De Morgen van vandaag maandag vermeldt in een artikel over de dopingcontroles op last van de IAAF dat vanaf 1 januari 2007 de controles zich vooral richten op Kim Gevaert, Tia Hellebaut en Mohammed Mourhit. De tekst eindigt laconiek met: 'Zij moeten ononderbroken hun volledige dagschema, uur na uur, aan de IAAF overmaken. Zo kan een controleur op elk moment van de dag aankloppen.'
Steeds dezelfde vraag: waarom wordt één sector onderworpen aan een regime dat nog strenger is dan de meest repressieve totalitaire staat en andere sectoren niet.
Stel je voor dat in de strijd tegen de fiscale en sociale fraude ook ondernemers, zelfstandigen en werklozen maanden van tevoren hun dagschema moeten bekend maken opdat ook zij elk ogenblik gecontroleerd zouden kunnen worden.
Speelt hier enkel de wet van de aantallen: er zijn nu eenmaal minder beroepsatleten dan zaakvoerders en werklozen, of zijn er andere verklaringen?
Een van de vermoedelijke verklaringen is allicht het gegeven dat beroepssporters weinig of niet georganiseerd zijn: zij hebben geen vakbond of beroepsorganisatie zoals Unizo, Voka of VBO om hun belangen te verdedigen; hun individualisme maakt de kans klein dat zij in staking zullen gaan.
Tweede hypothese: dopingverhalen zijn 'sexy' (om dat verschrikkelijke modewoord nog maar eens te gebruiken), ook verstokte supporters emmeren er graag over door (zonder daar conclusies aan te verbinden: de toeschouwersaantallen verminderen niet) en dopingdominees à la Michel Wuyts nog het meest van al - en ook bij deze laatsten kun je de vraag stellen waarom zij zo graag blijven vertoeven in een milieu dat zij zelf moreel verziekt noemen: wordt hun zielenpijn verlicht door geld en massabelangstelling?
Samengevat twee fundamentele vragen: gelden de mensenrechten niet voor beroepssporters (anders geformuleerd: mogen zij worden onderworpen aan een uitzonderingsrecht), worden de dopingjagers gedreven door een oprechte bekommernis om de gezondheid van de atleten (wat niet blijkt bij ongevallen door organisatorische fouten) en de fair play (wat minder tot uiting komt bij de competitievervalsing door het kapitaal), of door een dik betaalde zucht naar sensatie?
Op z'n Vlaams gezegd: hoelang kan je met je kop over de beerput hangen vóór je zelf beerput wordt.
Mieke Vogels (zie De Morgen van zaterdag) hekelt de clausule die CD&V liet toevoegen aan het decreet op de evenredige arbeidsparticipatie. Alleen valt te vrezen dat ze vecht tegen de bierkaai.
Reeds 20-25 jaar geleden onderschreef de christelijke vakbond de specificiteitsverklaring van de Guimardstraat waarin stond dat een personeelslid loyaal moest meewerken aan het eigen pedagogisch project en ook in zijn privéleven de christelijke waarden moest naleven. Later werd dit onder druk van diezelfde vakbond afgezwakt tot: voor zover het privéleven invloed heeft op het functioneren binnen de instelling.
Ook van de leerlingen en hun ouders wordt een vergelijkbaar engagement gevraagd: zij moeten het schoolreglement ondertekenen en goedkeuren waarindat christelijke opvoedingsproject expliciet staat vermeld.
Nochtans heeft een enquête op initiatief van de Guimardstraat zelf uitgewezen dat slechts 15% van de ouders kiest voor het katholiek onderwijs omdat het katholiek is, 85% doet dat om redenen zoals de hogere onderwijskwaliteit, de discipline, de bereikbaarheid etc
Iedereen weet dat het in hoofdzaak om een façade gaat: achter de gevel van het christelijk engagement leven de meest uiteenlopende levensbeschouwingen en overtuigingen.
Marc Eyskens sprak reeds vaak over de schone deugd van dekatholieke hypocrisie.
Het heikele punt is echter dat je maar zal te maken krijgen met een inrichtende macht en directie die dit voorschrifthanteren als een drukkingmiddel.
Op onze school was het voor gescheiden collegasonder een bepaalde directeur verboden om met een nieuwe partner naar het personeelsfeest te komen merk het parallellisme met de recente bulle van de Duitse paus.
Jonge leerkrachten werden onderworpen aan een kruisverhoor over hun privéleven en hun al dan niet ongehuwd samenwonen. Gescheiden leerkrachten kregen op vergaderingen allerlei intimiderende opmerkingen te horen.
Een kinesist vertelt dat hij tijdens een sollicitatiegesprek in een christelijke gezondheidsinstelling door moederoverste werd uitgehoord over zijnkerkbezoek, maar geen enkele vraag kreeg over zijn kwalificaties. Een therapeute kreeg na de geboorte van haar kindde dreigende vraagvoorgeschoteld waarom dat kind na ruim een maand nog niet gedoopt was.
Het hopeloze vande hele zaak is juist die gespletenheid of hypocrisie: vrijwel iedereen speelt het spelletje mee, houdt de façade overeind en zondigt in het donker. Nogmaals: ditgebeurt niet in alle scholen noch in alle gezondheidsinstellingen, maar het feit dat hetstatutair mogelijk is, blijkt voor een aantal lokale potentaten voldoende om ermet machtswellustgebruik van te maken. En dat is de kern van de zaak: het gaat om macht , dat is de enige reden waarom het CD&V op deze clausule heeft aangedrongen.
Volgens historicus Maarten van Dijck (zie De Standaardvan dinsdag) heeft geweld niets te maken met verstedelijking en individualisering. Hij beweert enerzijds dat de steden veiliger zijn dan het platteland omdat in de steden meer sociale controle heerst, en anderzijds schrijft hij: 'Nauwe samenlevingsverbanden en hechte familierelaties werken geweld immers in de hand.' Begrijpe wie kan.
Op geen enkel moment legt hij de relatie tussen welvaart - of het ontbreken daarvan - en gewelddadigheid: gedragen wij ons beschaafder omdat wij een hoger niveau van moreel bewustzijn hebben bereikt of omdat wij tot het inzicht zijn gekomen dat wij met geweld meer te verliezen hebben dan te winnen?
Waarom worden wij de laatste jaren geplaagd door Oost-Europese bendes: omdat Roemenen en Albanezen in een hechter familieverband leven of omdat die landen economisch en sociaal onderontwikkeld zijn?
En verklaart de onderontwikkeling niet eveneens de gewelddadigheid in Zuid-Afrika, samen met de demografische evolutie; doet de grootste criminaliteit in Latijns-Amerika zich niet voor in de sloppenwijken van de grote steden? Waar worden in die landen de straatkinderen opgejaagd als ongedierte: in de dorpen of in de steden?
De voorbeelden van geweld door familiedruk - onder meer de 'eermoorden' - haalt van Dijck eveneens uit samenlevingen die zich nog bevinden onder een verdrukkend patriarchaat en een clanbewustzijn, met een achterlijke visie op (vooral vrouwelijke) seksualiteit. Hoe kun je echter Vlamingen van vandaag ervan overtuigen dat hun gezinsleven en niet hun individualisme verantwoordelijk is voor een al dan niet toegenomen gewelddadigheid? Wordt verdraagzaam samenleven niet juist aangeleerd - niet altijd met succes, dat is waar - in het gezin, of moeten we aannemen dat éénkindgezinnen en vrijgezellen de beste waarborg bieden voor een geweldloze samenleving?
Guy Tegenbos (in De Standaard van vandaag woensdag) citeert met instemming de aanbevelingen van een aantal internationale organisaties zoals het IMF, de EU en de Oeso: 'de arbeidsmarkt versoepelen, de druk op de werklozen verhogen, (...) de overheidsuitgaven afremmen, (...) de sociale uitgaven in toom houden' etc
Kortom, er moet dringend een rechts neoliberaal beleid worden gevoerd. Een beetje kennis van de geschiedenis leert wat de aanbevelingen van het IMF hebben aangericht in onder meer Latijns-Amerika: willen wij ook de kant opgaan van sociale dumping, willen wij de tegenstelling tussen 'haves and haves not' nog verder op de spits drijven?
Als men een autoriteit citeert moet men er ook bij zeggen wie door deze autoriteit wordt vertegenwoordigd en in het geval van het IMF zijn dat niet de loontrekkenden en nog minder al de mensen die afhankelijk zijn van een vervangingsinkomen of die nood hebben aan door de overheid verstrekte of gesubsidieerde zorg.
Thatcher kreeg alle lof van het IMF: is het in die richting dat Guy Tegenbos ons land wil laten evolueren?
(Zucht en verzuchting: soms weet je het niet meer op welke krant je een abonnement moet nemen wat betekent dat jij die krant financieel steunt: De Standaard mag dan wel de meest informatievekrant van Vlaanderen zijn, de standpunten van de leidende journalisten zijn vaak zo enggeestig, zo meedogenloos voor de zwakkeren in de samenleving - bij ons of elders - dat je er mismoedig van wordt)
Het 'Standpunt' van Yves Desmet over het kennis-versus-vaardighedendebat in het onderwijs (De Morgen van woensdag 14 maart) is om moedeloos van te worden.
Hij schrijft: 'Als leerlingen inderdaad alleen ex cathedra kennisinhoud krijgen ingelepeld die ze daarna moeten reproduceren en blind toepassen, zullen ze nooit in staat zijn zelfstandig te leren en inzicht te verwerven, zullen ze nooit leren leren (...)
De slogan 'leren leren' staat in onze school al ruim 15 jaar te lezen in elk klaslokaal, in elke schoolgang.
Het is een mythe dat de kennisgerichte taalleerkracht steeds te dicteren staat voor de klas en nooit uitgaat van de leefwereld van de leerlingen.
Reeds in 1973 heb ik met mijn leerlingen de lp 'De Zotte Morgen' van Zjef van Uytsel besproken, het jaar daarop volgde 'De eenzame fietser' van Boudewijn de Groot, en ieder liedje werd geanalyseerd door een andere leerling en niet door de leraar.
Wat stel je dan vast? Het maakt in wezen weinig uit of je deze liedjes bespreekt dan wel een gedicht van Gezelle of van de Woestijne. Zodra je concentratie vraagt, de openheid van geest om verder te zoeken dan het meest evidente, stuit je op de zelfde moeilijkheden: concentratie is het tegendeel van de oppervlakkigheid waardoor niet alleen de jeugd maar heel onze maatschappij overdonderd wordt.
Het fundamentele bezwaar tegen het overbenadrukken van de vaardigheden zit juist daarin: het gaat bij de nieuwlichters meer om de verpakking dan over de inhoud, en om het nog erger te maken wordt deze didactiek opgelegd met een houding van 'il suffit que le message passe'. Ongeveerkunde, daar komt het op neer.
Trouwens, wat dat 'leren leren' betreft: observatie van de collega's wijst uit dat het uitgerekend die verfoeide 'conservatieven' zijn die blijven lezen en studeren, terwijl de jonge generatie zich meestal klakkeloos houdt aan de voorschriften van inspectie en pedagogische begeleiders.
De conclusie van Yves Desmet, die naar mijn weten zelf een product is van dat gehekelde traditionalisme, is net zo goed de mening van de groep 'o-zon' (onderwijs zonder ontscholing) rond Marc Hullebus: 'een gezond evenwicht tussen kennis en vaardigheid' moet inderdaad de doelstelling zijn, met 'kwaliteitsbewaking' (om er een consumententerm aan toe te voegen) die gelijk staat met 'exactitude', het aanleren van een zelfdiscipline om het nauwkeurige en foutloze na te streven.
Toen de artikelenreeks over de islam werd aangekondigd dacht ik in mijn naïviteit dat De Standaard de bedoeling had de gemeenschappen dichter tot elkaar te brengen. De laatste nummers - 'De Islam en het Westen' en 'Islam in België - wijzen echter op het tegendeel.
De tekst van Guy Fransen bevat een opeenstapeling van clichés waar ik eerlijk gezegd misselijk van word.
Hij schrijft: 'Een bevriende moslima zonder hoofddoek nodigt uit tot de bij ons populaire begroetingszoen, de hoofddoek zorgt dat het niet meer wordt dan een handdruk'.
Het spijt me, maar hier in De Haan wonen geen moslims en de meeste autochtone Vlamingen lopen elkaar voorbij zonder die 'populaire begroetingszoen', zonder handdruk en meestal zonder een groet.
Wanneer kledij als bedreigend wordt ervaren, keren we terug in de tijd. Dan kan men zich net zo goed ergeren aan de haartooi en opvallende klederdracht van de chassidische joden in Antwerpen, en de fatsoensoordelen herhalen over 'werkschuw langharig tuig' etc Het doet me denken aan collega's die de zwarte kleren van een leerling eveneens bedreigend vonden met als gevolg dat deze jongen van onze christelijke school werd weggestuurd.
Zelf ben ik door de Gentse politie eens staande gehouden met als enige reden dat ik er nogal hippieachtig bij liep: moeten we deze oppervlakkige benadering van mensen cultiveren of moeten we er in onze opvoeding juist tegenin gaan?
Trouwens, als je sexy Turkse meisjes wilt zien, mijnheer Fransen, ga dan eens naar Antalya: je zal je ogen niet geloven.
Het is een bekende strategie van demagogen om inzichten van concurrenten te recupereren als eigen verdiensten. Zo eist Rik Daems (zie De Morgen van maandag) het gelijke kansenbeleid van de socialisten op en het groene principe van 'de vervuiler betaalt'. En klassiek is het ultraliberale verwijt: 'Bij een socialist zit belastingverhoging in de genen (...)'
De grote leugen van de donkerblauwe liberaal is dat hij de bevolking wil laten geloven dat met minder belastingen de overheid toch een betere service kan verlenen. Minder lasten en toch een beter onderwijs, een betere gezondheidszorg en minder wachtlijsten voor sociale woningen, gehandicapten etc
Concreet voorbeeld: het kiwimodel is geen zaak van meer of minder belastingen maar wel van een efficiënter en eerlijker beleid. Het zal een liberaal als Daems een zorg wezen dat de meest afhankelijken - zowel bij ons als in de Derde Wereld waar levensnoodzakelijke medicijnen onbetaalbaar zijn - door de farmaceutische reuzen aan hun lot worden overgelaten: winstmaximalisatie is immers het meest fundamentele economische principe van rechtse liberalen.
Maar goed, Sofie zal blij zijn met Riks 'penetratiegraad van meer dan 10 procent'.
Er zit toch een rare kronkel in de hersenen van spin doctor Noël Slangen, vandaar zijn eretitel allicht: 'to spin' betekent in het Engels ook rondtollen, een activiteit waar je wel eens duizelig van wordt.
Slangen (zie De Morgen van zaterdag) loopt hoog op met de hervormingen in het hoger en in het lager onderwijs; in het secundair stelt hij een immobilisme vast dat te wijten zou zijn aan de bekrompen visie van de huidige minister. Is er dan een andere minister verantwoordelijk voor het lager en het hoger?
Heeft Slangen al eens overwogen dat het 'shopping gedrag' van leerlingen in het secundair te maken zou kunnen hebben met een algemene 'zapcultuur': ook in de vrije tijdsbesteding vertonen jongeren soms een grillig gedrag, wat erop neerkomt dat zij nu het ene proberen en dan weer het andere zonder echt voor iets te gaan.
Het verschil is wel dat voor de grilligheid in de vrije tijd alleen de ouders moeten opdraaien, voor de onstandvastigheid in de onderwijskeuze draait heel de gemeenschap op.
Bovendien is het systeem van studiepunten en modules nog te kort geleden in het hoger onderwijs doorgevoerd om er nu reeds een ernstige evaluatie van te maken. Merkwaardig genoeg zegt een aantal professoren dat zij het gevoel hebben meer en meer aan een middelbare school les te geven.
En wanneer Slangen het heeft over een leerkracht die zich 'op de borst klopt bij iedere leerling die hij buist' dan etaleert hij misschien een onverwerkt jeugdtrauma, maar dat soort karikatuur is evenzeer 'weg van de wereld' als een reclamegoeroe die meent over alle aspecten van het leven een deskundig oordeel te kunnen uitspreken.
Zoals Wittgenstein het formuleerde: 'waarover men niet spreken kan, daarover moet men zwijgen.'
In het commentaar van Bart Brinckman bij het aangekondigde afscheid van Greta Dhondt (zie De Standaard van zaterdag) staan twee beweringen die minstens aanvechtbaar zoniet erger zijn.
Halverwege zijn tekst betoogt Brinckman dat de toegenomen concurrentie tussen de media de berichtgeving ook op televisie naar een hoger niveau (tilde).
Iedere kijker kan toch dagelijks vaststellen dat het journaal op Eén door de concurrentie met VTM steeds vaker beheerst wordt door sensatie, aangevuld met sentimentele anekdotes zonder enige informatieve relevantie. En wat is er nu te merken van een hoger niveau aan de berichtgeving op VTM vergeleken bij de vroegere BRT?
De overmatige aandacht voor sensatie en sentimentaliteit is de weg kiezen van de minste weerstand. Om allerlei redenen onze vermoeiende, stresserende levensstijl zal wellicht een van de belangrijkste zijn houdt de massa weinig fut over om s avonds nog intellectuele inspanningen te leveren. Dit verklaart ook waarom De Standaard nooit de oplage van Het Nieuwsblad zal evenaren en De Morgen nooit die van Het Laatste Nieuws: inspelen op de intelligentie reduceert het potentiële publiek. We kunnen dit betreuren in een hoogtechnologische maatschappij maar het is een feit. (En tegelijk een uitdaging om er wat aan te doen, in het bijzonder door het leven wat minder stresserend te maken: als men tenminste van oordeel is dat een beter geïnformeerde, intellectueel beter ontwikkelde bevolking van belang is)
Ten tweede, Brinckman beëindigt zijn commentaar met het bekende dogma: De media kunnen dat enkel vaststellen.
We hebben deze stelling nog recent gelezen in een betoog van de chef-informatie van VTM: journalisten registreren, meer niet.
Dit is zelfbedrog en volksverlakkerij. De media máken ook het nieuws: zij selecteren, kennen aan het ene item meer aandacht toe (uitgedrukt in bladzijden of minuten)dan aan andere. Op die manier sturen zij de belangstelling van hun publiek. Waarom heeft het Vlaamse publiek nooit gereageerd op de massaslachtingen in Oost-Congo de voorbije tien jaren: omdat daarover nauwelijks berichten te vinden waren in de Vlaamse media.
Freya Vandenbossche is ontdekt vanwege haar sexy verschijning en pas áchteraf zijn de journalisten tot de vaststelling gekomen dat deze babe ook hersenen heeft. Idem dito voor Inge Vervotte en Marino Keulen. De media gaan op zoek naar looks and quotes: niet omdat die relevant zijn maar omdat ze verkopen. Figuren zoals Greta Dhondt hebben noch het een noch het ander. Maar voor de werking van onze democratie zijn ze wellicht belangrijker dan een glamourboy of losbol zoals Vincent van Quickenborne. De zogenaamde formats van de media vooral van de televisiezenders- verengen de blik van de kijker en zij snijden de vleugels af van politici die meer tijd nodig hebben om hun standpunt uiteen te zetten. Als je telkens moet praten tegen de secondeteller in kom je moeilijk tot genuanceerde argumentatie.
De media zijn door de dictatuur van de formats verantwoordelijk voor de opmars van slogans en simplismen. Zoals Luc Huyse terecht opmerkt in zijn opiniestuk Verkiezingen in Niemandsland is een programma dat even de tijd neemt zoals Jai une question à vous poser (op TF1)bij ons niet mogelijk. Onze tv-zenders huiveren voor de zapcultuur: zij zijn bang dat de Vlaamse kijker zo mentaal gehandicapt is dat hij niet langer dan een half uur zijn aandacht bij hetzelfde onderwerp kan houden. En paradoxaal genoeg bevorderen ze daardoor het volatiele kijk- en leesgedrag.
Politici zijn geen entertainers, politiek behoort een vak van ernst en toewijding te zijn: ook zogenaamde dossiervretersverdienen respect en ruimte.