Zowel in De Standaard als in De Morgen staan vandaag reacties op het voorstel van Mieke van Hecke, de grote baas van het katholiek onderwijs, om meer aso-leerlinge te recruteren in de opleidingen tot onderwijzers(-essen) Tot ongeveer 1967 was het evident dat de toekomstige onderwijzers uit het aso kwamen. De toenmalige Normaalscholen splitsten immers een zesde jaar humaniora in tweeën en koppelden hieraan een pedagogisch-didactische vorming.
Sinds de opleiding op zichzelf staat, zijn de problemen ontstaan die Pieter Lesaffer in De Standaard beschrijft. Soms gaat het om een tweede keuze wat geen garantie biedt voor het nodige enthousiasme, soms dienen zich kandidaten aan met onvoldoende intellectuele begaafdheid.
Maar de denkfout van Mieke van Hecke lijkt me te zijn dat zij de problemen in hun eindstadium wil aanpakken terwijl ze beter bij de wortel worden bestreden.
Het tso is inderdaad ook bedoeld als een doorstromingsrichting: niet zozeer gericht op de universiteit als wel op het vroegere A1-niveau, de huidige bachelors.
In principe zouden deze leerlingen dus een lerarenopleiding moeten aankunnen, maar door het dalende niveau - in het bijzonder wat de talenkennis betreft - voldoet het tso meestal niet meer aan deze verwachting.
En daarnaast is het zo dat leerlingen van bescheiden of vreemde afkomst vaak verkeerd - wat wil zeggen: onder hun niveau - worden georiënteerd: een uitgestelde studiekeuze zou hier kunnen helpen.
Al ben ik geen fan van een volledig gemeenschappelijke eerste graad in het secundair onderwijs: een kind met technische of manuele begaafdheid is meestal niet theorisch of verbaal getalenteerd en omgekeerd. Tenslotte heeft Lesaffer gelijk als hij stelt dat het onderwijs een te stug systeem is dat enthousiaste en creatieve mensen afschrikt of het werken bemoeilijkt en bijgevolg ontmoedigt. Het dirigisme en de regelgeving zijn de laatste jaren alleen maar erger geworden. Enthousiasme is een vorm van liefde en in de opera 'Carmen' wordt gezongen dat die zich niet laat kooien: zonder soepelheid en voldoende vrijheid maak je de gedrevenheid kapot.
Bureaucratie, een overvloed aan paperassen, doodt in elke sector het creatieve en persoonlijke, zeker in het onderwijs.
censuur op de EO De Nederlandse EO-zender meent het recht te hebben om natuurdocumentaires zo te verknippen dat elke verwijzing naar de evolutietheorie wegvalt. Vanwege zijn grote ledenaantal is deze zender intussen de grootste geworden in Nederland en misschien de invloedrijkste. De leden manifesteren zich als creationisten die het scheppingsverhaal uit het boek Genesis zeer letterlijk interpreteren. Hoe is het te verklaren dat vandaag niemand meer gelooft in de mythologie van Grieken en Romeinen, maar wel nog in de joods-christelijke? Voor een deel zal dit wel te maken hebben met de indoctrinatie in het gezin en op school: heel wat kinderen worden gehersenspoeld met dit gedachtegoed. Maar wellicht is er een diepere oorzaak. We leven in een wereld van versnelde transitie: globalisering, migratie, delokalisatie, klimaatdreiging, oorlog en terrorisme verschijnen dagelijks op de buis of in de krant. Kortom, de wereld en zeker de nabije of verdere toekomst wordt als uiterst bedreigend ervaren. Dit zou kunnen verklaren waarom men zich zo krampachtig houdt aan de oude zekerheden. Bij ons in Europa heeft het godsdienstig fanatisme met zijn godsdienstoorlogen, joden- en ketterverbrandingen een hoogte- of dieptepunt bereikt sedert 1492: een nieuwe wereld ging wijd open en de geesten sloten zich af, gingen hermetisch dicht. Het gaat om een psychologische variant van de dominotheorie: als ik één stukje van mijn geloof laat vallen dan tuimelen al mijn zekerheden als een kaartenhuisje of rijtje dominostenen in elkaar. Vandaar de intellectuele verkramping: men schuwt alle informatie die het vertrouwen in het eigen verklaringsmodel zou kunnen aantasten. Op zich is dit enkel betreurenswaardig voor de betrokkenen zelf en voor hun kinderen die ofwel ooit de schok van de ontdekking zullen meemaken en dan in crisis kunnen geraken ofwel jonge zeloten zullen worden. Maar dit wereldvreemde kan voor iedereen een bedreiging vormen wanneer het maatschappelijke en politieke macht krijgt. Dit zien we nu reeds in de VS waar de kliek rond Bush duidelijk onder invloed staat van christelijke fundamentalisten. Dit vertaalt zich dan in het stopzetten van hulpprogramma's ter bestrijding van aids, maar erger nog is de mythologische terminologie van 'het rijk (of de as) van het kwaad' , een taalgebruik dat herinneringen oproept aan de kruistochten en de aanhang inderdaad voorbereidt om gewapenderhand tot een nieuwe kruistocht over te gaan. Wat, paradoxaal genoeg, opvalt aan dit fundamentalisme is zijn uitgesproken 'vertikalisme': men streeft een zuiverheid na in de leer en in de relatie tot de godheid, maar met het 'horizontalisme' van naastenleifde en sociale rechtvaardigheid houdt men zich nauwelijks bezig. Tenzij dan in de stijl van moeder Theresa: men predikt de aanvaarding van het lijden, dat gezien wordt als de wil van God, en veel meer dan stervensbegeleiding heeft men niet te bieden. Veel belangrijker en gevaarlijker dan de dwaasheid van de intellecutele afscherming of verkramping en de censuur zijn deze politieke implicaties. Omdat censuur de eerste steen kan zijn die een lawine aan het rollen brengt, is waakzaamheid geboden en kan men niet lacherig doen over wat de EO-zendelingen uitspoken. Het verwerpen van de wetenschap loopt als een stinkend spoor doorheen de geschiedenis van het godsdienstig fanatisme.
uit 'Geboortegrond' van Czeslaw Milosz Om mijn eigen geheugen wat op te frissen volgen nu enige sprokkels uit dit zeer lezenswaardige boek van de Poolse Nobelprijswinnaar van 1980: door de 'l' in zijn namen moet eigenlijk een streepje maar dat zit niet op mijn klavier. In het Pools is de titel eigenlijk 'geboortegrond Europa': Milosz is diplomaat geweest in de VS en ziet een duidelijk verschil tussen de Europese, in het bijzonder de Midden-Europese cultuur en de Amerikaanse. Dit boek is een vermenging van autobiografie en filosofie en politiek-historisch essay. Daarom is hij te vergelijken met György Konrad. Afgezien van Harry Mulisch, die net als Konrad van joods-Hongaarse afkomst is, ken ik geen Nederlandstalige auteur die een gelijkaardige ambitie heeft. 1. Herinneringen: dat deel van ons leven waarover we zonder blozen kunnen spreken. Dit aforisme van Ambrose Bierce moet voldoende zijn om de liefhebbers van openhartigheid te ontmoedigen. (...) Pretendeert men de onbereikbare waarheid te vertellen, dan liegt men, omdat men gebeurtenissen die ons in een ongunstig licht stellen, verzwijgtµ. 2. Als men de geschiedenis niet levend kan maken door iets wat voor ons persoonlijk leeft dan zal zij altijd min of meer abstract blijven en bestaan uit conflicten van anonieme machten en schema's. (...) Misschien betekent elk vernietigd familiearchief, elk verbrand gildeboek, elke nieuwe stap op de weg naar de vergetelheid wel een consolidering van de classificaties en de ideeën ten koste van de werkelijkheid. 3. Er is in wezen niets dat meer anti-burgerlijk is dan bepaalde delen van de intelligentsia die ongevoelig voor geld zijn. 4. In de burgerlijke maatschappij is er nog steeds één eilandje waar armoede geen schande is als deze vervangen wordt door een titel, dat wil zeggen: roem. 5. Eén kei kan beslissend zijn voor de richting waarin de lawine van iemands lot zal rollen. 6. Papieren zijn uiteindelijk verzinsels van ambtenaren die het leven van de mensen vergiftigen en je moet je niet al te nauwkeurig aan zulke voorschriften houden. 7. Daar waar het onmogelijk is vast te stellen wat nationaal is en wat religieus, wordt de religie een sociale kracht van conservatieve en conformistische aard. 8. Alleen discipline is in staat koelbloedig begane misdaden te rechtvaardigen. 9. Als ooggetuige van volkerenmoord en tegelijk niet in het bezit van de luxe van de onschuld ben ik geneigd mezelf en anderen daarvoor aan te klagen. In wezen is het echter niet gemakkelijk een oordeel te vellen, als het gaat om gevallen waar de hulp aan de slachtoffers van de terreur voor de helper de doodstraf kan betekenen. 10. Hoe primitiever het verstand, des te meer genot put het uit de gelegenheid de versnipperende veelheid terug te brengen onder een gemeenschappelijke noemer.
Is het mogelijk om over de zaak van het Ecuadoriaanse meisje Angelica nog iets te zeggen dat niet al vele keren eerder is gezegd?
Laat mij ingaan op de argumenten van de verdedigers van de uitwijzing.
Etienne Vermeersch zegt: 'Kinderen zijn altijd het slachtoffer van de daden van hun ouders.' Zoals Patrick Dewael zegt: 'Ouders misbruiken hun kinderen om asiel te verkrijgen.'
Het is dus een misdaad om voor je kind(eren) een beter leven te zoeken.
Patrick Dewael heeft het bij herhaling over mensen die onderduiken om hun uitwijzing te ontlopen.
Onderduiken roept herinneringen op aan schimmen die schichtig 's nachts over straat bewegen en zich overdag opsluiten op zolders, in kelders of in een achterkamer zoals het gezin van Anne Frank.
Dit meisje heeft zoals zovele andere jaren school gelopen in ons onderwijs: kan je dan nog spreken van onderduiken?
Wat de moeder uiteindelijk wordt aangewreven is dat ze verzuimd heeft de juiste documenten aan te vragen, de juiste procedure op te starten.
Kortom, de hogere moraal van onze maatchappij is de ethiek van de bureaucraten: je bent pas een burger wanneer je net zoals koeien de wettelijk voorgeschreven oorring draagt.
Het demagogisch argument bij uitstek is dat de naturalisatie van dit soort gevallen een aanzuigeffect zou veroorzaken: een golf van migranten zou onze landsgrenzen overspoelen.
Tegelijk lees je voortdurend dat ons land behoefte heeft aan 'nieuw bloed' om onze vergrijzing op te vangen. Is het dan niet evident dat een vluchteling, economisch of politiek, die bewijzen kan voorleggen van bereidheid tot integratie en gemotiveerd is om een bijdrage te leveren aan onze samenleving met open geest wordt verwelkomd?
Intussen zitten er honderden in onze gevangenissen, meestal afkomstig uit het vroegere Oostblok, die hun Belgische nationaliteit hebben misbruikt om hier allerlei misdrijven te plegen. Het cynisme van de bureaucraten stuurt een meisje weg dat hier wil verder studeren en criminelen blijven vanwege allerlei procedures en formaliteiten
in het land. Zo leer je waar de prioriteiten liggen.
Dinsdag besprak De Standaard een boek van de Amerikaanse evolutiepsycholoog David Barash die de wereldliteratuur bekijkt 'door het oog van Darwin'. Het motief van de boze stiefmoeder verklaaart hij vanuit de noodzaak de eigen genen te beschermen. De evolutionaire psychologie is vooral sedert de publicatie van 'De zelfzuchtige genen' van Richard Dawkins een rage geworden: het menselijk gedrag wordt bepaald door zijn genetica. In dit boek suggereert Dawkins zelfs dat de genen over een eigen wil zouden beschikken die beslist over het gedrag. De mens zelf zou niet meer zijn dan een 'survival kit' voor de genen, hun apparaat voor overleving.
In het bijzonder de partnerkeuze zou afhangen van de fysieke belofte van vruchtbaarheid en bescherming.
Iedereen kan vaststellen dat dit niet altijd klopt: er zijn voldoende echtparen die bestaan uit een kerngezonde vrouw en een ziekelijke man, of omgekeerd uit een atletische man en een teer poppetje. Bovendien kan men observeren dat verliefdheid en begeerte niet altijd worden opgewekt door typisch seksuele kenmerken, maar vaak door de ogen, een glimlach, een manier van spreken en bewegen die op zich weinig te maken hebben met de beloofde vruchtbaarheid en veiligheid.
Nog erger wordt het wanneer de evolutionaire psychologen het sociale gedrag proberen te verklaren vanuit een onwillekeurige sturing door de genen.
Het principiële bezwaar tegen dit verklaringsmodel is dat het zich presenteert als een ander soort fatalisme of een alternatieve predestinatie: het ontslaat de mens van zijn persoonlijke verantwoordelijkheid.
Dit is het paradoxale aan Dawkins en zijn 'school': hij zelf fulmineert met passie tegen alle godsdiensten (zie onder meer: 'God als misvatting'); zijn volgelingen, die zoals altijd fanatieker zijn dan hun leermeester, hanteren zijn theorie als een godsdienst zonder God. Of beter gezegd: de nieuwe God zit in het DNA.
Het artikel geeft het voorbeeld van Cosette in 'Les Misérables', maar wat zegt deze geschiedenis: een ongehuwde moeder, verleid door een losbandige student, moet uit armoede haar kind achterlaten en wordt uitgebuit door een herbergier, de gewezen laffe soldaat Thénardier, die bezeten is door hebzucht. Dit zijn sociale en morele categorieën: Victor Hugo draait zich om in zijn graf als men die probeert te verschonen met de genetica als excuus.
De evolutionaire psychologie heeft boeiende inzichten aangeleverd over onze neurologische structuur en kan helpen om ons gedrag beter te begrijpen: dat is een onmiskenbare verdienste. Maar op het morele niveau blijft ze in gebreke, tenminste als men ze letterlijk neemt.
Dawkins heeft later zijn model uitgebreid met het concept van de 'memen': gedragspatronen die men overneemt door nabootsing (mimesis). Dit is al een belangrijke nuancering, maar uiteindelijk blijven we met de vraag zitten: wie is verantwoordelijk voor de keuze die wordt gemaakt uit de aangeboden voorbeelden?
En die verantwoordelijkheid kan men niet leggen bij de biologie of men kan heel de moraal en wetgeving opbergen: het determinisme behoort tot de negentiende eeuw.
Gisterenavond deelde het tv-journaal mee dat Ingmar Bergman is overleden, een van de absolute genieën van de zevende kunst.
Het kwam aan alsof een EO-kijker plots hoorde omroepen: God is dood.
Vandaag lees ik reacties en getuigenissen in twee kranten en herinneringen komen naar boven.
Mijn initiatie in de film als kunstvorm begon in de smalle, afbuigende Ankerstraat van Sint-Niklaas de naam van de bioscoop ben ik vergeten. Ik voel nog altijd de ontgoocheling toen de voorstelling vanVangeli secondo Matteo van Pier Paolo Pasolini werd afgebroken omdat de leerlingen van de vakschool te veel kabaal maakten. Naast mij zat mijn boezemvriend, de latere professor in de ontwikkelingspsychologie Paul van Geert, diereeds op 16-jarige leeftijd schilderde in de stijl van Marc Chagall en mij wees op de Fra Angelico-achtige cadragesin de openingssequenties: film kon schilderkunst zijn. En drama, muziek en literatuur: alles in één vorm.
Ik zag voor de eerste keer Het Zevende Zegel. Later zou ik als leraar mijn eigen leerlingenervan proberen te overtuigen dat dit sombere, akelige meesterwerk de perfecte achtergrond leverde om het opgelegde Elckerlyc beter te leren begrijpen.
Uiteraard was mijn fascinatie voorde film al eerder ontstaan, dankzij de Hamse Jamba: het jongenspatronaat Johannes Baptist waar op zondagnamiddag na het gebed van onze geliefde onderpastoor Moras, die later een romanschrijver onder schuilnaam bleek te zijn en er met een vrouw vandoor ging, Amerikaanse westerns zoals Rio Bravo en Fort Apache en oorlogsfilms werden vertoond. Steevast voorafgegaan door een voorfilm met Roy Rogers de zingende cowboy in het wit op zijn zilveren schimmel. Om de Dikke en de Dunne niet te vergeten en die ene afschuwelijke zondag dat mijn broertje en ik te veel snoep hadden gekocht zodat we geen geld meer over hadden om de toegang te betalen en Laurel en Hardy bij het Vreemdelingenlegioen misten. We voelden ons als Adam en Eva die door de engel met het vlammende zwaard uit de Tuin van Eden werden verjaagd. We keken naar een godsvruchtige prent over het leven van de heilige Theresa van Avila, naar de even vrome Brood en Wijn in het Italiaans over een jongetje dat jong stierf en van bij het altaar recht naar de hemel opsteeg. Ook de Vlaamse film De goede moordenaar komt in mijn geheugen weer naar boven: het begin van enige sympathie voor veroordeelden en van een principieel wantrouwen tegenover het gerecht en een instinctieve afkeer van de arrogantie en wreedheid van een vonnis.
Isdit interpretatie achteraf of is het toch waar dat jouw meest fundamentele overtuigingen al onbewust vorm krijgen bij je eerste ervaringen, zelfs op zo jonge leeftijd: minder dan tien?
Het sterkste beeld van al komt uit een spionageverhaal met ijzingwekkende folterscènes eneen ondervrager die plots zijn gezicht uittrekt en het rubberen masker blijkt te dragen vaneen vriend van de ondervraagde. Wellicht is die schok verantwoordelijkheid voor mijn levenslange voorliefde voor maskers en voor de theorie van Jung over persona en schaduw: hoeveel maskers moet je van een mens verwijderen eer je zijn ware gezicht te zien krijgt?
In die middelbareschooltijd,midden de jaren 1960, zond de BRT geregeld artistieke films uit: de Italiaanse neorealisten, Fellini, Buñuel, Tsjechische en Russische producties en verscheidene werken van Bergman. Dat gebeurde na 22 uur: iedereen ging slapen, alleen ik bleef in onze woonkeukenmet haar veranda en Leuvense stoof zitten en voelde het gevecht van de gloeiende kachel met de ijzige helft van de ruimte onder het glas. Vader kwam dan van zijn avondploeg en rolde zijn eerste shag met zijn onveranderlijke vraag: Wat is het opschrift van die film? Meestal reageerde ik nors omdat hij toch niets had aan die titel, vond ik, maar verder zweeg hij en tot op vandaag vraag ik me af waaraan hij dacht, wat hij toen voelde.
Op de Bisschoppelijke Normaalschool werd Bergman door een retraitepredikant aangeprezen als een christelijke cineast, tegenover de heidense en verfoeilijke Buñuel. De priester beweerde: als Bergman een verkrachting toont laat hij aanvoelen hoe erg dat is, de Spanjaard legt de nadruk op het plezier.
Ik zag twee keer De Maagdenbron, een soort Middeleeuwse legendeover een adellijk meisje dat van haar paard wordt geroepen door bedelaars die haar uiteindelijk verkrachten en vermoorden bij een bron in het bos. Deze struikrovers zagen er inderdaad afschuwwekkend uit, maar dit maakte de opwinding bij de puber er niet minder om. Later zag ik als ik me niet vergis in Viridiana van de Spaanse grootmeester eveneens een verkrachting en de smerigheid leek me niet geringer: juist door de burgerlijke schijnheiligheid en listige omwegen van de dader vond ik deze versie minstens even weerzinwekkend en gezien de schoonheid van de actrice (Cathérine Deneuve?) net zo prikkelend, wat iets zegt over de economie van de driften zoals Freud dat noemt.
Na mijn diplomering als katholiek onderwijzer begon ik op zaterdag naar Antwerpen te trekken: een fietstocht van ruim 30 kilometer heen, en 30 terug in het donker met een ronkende dynamo. In die tijd kon je een vrijwel nieuwe fiets ongeketend achterlaten bij de ingang van de Kleine Tunnel: s nachts vond je hem onaangeroerd terug.
In een van de kleinere bioscopen ging ik helemaal op in de sublieme portretfotografie van Sven Nykvist in Persona, ik hijgde mee met een Griekse film over incestdie zich afspeelde in spelonken,de personages halfnaakt, halfgekleed in pelsen. Ik genoot van Electra van de Griek Michael Cacoyannis: voor het eerst maakte ik het mee dat de koren uit de meer dan tweeduizend jaar oude toneelstukkennog steeds konden overrompelen met hun statige zwarte gewaden en hun onheilspellende dictie.
Ik ga geen opsomming geven van al de films die ik van Ingmar Bergman heb gezien: nagenoeg alles wat er ooit in België is vertoond. Beelden bleven me bij, symbolische en dramatische: een mot die tegen een venster tokkelt wanneer een man en een vrouw een langdurig gesprek voeren in een afgelegen hut (in Een Passie); de bloedrode sterfkamer in Kretenen Gefluister en vooral Liv Ullman voor een hoge wandspiegel in deze film: hoe een bezoeker een dokter? haar verplicht naar haar eigen gezicht te kijken, naar de geschiedenis van haar groeven en rimpels en al de geheimen die daardoor worden verraden.
Meer dan wat ook is dit de les van de grote Zweed: leer naar jezelf kijken, jij zelf bent het grootste raadsel. Hoe meer je over jezelf te weten komt, hoe beter je de anderen zal begrijpen.
Deze zelfbeschouwing is bij Bergman meedogenloos: eerst gaat het om die genadeloze blik van een onverzoenlijke calvinistische God (zoals in De Avondmaalgasten), in latere films zit deze God in de mens zelf, in zijn partner of in zijn eigen tegenstem of slagschaduw.
Bergman is inderdaad een christelijke kunstenaar maar wat hij toont geeft de leiders en predikanten van het christendom geen enkele reden tot trots: in Bergman zien we een mens worstelen met wanhoop om een zwijgende God,worstelen met het wurgende zondebesef, worstelen met het onvermogen tot nabijheid en communicatie.
Dit portret is eenzijdig: er is ook een vrolijke Ingmar Bergman denk aan zijn schitterende verfilming van Mozarts Toverfluit maar dit is de Bergman die in die woelige jaren 60 tot begin jaren 70 op mij een overdonderende indruk heeft gemaakt. Voor mij staatdeze sombere Zweed op de uitzonderlijke hoogte van Homeros, Shakespeare, Freud en Montaigne om maar deze namen te noemen die specifiek voor mij zon betekenis hebben gehad en nog hebben: iedereen kan zijn eigen lijstje samenstellen. Het gaat hier om meer dan bewondering: dit is een verhaal van erkentelijkheid, een tribuut aan een grotere geest die mijn kleinere geest geopend heeft. Vanaf je zestiende geïnfecteerd zijn met Bergman, maakt je immuun voor alle rotzooi die in de daaropvolgende jaren is aangeprezen als geniale kunst. 31 juli07
gewetensvorming De vorige tekst - over India en de namaakmedicijnen - besloot nogal gemakkelijk met de term 'gewetensvorming' als het doorslaggevende middel om tot een beter gedrag te komen. Maar wat is dat precies, een geweten? Het morele besef, een juist inzicht in goed en kwaad, voldoet niet. Dit wordt aangereikt door de meeste godsdiensten en filosofische tradities. In het katholicisme is 'de stem van het geweten' zelfs gelijk aan 'de stem van God'. Een uitwerking van het concept dat de mens in God leeft zoals God in de mens. Maar daarmee schieten we niet op: de ene gelovige hoort duidelijk wat anders dan de andere. Gisteren zagen we op tv nog een reportage over de jeugdkampen van de Amerikaanse NRA (National Rifle Association) waar zeer jonge kinderen leren omgaan met vuurwapens en een dankgebed uitspreken omdat zij in een land mogen leven waar zij vrij wapens mogen bezitten en gebruiken. Het schizofrene en krankzinnige aan deze beweging is dat zij zich beroepen op een God die heeft gezegd: 'Wie met het zwaard omgaat, zal door het zwaard vergaan.' Een tweede element is de empathie: het vermogen om zich te verplaatsen in de andere, in het bijzonder in de lijdende mens. Psychopaten bezitten dit vermogen niet: het lijden van de anderen laat hen onverschillig terwijl het minste ongemak dat zij zelf ondervinden hen razend kan maken - denk aan Dutroux. Maar ook dit vermogen volstaat niet: heel wat mensen worden aangegrepen door de miserie maar doen er niets aan behalve het hoofd schudden of zelfs tranen wegpinken. Het derde en noodzakelijke element is dus de aanvaarding van de eigen verantwoordelijkheid: de impuls om iets aan het lijden of het onrecht te willen doen en dan ook in actie schieten, iedereen 'naar godsvrucht en vermogen' dat wil zeggen: op zijn eigen manier. Niet iedereen is een pater Damiaan of Mahatma Gandhi: wat men in concreto doet moet iedereen voor zichzelf uitmaken. Zoals iedereen geconfronteerd wordt met de vraag of hij/zij wel voldoende doet. Deze vraag kan een kwelling worden als men ze onverbiddelijk stelt: men kan immers nooit genoeg ondernemen, het lijden is zo immens dat men het nooit helemaal kan wegnemen. Men moet dus bewegen tussen het nietsdoen en de absolute overgave. Het laatste is gereserveerd voor de heiligen onder ons - voor zover die bestaan en als mens te genieten zijn - , het eerste is moreel verwerpelijk. Daartussen is er het mededogen: met de anderen en met zichzelf. Mededogen met zichzelf betekent de aanvaarding van het feit dat men niet volmaakt kan zijn: 'Wees volmaakt zoals uw Vader die in de hemelen is' moet men begrijpen als een hyperbool, de overdrijving van een dichter die oproept tot het maximale om een minimum te verkrijgen. Samengevat: moreel inzicht, empathie en aanvaarding van de eigen (mede-)verantwoordelijkheid bepalen het gewetensvol gedrag. 'Wer immer strebend sich bemüht' (wat in Faust op Mefisto slaat) onderneemt alleszins meer dan niets, hoeveel meer hangt af van je persoonlijk vermogen, mentaal en fysiek.
Zondagavond zond Panorama een Britse undercoverreportage uit over de trafiek in vervalste medicamenten. We zagen een Indiër in Mumbai opscheppen over zijn werknemers die hij ongeveer 1,5 dollar betaalde voor een hele werkdag, en over het feit dat hij in India veel meer kon verdienen dan in Dubai waar hij ook een verblijfplaats had en dat een centrum is in de verhandeling van kapitalen van verdachte oorsprong. India is een raadselachtig land: sedert 1947 de oudste democratie in de Derde Wereld. Het heeft een eeuwenoude cultuur met intens beleefde godsdiensten. En tegelijk is het een land met wellicht de meest extreme tegenstellingen: miljoenen armen die zelfs honger lijden, en een groeiende bovenlaag van oude en nieuwe rijken met daartussen een middenklasse die steeds welstellender wordt. Volgens Robert D. Kaplan voert India graan uit terwijl het niet in staat lijkt om zijn eigen bevolking te voeden. In India zijn allerlei buitenlandse ngo's en hulporganisaties actief die daar doen wat je eigenlijk van een democratie zou mogen verwachten: zorg dragen voor de zwaksten onder hun landgenoten. Blijkbaar zijn noch de culturele traditie, noch de godsdiensten daar een inspiratiebron om sociale wantoestanden te bestrijden. De reportage deed me denken aan een interview met Jan de Hartog op de BRT-radio een paar dagen na de ramp met de Herald of Free Enterprise. Betty Mellaerts vroeg deze schrijver teon wat volgens hem de oorzaak was van die ramp. De Quaker (een geloof dat het evangelie zeer ernstig neemt) antwoordde met één woord: 'Hebzucht.' Dit klinkt zeer moralistisch, maar is het niet zo dat de meeste plagen in deze wereld kunnen verklaard worden door deze twee ondeugden: hebzucht en machtswellust. Dat de officiële moraal (of die nu christelijk, islamitisch, hindoeïstisch, socialistisch of humanistisch is, doet er niet toe) hier weinig tegen vermag is om wanhopig van te worden. De macht, economisch en politiek, is in handen van types die niet geplaagd worden door hun geweten. En niet de intelligentie noch de emoties zijn doorslaggevend, het gaat in de kern om dit gegeven: de gewetensvorming. De vraag is dan ook waarom opvoeding en godsdienstigheid of filosofische overtuiging hierin falen? Komt het door het eerder beschreven proces dat mensen in staat zijn om schotten aan te brengen in hun geest zodat zij hun handelen op het ene domein volkomen kunnen afzonderen van hun woorden en rituelen? We mogen aannemen dat deze fabrikant en trafikant in nepmedicijnen een lieve echtgenoot en vader kan zijn zoals je dit kon vaststellen bij andere misdadigers en daarin gelijken ze op onze Reinaert de Vos die ook een voorbeeldige huisvader was maar buiten zijn hol of burcht een doortrapte schurk. Blijkbaar heeft de schrijver van dit grandiose dierenepos de aard van de mens zeer sterk doorgrond: we zijn gespleten wezens. Zoals de Manicheërs het formuleerden: elke mens is een strijdtoneel van goed en kwaad, in zijn ziel strijden God en de Satan om de overmacht. Dit is een zeer schematische voorstelling van zaken en niet meer dan een mythologie, maar het benadert de waarheid wel zeer dicht.
Zonder twijfel is Hans Vandeweghe een van de bekwaamste sportjournalisten, maar als amateur-moraalfilosoof valt hij door de mand.
Hij schrijft in De Morgen van zaterdag: 'Wie lid wordt van een aparte club met aparte regels moet zich aan die regels conformeren of geen lid worden.'
Dit is krek hetzelfde argument als naar voren werd gebracht door Louis Wouters, de vroegere voorzitter van de Belgische voetbalbond. Toen ging de discussie over het levenslange lidmaatschap bij een club waar kinderen vanaf hun tiende een lidkaart konden tekenen. Door allerlei protesten is die regel afgeschaft.
Ook Wouters zei toen: 'Niemand is verplicht zich bij de Belgische voetbalbond aan te sluiten. Men kan het proberen bij het katholiek sportverbond of bij de amateurs.'
Ten eerste is de keuzevrijheid meestal een leugen: wie carrière wil maken kan niet anders dan zich aansluiten bij de dominante organisatie.
Ten tweede en dit is meer fundamenteel: als je aanvaardt dat interne regels superieur zijn aan algemene mensenrechten, dan moet je ook aanvaarden dat binnen bepaalde sekten en gesloten culturen barbaarse praktijken worden gehanteerd. Dan kan je niet meer protesteren tegen de seksuele verminking van meisjes, tegen de steniging die door de sharia wordt opgelegd etc Of dichter bij huis: dan moest je het feit aanvaarden dat gescheiden leerkrachten vroeger aan de deur werden gezet in het katholiek onderwijs. Of politiek gezien: dan heeft Filip Dewinter gelijk als hij zegt dat hun 70 punten-programma voorrang heeft op het handvest van de mensenrechten.
Vergelijk het met een huwelijk: geen enkele vrouw is verplicht om met een gewelddadige man te trouwen maar dit geeft die man nog niet het recht om zijn vrouw af te ranselen.
Bovendien is zijn pleidooi voor elektronisch toezicht zonder meer fascistoïde en getuigt het van een DDR-mentaliteit: waarom moeten werklozen dan geen enkelband dragen om te voorkomen dat zij in het zwart gaan werken, en sportjournalisten zodat hun vrouw weet waar zij uithangen?
Ter overweging:
Als je op Torhout-Werchter en bij andere concerten alle artiesten zou onderwerpen aan een bloed- en urinetest, bij hoeveel zou je dan sporen aantreffen van druggebruik?
Idem dito voor de mannequins en ontwerpers tijdens de modedefilees van Parijs en Milaan.
Ga tijdens de examenperiodes naar de universiteiten en hogescholen en controleer alle studenten. Controleer systematisch alle truckers op het gebruik van pepmiddelen.
Hoeveel brave burgers houden zich staande in hun beroep en blijven presteren dankzij de consumptie van medicijnen?
En zeg nu niet dat al deze mensen geen voorbeeldfunctie hebben of niet werkzaam zijn in een competitief milieu.
Ik heb het dan nog niet gehad over zwartwerk en fiscale ontduiking.
Kortom, stop met die hypocriete tweedeling in de maatschappij: de corrupten (de wielrenners) versus de zuiveren (wij allemaal).
Misschien is het juist het besef van onze eigen corruptie dat een mythisch of mystiek verlangen doet ontstaan naar absolute zuiverheid, maar de nadruk valt dan wel op het woord 'mythisch'.
Mij doet het denken aan de fascinatie van oudere mannetjes voor kindvrouwtjes: onderbewust gaat het om een terugkeer naar de paradijselijke toestand van vóór de zondeval. Misschien zitten we allemaal met een Paradise Lost-syndroom: we zoeken een onschuld die we definitief hebben verloren.
Vandaag stelt Hans Vandeweghe in De Mogen voor om renners onder elektronisch toezicht te plaatsen: geen enkelband want die zou tegen de 'manivels' schuren, maar een chip in het oor.
Wat zal het volgende voorstel zijn: een brandmerk of jodenster? Zweepslagen bij iedere verdachte beweging?
Hoe kan het dat verstandige, universitair geschoolde mensen meedoen aan dit opbod in fascistische maatregelen?
Zit er in ieder van ons dan een Hitler of Stalin?
Zoals Jan Wauters in dezelfde krant zegt: wij hebben allemaal een duistere kant, niemand van ons is zuiver tot op de graat. Met welk recht eisen we dan absolute zuiverheid van één categorie van mensen?
En vooral: met welk recht zouden we aan anderen sancties en controlesystemen opleggen die we voor onszelf nooit zouden aanvaarden?
Wie van ons is bereid om drie maanden van tevoren bij de overheid aan te geven waar hij/zij zal vertoeven, zodat hij/zij onverwacht kan worden gecontroleerd op dronkenschap, druggebruik, zwartwerk, zedenfeiten of fiscale fraude?
Wat voor maatschappij bepleiten die dopingdominees in feite: mij blijft het verbijsteren dat die waanzin doorgaat zonder massaal protest.
in de ban van de hysterie Tel het aantal bladzijden in de kranten op en het aantal minuten zendtijd op tv en je kan niet anders besluiten dan dat we leven in de ban van een dopinghysterie. In een klimaat van hysterie worden altijd maatregelen getroffen die de redelijkheid te buiten gaan. In de nasleep van de affaire Dutroux besliste de toenmalige Waalse minister van onderwijs, Laurette Onckelinx, om leerkrachten en opvoeders die verdacht werden van pedofilie onmiddellijk te schorsen. En 'verdacht' betekende onder meer een telefoontje van een leerling(e) die zich wou wreken voor een slecht rapport. In de Amerikaanse 'war on terror' na 9/11 worden gevangenen opgesloten zonder een duidelijke aanklacht en zonder uitzicht op een fair proces, om nog te zwijgen over allerlei vormen van foltering. Critici die de vraag opwierpen 'why do they hate us so much?' zoals Noam Chomsky en Susan Sontag werden verketterd als landverraders en werden uit de nationale media geweerd. De dopingrepressie vertoont gelijkaardige kenmerken: de meldplicht voor topsporters, die naar het schijnt nog zal worden uitgebreid, hoort thuis in een totalitair regime zoals de vroegere DDR en niet in een democratische rechtsstaat: topsporters moeten werken in een sfeer van verklikking en heksenjacht. Het blijft mij verbazen dat alleen enkelingen hiertegen protesteren en niet de gespecialiseerde organisaties zoals de Liga voor de Rechten van de Mens en de specialisten in arbeidsrecht. Ik zie maar twee verklaringen: topatleten zijn uitgesproken individualisten en weinig of niet georganiseerd in slagvaardige vakbonden. Ten tweede is topsport hoe dan ook een zaak van massahysterie - denk aan de gekken die de weg versperren bij bergbeklimmingen - en de dopingjacht sluit zich daarbij aan. Als je aandacht wil bij de sensatiebeluste bevolking dan speel je op safe door deel te nemen aan deze hetze. Naar mijn mening is elke remedie die erger is dan de kwaal te verwerpen. Een maatschappij die respect prentendeert te hebben voor mensenrechten en grondwettelijke en juridische basisregels verliest alle geloofwaardigheid wanneer zij die regels zelf overtreedt. Mij doet het denken aan het afhakken van handen in islamitische dictaturen om diefstal te bestraffen. Een beschaving bewijst haar superioriteit door haar redelijkheid en proportionaliteit: de repressie mag nooit erger zijn dan de overtreding. Om die reden zijn wij in Europa tegen de doodstraf. En het gelijkheidsbeginsel uit onze grondwet laat niet toe dat in één sector repressiemethodes en sancties worden gehanteerd die niet gelden voor de rest van de bevolking. Je zou nog kunnen aanvaarden dat in een noodtoestand, bijvoorbeeld in een oorlogssituatie, preventieve acties worden ondernomen die strenger zijn maar doping is toch geen invasie of geen vorm van terrorisme? Wanneer komt er een breedgedragen protest tegen deze waanzin: mensen die getroffen worden door overstromingen of bosbranden of de miljoenen vluchtelingen in deze wereld liggen wakker van allerlei vragen maar wellicht niet van het existentiële dilemma of de Tour nog een toekomst heeft of niet.
In zijn magistrale boek 'Reis naar de einden der aarde' uit 1996 betoogt de Amerikaanse journalist Robert D. Kaplan dat de conflicten van de 21ste eeuw zullen bepaald worden door de wanverhouding tussen bevolkingsaangroei en natuurlijke hulpbronnen, zoals landbouwgrond en drinkwater: hoeveel ruimte krijgt deze wezenlijke uitdaging in onze pers? Wat een luxe dat wij, media en publiek, ons kunnen gedragen als konijnen gehypnotiseerd door die ene lichtbak.
De Franse media, daarin bijgesprongen door hun internationale collega's, zijn erin geslaagd om in en rond de Tourkaravaan een klimaat van vijandigheid te creëren tegenover geletruidrager Rasmussen.
De dopingjagers hebben binnengehaald waar zij zo gedreven op joegen: de scalp of wat daarvan over blijft van de zonderlinge Deen.
Aangezien deze klopjacht gebaseerd is op vermoedens en niet op bewijzen - tenzij men een leugen als voldoende bewijs aanvaardt - zou men kunnen gewagen van machtsmisbruik.
Hoe dan ook wordt hier de macht van de media geïllustreerd.
Moeten journalisten zich dan niet afvragen wat zij met hun onmiskenbare macht aanvangen?
Zal de Franse pers zich met evenveel overgave storten op de deals die hun president en hun bedrijven aan het sluiten zijn met kolonel Kaddhafi, een dictator die niet bepaald uitblinkt door zijn respect voor de mensenrechten?
De Duitsers zonden zelfs een speciale equipe naar de Tour die zich uitsluitend met doping mocht bezig houden. Bij mijn weten hebben ze dit de voorbije 10 jaren niet gedaan in Oost-Congo om daar de massaslachting te onderzoeken en evenmin in Tsjetsjenië of Darfour.
In eigen land kan men er alleen maar van dromen dat onze politici en onze publieke opinie met dezelfde hardnekkigheid en passie onder druk worden gezet om wat te doen aan de schande van de armoede in een van de rijkste regio's ter wereld.
Vermoedelijk zal dit engagement geen extra kijk- of verkoopcijfers opleveren, maar men zal er tenminste de voldoening aan overhouden te hebben gevochten voor de lotsverbetering van duizenden landgenoten die niet zelf hebben gekozen voor hun moeilijkheden.
Morele verontwaardiging lijkt me pas geloofwaardig wanneer ze niet selectief en eenzijdig is en wanneer ze niet kan verdacht worden van eigenbelang.