Het eiland Noirmoutier is ons volgend doel, je kan er
komen via een hoge brug of over de Passage du Gois, een weg die slechts te
berijden valt bij laag water.
Wanneer we er aan komen is het gelukkig laag
water en we kunnen er over. Onderweg staan talloze autos geparkeerd op het
zand terwijl deinzittenden naar mosselen
of andere schelpdieren zoeken. Bij de stad Noirmoutier en Ile nemen we een
plaats in op het grote camperterrein.
Het stadje is gebouwd rondom een groot
kasteel en in de kronkelende straatjes wemelt het van de toeristen.
Iets buiten
het centrum vinden we typische straatjes met wit gekalkte huizen en blauwe
blinden.
Zondag makenwe een mooie
rondrit met de fiets langs de zoutpannen en de strandplaatsen.
In het
vissersstadje LHerbaudière pauzeren we bij een lekkere koffie. Het is rustig
fietsen langs landelijke wegen en goed bewegwijzerde fietspaden.
Maandag 1 augustus
Anke en Jeroen met de kinderen zijn op verlof in een
vakantiedorp bij Saint Hilaire de Riez en die gaan we opzoeken.
Het is een fijn
weerzien en samen brengen we enkele uren door aan het mooie en grote strand.
Bij een gezellig avondmaal wordt er bijgepraat en is de dag om vooraleer we er
erg in hebben.
Rond het middaguur komen we aan in Angers, dicht bij het
centrum aan de boorden van de Maine is er een reusachtig parkeerterrein waar we
kunnen blijven slapen.
Na het middageten trekken we over dePont de Verdun, de oudste brug van de stad,
naar het centrum.
Van ver kunnen we de torens van de St. Maurice kerk zien en
via een brede trap beklimmen wij de hoogte waarop de kerk staat. Eén van de
hoogtepunten, letterlijk, van de stad is het kasteel van Angers.
Reeds van in
de 11de eeuw werd hier een versterking gebouwd als bescherming tegen
de Noormannen. De Plantagenets bouwen het in de 13de eeuw verder uit
en in de volgende eeuwen wordt het onder de hertogen van Anjou uitgebreid
verfraaid. Aan de buitenkant van het kasteel vallen vooral de massieve torens
en vestingmuren op. Het kasteel herbergt ook het wandtapijt van de Apocalyps
dat een lengteheeft van 100 meter met
een hoogte van 4,5 meter. Het werd door Lodewijk I besteld in 1375. Ondanks de
schade opgelopen in de daarop volgende eeuwen is het nog zeer goed bewaard
gebleven. Van op de muren van het kasteel hebben we een prachtig uitzicht op de
Maine en de stad. Bij het plaatselijk toeristenkantoor hebben we een
stadswandeling bekomen waar we reeds een deel van gezien hebben, het gedeelte
aan de andere zijde van de stroom is voor morgen. Gezien we aan de waterkant
zitten haal ik s avonds nog een hengel uit en kan een mooie voorn uit het
water halen.
Donderdag 28 juli
Na het ontbijt vertrekken we voor de stadswandeling en
genieten van de sfeer in de ouderwetse straten met mooie gebouwen. Het is
ondertussen echt beginnen te zomeren en het is aangenaam wandelen. Na de middag
vertrekken we naar Saint Philbert de Grand Lieu, een stadje met als voornaamste
bezienswaardigheid de restanten van een enorm klooster gesticht door St.
Philbert.
Onze slaapplaats is bij een meer en kan er wat vissen maar de vangst
valt tegen. We blijven er twee nachten slapen, het weer is mooi en zonnig en
aan de waterkant is het goed zitten.
De zon schijnt maar de wind blijft koud, ik ga nog wat
vissen maar buiten enkele kleine visjes met weinig succes. In de namiddag
rijden we verder naar La Flèche een stadje aan de rivier de Loir. We vinden een
plaats aan het water maar om te vissen ongeschikt. Het is er erg mooi aan de
rivier en we genieten van een wandeling door de stad die er welvarend uitziet.
Er is ook een nationale militaire school in de stad de Prytanée, die we kunnen
bezoeken.
De gebouwen waren door de Jezuïeten gesticht als college. Na hun
vertrek kwam de school in handen van de overheid.
De kerk is prachtig ingericht
met veel lichtinval en bezit een prachtig orgel. De franse tuin is mooi met
bloemen aangelegd maar het lijkt wel of de hoveniers met verlof zijn want er
staat veel onkruid tussen de bloemen.
We staan wel erg mooi aan de stroom maar wel langs een
drukke verkeersader daarom besluiten we een andere slaapplaats te zoeken.
Volgens onze campergids is er een plaats niet te ver hier vandaan bij een meer.
We voeren de coördinaten in en laten de GPS het werk doen. Bij het opgegeven
punt zitten midden in een bos een 12 km uit de richting. We voeren het adres is
en komen tenslotte aan bij een goed verzorgde en rustige camperplaats in Le
Guédéniau.
Maandag 25 juli
Na het ontbijt zetten wekoers naar Montreuil-Bellay een oud stadje met een prachtig kasteel in
de Loire vallei.
Het kasteel gaat terug tot in de 11de eeuw en is in
de loop van de jaren verbouwd en vergroot. Naast het kasteel staat en
collegiale kerk die van ver te zien is. We volgen een geleid bezoek door het
kasteel en de van de gids komen we heel wat merkwaardigheden te horen over het
kasteel en zijn geschiedenis. De huidige bewoners die het schitterend
gerestaureerd hebben stammen nog af van de originele bewoners, zodat er al vele
generaties de zelfde familie in woont.
We hebben onze intrek genomen op de plaatselijke camping
vlak naast de rivier Le Thouet. Na het bezoek aan het kasteel zet ik mij aan de
waterkant met mijn hengel en kan toch enkele mooie vissen landen.
Dinsdag 26 juli
Het weer is zachter geworden en ik wil hier toch nogmaals
mijn vissersgeluk beproeven. Na een korte wandeling door het stadje en een
bezoek aan de wekelijkse markt, met een twaalftal kramen, terug naar de
camping.
Van vissen aan de haak slaan komt, buiten een klein
visje, niets in huis maar het was het proberen waard.Al met al een rustige dag op de camping.
Voor we verder rijden lopen we nog even over de markt in
Verneuil om fruit en groenten te kopen. De zon komt af en toe door het
wolkendek maar de wind blijft fris.
In onze gids zien we dat er in Suze sur
Sarthe een camperplaats is aan de rivier, dus daar zetten we koers naar.Doorheen het golvend landschap van Normandië
gaat de weg op en neer langs, weilanden en korenvelden. In Suze vinden we een
prachtige plaats aan de rand van de rivier. Het duurt dan ook niet lang voor ik
begin te vissen. Veel wordt er niet gevangen buiten een mooie voorn. In het
stadje zelf valt niet veel te beleven. Het blijft winderig, koud en bewolkt.
Zondag 24 juli
De zon schijnt maar de wind blijft koud, ik ga nog wat
vissen maar buiten enkele kleine visjes met weinig succes. In de namiddag
rijden we verder naar La Flèche een stadje aan de rivier de Loir.
We vinden een
plaats aan het water maar om te vissen ongeschikt. Het is er erg mooi aan de
rivier en we genieten van een wandeling door de stad die er welvarend uitziet.
Er is ook een nationale militaire school in de stad de Prytanée, die we kunnen
bezoeken.
De gebouwen waren door de Jezuïeten gesticht als college. Na hun
vertrek kwam de school in handen van de overheid. De kerk is prachtig ingericht
met veel lichtinval en bezit een prachtig orgel.
De franse tuin is mooi met
bloemen aangelegd maar het lijkt wel of de hoveniers met verlof zijn want er
staat veel onkruid tussen de bloemen.
We staan wel erg mooi aan de stroom maar wel langs een
drukke verkeersader daarom besluiten we een andere slaapplaats te zoeken.
Volgens onze campergids is er een plaats niet te ver hier vandaan bij een meer.
We voeren de coördinaten in en laten de GPS het werk doen. Bij het opgegeven
punt zitten midden in een bos een 12 km uit de richting. We voeren het adres is
en komen tenslotte aan bij een goed verzorgde en rustige camperplaats in Le
Guédéniau.
Maandag 25 juli
Na het ontbijt zetten wekoers naar Montreuil-Bellay een oud stadje met een prachtig kasteel in
de Loire vallei.
Het kasteel gaat terug tot in de 11de eeuw en is in
de loop van de jaren verbouwd en vergroot. Naast het kasteel staat en
collegiale kerk die van ver te zien is.
We volgen een geleid bezoek door het
kasteel en de van de gids komen we heel wat merkwaardigheden te horen over het
kasteel en zijn geschiedenis. De huidige bewoners die het schitterend
gerestaureerd hebben stammen nog af van de originele bewoners, zodat er al vele
generaties de zelfde familie in woont.
We hebben onze intrek genomen op de plaatselijke camping
vlak naast de rivier Le Thouet. Na het bezoek aan het kasteel zet ik mij aan de
waterkant met mijn hengel en kan toch enkele mooie vissen landen.
Dinsdag 26 juli
Het weer is zachter geworden en ik wil hier toch nogmaals
mijn vissersgeluk beproeven. Na een korte wandeling door het stadje en een
bezoek aan de wekelijkse markt, met een twaalftal kramen, terug naar de
camping.
Van vissen aan de haak slaan komt, buiten een klein visje,
niets in huis maar het was het proberen waard. Al met al een rustige dag op de camping.
Zaterdag zijn we vertrokken naar Frankrijk, we beginnen
met een inspectieroute voor de campergidsvan Facile Media in het noordwesten van Frankrijk. Een groot gedeelte
loopt doorheen Frans Vlaanderen ook in deze streek herinneren vele militaire
begraafplaatsen aan de Eerste Wereldoorlog. Het weer is koud en het regent
veel. We bezoeken verschillende camperplaatsen en zijn vandaag aangekomen in
Calais. Af en toe komt de zon er even door maar de hevige wind maakt het niet
aangenaam. Aan de havenmonding zien we de ferrys aankomen en vertrekken en
ondanks het gure weer is het er vrij druk.
Dinsdag 19 juli
We ontwaken onder een blauwe hemel en de wind is gaan
liggen, eindelijk zomerweer. Na een korte wandeling door de stad zetten we onze
route verder langs de kust. In de namiddag komen we bij een camperplaats in
Equihen Plage, die schitterend gelegen is aan de kust op een klif vanwaar we
een prachtig uitzicht hebben over de zee.
De zon schijnt nog steeds volop en
eindelijk kunnen we onze stoelen buiten zetten om te genieten van het mooie
weer tot
s avonds laat.
Woensdag 20 juli
Het mooie weer is verdwenen, het regent en het is koud.
We zetten onze tocht verder met de ruitenwissers op volle kracht. Le Crotoy is
de laatste plaats die we moeten bezoeken. Het is een grote camperplaats waar
wel 100 campers kunnen staan en we zullen er de nacht doorbrengen. We maken nog
een wandeling rond de haven en door het stadje vooraleer we ons bed opzoeken.
Donderdag 21 juli
De morgen is droog en het is iets warmer geworden. We
rijden naar Saint Valerie sur Somme, een oud havenstadje waar we reeds eerder
waren. Met de camper moeten we boven het stadje parkeren en nemen de fiets om
er heen te rijden. Naar beneden gaat vlot en we moeten zelfs goed in de remmen
hangen om niet te snel te gaan, terug is andere koek en een gedeelte moeten we
te voet afleggen. In het stadje is het gezellig druk, bij de haven vertrekt een
toeristische stoomtrein voor een rit doorheen de streek.
Bij het plaatselijk
toeristenkantoor verzamelen we nog wat informatie over de streek. Ik zoek ook een winkel waar ik een
visvergunning kan kopen. Die is daar echter niet te bekomen en we moeten naar
Abbeville rijden. Daar kan ik aan de nodige vergunning komen en we rijden
meteen naar een mooi plekje bij het kanaal om te kunnen vissen. Het vissen is
geen succes maar het was er leuk zitten. We rijden naar Cayeux sur Mer waar we
volgens onze informatiefolders mooi zouden kunnen fietsen.
Vrijdag 22 juli
Wanneer we opstaan is de lucht erg donker en er staat
weer een stevige koude wind. We laten onze fietsplannen varen en zoeken het
kasteel van Rambures op dat toch al wat zuidelijker gelegen is.
Wanneer we er
aan komen merken we dat we er al eens geweest waren maar omdat het toen
gesloten was konden we het niet bezoeken. We volgen nu een rondleiding door het
goed bewaarde gebouw dat in de 15de eeuw gebouwd werd. Tot 1930 werd
het nog bewoond door de eigenaars waarna het kwam te vervallen. De huidige
erfgenamen hebben sinds een tiental jaren sterk gerestaureerd en wonen nu in de
bijgebouwen waar er meer comfort is dan in het kasteel zelf. Rond het kasteel
ligt een prachtige tuin met zeer oude bomen waaronder een sequoia van 224 jaar
oud.De zon is inmiddels goed
doorgebroken en we rijden verder zuidelijker naar Verneuil sur Avre.
Een oud
stadje met veel prachtige oude gebouwen en een grote kerk met een
imponerende toren. Niet ver van het centrum vinden we een rustige parking waar
we de nacht zullen doorbrengen. Na het eten wandelen we door het stadje en
genieten van de sfeer en de mooie gebouwen en pleinen.
Hierbij nog het verslag van zondag 12 juni dat ik over het hoofd gezien had.
Zondag 12 juni
Niet ver van het Crazy Horse monument is er
nog een bekender beeldhouwwerk in de Black Hills van Dakota, namelijk Mount
Rushmore. Het is een nationaal monument en vrij toegankelijk, alleen de parking
moet betaald worden $11. De toegang tot het uitzicht platform is zeer mooi
aangelegd met granieten voetpaden en trappen, dit materiaal is natuurlijk in
overvloed aanwezig. Van ver kan men reeds de koppen van vier presidenten van de
VS zien. Samen zijn ze wel kleiner dan het hoofd van Crazy Horse.
Het is
niettemin een indrukwekkend werk om zo een getrouw portret op deze schaal uit
de rots te houwen. George Washington werd gekozen omdat hij de vader van de
natie wordt beschouwd, Theodore Roosevelt omdat hij de ondernemingsgeest van de
Amerikanen het sterkst belichaamde, Thomas Jefferson omdat hij de
Onhafhankelijksverklaring opstelde en tenslotte Abraham Lincoln omdat hij de
slavernij afschafte en het land samen hield ondanks de burgeroorlog. We maken
een wandeling langs het pad van de presidenten zodat we de beelden van iets
dichterbij kunnen bekijken. Ondertussen vertelt een Ranger hoe het idee
ontstaan en uitgewerkt is om dit kunstwerk hier te maken, en hoe de keuze
gemaakt werd voor de vier presidenten. Zo krijgen we wat Amerikaanse
geschiedenis te horen, erg interessant. De beeldhouwer Borglum begon aan het
titanenwerk in 1927 met tussenpauzes, waarbij in totaal zes en half jaar
gewerkt werd tot in 1941 waarbij wel 400 mensen aan het werk waren. De
kunstenaar overleed in maart 1941 net voor de finale afwerking. Zijn zoon deed
er nog eens zeven maanden om het volledig af te werken . Het resultaat is
schitterend en blijft een toonbeeld van Amerikaanse ondernemingsgeest en
doorzettingsvermogen. In Custer State park zoeken we een camping op om de nacht
door te brengen.
Ons hotel ligt mijlen buiten de stad Denver,
met een shuttlebusje kunnen we meerijden tot aan het vliegveld van Denver en
vandaar kunnen we een bus nemen naar het stadscentrum.
16th Street is een
wandelpromenade dwars door het centrum van de stad waar het aangenaam kuieren is.
Bomenrijen zorgen voor groen en parkgevoel, op verschillende plaatsen staan er
pianos waar iedereen kan op spelen.
De straat is afgezoomd met winkels, eet-
en drankgelegenheden met leuke terrasjes.
Aan het einde van de straat kom je
bij het Capitool terecht, want Denver is de hoofdstadvan Colorado. Op het grote plein voor het
Capitool wordt er net gefeest het is het Pride weekend.
Er lopen duizenden
mensen rond de één al vreemder uitgedost als de ander. Een bonte kleurrijke
menigte die zich erg vermaken.
We lopen terug naar het busstation en nemen de
bus terug naar Denver International Airport vanwaar we morgen vroeg de
terugreis zullen aanvatten.
We nemen vroeg de shuttle om de lagere lus te
doen, het is erg koud en er staat een zure wind met af en toe wat
regendruppels. De chauffeur vertelt ons dat we moeten uitkijken naar een
groepje wapitiherten met prachtige geweien.
In een bocht van de weg zien we ze
inderdaad liggen, rustig aan de kant van de rivier. De chauffeur is zo
vriendelijk om even te stoppen zodat er fotos kunnen gemaakt worden. Bij Fern
Lake trail maken we een flinke wandeling tot dat aan de Pool, af en toe komt de
zon erdoor maar het blijft fris.
In de namiddag gaan we terug voor een andere
wandeling rond de Moraine. Het pad loopt vrij vlak en doordat we een stuk lager
zijn dan de camping is het hier aangenaam warm.
Van ver zien we een kudde
wapitiherten, we hopen ze van dichterbij te kunnen zien.
Wanneer we ze dicht
genaderd zijn zien we dat het een flinke kudde is van meer dan honderd
dieren,allemaal vrouwtjes met vele
jonge dieren. Het is fantastisch om dit van nabij te kunnen gadeslaan, de
herten houden ons wel in de gaten maar blijven rustig grazen. Boven hen zien we ook nog een roodstaart havik
zweven en in de verte zien we een coyote rennen ook nog een kleurig blauw
vogeltje laat zich fotograferen.
Prachtige natuur!!
Na een lange wandeling van een 8-tal km zijn
we terug bij de bushalte en keren voldaan terug naar de camping. Het is er erg
koud en vreselijk aan het waaien, we hebben geluk gehad dat we gisteren de
wandeling aan de bovenzijde gedaan hebben want vandaag heeft het er gesneeuwd.
In de avond pakken we onze koffers, morgen is het afgelopen.
Voor ons zien we weer bergen met op de toppen
de eeuwige sneeuw, de Rocky Mountains van Colorado.
Om tot op onze bestemming
te geraken moet er flink geklommen worden.
De Big Thompson rivier waar het
water wild in bruist wijst ons de weg, we volgen de rivier de berg op doorheen kronkelende
valleien.
In Estes Park dat gelegen is in een zeer brede vallei, lijkt het wel
kermis. Het is één groot vakantieoord waar het erg druk is. Het mooie weer
heeft er veel volk aangetrokken, maar we moeten nog hoger.
Bij de ingang van
het park zien we een kleine kudde wapitiherten met een mooi bok erbij.
We
vinden snel een plaats op de Glacier Basin kampgrond, mooi gelegen met zicht op
de gletsjers. Hier rijdt ook een shuttle busje rond dat de toeristen rondbrengt
om van de uitzichten te genieten en te gaan wandelen.
Het busje brengt ons tot op het uiterste punt
aan de bovenzijde van de lus en we maken een wandeling rondom Bear Lake.
Om de
ronde volledig te maken moeten we flink door de sneeuw ploeteren waarbij
uitschuivers niet ontbreken. Nadien dalen we af naar de Victoria waterval om
daarheen te lopen. Het terrein is echter vrij zwaar en door de ijle lucht, we
zitten tenslotte op een hoogte van 3000 meter, moet ik stoppen en keren we
terug.
Plots staan we oog in oog met een wapitihert dat rustig staat te grazen.
We keren terug met de shuttle naar de camping, het was leuk wandelen in een
aangename temperatuur.
Al rijdend door een groene uitgestrekte prairie verlaten we South
Dakota en komen inNebraska. Meer dan
100 km zien we niets dan de prairie met hier en daar een kudde koeien, want het is prima grasland, en af en
toe zien we in de verte reewild.
Het landschap is vrij eentonig met soms wat
rotsformaties langs de weg. Wat we zien van deze staat is voornamelijk landbouw
en veeteelt. Voorbij de plaats Chadron zitten er weer kolen en olie onder de
grond.
We zien een tiental treinen die wel 2km lang zijn getrokken door 4 of 5 locomotieven
die enorme hoeveelheden kunnen vervoeren. Onderweg zijn er weinig stopplaatsen
en we verlaten Nebraska vrij vlug om terug in Wyoming te komen. Nabij de stad
Cheyenne zoeken we een kampeerplaats en blijven er voor de nacht. Voor we de
camper moeten achterlaten in Denver willen we nog het Rocky Mountain National
Park in Colorado bezoeken, daar gaat het morgen naartoe.
s Morgens vroeg verlaten we de camping
richting Hot Springs de weg loopt kronkelend door de groene golvende prairie
bij het begin van een wandelpad doorheen een groene vallei parkeren we de auto
en volgen we het pad tot aan de grens van het park.
Het is er mooi en rustig
wandelen door de natuur, onderweg zien we een koppel wilde kalkoenen met een
zestal kuikens die rustig doorheen het gras naar voedsel zoeken. Overal zien we
vogels vliegen en horen we hun gezang, iets verderop zien we nog net twee muledeer
in het bos vluchten. De lucht begint te betrekken en we keren maar terug,
wanneer we bij de auto aankomen hebben we toch een zestal kilometer gelopen.
Langsheen
de weg zien we honderden bizons lopen veelmeer dan in het vorige park.
Hot Springs dankt zijn ontstaan aan
verschillende warmwaterbronnen, die een bezoekersstroom op gang hebben
gebracht.
In de stad staan er heel wat gebouwen opgetrokken in rode zandsteen
iets wat in andere stadjes niet gebruikelijk was. De stad is ook een bijzonder
museum rijk, de Mammoth Site. Het museum is opgetrokken rond de vindplaats van
verschillende mammoet skeletten. Op deze plaats moet miljoenen jaren geleden
een verzakking plaats gevonden hebben, die eens met water gevuld een
aantrekkingspunt was voor deze dieren. Wanneer ze afdaalden naar het water of
er in vielen konden ze er niet meer uit en stierven ter plaatse aan ontbering
of ze verdronken. Later geraakte alles bedolven en bedekt met lagen sediment.
Nadien terug opgestuwd tot net onder de oppervlakte. Een aannemer die met zijn
bulldozer aan het werk was ontdekte de eerste gebeenten. In het museum liggen
de meeste skeletten nog zoals ze gevonden werden.
Er wordt nog steeds in de
bodem geschraapt om alles op te graven, kortom een levend museum. In de
bijbehorende tentoonstelling komen we nog heel wat te weten over de mammoets en
staat er ook nog het skelet van een kortsnuitbeer uit die periode, deze beer
had reusachtige afmetingen een was toen heer en meester van de savanne.
Voor
een slaapplaats rijden we naar het Angostura natuurgebied dat aan een zeer
groot stuwmeer ligt. Het is ook weer een camping van het national park, zeer
prachtig gelegen aan de boord van het meer. We krijgen een plaats aan de oever
een zeer mooie en rustige plaats waar we s avond kunnen genieten van een mooie
zonsondergang.
We gaan weer vroeg op pad want in het Custer
State park kunnen we een rondweg van 12 mijl volgen die ons de gelegenheid moet
geven om wilde dieren te zien. Pas op weg krijgen we dicht bij de weg een mooie
ree te zien die ooknog mooi voor ons
poseert.
Verderop zien we buffalos, wilde kalkoen, pronghorns, muledeer en heel
veel prairiehonden. Die prairiehonden leveren grappige zichten op wanneer ze
rechtop zitten en rond zich heen zitten te kijken.
Plots komen we voor een
kudde wilde ezels te staan die de weg in beslag hebben genomen, ze willen haast
niet wijken en duwen met hun snuit tegen te zijspiegels en de ramen, door de
motor even te laten loeien ruimen ze dan toch baan. De rondweg is te vlug ten einde en we verlaten
het park dat naadloos aansluit met het Wind Cave national park. De naam
Wind Cave heeft het park te danken aan een stelsel van ondergrondse grotten,
die ontdekt werden doordat uit een gat in de grond wind blies. De eerste
onderzoekers behielpen zich met kaarslicht en brachten toch reeds heel wat
gangen in kaart. We kunnen kiezen uit drie geleide bezoeken en kiezen voor deze
die door de midden galerij voert.
We volgen de gids die ons dieper de berg in
voert via 450 trappen naar beneden. We hebben al vaker ondergrondse grotten
bezocht en ze zijn allen verschillend. De gangen in deze grot zijn smal en diep
we kunnen dikwijls een heel stuk spleet boven ons zien. Hier en daar zijn er
toch grotere zalen met zeer bijzondere rotsformaties, stalagmieten zijn er niet
want er is zeer weinig water inzijpeling. Wanneer de gids het licht dooft
zitten we in volslagen duisternis, ze steekt een kaars aan en laat ons zien hoe
de eerste ontdekkers de grotten zagen. Er zijn tot heden zo een 200km aan
gangen in kaart gebracht en volgens de gids zou dit slechts een tiende zijn van
het hele stelsel. Gelukkig moeten we die 450 trappen niet omhoog klimmen en
worden we met een lift terug naar boven gebracht. Dichtbij is er een camping
van het national park, die weliswaar weinig service biedt maar echt in het
midden van het groen ligt, erg rustig en mooi.
We hebben Wyoming verlaten en bevinden ons nu
in South Dakota in de Black Hills. Het landschap is bergachtig en groen en
herinnert sterk aan het Zwarte Woud in Duitsland.
In Deadwood City, waar de
gelijknamige Tv-serie haar naam haalde, is het al goktent dat we zien, dat moet
goed opleveren want de stad ziet er welvarend en net uit.
Onderweg zien we een wegwijzer naar een oude
goudmijn Thunder Head waarin zich een waterval bevindt. De weg erheen voert
door een smal en schilderachtig dal aan het einde vinden we de ingang. In 1881
werd begonnen met het boren in de berg, toen nog met de hand en met zwart kruit
als explosief middel.
Na een 200m diep in de berg te boren stieten ze op een
waterader die een einde maakte aan de ontginning. Het water stroom door de
tunnel en aan het einde zien we inderdaad een waterval van een 6-tal meter
hoog.
Ons doel voor de dag was eigenlijk het Crazy
Horse monument in de Black Hills. In 1947 begon de beeldhouw kunstenaar Korcak
Ziolkowski op uitnodiging van het Lakota stamhoofd Standing Bear aan het
ontwerp om uit de rotsen een monument te houwen als gedenkteken aan Crazy
Horse.
In het ontvangstcentrum staat een schaalmodel, uit marmer gehouwen door
de kunstenaar, zodat men kan zien wat het uiteindelijk moet worden. Het is
enorm wat daar uit de berg moet gehouwen worden, het hoofd is reeds afgewerkt
en de ruwe vorm wordt stilaan zichtbaar.
De kunstenaar overleed in 1983 maar
het werk wordt voorgezet door zijn weduwe en kinderen. Het hele project wordt
gefinancierd met privégelden en donaties,er zullen nog vele jaren overheen gaan
vooraleer het af zal zijn. Het is gewoonweg een gigantisch werk en zeer
indrukwekkend. Er hoort ook een fraaie tentoonstelling bij over het leven van
de indianen en het onrecht dat hun werd aangedaan.
Zondag 12 juni
Niet ver van het Crazy Horse monument is er
nog een bekender beeldhouwwerk in de Black Hills van Dakota, namelijk Mount
Rushmore. Het is een nationaal monument en vrij toegankelijk, alleen de parking
moet betaald worden.. De toegang tot het uitzicht platform is zeer mooi
aangelegd met granieten voetpaden en trappen, dit materiaal is natuurlijk in
overvloed aanwezig. Van ver kan men reeds de koppen van vier presidenten van de
VS zien. Samen zijn ze wel kleiner dan het hoofd van Crazy Horse. Het is
niettemin een indrukwekkend werk om zo een getrouw portret op deze schaal uit
de rots te houwen. George Washington werd gekozen omdat hij de vader van de
natie wordt beschouwd, Theodore Roosevelt omdat hij de ondernemingsgeest van de
Amerikanen het sterkst belichaamde, Thomas Jefferson omdat hij de
Onhafhankelijksverklaring opstelde en tenslotte Abraham Lincoln omdat hij de
slavernij afschafte en het land samen hield ondanks de burgeroorlog. We maken
een wandeling langs het pad van de presidenten zodat we de beelden van iets
dichterbij kunnen bekijken. Ondertussen vertelt een Ranger hoe het idee
ontstaan en uitgewerkt is om dit kunstwerk hier te maken, en hoe de keuze
gemaakt werd voor de vier presidenten. Zo krijgen we wat Amerikaanse
geschiedenis te horen, erg interessant. De beeldhouwer Borglum begon aan het
titanenwerk in 1927 met tussenpauzes, waarbij in totaal zes en half jaar
gewerkt werd tot in 1941 waarbij wel 400 mensen aan het werk waren. De
kunstenaar overleed in maart 1941 net voor de finale afwerking. Zijn zoon deed
er nog eens zeven maanden om het volledig af te werken . Het resultaat is
schitterend en blijft een toonbeeld van Amerikaanse ondernemingsgeest en
doorzettingsvermogen. In Custer State park zoeken we een camping op om de nacht
door te brengen.
Bij Buffalo rijden we weer de interstate
snelweg 90 op in oostelijke richting. Het landschap is hier heuvelig en groen,
echt ranchland. We zien dan ook regelmatig koeien in kleine of grotere kuddes.
De ondergrond moet hier rijk zijn aan olie,kolen en gas want overal zien we gaswinning installaties, een open
kolenmijn en vele jaknikkers die olie op pompen. Wild zit er ook want
regelmatig zien we reeën en pronghorn antilopen. We zijn op weg om de Devils
Tower te bezoeken, een bijzondere rotsformatie die hoog boven de vlakte
uitrijst. Voor de indianen is dit nog een heilige plaats die zij de Bear Lodge
noemen.
Vanuit de verte zien we de Tower reeds oprijzen en het landschap
domineren. Hij is als eerste nationaal monument uitgeroepen in 1906 en ligt
midden in een nationaal park. Wanneer we het park binnenrijden zien we een
grote grasvlakte, die de naam verdient van prairiehonden stad.
Overal zitten en
lopen er prairiehonden rond, leuke beestjes om te zien maar op de ranches zijn
ze er niet blij mee. Ze zijn nu een beschermde diersoort en dus moeten ze er
mee leven. Op de parking laten we de auto om een wandeling rond de Tower te
maken zodat we hem van alle kanten kunnen bewonderen.
Het lijkt alsof granieten
zuilen samengebundeld werden om een hoge toren te maken. Het schijnt dan ook
een unicum in de wereld te zijn. De geologen zijn er nog niet echt uit hoe hij
ontstaan is, wij kunnen het alleen bewonderen.
We verlaten Cody om richting Buffalo te rijden
een afstand van 165 mijl.
We rijden een hele tijd door een vrij vlakke streek
waar weinig te zien is, soms in de verte enkele koeien en langs de weg zien we
ook nog pronghorn antilopen.
In de verte zien we weer een bergketen, de Big
Horn, oprijzen en die moet we oversteken.
De weg stijgt via verschillende
haarspeldbochten de hoogte in en we krijgen weer fantastische vergezichten. We
houden halt bij de Shell waterval, waar het bergwater met grote kracht door een
nauwe kloof buldert.
Er vliegen ook verschillende kolibries rond, erg mooie
vogeltjes maar moeilijk op de foto te krijgen. Na flink klimmen bereiken we de
Granite Pass op 9033 voet waar nog flink sneeuw ligt.
Aan de achterkant van de
berg komen we terecht in laag hangende wolken en zitten we in dikke mist.
Beneden is de vlakte die heel groen en
heuvelachtig. In deze streek woonden vroeger de Sioux en andere indianenstammen
die in deze vruchtbare streek hun onderkomen hadden. Ondanks gedane beloften
door de toenmalige overheid werden ze stelselmatig verdreven en het was dan ook
geen wonder dat ze daar tegen in opstand kwamen.
Bij fort Kearny, een
gedeeltelijke reconstructie van het fort van waaruit tegen de indianen
gevochten werd, bekijken we een tentoonstelling over de gebeurtenissen die er
zich toen afspeelden.
Tegen de avond komen we in Buffalo aan en
zoeken een plaats op een camping.
In het Codymuseum is er een schitterende
collectie wapens te zien dus dat kan ik niet missen. Het is een zeer
uitgebreide verzameling van de aller-oudste tot de meest moderne wapens. Ik
kijk mijn ogen uit en ontdek vele wapens waarvan ik al wel gehoord had maar nog
nooit gezien. Voor een wapenliefhebber niet te missen. Anne gaat ondertussen
naar de tentoonstelling over Yellowstone Park en steekt daar ook heel wat
wetenswaardigheden op.
Na de middag doen we boodschappen en maken een wandeling
door de hoofdstraat van Cody, het hotel dat ooit van Buffalo Bill was staat er
nog heel mooi bij.
s Avonds gaan we naar een rodeo kijken, het
is vrij koud op de tribunes maar we waren gewaarschuwd en hebben een warme deken
meegebracht. Het schouwspel begint met een parade van de vlag terwijl het
volkslied gespeeld wordt.
We zien de cowboys terwijl ze in een zo kort
mogelijke tijd een kalf dienen te vangen met de lasso, zo lang mogelijk op een
bokkig paard te zitten terwijl ze zich maar met één hand mogen vasthouden en
tenslotte het rijden op een wild om zich heen springende stier. Het was een
onderhoudende show en leuk om dat eens echt te kunnen meemaken.
Bij het ontwaken stellen we vast dat het flink
sneeuwt er ligt al een verse sneeuwlaag van 5 à 6cm. We willen niet wachten tot
we werkelijk ingesneeuwd geraken en verlaten prompt en voorzichtig de camping
om lager gelegen gebied op te zoeken. Om in dit weer in het park rond te rijden
vinden we geen optie en verlaten met tegenzin Yellowstone Park.
De weg naar de
oostelijke ingang is gelukkig open en we rijden voorzichtig daar heen over hoge
passen waar het nog steeds sneeuwt. Wanneer we lager komen veranderd de sneeuw
in regen en blijft het dicht bewolkt. Het landschap is nog steeds boeiend maar
door de grijze wolken mat en grijs.
In het dal van de Shoshonerivier houdt de
regen stilaan op en begint het landschap terug wat kleur te krijgen. De weg
loopt langs het Shoshonemeer dat een stuwmeer is gevormd door de Buffalo Billdam.
We kunnen over de dam lopen en kijken een duizelingwekkende diepte in waar het
water van de elektriciteitscentrale met enorme kracht naar buiten spuit. In de
smalle kloof waait er een zeer harde wind en is het moeilijk op de been te
blijven. We rijden verder naar Cody, de stad genaamd naar Will Cody,bekend van de Wild Westshows als Buffalo Bill.
In het Will Codymuseum zijn er verschillende tentoonstellingen en we bezoeken
alvast deze over de oorspronkelijke bewoners van dit land, het volk van de
Plains. Het is een zeer mooi opgestelde en leerrijke tentoonstelling over de
cultuur van deze mensen met vele prachtige en originele kledingstukken en
kunstvoorwerpen. De andere tentoonstellingen laten we voor morgen en
installeren ons op de Ponderosa camping.
Kort nadat we Grand Tetonpark verlaten komen
we bij de oostelijke ingang van het Yellowstonepark. De weg blijft stijgen en
vrij vlug zitten we in een sneeuwlandschap. Vorige week was deze weg nog
gesloten door hevige sneeuwstormen.
De sneeuw ligt metershoog langs de weg en
levert toch mooie beelden met een azuurblauwe lucht als achtergrond.
Wanneer we
een sliert autos zien staan langs de weg kunnen we verwachten dat er wat te
zien valt. Het is een zwarte beer met zijn jong, zwarte beren komen in
verschillende kleuren voor en deze was bruin. Een heel mooi ogenblik om dat te
kunnen gadeslaan. We hebben plaats gereserveerd op de camping van Canyon
campgroud, het is echter nog vroeg en we rijden dan maar meteen naar het geiserbekken
met Old Faithfull. Deze geiser spuit op regelmatige tijdstippen en is wel de
bekendste van allemaal. In dit dal in de reusachtige krater is geen sneeuw te
bekennen en de zon brandt terwijl we zitten te wachten op het spuiten van de geiser.
Ons geduld wordt beloond en hij begint te spuiten een forse kolom heet water
spuit hoog de lucht in, indrukwekkend. We hadden verwacht dat de kolom toch
hoger zou zijn maar geen twee erupties zijn gelijk naar we horen. Op de parking
nemen we onze lunch om nadien een rondgang te maken door het bekken.
Bij het
binnen komen van het onthaalcentrum botsen we op de ouders van Peter, Truus en
Frans. We hadden wel afgesproken om elkaar te ontmoeten om 6 uur in het
inlichtingscentrum van Canyon Village, maar het was toch wel een toeval hen nu
al te ontmoeten. Samen genieten we nog van de volgende uitbarsting van Old
Faithfull waarna we afscheid nemen tot s avonds. Over een plankieren wandelpad
lopen we doorheen het bekken en bekijken die fascinerende natuurverschijnselen,
prachtig gekleurde heetwater bassins, pruttelende modderpoelen en rokende
kleine kraters. Een wonderlijk schouwspel.
Tenslotte begeven we ons naar de
camping, terug de sneeuwwereld in en krijgen een plaats toegewezen tussen
metershoge sneeuw. We rijden terug naar Canyon Village voor onze afspraak en
worden door Peter getrakteerd op een lekker maal samen met zijn ouders het
wordt een zeer gezellige avond en vooraleer het donker wordt moeten we afscheid
nemen want ik wil wel met nog wat daglicht parkeren in ons sneeuwhok.
Vandaag staan we extra vroeg op om in de
vroege ochtenduren wat wild te kunnen zien. Om 6 uur gaan we op pad en volgen
de rondweg doorheen het park.
Al vlug worden we beloond voor het vroeg opstaan
en zien we een kudde muledeer (groot hert), kort daarna zien we er twee voor
ons de weg oversteken.
Bij een stroompje ontmoeten we verschillende bevers,
wanneer we de stroom oversteken komt ons ook nog een bever tegemoet.
Ook merken we er twee voor ons onbekende grote vogels op, het lijken een soort
kraanvogels.
Van op een uitzichtpunt nabij Signal Mountain hebben we een
schitterende blik op het Jacksonmeer waarin de bergen van de Grand Tetonketen
zich weerspiegelen. Door het vroege zonlicht komen de kleuren zeer intens over.
Even verder maken we een stevige wandeling naar Beaver Creek. Hoewelde
wandeling vrij vlak is gaat het toch geleidelijk de hoogte in en moeten we soms
door flinke plekken sneeuw ploeteren. Het is er zeer rustig en we zien voortdurend
grondeekhoorns en chipmunks, maar die zijn zo snel dat we er geen op de foto
krijgen.
De Snakerivier in het midden van het dal is
flink gezwollen en er staat en sterke stroming. Om die vroeger over te steken
baatte een zekere Menor er een handelspost en een veerdienst uit. Het veer ligt
op het droge maar de kabel om hem heen en weer te brengen is nog intact.
Het
gebouwtje van de handelspost is goed bewaard gebleven en een charmante dame
laat ons het interieur zien. Anne merkt bij een van de vensters dat er een kolibrietje
tracht naar buiten te vliegen.
Met behulp van een mandje kan de dame hem vangen
om hem ongedeerd vrij te laten.
Iets verder in een koetshuis staat nog de
originele huifkar die als eerste over de bergpas is gekomen. Het was weer een
schitterende dag.
Met behulp van onze GPS vinden we de weg
doorheen een wirwar van snelwegen in alle richtingen de staduit richting Montpelier, niet in Frankrijk
maar in Idaho. Aan onze rechterzijde rijzen de besneeuwde bergtoppen van de
eerste Rocky Mountain ketens.
Het dal waar we door rijden is groen, een heel
ander beeld dan voorheen. We moeten rechts af, de bergen in en nemen de eerste
pas naar een andere vallei. Bij Logan gaat het pas echt de hoogte in en
doorheen een prachtig Alpijns landschap klimmen we tot 2300 meter hoogte. Net
over de pas is een mooi uitzichtpunt met parking en kijken we neer op het Bear
Lake, een enorm uitgestrekt meer met een prachtig azuurblauw oppervlak.
Wanneer
we het meer, dat nog altijd op een hoogte van 1900 meter ligt voorbijgereden
zijn, komen we in het stadje Paris.
We stoppen bij een kerk gebouwd door de
Mormonen in 1888, een vriendelijke vrijwilliger van dienst geeft ons een
rondleiding door het gebouw en vertelt terloops dat de naam Paris niets te
maken heeft met Parijs. Eén van de stichters van degemeenschap heette Perris en ergens is er wat
mis gespeld.
De straat waarlangs het gebouw staat is een typische dorpsstraat
van deze streek. In Montpelier bezoeken we een museum dat een beeld tracht te
geven van de trekkersroute van California tot Oregon.
In het museum krijgen we
via een goed gebrachte voorstelling een beeld van wat die trekkers moesten doen
en ontberen vooraleer ze hun bestemming bereikten. Wij kunnen ons niet
voorstellen wat deze mensen op de been hield op hun tocht van ontelbare mijlen
met handkar of ossenwagen doorheen een onherbergzaam land.
Enkele mijlen verder komen we op de camping
heel rustig gelegen omringd door bergen.