot hun eigenheid, tot zinvol verband en tot vruchtbare interacties komen in de bouw van een huis, in de fabricatie van een tv-toestel, in de constructie van een vliegtuig of een scantoestel. Stap een warenhuis binnen en sta in bewondering voor de brede waaier van materialen die ons daar in duizenden vormen overvloedig ter beschikking staat. Bekijk een muziekinstrument: hoe een vioolkast de specifieke structuur en mogelijkheden van verschillende houtsoorten coördineert en tot hun volle ontplooiing laat opbloeien. Bedenk dan hoe zo'n viool kattendarmen (in feite schapendarmen.) verplicht iets te produceren dat zonder de mens gewoon niet zou bestaan: uit hout, kattendarmen en paardenstaartharen doet zo'n viool Mozart opklinken. Bewonder de statige vlucht van een vliegtuig dat boven je tuin scheert en bedenk hoe de mens daarin materialen en natuurwetten dwingt tot prestaties waartoe geen enkel stoffelijk ding op zichzelf in staat zou zijn. Bekijk het samenspel van planten en kleuren in een park of bloementuin. Bedenk tot welke prestaties wij de elementen tijdens een onderzoek in een ziekenhuis dwingen, of tijdens een tv-uitzending, of bij de verkenning van de interstellaire ruimten. Telkens brengt de mens de elementen en de dingen tot hun voltooiing, openbaart hij hun eigenschappen en beklemtoont hij hun specificiteit en hun sublieme en creatieve interacties. Wij doen de materie spreken en handelen, ver boven haar eigen mogelijkheden als ze aan zichzelf waren overgelaten. We doen de elementen en materialen uitstijgen boven hun eigen Zijn, vaak door een oneigenlijk gebruik ervan. Zoals kinderen gewoonlijk doen met hun speelgoed."De mens vertolkt wat in het Zijn op hem wacht om gezegd te worden."En niet alleen gezegd. Ook doorleefd en beleefd te worden.

    Spreken wij daarom niet te denigrerend over de materie. Want ze is duidelijk meer dan louter materie. En hebben we het niet aan de materie te danken dat deze cliffhangers met zulke vervoering elkaar kunnen liefhebben. Leven we niet in vruchtbare symbiose met een onoverzienbare verscheidenheid aan materialen? Drijft zorg ons niet tot vruchtbare en openbarende en zinonthullende interacties met de kosmos? ·

    23-02-2006 om 10:42 geschreven door Ramulus

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    18-02-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Elk Ego wil diepe, diepe eeuwigheid

    3.

    Elk Ego wil diepe, diepe eeuwigheid.

    Waarom toch moet de mens zo strijden om in het bestaan te blijven? Waarom is ons bestaan zo kwetsbaar? Waarom verzetten we ons zo hardnekkig tegen de dreiging van het Niets en laten we er ons niet veeleer zachtjes in wegglijden? Het kan de rots toch niets schelen dat ze vermalen wordt tot gruis. Materie gaat immers nooit verloren. Atomen kennen geen einde. Maar als de mens sterft, dan gaat een IK verloren. Elk Ego wil eeuwigheid, wil als eenmalig IK blijven bestaan. Als weergaloos en zelfstandig centrum van beoordelen, kiezen, beslissen en handelen.

    We willen beslist niet in het Niets verdwijnen, omdat we willen kunnen blijven IK zeggen, omdat we zelf willen beslissen over ons handelen. We willen niet als de planten en de dieren recycleerbaar zijn, doorgeefkanaal in de keten van de elkaar opvolgende generaties. Mensen zijn geen recycleeritems in een kringloopcentrum.

    Geen mens is vervangbaar door enig andere mens. Elke mens is een uniek Ego. Hij of zij krijgt dan ook als een hoge boom onbeschut de volle laag van de koude noordooster. Elk Ego staat uniek en onvervangbaar in de wereld. Want alleen hij of zij kan op de heel eigen manier de kosmos doorleven en beleven. Elk Ego beleeft op een totaal onvervangbare wijze de hele kosmos, in alle dimensies van tijd of ruimte. Zo krijgt die hele kosmos in elk Ego een heel unieke betekenis, een onvervangbare doorleving. Niemand kan de kosmosbeleving van een Ego overdoen, vervangen of wissen. Elk Ego is op zijn unieke manier de uitstraling, de epifanie van de Exuberante. De unieke epifanie. Niet een exemplaar uit een overbevolkte en uitpuilende soort.

    Daaruit volgt een duizelingwekkende verantwoordelijkheid voor elk Ego. Een verantwoordelijkheid die vereenzaamt. Maar dat intensiveert de taak van de zorg om te overleven: je moet de epifanie zolang mogelijk rekken, doen duren, zoals je een ruiker amaryllissen van iemand die je erg lief is lang fris wil houden. Uniek zijn ver-een-zaamt het Ego, maar zondert het niet af. Het verbindt het Ego met de hele kosmos. Zei reeds Thomas niet Aristoteles na: anima quodammodo omnia. En dat mag men niet interpreteren als of bij de ziel een kosmos wordt gevoegd, maar dat een kosmos met een ziel wordt begenadigd. Een ziel waarin de verdeeldheid van kosmos tot eenheid gebracht wordt, tot de simplicitas van een beleving wordt verstrengeld.

    Het volstaat even een paar bladzijden over het metabolisme van de cel te lezen om je te overtuigen van de fundamentele 'aardsheid' van de mens, van de brutale, grove en onvermurwbare wijze waarop het menselijke leven met de kosmische elementen verweven en verbonden is. We bestaan uit een grote verscheidenheid van elementen, zoals de zeven essentiële aminozuren, in infinitesimale hoeveelheden, in nauwkeurig uitgebalanceerde combinaties, in allerlei structuren. De gevolgen van drugsgebruik bewijzen de vernietigende greep die de elementen op ons kunnen hebben. In de kasten van onze apotheken staan de levensreddende elementen alfabetisch en in minimale porties gebruiksklaar gerangschikt. In elke apotheek staat de hele mens verkruimeld en verpakt in doosjes, zakjes, flesjes, capsules, tabletten, ampullen, netjes onder streepjescodes gecatalogeerd....

    Maar al lezend word je ook meteen overtuigd van de subtiele wijze waarop dat gebonden-zijn aan de aardse elementen zich in eigenzinnige concrete levensprocessen van elk Ego uit. Zo geniet iedereen op zijn eigen unieke wijze van zijn bestaan op deze Aarde en zijn omgaan met de dingen.

    Vraag: wie regelde die processen, waarin een menigte aan elementen in schier infinitesimale hoeveelheden volgens ijzeren wetten elkaar in een homeostatisch evenwicht houden, elkaar aanvullend, oproepend, begrenzend, aanwakkerend en versterkend of afremmend? Wie stelde de parameters vast van de eigen interne homeostase van dit Ego? Dat deed niet de verscheidenheid van de elementen. Ook niet de delicate constructies van de zeven essentiële aminozuren spelen een sturende hoofdrol in die processen: ze zijn slechts figuranten in het subtiele spel van evenwicht, van aanvulling, oproep, barrière, versterking of afremming die het een eenmalige persoon mogelijk maken bewust en genietend in de wereld te staan. Het Ego zelf beheert die parameters.

    18-02-2006 om 09:39 geschreven door Ramulus

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (2 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    17-02-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Cultuur of camouflage?

    2.

    Cultuur of camouflage?

    Met die zorg om te overleven gebeurt nu iets speciaals. Zo'n zorgelijk bestaan is geen feest. Die onophoudelijke zorg om de dreiging van het Niets af te houden gaat scherm spelen tussen ons bedreigd bestaan en onszelf. Daarom toveren we de zorg om te overleven om tot een spel, tot een bezigheid die haar doel in zichzelf draagt. Velen gaan totaal verblind op in die zorg om te overleven. Ze storten zich hals over kop in de zorg om het gapende gat van de dreiging van het Niets dicht te pleisteren met bezig zijn om bezig te zijn. Ze proberen die dreiging zelf onzichtbaar te maken en achter het bloemetjesbehang te plakken.

    Dat noemen we dan heel mooi en duur: cultuur.

    De zorg camoufleert de bedreiging van het Niets achter een sussend, verdovend en verlokkelijk scherm van schijnbaar vaste waarden. Zo maken we van het voedsel dat ons in leven moet houden Bocuse-banketten, opgeluisterd door de aandacht voor en gekeuvel over exotische namen en ingewikkelde recepten en door spitsvondigheden en vitterijen over de frivoliteiten van de etiquette. Tot welke verblinding en blikvernauwing b.v. leiden de discussies over de juiste plaatsing van het bestek. Van onze noodzakelijke beschutting tegen de klimaatexcessen maken we architectuur, met bouwvergunningen en schoonheidscommissies. Met de kleding die onze naaktheid moet bedekken paraderen de Claudia Schiffers heupwiegend over de catwalk. De klanken die ons en de anderen waarschuwen voor gevaar en die ons helpen om samen voedsel op het spoor te komen, toveren we om tot symfonieën of literatuur. De moeder die haar baby de borst geeft, rukt het zo weg van de ondergang en schenkt het zo een toekomst, maar het wordt tevens een erotisch gebeuren tussen moeder en kind. En door na te denken over de Grijns van het Niets opent Martin Heidegger voor ons de afgrondelijke diepten van het Seyn en perspectieven op 'der Letzte Gott'.

    De zorg om de zorg camoufleert zo de bron van de zorg. Cultuur negeert de Grijns en spiegelt ons bestendigheid voor.

    Zo vlucht de mens weg van zichzelf en van zijn wankel bestaan. Zo maakt de mens zijn bestaan tot een 'daar-bestaan', tot een 'Da-sein', tot een ex-istentie. Tot een bestaan dat uitgesmeerd ligt over de vele dingen van deze wereld. Martin Heidegger spreekt dan ook van 'Aus-stand'. De mens is nooit 'hier' of 'nu', want hij is steeds in verwachting, steeds een nog-net-niet, steeds in wording, steeds onderweg. De mens loopt steeds achter zichzelf aan en draaft tevens steeds voor zich uit; hij verkeert steeds elders, in verleden en toekomst. Hij is zelf het perpetuum mobile, steeds onderweg naar zichzelf via de dingen van de wereld."Soi-même comme un autre", P. Ricoeur.

    Omdat de mens steeds wankelt op de scherpe snede tussen Zijn en Niet-Zijn, moet hij zich steeds in het Zijn be-vest-igen. Daaruit ontspringt de zorg. Uit de opgave te Zijn. Te Zijn hebben. Uit de mogelijkheid te KUNNEN Zijn. Zijn is voor de mens nooit vanzelfsprekend, zoals dat vanzelfsprekend is voor de elementen, voor een stuk basalt of voor water.

    In onze strijd tegen de dreiging van het Niets hebben we nooit iets definitiefs bereikt. Onze strijd is nooit gewonnen. Die strijd om het Zijn kan enkel soms voorlopig beslecht lijken of hoogstens even uitgesteld. Soms rust de boog met de pees op de Aarde, teken van het zoveelste Eeuwige Verbond. We tekenen wel eeuwigdurende wapenstilstanden. Maar komen we ooit tot een definitief staakt-het-vuren? Hoezeer we dat ook verlangen, de Grijns van het Niets doemt steeds weer op achter elke hoek. We blijven steeds in gevaar, steeds bedreigd. Elke windstoot kan ons kaartenhuis op elk moment in de war doen dwarrelen.

    Cultuur helpt soms om ons te doen geloven dat we de strijd definitief gewonnen hebben. In feite leven we steeds boven onze stand. In zelfverblinding, in zelfberoezing. In de realiteit spartelen we steeds als cliffhangers boven de aanzuigende afgrond van het Niets.

     

    17-02-2006 om 21:39 geschreven door Ramulus

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)


    Archief per week
  • 23/07-29/07 2007
  • 30/04-06/05 2007
  • 02/04-08/04 2007
  • 05/02-11/02 2007
  • 29/01-04/02 2007
  • 18/12-24/12 2006
  • 06/11-12/11 2006
  • 02/10-08/10 2006
  • 04/09-10/09 2006
  • 07/08-13/08 2006
  • 31/07-06/08 2006
  • 24/07-30/07 2006
  • 10/07-16/07 2006
  • 03/07-09/07 2006
  • 26/06-02/07 2006
  • 19/06-25/06 2006
  • 12/06-18/06 2006
  • 05/06-11/06 2006
  • 29/05-04/06 2006
  • 22/05-28/05 2006
  • 15/05-21/05 2006
  • 08/05-14/05 2006
  • 01/05-07/05 2006
  • 24/04-30/04 2006
  • 17/04-23/04 2006
  • 10/04-16/04 2006
  • 03/04-09/04 2006
  • 27/03-02/04 2006
  • 20/03-26/03 2006
  • 13/03-19/03 2006
  • 06/03-12/03 2006
  • 27/02-05/03 2006
  • 20/02-26/02 2006
  • 13/02-19/02 2006
  • 06/02-12/02 2006
  • 30/01-05/02 2006

    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Gastenboek
  • Heidegger

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Blog als favoriet !


    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!