Wie heeft zon geheugen dat hij/zij kan zeggen: dit was de man/vrouw van het jaar?
Wat weeg je af: het grootste lijden, de meest intense lust? Verkies je de vluchtelingen van Darfoer boven de even naamloze uiteengereten lichamen in de Gazastrook, in en rondom Bagdad? Denk je eerst aan de hoertjes van Ipswich, de maanbleke zwartwerkers van de voortvluchtige lust, aan de kindhoertjes in Kenia en Bangkok waar we zelf misschien heen zouden gaan mocht viagra niet zo omslachtig zijn. Hoe ijdel moet je zijn om je naam te plaatsen bij een naamloze, bij een befaamde of gevreesde, vraagt men aan de zee: wat was de golfslag van het jaar?
homo's, albino's en Gerard Bodifée (zie De Standaard en Canvas in de voorbije dagen)
Deze week wordt alweer gedebatteerd over het al dan niet 'normaal' zijn van homoseksualiteit naar aanleiding van de mijns inziens terecht toegekende homofobieprijs aan het orakel Gerard Bodifée. In De Standaard van donderdag 21 december voerde ene filosoof genoemde Jan Klüssendorf een typisch neodarwinistisch discours op: waarde wordt volgens hem uiteindelijk bepaald door genetische nuttigheid en homoseksualiteit is genetisch niet nuttig en moet daarom als een 'afwijking in de neutrale wetenschappelijke betekenis van die term' worden beschouwd.
Laten we dit toepassen op de kunst. Oscar Wilde schreef het al: 'The artist is the creator of beautiful things. All art is quite useless.' Welk genetisch voordeel heeft men aan het schrijven van poëzie, moet architectuur méér doen dan ons beschutten tegen vocht en kou of overdadige zon? Poëzie en esthetisch verantwoorde architectuur zijn dus 'een afwijking in de wetenschappelijke zin'.
Kunnen we in onze beschaving niet een heel rijtje van activiteiten of waarden opsommen die geen enkel genetisch voordeel opleveren?
Wat Gerard Bodifée betreft: vergelijk zijn aanwezigheid in de media met die van Rik Torfs. Die wordt steevast opgevoerd met het epitheton 'kerkjurist' zoals Jef Vermassen met de titel 'strafpleiter'. Dat is tenminste duidelijk: Bodifée in om het even welk debat opvoeren met 'wetenschapper' achter zijn naam wekt de indruk dat hij ter zake bevoegd is en hij is zeker geen antropoloog en nog minder een seksuoloog.
Naar mijn mening zou het beter zijn over homoseksualiteit te spreken met de term 'variant'; wat Klüssendorf voorstelt: 'afwijking in de neutrale wetenschappelijke zin' vraagt altijd om verduidelijking en meestal onthoudt men alleen het eerste woord.
Waaraan ik denk als ik dit debat volg (en ik ben maar een dichter), zijn mijn leerlingen van het secundair onderwijs: het is zo al moeilijk genoeg voor een puber of adolescent om tot de vaststelling te moeten komen dat men 'anders' is, wanneer dan nog de opvatting wordt verspreid dat men 'afwijkt van de norm' dan wordt de zelfaanvaarding nog meer belast. Hebben de debaters al even gedacht aan al de pesterijen waaraan jonge holebi's zijn blootgesteld? Wat voor zin heeft het dat onze minister van welzijn campagnes op touw zet om depressies en zelfdodingen bij jongeren te voorkomen wanneer een uiterst gevoelig deel van de jeugd verder wordt gestigmatiseerd? Ook een zogenaamde 'wetenschapper' heeft een maatschappelijke en pedagogische verantwoordelijkheid.
De harmoniums dreunden onder het biologielokaal, schrijf je in een reactie op een artikel in De Standaard. Daarin wordt een muziekspektakel besproken gebaseerd op een boekje dat jij ergens bewaart naast je oude blokfluit.
Zowel op de vrt als in deze kwaliteitskrant wordt het gedramatiseerde recital aangekondigd als een ode aan de samenzang, vrolijk en onbekommerd.
Voor jou staat deze verzameling Vlaamse liedjes symbool voor zeven jaren Bisschoppelijke Normaalschool in Sint-Niklaas. Dat was in de golden sixties, de era van verruiming van de geesten toenin Parijs op de muren werdgespoten: de verbeelding aan de macht en verboden te verbieden.
De Normaalschool was precies het tegendeel, zij leverde een degelijke intellectuele vorming en tegelijk een dressuur in de ultramontaanse bekrompenheid. De samensteller van het liedboekje, Ignace de Sutter, was er een merkwaardig buitenbeentje. Hij kwebbelde en kwijlde, de leerlingen op de eerste rij kwamen nooit droog achter hun oren de klas uit, droog in hun gezicht evenmin. Het gingover zijn vrienden van boven de Moerdijk, Jan Wit, een dominee en dichter van kerkliederen met wie de Sutter dacht een oecumenische voorhoede te vormen. Vriendschap met een ketter beschouwde hij als een roekeloos avontuur en over zijn ontmoetingen met Jan Wit en Guillaume van der Graft en anderen vertelde hij alsof het ging om een vervolgverhaal van Winnetou en Old Shatterhand. Op het einde van het jaar hadden we amper vier kantjes vol gekrabbeld in ons kleine notitieboekje, meestal zaten we welwillend te luisteren en lachten, schaterden soms. Dan haalde hij een immense witte zakdoek uit zijn wijde mouw en veegde zijn afhangende onderlip af met een gebaar alsof hij heel de wereld wou zegenen. Hij leerde ons samen zingen en blokfluit spelen. We mochten zelfs een hitparade samenstellen: Zingt Jubilate voor de Heer, vogels en vissen, licht en water plaatsten wij op nummer één.
Eén keer legde hij een langspeler op:een enkele beweging uit Mozarts Kleine Nachtmuziek, en één keer dook de superintelligente priesterleraar godsdienst op om een recital tenorblokfluiten ten beste te geven met de Sutter als begeleider op de piano: Corelli, de zonen van Bach. Jij keek rond en zag de open mond van je vrienden, je zag de glans van de honger die eindelijk iets kreeg voorgeschoteld waar we zolang op hadden gewacht.
Zingen deden we in de maandelijkse mis en de internen iedere morgen in de viering van zeven uur. Eén keer was jij daar misdienaar en één keer gebeds- en zangleider. Je ziet nog altijd de blonde atletische voetballer van Nevele die aan de overkant van het altaar met de belletjes zwaait en je weet nietof dat een teken is om te knielen of omop te staan, je ziet het gezicht van de celebrant, onze zeer eerwaarde heer directeur, aan wie je vraagt wijzend op de kannetjes met wijn en water -: ik zal deze ook maar meenemen, zeker? De priester staat met de armen wijd geheven en wil aan het Sanctus of een ander lofgebed beginnen, hij kijkt alsof er plots een naakte heidense priesteres voor hem staat. Je ziet de kapel van op de kansel, de subregent Napoleon met zijn rode biet van een kop: zelfs die geheime agent van recht en orde kan zijn proesten niet voor zich houden wanneer jij alweereen liedje opgeeft dat reeds gezongen is.
Dat was de Normaalschool: een dril vergelijkbaar met een kazerne waar elitetroepen worden opgeleid, de negatie van openheid, ruimte voor creativiteit en eigen persoonlijkheid. In de grote hal onderaan de trap hing een gigantische collage: de Normaalschool zendt zijn zonen uit. Het was een wereldkaart met de namen van afgestudeerden die door een papieren navelstreng werden verbonden met een land in de missies. De oudste broer van je vriend Raoul stond daar eerst ook bij, later niet meer toen deze priesterarbeider al te duidelijk de linkse kant opging en koos voor zijn eigen versie van de bevrijdingstheologie door met een Boliviaanse te trouwen.
Na je tweede kandidatuur Germaanse ging je op een vrijdagnamiddag je jongste broer ophalen die daar toen in het eerste en voor hem laatste jaar zat. Je moest je aanmelden bij het secretariaat waar de bonenstaak van een subregent, Van Impe , lid van de katholieke filmliga die zo graag uitpakte met al de blote borsten die hij weer eens had moeten bekijken, bijna achterover viel toen hij je studieresultaten hoorde: zie je wel, we hadden er nog meer moeten achter zitten.
Je dacht aan al de keren dat hij in de studiezaal achter je kwam staan en het onkruid in je nek probeerde te wieden omdat je weer niet stil kon blijven, aan al de speelplaats- en refter-
reglementen die je had moeten overschrijven, aan die ene keer dat je had geweigerd en voor straf op woensdagnamiddag moest achterblijven en mee op wandel met de internen alsof dat een straf betekende: je zagde volkstuintjes en dreven rondom Sint-Niklaas die je anders wellicht nooit had gezien.
Het is vandaag niet gemakkelijk om leraar Nederlands te zijn, ging Van Impe verder, behalve als je Paul de Wispelaere heet, natuurlijk, en er iedere keer sperma uit je pen komt
Het beeld springt over naar een van je lievelingsleraars, de priestergodsdienstleraar van Hecke, die in het derde jaar tijdens de goede week een petieterig boekje mee bracht waarin volgens hem de wetenschappelijke beschrijving stond van het lijden van ons heer. Hij las voor hoe de doornenkroon met een stok in Jezus voorhoofd werd geslagen en plots keek hij ons een voor een aan: en zeggen dat wij voor een paar seconden van genot opnieuw met die stok op die doornen slaan en onze lieve heer zon pijn doen
Je ziet nog altijd al die zwijgende gezichten van veertienjarige jongens, sommige blozend, andere met een sfinxachtige glimlach, allemaal grondig vertrouwd met de stok. Op wie zijn deze woorden afgeketst zoals alle morele oordelen afketsten op gepantserde geesten, bij wie hebben ze een kras op de ziel nagelaten die nooit genas?
Wat de Normaalschool teweeg kon brengen heb je vorig jaar vastgesteld toen je na ongeveer 35 jaar je vroegere mentor nog eens opzocht in Antwerpen, de voorbeeldige onderwijzer in het blo: ooit was deze drie jaar oudere man jouw goeroe en nu hoorde je een benepen buur van nieuwe Belgen die geen kranten meer las, geen boeken en op je kritische opmerkingen reageerde met: gij kunt dus geen gezag aanvaarden
Daar ging het om in de jaren zestig in onze school die rondom een vierkantige speelplaats stond als een hoge gevangenis: volgzaam, braaf en gehoorzaam zijn. Van de wereld niet meer weten dan nodig om op zondag de gelovigen te leiden bij hun samenzang. In het laatste jaar vroeg onze leraar Nederlands een paar namen te noemen van ministers: welgeteld één van ons kon twee namen opsommen, de anderen zaten onder hun bank van schaamte.
Zo kom je terug bij Ignace de Sutter, bij een scène die je verwonderde én schokte. Uit de kweekschool van Torhout was een Vlaamsgezinde interne overgekomen die op een dag de muziekklas binnen kwam met een geelzwarte leeuwensticker op zijn boekentas: ik ben Vlaming en daar ben ik fier op iets van die strekking. De Sutter had het eerst niet in de gaten en stond zijn gewone nummertjete kwijlen, opeens hield hij op, stormdelangs jou heen naar de Torhoutse inwijkeling en schopte zijn boekentas in de richting van de deur, bleef briesen, speeksel spuwen en schoppen tot de jongen met al zijn hebben en houden buiten was. Hoe kon dit nu: een priester en componist wiens mooiste lied op de IJzerbedevaart en tijdens het Zangfeest in het Antwerpse sportpaleis werduitgegalmd door duizenden flaminganten?
Je hoort in je hoofd de volmaakte eerste strofe van zijn vriend Anton van Wilderode, alom bekend als voortreffelijk en hooggestemd dichter, minder geweten is dat deze schone ziel jarenlang de broederband met het Zuid-Afrikaanse Apartheidsregime bepleitte: lied van mijn land ik zal u altijd horen uit alle dalen der herinnering
Het voorval gebeurde in exact hetzelfde jaar dat Vlaamse studenten betoogden voor Leuven Vlaams? Je kijkt opnieuw optegen die benige zenuwpees van een Van Impe, we bevinden ons op de speelplaats naast de rij paardenkastanjes. Een aantal leerlingen zijn door de achterpoort verdwenen, er is een demonstratie in de stad. Hou dat crapuul tegen, schreeuwde onze opzichter, maar wie moest het doen als hij het zelf niet deed? Jij bleef waar je was, betogen lagnog niet in je aard, dat zou je later wel inhalen, zoals je zoveel zou moeten inhalen. Gelukkig voor hen waren de ontsnaptenzo talrijk dat een sanctie niet uitvoerbaar bleek. Van je goeroe, die toen reeds les gaf in de aanpalende modelschool, hoorde jij dat in hun lerarenkamer een intense discussie woedde tussen voor- en tegenstanders van de Belgische bisschoppen die zich tegen de splitsing van de Leuvens universiteit hadden verzet. In een herderlijk schrijven dat in heel Vlaanderen van op de preekstoel werd voorgelezen als een ordonnantie. Onder de collegas van je goeroe voerde een zekere Bombeke het hoogste woord: hij werd vijftien jaren later een van de kopstukken van de lokale Vlaams Blokafdeling.
Die modelschool werd geleid door een pioenrode dwerg, hij schold je uit omdat je tijdens het gebed vóór je proefles godsdienst stond te bidden met de benen enigszins gespreid: moeten de kinderen(uitsluitend jongens) daaraan een voorbeeld nemen? Op het einde van de week stond jij je goeroe op te wachten, hij bleef onvindbaar. Je ging kijken op de kleinere speelplaats vande immerblozendekobold. Zijn nieuwste leerkracht was de plavuizen aan het vegen zoals rekruten bij het leger de wc-potten moeten ontsmetten. In die tijd was hij nog zo zelfbewust dat hij na één jaar ander werk zocht en vond. Onderdanigheid, het woord
onder-wijzer had daar volgens de doctrine en methodiek van de kweekschool alles mee te maken: we werden verondersteld een wegwijzer te worden onder de grotere vinger van Rome.
Maar je moet ze zoveel nageven: de lessen scherpten je geest aan op een vertraagde, wat sluimerende manier zoals ertsen verdichten inde geheime lagen van de aarde. Ironisch genoeg was het juist dankzij de briljante cursus van de doctor in de exegese van wie je in de laatste twee jaren godsdienst en psychologie en sociologie kreeg, dat je geleidelijk aan weg groeide van de kerk en haar bedienaren, en later van het geloof. De enige lessen waarin het tot een voorzichtige gedachtewisseling kon komen, werden gegeven door priesters: pedagogie, methodiek en godsdienst. Jij voerde steeds het woord en vaak zag je het celibataire hoofd goedgunstig knikken omdat je een klasgenoot had afgetroefd met orthodoxe spitsvondigheden.
Kortom, je ervaringen met deze burcht van katholieke kleinburgerlijkheid leveren een dubbel inzicht op: de creatieve en kritische geest gaat uiteindelijk toch zijn eigen gang, maar de sfeer van morele en existentiële verstikking, de overbelasting van het geweten, raak je nooit kwijt.
Zeker wat de seksuele moraal betreft, mag men gewagen vanmentale verminking in de zielen die er ontvankelijk voor waren een verminking die op het psychologische niveau heeft gedaan wat in andere culturen wordt uitgevoerd met glasscherven en keukenmessen.
De meeste individuele leerkrachten kan je vergeven, de school als bolwerk van frustratie nooit.
En aan de Sutter kan je onmogelijk terugdenken zonder al de kansen te overwegen die dat kleinekwijlende mannetje met zijn uitpuilende buik heeft gemist: een leraar die niet doet waarvoor hij betaald krijgt, moet je veroordelen voor schuldig verzuim.
Volgens het artikel van Oscar Garschagen in DS van dinsdag 19 dec staan de Palestijnen nu voor de keuze: ballots or bullets.
De oorzaak van de dreiging is bekend: de boycot door Israël en de internationale gemeenschap van de Hamasregering. Hier is op zich een goeie reden voor: Hamas weigert het bestaan van Israël te erkennen.
Toch is deze sanctie om twee redenen willekeurig en hypocriet. Ten eerste werd en wordt Fatah door zowat elke commentator corrupt genoemd en de regering van deze partij werd wel gesteund. Ten tweede kan Israël zich ongeveer alles veroorloven zonder een voelbare sanctie. Bij de recente invasie in Libanon werden ongeveer 1200 burgers vermoord en gigantische vernielingen aangericht. Dit leverde alleen verbale verontwaardiging op vanwege de disproportionaliteit en de gevolgen worden onder meer door Europa opgeruimd bijvoorbeeld de clusterbommen door Belgische specialisten zonder dat daarvoor een factuur wordt doorgeschoven naar de dader.
Ik ben ook een Europeaan en besef ten volle de last van onze historische schuld vanwege eeuwen en eeuwen van jodenvervolging, een last die op onze nek drukt zodat we alleen met gebogen hoofd naar Israël kunnen kijken. Maar hebben we niet net zo goed de plicht een onderscheid te maken tussen het politieke niveau en het humanitaire? Volgens alle getuigen levert de huidige boycot een humanitaire ramp op in de Palestijnse gebieden en toch wordt de hardvochtige maatregel in stand gehouden: zou het hier niet in essentie om mededogen, empathie met een lijdende bevolking moeten gaan? Is het radicalisme van politieke principes niet ook een vorm van fundamentalisme als men ziet wat de gevolgen ervan zijn in de gezondheidszorg en het onderwijs, in het dagelijks leven van mensen die zelf niets anders willen dan in vrede en zelfrespect samenleven? Wat was de keuze van het Palestijnse volk: een corrupt regime of een beweging van basissolidariteit die weigert de tegenpartij te erkennen en het geweld af te zweren, een keuze tussen de pest en de cholera dus. Een boycot kan efficiënt zijn zoals ten tijde van de Apartheid is bewezen, maar als men ziet dat de weerloze burger ervan het slachtoffer is en het fanatisme eerder in de hand wordt gewerkt dan gemilderd, dan is een boycot volkomen contraproductief en zelfs immoreel.
Op een (misschien niet zo) willekeurige zondagavond zond de VPRO in het programma Wintergasten een interview uit met Wadah Khanfar, de algemene directeur van Al-Jazeera; de vrt koos op Canvas in het praatprogramma Nooitgedacht voor een gesprek met Urbanus.
Kan het verschil in niveau symbolischer worden uitgedrukt? De ene zender stelt iemand voor die het wereldnieuws mee bepaalt, onze openbare omroep presenteert onze grootste dorpskomiek. En met alle waardering voor diens komisch talent (en dankbaarheid want de man heeft mij vaak onbekommerd doen schateren), maar als hij zich openbaart als filosoof dan horen we een bange blanke man wiens levensvisie cirkelt rondom zijn konijnenkotelaar en een jachtgeweer om eventuele inbrekers en kinderrovers af te schrikken. Het gaat dan niet om het cliché van politiek correct, maar om het niveau van argumentatie dat vrijwel nooit het anekdotische en subjectieve overstijgt. Het decor van Thurm &Taxis mag dan de illusie wekken van diepgang: dieper dan de illusie wordt niet gegraven. Op zich was dit een revelerend gesprek, het bewees dat BVs niet noodzakelijk uitblinken door een hoog soortelijk gewicht. Maar heeft Vlaanderen echt niets beters te bieden in een programma dat werd aangekondigd als een poging tot reflectie en bezinning?
Moet de vrt zich tot de VPRO verhouden als de kerktoren tot een platform van universele communicatie?
Solange etwas ist, ist es nicht das, was es gewesen sein wird. Wenn etwas vorbei ist, ist man nicht mehr der, dem es passierte (MartinWalser in Ein springender Brunnen)
Die Erinnerung liebt das Versteckspiel der Kinder. Sie verkriecht sich. Zum Schönreden neigt sie und schmückt gerne, oft ohne Not. (Günter Grass in Beim Häuten der Zwiebel)
Zal zij de oppervlakte van mijn bewustzijn bereiken, deze herinnering, dat ogenblik van vroeger, dat aangetrokken door een identiek moment, van zo ver weg is gekomen om alles in mij levend te maken, in beweging te brengenen weer naar boven ( ) (Marcel Proust in
De Kant van Swann)
Dit boek is subjectieve geschiedenis. Het evoceert een dorp in de jaren 50 en 60 zijn mensen, feiten en dingen , zijn natuur zonder een historische waarheid te claimen in de wetenschappelijke betekenis van die term. Het gaat om de waarheid die we dromen, die zich opdringt aan de herinnering in een onbewaakt moment.
Wat is waar: het gestamel van de verliefde, de kreet van pijn, of de klinische analyse van de bloedspiegel en de toestand der organen? Literatuur voegt toe, wetenschap neemt weg. Wat ze delen is de gebeurtenis,de ervaring verschilt. De lenzen van een microscoop vormen één oog, de facetten van het insectenoog beantwoorden meer aan de waarneming van de schrijver. En de gesloten ogen van de sjamaan in zijn roes: a poets eye in its fine frenzy rolling (Shakespeare)
Dit boek is uiteindelijk groepswerk geworden: minstens zes lectoren deden eraan mee, een lay-outman, een sponsor, een cultureel centrum, een woordacademie. De vijver rimpelt: vanwege een steen, een rat, een bootje of een naakte zwemmer in de nacht? Een luister- en fluisterboekmet de stem van riet en uilen, een schater- en klaterboek met de plons van reiger en waterhoen.
omtrent de controverse tussen kennisgericht en vaardigheidsonderwijs: wat is hier nog meer aan toe te voegen? De essentie allicht, elke methode moet ergens toe leiden wat betekent dat je dat ergens omschrijft: zonder het formuleren van doelstellingen kan je een methodiek niet evalueren. Naar de mening van deze oud-leraar moet het onderwijs, in het bijzonder het lager en het middelbaar, gericht zijn op de totaliteit van de mens in de totaliteit van het leven.
Het gaat om Zelfrealisatie in de opvatting van Carl Gustav Jung: wat in de mens in potentie aanwezig is, moet door de opvoeding worden geoptimaliseerd uiteraard gaat het dan niet om misdadige impulsen, maar om de vermogens en talenten die het waard zijn ontwikkeld te worden. Dit laatste verschuift de problematiek naar het niveau van de levensbeschouwing: er moet een grootste gemene deler worden gevonden, een gemeenschappelijkheid in het mens- en maatschappijideaal waaraan alle opvoeders kunnen meewerken. Dit mensideaal is veelzijdig. Het omvat niet alleen de homo faber of economicus, ook de homo ludens en atleticus, de homo creator en viator, religiosus en politicus dit laatste zowel in de strikte zin van bezig zijn met politiek als in de ruimere van maatschappelijke betrokkenheid. En bij al deze 'homo's' uiteraard ook en essentieel de homo sapiens sapiens voor wie het een bron van vreugde is om iets te kennen en te kunnen, en voor wie het een motivatie of minstens toch een aangename ervaring oplevert dat anderen over een onderwerp meer weten of een vaardigheid beter beheersen. De term competenties van de huidige minister van onderwijs is goed gevonden en best bruikbaar. Het onderwijs moet dus inzetten op de ontwikkeling van al deze potenties of competenties. Leerlingen moeten de kennis en de vaardigheden worden bijgebracht die zij nodig hebben om een job te kunnen vinden en correct uitvoeren, maar ook culturele en creatieve competenties, sociale en politieke, recreatieve en sportieve, religieuze of spirituele, filosofische. De opvoeding moet iets als een kompas zijn en een rugzak bij de zoektocht naar zingeving en verantwoording.
Onderwijs kan daarom nooit technisch en vrijblijvend zijn: altijd worden waarden en streefdoelen meegegeven. Een leerkracht en opvoeder is een gids die minstens moet kunnen zeggen welke wegen vruchteloos en gevaarlijk zijn en in welke richting er verder kan worden gezocht, wat het tegendeel inhoudt van indoctrinatie en hersenspoeling: een gids is niet de slavendrijver van een chain gang. Hij is bereid te zeggen dat hij het ook even niet meer weet maar op goede gronden (en op welke gronden) vermoedt en vertrouwt dat de weg vanbeschaving enhumanisering eerder de ene loop zal nemen dan de andere.
De leerlingen spellingregels bijbrengen zal in deze begeleiding allicht van pas komen, maar het is duidelijk dat in het geheel van de doelstelling de spelling maar peanuts is, gebeuzel waardoor de gedrevenheid want oprecht onderwijs is een passie - wordt opgepeuzeld indien de visie niet ruimer reikt.
Er is een kerkliedje uit de jaren 60 - de ongelovigen nemen het voor lief of vervangen het door de internationale -: wij zijn samen onderweg, allelujah, allelujah. Fundamenteler en juister kan deze ouwe jongen het niet formuleren: elk paradigma in dit syntagma is correct en op zijn plaats. Wij samen, onderweg en een frase zoals allelujah wat een juichkreet is: zonder optimisme of hoop-ondanks-alles kan men niet aan opvoeding doen. De ren van lemmingen naar de afgrond is letterlijk geen school-voorbeeld. Een opvoeder kan zoals eerder gezegd zijn twijfels uitspreken maar als hij niet gelooft in de noodzaak van zijn project is zijn plaats misschien onder de decadente kunstenaars maar niet in het onderwijs.
Een dansvoorstelling is eigenlijk niet bevredigend te registreren, noch op video noch op film. Daardoor is de dans bij uitstek een efemere kunst: zij is er en dan weer niet. Zo staat de dans symbool voor zoniet alle dan toch de meeste kunst en voor zoniet alle menselijke levens dan toch voor de meeste: wij zijn er en dan weer niet.
Het recente fraudeschandaal omtrent de villa van prins Laurent toont nog maar eens aan dat een koningshuis een fossiel is dat thuishoort in het Ancien Régime en niet in een moderne democratie. Het wordt in stand gehouden door wat de psychologie noemt regressie: de massa weigert volwassen te worden en hangt vast aan of keert terug naar het infantiele stadium dat het leven niet aankan zonder een moeder- of vaderfiguur. Het zelfde psychologische proces verklaart de blijvende populariteit van het pausdom, vooral in minder ontwikkelde landen maar ook bij ons. Tot je verrassing hoorde je indertijd een vrouw van 35-40 op een pauselijke encycliek die de anti-conceptiva verbood, reageren met: nu weten tenminste waaraan ons te houden.
Het gaat steeds om hetzelfde: de angst voor de vrijheid omdat die verantwoordelijkheid impliceert. De vrije volwassen mens moet zelf zijn morele keuzes verantwoorden en kan zich niet verschuilen achter een gezagsargument. Vrijheid in de morele zin van het woord is voor velen geen geschenk maar een last die zij niet wensen of vermogen te dragen.