Hoe moet je als vrijzinnige of kritische gelovige nu reageren op de perikelen van de Leuvense professoren (zie de tekst van Rik Torfs en Philippe van Parijs in De Standaard vandaag) met het gesloten oudemannenclubje van Rome? Wie de regels van een vereniging intern niet kan veranderen, staat voor de keuze: zich onderwerpen of de vereniging verlaten.
Het is geen nieuws dat de kerk van Rome weinig van doen heeft met een democratie, maar zelfs indien dat wel zo was - volgens het principe van 1 man/ 1 vrouw 1 stem -, zou het zeer onzeker zijn of er wereldwijd een meerderheid wordt gevonden voor vrij wetenschappelijk onderzoek binnen een katholieke instelling. Buiten Europa en zelfs daarbinnen zoals in Polen, Italië en Spanje is het gros van de katholieken niet bepaald ruimdenkend te noemen.
Wie vooruit loopt in wetenschap of kunst botst zowel met de cenakels van de macht als met de massa.
De universiteit moet voor zichzelf uitmaken of zij die voortrekkersrol wil blijven spelen dan wel of zij nederig het hoofd buigt voor een dogmatische benadering van de waarheid. De 'c' van christelijk, in de betekenis van evangelisch, laat meer ruimte voor onderzoek dat te verzoenen is met het begrip naastenliefde dan de 'k' die staat voor kortzichtig.
Als je een round-up maakt van de commentaren en ideologisch gekleurde eisen die de voorbije weken zijn geformuleerd, worden de recente verkiezingsuitslagen des te onbegrijpelijker.
Arbeidsmarktspecialist Jan Denys schreef dat ons land een voorbeeld moet nemen aan de VS waar er geen discriminatie zou zijn inzake tewerkstelling van allochtonen. Heeft deze specialist er dan geen weet van dat heel wat Amerikanen twee jobs moeten aanvaarden om hun huishuur te kunnen betalen, en dat latino's en illegalen vaak tegen een hongerloon moeten werken zonder enige sociale bescherming?
De selectieve verontwaardiging omtrent de ontslagpremies bij Opel Antwerpen toont aan dat de tegenstelling tussen links en rechts bijna ouderwets wordt aangescherpt: er zijn stemmen die in de eerste plaats de belangen van de werkgevers en de aandeelhouders dienen, en andere die vooral bekommerd zijn om arbeidsvoorwaarden, lonen en vervangingsinkomens.
In het verleden heeft Yves Desmet in De Morgen reeds betoogd dat de verhouding tussen arbeid en kapitaal heel wat diffuser is geworden dan pakweg 50 jaar geleden: heel wat gewone Belgen zijn beleggers geworden, en ook de klassieke vertegenwoordigers van de loontrekkenden, de vakbonden, beleggen hun fondsen op de beurs.
Niettemin kan je er niet om heen dat links en rechts steeds duidelijker tegenover elkaar staan.
Tegen het licht van deze ontwikkeling is de dreun die de Vlaamse socialisten kregen een raadsel.
Tenzij men er de triomf van het populisme in ziet, de overwinning van de simplismen op de nuance van de academici. Heel wat sociale verworvenheden zijn hier zo evident geworden, dat de kiezers het zich kunnen veroorloven om te bijten in de hand die hen gegeven heeft. Althans dat denken zij.
In haar opiniestuk (in De Standaard van dinsdag) klaagt Evita Neefs terecht de rijke landen - waaronder België - aan die nooit hun beloften inzake ontwikkelingssamenwerking zijn nagekomen.
En zij heeft gelijk dat het hier gaat om welbegrepen eigenbelang: voor de extreme ongelijkheid en gewelddadige conflicten in de wereld betalen wij nu al een prijs in de vorm van onveiligheid, migratie en gemiste kansen; en het ziet ernaar uit dat deze prijs in de nabije toekomst alleen maar zwaarder zal uitvallen.
Het is echter jammer dat zij pas in haar laatste zin het heeft over eerlijke handel.
Voor alle duidelijkheid: zelfs in de beste van alle werelden zullen vrijwilligerswerk en liefdadigheid noodzakelijk blijven, zowel in ons eigen land als intercontinentaal.
Maar vrijwilligheid en caritas is dweilen met de kraan open zolang er geen 'fair trade' bestaat: zolang er mensen zijn die niet fatsoenlijk betaald krijgen voor hun arbeid, zolang de rijke landen bepalen wie met handel geld mag verdienen en wie niet.
Een voorbeeld is de onbetaalbaarheid van levensreddende geneesmiddelen, een machtsmisbruik van de farmaceutische giganten dat voortvloeit uit hun monopoliepositie.
De organisaties die dergelijke toestanden zouden moeten aanpakken - de WHO, de wereldbank etc - worden bestuurd door mensen die in de eerste plaats de belangen dienen van de rijke landen en hun bedrijven of aandeelhouders.
Een Afrikaanse boer geld geven of aan een waterput helpen heeft geen enkele zin als hij zijn producten niet kan verkopen tegen een leefbare prijs.
Het is mijn vaste overtuiging dat de media - de visuele zowel als de geschreven - hierin een grote verantwoordelijkheid dragen als vierde macht in een democratie: zij moeten de politici permanent confronteren met deze wantoestanden; zij moeten 'de luis in de pels' zijn van al wie zich wentelt in zelfgenoegzaamheid en onverschilligheid.
Hoewel socioloog Piet Bracke zegt (in De Standaard van gisteren maandag)gescheiden ouders niet te willen culpabiliseren, lijkt dit toch door de commentaar bij zijn studie te worden gesuggereerd.
Hij spreekt van meer depressies bij de veertigjarigen van wie de ouders zijn gescheiden, een lager inkomen en daardoor minder levensgeluk. Wat zouden de resultaten zijn mocht men een gelijkaardig onderzoek uitvoeren bij veertigers van wie tijdens hun kinderjaren een van de ouders is overleden; of bij wie thuis de sfeer het tegendeel was van geborgenheid? Omdat hun ouders meer bezig waren met hun carrière dan met nestwarmte, of eerder uit berekening bij elkaar bleven dan uit liefde?
Ruim dertig jaren ervaring in het onderwijs hebben mij geleerd dat men inderdaad meestal een relatie kan vaststellen tussen problematisch gedrag en de gezinssituatie, maar die situaties kunnen zeer uiteenlopend zijn: gaande van verwennerij of overprotectie tot emotionele verwaarlozing.
Wetenschappelijk onderzoek dat de opvoeding ondersteunt is zeker wenselijk en noodzakelijk, maar als het stigmatiseert dan vergroot het eerder de problemen dan ze te verminderen: niemand gaat beter functioneren met extra schuldgevoelens.
Aanvulling: vandaag reageert een klinisch psychologe met de opmerking dat deze veertigjarigen de kinderen zijn van een vechtscheiding; onderzoek bij een volgende generatie zou volgens haar andere resultaten opleveren omdat er dan meer echtscheidingen voorkwamen die vreedzaam verliepen. Dan zou men bijvoorbeeld kunnen vaststellen dat kinderen van gescheiden ouders vaker zelfstandiger zijn dan andere, kortom : het beeld zou veel genuanceerder zijn. Mijn probleem is altijd: hoe meet je zoiets, 'gelukkig zijn'? Hoe vaak krijg je op je vraag: 'hoe gaat het?' als antwoord 'goed' terwijl je aan de lichaamstaal kan merken dat de persoon in kwestie zich helemaal niet goed voelt. Mij overtuigt evenmin het argument dat mensen met een hoger inkomen over het algemeen gelukkiger zouden zijn dan mensen met een lager. Als het gaat om een te laag inkomen waardoor men elementaire zaken niet meer kan betalen zoals de studiekosten van de kinderen, dan lijkt het me evident. Maar observatie leert dat welstellende mensen net zo goed depressief kunnen zijn, gekweld door allerlei zorgen, onder andere omdat heel onze maatschappij aanstuurt op 'meer': hoeveel mensen vinden dat zij genoeg hebben? Wie deze houding van tevredenheid wil volhouden, die moet zich min of meer isoleren van de consumptiemaatschappij met haar voortdurende aansporingen om naar meer te streven. Als we geen sticker op onze brievenbus kleven, puilt die uit van de reclamebladen en de allesoverheersende boodschap van dit drukwerk is: 'consumeren zult gij'. Geluk heeft te maken met een innerlijke vrede en die bereik je niet door mee te doen aan deze competitie van altijd maar meer: verdere reizen, het nieuwste apparaat, een snellere wagen etc Mensen die tijdens de zomer niet verder reizen dan hun eigen tuin, worden als abnormalen bekeken. Nochtans is daar de vrede te vinden: in de schaduw van een boom, bij de rimpeling van een vijver, in de geur van bloemen.
Zaterdag in De Morgen:7 bladzijden over doping, ongeveer een viertal over maatschappelijke problemen zoals vermoedelijke discriminatie op de arbeidsmarkt en de behandeling van asielzoekers.
En dan steekt De Morgen nog duidelijk uit boven de concurrentie: in de populaire of populistische kranten is de aandacht voor sociaal onrecht meestal een lachertje.
Waarom blijf ik mij hierover opwinden?
1. Doping is een probleem maar wordt steeds geïsoleerd benaderd. Het misbruik van farmaceutica zitverweven in heel in onze maatschappij. Lees er de statistieken maar op na over de overconsumptie van antidepressiva, tranquillizers, slaapmiddelen, angstremmers, pepmiddelen en dies meer. Bijna altijd gebeurt dit misbruik om te kunnen presteren, om te slagen in slecht voorbereide examens, om mee te kunnen blijven draaien in de mallemolen van onze economie of om een stresserend beroep te kunnen combineren met een gezinsleven of ontspanningsleven, of gewoon om zichzelf te overtreffen.
Kortom, de sport bevindt zich wat deze ontspoorde consumptie betreft niet op een eiland.
2. De repressie is een voortdurende schending van het gelijkheidsbeginsel uit onze grondwet en vaak van elementaire mensenrechten. Kan iemand het zich inbeelden dat in de strijd tegen de sociale en fiscale fraude (zwartwerk en belastingontduiking) mogelijke fraudeursmaanden van te voren moeten opgeven waar ze zich zullen bevinden zodat zij van 6 uur s morgens tot 22 uur s avonds kunnen worden gecontroleerd? Hoe vaak krijgt een fiscale fraudeur twee jaren beroepsverbod? Verdachten , zelfs in moordzaken, worden in de media aangeduid met initialen: als het gaat om sportlui worden die onmiddellijk met naam en toenaam aan de schandpaal genageld. Toen Marino Keulen Vlaams minister van sport was, stonden de veroordeelde dopingzondaars zelfs op het internet. Wanneer zoiets gebeurt met veroordeelde pedofielen, dan spreekt men van een schending van de privacy.
Traditionele juridische principeszoals het non bis in idem gelden niet voor sportlui: zij kunnen zowel door hun sportbond als door de gewone rechtbank worden gestraft voor eenzelfde inbreuk.
Mij komt het dikwijls voor dat onze democratische rechtstaat ophoudt, waar de (top)sport begint: de juridische bescherming die voor ons allemaal van kracht is, telt blijkbaar niet meer voor de atleten.
3. In de discussie over de schadelijkheid van doping ontbreekt bijna altijd het wetenschappelijk gefundeerd tegensprekelijk debat. Lees er Humo van vorige week op na: niet alle wetenschappers zijn zo overtuigd van de nadelen van een medisch gecontroleerd epogebruik.
4.
Mensen uit het welzijnswerk en al wie zich bekommert om de mensenrechten , om de bestrijding van de armoede, kunnen er alleen maar van dromen dat de media een even intense en doorlopende aandacht zouden willen opbrengen voor essentiële tekortkomingen in onze maatschappij. Het is mijn vaste overtuiging dat onze politici met name de strijd tegen de armoede die voor dit rijke Vlaanderen een regelrechte schande is heel wat kordater zouden aanpakken mocht de pers hen week na week daarover aan de tand voelen.
5.
Waarom gebeurt dit laatste niet? Omdat armoede en onrecht zolang er geen doden vallen niet zo spectaculairzijn, en als er geen kinderen bij betrokken zijnmaken ze minder emoties los.
De onophoudelijke dopingsaga zorgt voor verhitte bekvechterij aan de cafétoog, maar laten de dopingdominees zich geen illusies maken: de sportfanaten die vandaag hun gal uitspuwen of de spot drijven met de dopingfraudeurs, zijn morgen weer present op de volgende wedstrijd.
Naar mijn mening is de heisa omtrent doping weinig meer dan een onderdeel van deallesomvattende massahysterie die de sport teweeg brengt en die door de sportjournalistiek wordt aangewakkerd.
Waar ik voor pleit is de redelijkheid en het relativerend overzicht: zie het dopingprobleem in een ruimer verbanden maak er geen war on drugs van die net zoals de war on terror een ideaal- in dat geval: een zuivere sport pretendeert na te streven, maar intussen elementaire regels schendt enalle prioriteiten overhoop gooit. Verontwaardiging is een energie maar zoals elke energie niet onuitputtelijk: wie ze besteedt aan secundaire problemen, houdt geen energie meer over om de ware schandalen van deze tijd aan te pakken, in het bijzonder het vermijdbare lijden dat blijft voortbestaan dankzij onze onverschilligheid. En dankzij is inderdaad cynisch bedoeld.
In De Morgen van vandaag licht dokter Cosyns de bedoeling van zijn actie toe: hij wil elke vorm van stervensbegeleiding op een gelijkwaardige manier behandeld zien.
In een kort commentaar zegt CD&V-senator Hugo Vandenberghe dat dit jurisch niet kan: euthanasie kan niet worden opgenomen in de wet op de patiëntenrechten omdat zoiets zou betekenen dat een arts kan verplicht worden om euthanasie uit te voeren.
Hier begrijp ik niets van: is een dokter soms verplicht om mij anti-biotica te geven als ik daarom vraag? Bij mijn weten houden de patiëntenrechten alleen in dat men recht heeft op goede zorgen, maar niet dat een dokter een behandeling moet verlenen waar hij in eer en geweten niet mee akkoord kan gaan.
Iets anders is de plicht om de patiënt eventueel te verwijzen naar een collega.
Ik stel vast dat de tegenstanders van euthanasie zich nog altijd blijven kronkelen in het zelfde wijwater; zij wringen zich in allerlei juridische bochten terwijl zij in feite maar één argument hebben: mijn geloof is er tegen.
Met open visier strijden betekent nog niet dat je gelijk hebt, maar je hebt dan tenminste toch de verdienste van de eerlijkheid.
Frank VDB, de wielrenner (straks de andere) Het is met de nodige schroom dat ik schrijf over degevallen god Frank Vandenbroucke. Vandaag staat in De Morgen dat hij zich eerst vrijwillig ging melden bij een psychiatrische instelling en daarna wegens dreigementen moest worden gecolloqueerd. Men kan deze zoveelste aflevering van het psychodrama toeschrijven aan jaren van dopingmisbruik en andere verslavingen. Mij voldoet deze verklaring niet. Nog meer dan Tom Boonen was de jonge F VDB de glamourboy van de Belgische wielersport. Zijn typerende uitspraak: 'ik kan elke vrouw van de wereld krijgen.' Deze hybris toont aan dat hij geloofde in zijn eigen mythe van godenkind. Maar die werd door anderen geweven: door zijn supporters en door de media. En laten we wel wezen: de grootste zedenpredikers in de sportjournalistiek zijn vaak de ergste mythologen. Denk aan: 'Tommeke, Tommeke, wat doet ge nu?' Afgezien van Hollywood vind je nergens zo'n massahysterie als rond de topsport, en bij ons is dat vooral de wielersport omdat we nu eenmaal vaker renners hadden van wereldniveau dan voetballers of basketters. Trouwens, voor supporters en regionale journalisten, is een winnaar rond de kerktoren nogal gauw een afgod. Wielerjournalisten in het bijzonder zijn er verslaafd aan om goden te maken en te kraken zoals verwende kinderen die krijsen om speelgoed en het daarna in een woedeaanval vertrappelen. Je moet als jong wielertalent bijzonder sterk in je schoenen staan om hieraan weerstand te bieden. Een geschikte partner kan helpen, maar niet iedere jonge renner vindt een Nini zoals Rik van Looy. Wat mij zal blijven verontwaardigen is de lichtzinnigheid waarmee het sportjournaille - van wie de meesten toch lang genoeg naar school zijn geweest - aan deze kermis der ijdelheden deelnemen en achteraf hun handen wassen in onschuld. Het ziet ernaar uit dat F VDB wel eens de Belgische Pantani zou kunnen worden - waar hij zelf al meer dan eens op heeft gezinspeeld. Misschien wordt hier dan het zelfde hypocriete eerbetoon achteraf opgevoerd als in Italië. Mij lijkt het dringend nodig dat sportjournalisten die hun vak ernstig willen nemen, zich eens bezinnen over hun verantwoordelijkheid. Het zelfde geldt uiteraard voor iedereen die een jong talent moet begeleiden: de ontsporing begint al te dikwijls bij ouders die hun eigen frustraties willen overcompenseren door de prestaties van hun kinderen.
De dood is met de geboorte het meest ingrijpende gebeuren in dit leven, maar niet het ergste.
Zonder onze geboorte waren we hier niet geweest en na onze dood zijn we hier niet meer.
Maar er zijn levenssituaties die heel wat erger zijn in de beleving. Zelfs de meest bloederige dood is erger voor de toeschouwer als voor het slachtoffer zelf die er nauwelijks wat van merkt gezien de dood vrijwel onmiddellijk intreedt.
Daarnaast is er het uitzichtloos lijden, fysiek of psychisch. Denk aan de vrouw die in het VTM-programma kwam smeken om te mogen sterven omdat zij haar aanslepende depressies niet meer aankon. Enige tijd later wordt terloops meegedeeld - ik ben vergeten in welk medium precies - dat zij toch uit het leven is gestapt en op een nogal gruwelijke manier.
Als je bewogen wordt door mededogen, dan zoek je in gelijkaardige gevallen toch naar een meer humane oplossing?
Het lijkt me al te comfortabel zich te verschuilen achter hoogdravende woorden als 'de heiligheid van het leven' als men zelf weinig doet om dat leven tot iets waardevols te maken, bijvoorbeeld door gevallen van totale vereenzaming op te sporen en te bezoeken.
En het kan niet genoeg worden herhaald dat de moraal veel stricter is als het gaat om particuliere en intieme beslissingen dan wanneer er een hele bevolking mee gemoeid is. Denk aan Bush die liefst abortus en euthanasie zou verbieden in de VS, maar geen enkel gewetensprobleem heeft met het vermoorden van tienduizenden weerloze burgers. En de naam Bush is slechts een 'pars pro toto': hij staat voor miljoenen die denken zoals hij.
Onlangs werd de toekomstige katholiek Blair, de 'brother in arms' van Bush, met open armen ontvangen in het vatikaan; politici die ijveren voor de legalisering van euthanasie worden afgedreigd met excommunicatie.
Ik zie maar twee verklaringen: het taboe rondom de eigen dood en ten tweede het streven naar macht. Het zelfbeschikkingsrecht van het individu betekent het einde van de bevoogding door de godsdiensten en de kerken, en die macht willen zij ten allen prijze behouden.
En in deze op allerlei gebieden zo vrijgevochten tijd blijft de eigen dood het grootste taboe omdat die de negatie is van de mythe van de eeuwige jeugd die vandaag meer dan ooit tevoren wordt gekoesterd. Als er iets is waar de moderne mens het moeilijk mee heeft, dan wel met de aftakeling van zijn fysieke en intellectuele vermogens. Helemaal nieuw is dit niet: het bijbelse verhaal over de Tuin van Eden leert ons dat hybris de eerste zonde was, en deze hybris kwam neer op het gelijk willen zijn aan het goddelijke: de paradijselijke mens wou proeven van de boom van kennis en van de levensboom. De eerste zou hem een goddelijke macht verschaffen, de tweede een godgelijke onsterfelijkheid.
Dit verhaal dateert van ongeveer 3000 jaar geleden en het is nog altijd brandend actueel, al zijn de goden vandaag meestal vervangen door filmsterren en andere iconen van aardse perfectie.
Rechter forceert asielaanvraag Iraki's (De Standaard van vandaag) Een Brusselse rechter oordeelde begin deze maand dat de Dienst Vreemdelingenzaken ongrondwettelijk handelde door een Iraaks echtpaar op te sluiten in een gesloten centrum en hun asielaanvraag te weigeren. Hij vond dat de Belgische overheid zich moest schamen. Sommige rechters beschikken dus wel over wijsheid en emotionele intelligentie. Het blijft toch op z'n zachtst gezegd schizofreen: deze regering gaat er terecht trots op dat zij niet heeft meegedaan aan de oorlog in Irak, maar als de slachtoffers van deze rotzooi dan naar ons land komen worden zij geweigerd. Verglijk dit met de Iraanse vluchtelingen die hun mond moesten dichtnaaien om gehoord te worden. Keer op keer zie je hetzelfde: de regering neemt in buitenlandse zaken standpunten in waarvan ze de consequenties in de binnelandse politiek weigert te dragen. Tegenover de komst van vluchtelingen uit oorlogsgebieden en dictaturen bestaat geen enkel moreel bezwaar, integendeel: het behoort tot onze christelijke of humanistische plicht ze op te vangen. Het enige bezwaar is van praktische aard: België kan niet al deze vluchtelingen opvangen want hun aantal wordt werldwijd geschat op tien miljoen. Maar wat we nog altijd niet zien is enig overleg op Europees niveau: wat kan de EU aan inzake opvang en in welke mate draagt de EU bij tot de oplossing van conflicten? Intussen is het zo dat onze Dienst Vreemdelingenzaken steeds sterker doet denken aan een soort Gestapo. Wat we vooral niet mogen vergeten is dat de meeste nazi's en de meeste collaborateurs er rotsvast van overtuigd waren dat zij alleen maar hun plicht vervulden. Wet is wet, Befehl ist Befehl.
ruimte voor het goede sterven (zie De Standaard van vandaag)
Onderdeze titel kondigt de Gentse huisarts Marc Cosijns aan dat hij een terminale patiënte zal helpen sterven zonder de procedures te volgen die voorzien zijn in de huidige euthanasiewet. Let wel: hij doet dit op vraag van deze patiënte. In zijn reactie op het pleidooi van Marc Cosyns schrijft professor Nys: 'Nu heeft de patiënt enkel het recht om euthanasie aan te vragen. Dat is nog iets heel anders dan een recht op euthanasie. Dat laatste is in strijd met internationale wetgeving, met het recht op leven.'
Kun je dit laatste anders interpreteren dan dat voor professor Nys 'recht op leven' gelijk staat met 'plicht tot leven'?
En waartoe dient de verwijzing naar 'de internationale wetgeving' als we weten dat de huidige Belgische euthanasiewet al vooruitloopt op wat in de meeste andere landen mogelijk is?
Ook professor Distelmans verliest zichzelf in tegenspraak wanneer hij schrijft: 'we hebben een maatschappelijke toetsing nodig voor alle beslissingen over het levenseinde.' Voordien stelde hij zelf vast dat dit in de praktijk niet gebeurt, namelijk bij sedatie (opvoeren van de verdoving of pijnstilling) en bij 'versterven' (het laten uithongeren of verdorsten van patiënten)
Te vrezen valt dat het alweer genees-heren en commissies zullen zijn die beslissen over het hoofd van de patiënt heen.
En deze beslssing hangt af van de eigen moraal of geloofsovertuiging van de betrokken arts of van het ziekenhuis waar die werkt. Geen enkel vrijzinnige vraagt dat dokters zouden verplicht worden tot een handeling die indruist tegen hun overtuiging. Maar de patiënt heeft dan wel recht op eerlijke informatie vooraf en op eventuele doorverwijzing. Het is die blijvende onzekerheid die heel wat mensen angst aanjaagt: wie zal uiteindelijk over mijn levenseinde beslissen?
Zal ik mogen sterven op een door mij gekozen manier of zal mijn pijn en vernederende aftakeling nodeloos worden gerekt?
Om terug te keren tot de term 'recht op leven': is het voldoende om te spreken van leven zonder daar enige kwaliteitsvoorwaarden aan te koppelen? Wat is de waarde van verder te leven als een plant: als je daar vooraf voor gekozen hebt, tot daaraan toe, maar mag een wetgever of een dokter een mens tot zo'n bestaan veroordelen? De ultieme vraag blijft: 'who's life is it anyway?' Over wiens leven denken die dames en heren te mogen beslissen? En tenslotte: steeds weer valt het op hoe delicaat de discussie is over het particuliere levenseinde, als het gaat om de massale dood door een oorlogsverklaring dan heersen er veel minder taboes.