Bij De Standaard van donderdag 17 januari zit een luxueuze folder met als ondertitel 'De jacht op de truffel'. Het is reclame van Landrover. We zien mooie foto's van een jeep die zoeft langs een moerassig landschap, door een bos gehuld in ochtendnevel: de natuur moet je exploreren in een Landrover. De associatie is duidelijk: truffels zijn net als kaviaar delicatessen weggelegd voor de succesrijken onder ons. Geen probleem: we gunnen de happy few hun culinaire exclusiviteiten. Lastiger om te aanvaarden is het oneigenlijk gebruik van terreinwagens als statussymbool. Waarom dulden we SUV's en 4x4's in onze agglomeraties? Als roken gebrandmerkt wordt als anti-sociaal gedrag en meer en meer geweerd wordt uit het openbaar leven, moet dit dan niet ook gelden voor sterk vervuilende wagens? Een recent bericht leert ons dat steeds meer longkankers optreden bij niet-rokers en patiënten zonder een voorgeschiedenis van passief roken: de oorzaken moeten in het milieu worden gezocht. Is in het verkeer de vrijheid en luxe van de enkeling dan geen aanslag op de vrijheid en gezondheid van een meerderheid? De verkopers en bezitters van Landrover (de prijs gaat van 31 500 euro tot 99 500 euro) zullen deze vragen wegwuiven als uitingen van afgunst. Dat is de gemakkelijkste taktiek: lage motieven toeschrijven aan een tegenstander. Er zijn de objectieve feiten: de keuze voor een vervuilende wagen die niet aan een noodzaak beantwoordt, is een daad van agressie. (En dan heb ik het nog niet over de rijstijl van de meeste chauffeurs - niet allemaal - van een 4x4.) Als de sigaret mag verboden worden in de horeca, dan mag de terreinwagen verboden worden in onze binnensteden en dorpskernen. Lucht is lucht en longen zijn longen, om het even in welke ruimte men zich bevindt. Of moeten we alweer vaststellen dat de commercie voorrang heeft op de 'schone' principes?
Vaak wordt de pers de vierde macht genoemd in een democratie. Wat dit in concreto kan betekenen, werd maandag even voor middernacht gedemonstreerd door de Britse documentaire over de kinderen van een opvangtehuis in het Bulgaarse Mogilino.
Volgens de aankondiging op de tv-bladzijden van De Standaard werden de directrice en haar assistent achteraf geschorst door de Bulgaarse regering.
We zagen beelden die ongewild deden denken aan de Naziconcentratiekampen, de resultaten van de 'behandeling' waren in elk geval dezelfde: kinderen stierven door ontbering, de overlevenden zien er uit als skeletten.
Een cynische bevlieging zei in mijn hoofd: dan waren die gaskamers met hun vrijwel onmiddellijke dood nog heel humaan.
Mochten het ganzen zijn geweest dan stond Gaia nu al op straat om luidkeels te protesteren tegen de manier waarop deze kinderen werden gevoed.
Waren deze directrice en haar personeel monsters te vergelijken met de kampbeulen?
Het monsterlijke in heel dit schandaal is de onverschilligheid: het maakte deze vrouwen (op 1 uitzondering na) en hun superieuren geen ene moer uit wat het lijden van hun slachtoffertjes inhield.
De documentaire bevestigt mijn overtuiging dat het kwade meestal niet gebeurt omdat er zoveel kwaadaardige mensen rondlopen. De verdorvenheid kan haar slag slaan omdat zoveel meer mensen wegkijken of onbewogen toeschouwers blijven.
Dit was zo met Hitler en Stalin, begin de jaren 1990 in Bosnië, in 1994 in Rwanda, dit is al meer dan 10 jaren zo in Oost-Congo. Het geldt voor Darfour en vul zelf maar de namen aan.
Kon Dutroux uitgroeien tot het monster dat hij geworden is zonder dit wegkijken, deze onverschilligheid van onze engelbewaarders van gerecht en politie en hun controlerende politici?
En wat is onze houding?
Dostojefski schreef: 'We zijn schuldig aan alles jegens allen.' Dit schuldbesef is een variant op het christelijke zondebesef dat de overgevoelige schrijver heeft gecultiveerd, en het is zonder meer verpletterend en dus onleefbaar.
Beter leefbaar en werkbaar is het concept van medeverantwoordelijkheid: we dragen niet alle verantwoordelijkheid op onze schouders maar toch ons deeltje - de ene keer al wat groter dan een andere keer.
In het geval van dit Bulgaarse opvangtehuis gaat het om feiten binnen de EU, kortom binnen ons eigen democratisch systeem.
Onze eigen politici hebben hier direct of indirect iets over te zeggen en wij als vrije burgers kunnen hen aansporen om iets te ondernemen.
De journaliste en haar collega's van het zo vaak imponerende Channel 4 hebben hun plicht gedaan en meer dan hun plicht: we zagen een engagement, een nauwelijks onder controle gehouden woede en droefheid zoals je die enkel van heiligen verwacht.
Blijkbaar kan deze wereld niet zonder dit soort pioniers: individuen die met enige helfdhaftigheid vooroplopen, niet met de bajonet, maar met de kracht van het woord of het beeld.
En dat beeld ontploft dan even voor middernacht als een handgranaat in je huiskamer.
Je hebt een inslaapmiddel nodig om de nacht in te glijden, een warm lichaam aan je zijde.
Warmte, daar gaat het om: onverschilligheid is de ijstijd van de ziel.
Nogmaals verwijs ik naar het korte dialoogje uit een schoolagenda van het katholiek onderwijs:
'Oosterse leerling: Meester, hoe komt het dat het kwade altijd wint in deze wereld?
Oosterse wijze: Omdat de goeden zo weinig doen.'
Men hoeft geen Atlascomplex te hebben of navolger van Christus te zijn om 'iets' te doen: alleen de onverschillige kijkt onbewogen toe en onderneemt helemaal niets, wat alleszins minder is dan het geringste gebaar van medeleven.
'Wat gij aan de minsten van de mijnen hebt gedaan, hebt gij aan mijzelf gedaan,' zei een groot profeet. Hij schreef in het zand. Hebben wind en water zijn woorden uitgewist?
Wie in het gekissebis in De Morgen tussen Greta D'hondt en Bruno Tobback de waarheid weergeeft is niet te achterhalen: er bestaat geen notule die bewijst dat Tobback zou gezegd hebben dat iedereen tot zijn 70ste zal moeten werken.
Wat daarentegen wel controleerbaar op papier staat, is deze uitspraak van Tobback in het ledenblad van het ACOD, de bevriende vakbond:
'De meeste gepensioneerden beschikken nog over te veel energie om de hele dag in hun zetel te blijven zitten.'
Hieruit kon je niet anders dan twee conclusies trekken.
Volgens de krasse veertiger heeft men pas recht op een pensioen als men tot niets anders meer in staat is dan de hele dag in een zetel zitten.
Ten tweede heeft de zoon van de Leuvense keizer geen weet van het vrijwilligerswerk dat door zovele gepensioneerden wordt verricht: in de mantelzorg, in sport- en cultuurverenigingen, in sociale organisaties etc
De jonge Tobback lijkt me een typische vertegenwoordiger van een generatie die een Blitzcarrière heeft gemaakt en er dan maar vanuit gaat dat iedereen even veel kansen krijgt en van de natuur even veel heeft mee gekregen.
Hij hanteert een LSP (Leading Success People)-beeld van de medemens, vergelijkbaar met 'de hardwerkende Vlaming' van Bart Somers.
Hoe dit concept te verzoenen is met de socialistische solidariteit, daar is om met Karel de Gucht te spreken mijn verstand te klein voor.
In de catacomben van Nooitgedacht was gisteren Gert Verhulst aan de beurt. Ik kan het niet laten even stil te staan bij zijn verzuchting: 'Er moet toch iets zijn na onze dood anders heeft ons bestaan geen enkele zin.'
Mij is het een raadsel waarom mensen niet voldoende reden vinden om een 'zinvol' leven te leiden in het leven zelf, in hun ervaring van zichzelf, de natuur en de medemens. Waarom heb je de wensdroom van een nabestaan in de eeuwigheid nodig om bepaalde keuzes te maken: wie geen vervulling vindt in de daad zelf en de zichtbare gevolgen, zal ze vergeefs zoeken in een gedroomde doelstelling. Tenzij de wensdroom op zichzelf al volstaat: terugkeren in een ander organisme, meestralen in de stralende nabijheid van een goddelijk wezen, 70 ongerepte maagden - het zijn allemaal verrukkelijke fantasieën en als je leven hier eentonig of deprimerend is dan haal je uit deze droombeelden inderdaad enige troost. In wezen staat het iedereen vrij om te dromen wat hij of zij verkiest.
Iets anders houdt mij meer bezig: het commerciële succes van Samson en Gert en hun Studio 100. Gert Verhult heeft het zelf al heel terecht opgeworpen, met name in Nachtwacht : 'Waarom verwijt men ons dat wij kinderen exploiteren en heeft men dit nooit gedaan met Walt Disney?'
De kritiek zal ongetwijfeld met afgunst en typisch Vlaamse bekrompenheid hebben te maken: iedereen wordt weggemaaid die zijn kop eventjes boven het gras uitsteekt.
Niettemin is er een nieuw fenomeen opgedoken vergeleken bij onze jeugd in de jaren 1950 en 60. Wij zagen de Disneyfilms in de bioscoop of later op tv maar werden niet bekoord door allerlei Disneygadgets.
De merchandising is een verschijnsel van de laatste 20, 25 jaar en wanneer ze gericht is op volwassen consumenten lijkt er niets aan de hand als we even vergeten hoe vaak mensen in de problemen komendoor te kopen op krediet: de veronderstelde wijsheid en zelfbeheersing zijn ook bij volwassenen in vele gevallen ver te zoeken.
Maar als de verborgen of duidelijk zichtbare verleiding het gemunt heeft op kinderen dan staan we toch voor een morele afweging om twee redenen: via de kinderen worden de ouders bewerkt, ook de ouders met een bescheiden inkomen; en op het niveau van de kinderen zelf zien we een mechanisme van uitsluiting net als in het geval van de merkkledij.
Afhankelijk van de mode hoort een kind zonder pennenzak of boekentas van Samson of Pocahontas er niet bij: het wordt bekeken als een minderwaardig schepsel, een loser.
De psychologische gevolgen kunnen ernstig zijn: een kind dat zich uitgesloten voelt, kan daar een trauma aan overhouden en zal dikwijls minder presteren op school en voor de rest van het leven littekens in zich dragen.
Mocht deze commercialisering een seksuele inhoud hebben dan zouden we spreken van pedofilie en onze verontwaardiging zou leiden tot een heftige afwijzing en veroordeling.
Nu gaat het enkel om handel drijven en dan moet alles kunnen: kinderen moeten een eigen rekening kunnen openen, moeten inspraak krijgen thuis, op school etc
Het bovenstaande klinkt zeer moraliserend maar ik voel mij er dan ook bijzonder ongemakkelijk bij:
waarom gedragen we ons zo toegeeflijk tegenover commerciële verleidingen?
Om te beginnen heeft het met een introductie in de cultuur van hebzucht te maken: ik ben niet wie ik ben maar ik ben wat ik heb. Zo installeert men reeds op heel jonge leeftijd een waardenpatroon: het ultieme doel in het leven is zoveel mogelijk bezit te verwerven en zich door dat bezit van de anderen te onderscheiden, niet door gewoon anders te zijn maar door de anderen te overtreffen. Ten tweede ontstaat de gewoonte om iedereen te stigmatiseren op basis van uiterlijkheden: jij bent o.k. want jij draagt de geschikte kledij of jij bezit het juiste voorwerp, en die andere is niet o.k. want die loopt er anders, goedkoper en dus minderwaardig bij.
Een van de grootste paradoxen van onze tijd is de vaststelling dat de opmerkelijke sprong voorwaarts inzake welvaart sedert de jaren 1960 niet geleid heeft tot een even sterke toename in het welbevinden of het welzijn: onze burgers zitten vandaag niet beter in hun vel dan 50 jaar geleden.
Zou dit niet afgezien van de ontoereikendheid van elke levensvorm de inherente onbevredigbaarheid van het menselijk verlangen het gevolg kunnen zijn juist van die eenzijdige nadruk op welvaart, op toegenomen bezitsverwerving en consumptie?
De ouderwetse dichter Prosper van Langendonck schreef in zijn eertijds beroemde gedicht En verre tochten gaan en zullen gaan dit vers:
vervulden wens baart nieuwen wens en t kan niet stille staan.
De meeste dingen die wel voldoening schenken zijn in principe gratis: liefde en vriendschap, de schoonheid van de natuur, het plezier van het sportieve bewegen, de zelfexpressie in kunst en andere creatieve bezigheden, het uitvoeren van rituelen in de ervaring van gemeenschappelijkheid.
Dit is geen pleidooi tegen de economie: zonder economie vallen alle zogenaamdhogere levensvormen in duigen. Wel gaat het erom kinderen van jongs af aan te leren kiezen: meer is niet altijd meer, integendeel: net zoals in de kunst is minder vaak meer meer intensiteit, meer verrassing en voldoening. De gewoonte slijt alles af, wat als vanzelfsprekend wordt ervaren verliest zijn wonder en verwondering: wie staat er nog bij stil dat het een dagelijks mirakel is dat Bach en Brel onze huiskamer binnen komen alsof ze in leven zijn endat allemaal via wat koperdraad?
Ben je even blij met je honderdste cd als met je eerste? Tintelt je buik even intens bij de duizendste kus als bij de allereerste? Het duurbare is schaars omdat ons vermogen tot intensiteit nu eenmaal beperkt is: we kunnen geen 100 boezemvrienden hebben en evenmin smoorverliefd zijn op 1 000 partners tegelijk.
Toch is het precies dit vermogen tot intensiteit dat onze waarde bepaalt: hoe innig kun je genieten van een bloem in de tuin, van bloeiend onkruid in het veld, van het licht op een kanaal of vijver?
Vandaar mijn onbehagen bij Gert en Samson en hun buitenlandse collegas zoals Walt Disney: brengen zij onze kinderen de verwondering bij, het gevoel iets unieks mee te maken of bereiden zij de afstomping voor, de zure houding van nooit genoeg?
Een verstandige opvoeder zal hierin een keuze maken: leve de sprookjes die de verbeelding prikkelen, weg met de gadgets die kinderen misvormen tot hebzuchtige monstertjes.
Het lijdt geen twijfel dat de anti-tabakbeweging uiteindelijk haar slag thuis zal halen, ze speelt immers in op de meest fundamentele van onze angsten: de angst voor de dood. Hier tegenin gaan is weinig eervol: op een verslaving kan men bezwaarlijk trots zijn. Die basismotivatie leidt wel tot bedenkelijke argumenten zoals dit zinnetje van de bekendste tabakinquisiteur van Vlaanderen, Roger Blanpain: 'Voor de klant(van de horeca) verhoogt blootstelling van een half uur aan tabaksrook het risico op een acuut hartinfarct.'
Mij is het een raadsel hoe men zoiets wetenschappelijk onderzoekt en als ik de gedreven professor op tv bezig zie denk ik vaak: 'Je een halve minuut zo kwaad maken, leidt ooit nog tot een fatale hartaanval.'
Ter vergelijking: heeft men al wetenschappelijk onderzocht hoeveel mensen sterven door de inademing van roetdeeltjes en fijn stof? In het bijzonder in de steden en agglomeraties en langs drukke verkeersaders? Heeft dit geleid tot een verbod in de bebouwde kom voor zwaar vervuilende wagens? Is het trouwens ethisch verantwoord om dit soort wagens überhaupt - en ik gebruik opzettelijk een Duits woord ter attentie van Mercedes, Porsche etc - te bouwen voor particulieren: is snobisme op dit terrein louter een persoonlijke eigenaardigheid of een aanslag op natuur en samenleving?
Ten slotte: als men zo overtuigd is van de dodelijke gevolgen van actief en passief roken, waarom wordt tabak dan niet bij de harddrugs gerangschikt en totaal illegaal verklaard? Primeert als puntje bij paaltje komt dan toch de economie en niet de gezondheid?
Mij doet het denken aan de verstrengde wapenwet voor particulieren - waar op zich veel voor te zeggen is - terwijl de internationale wapentrafieken quasi ongemoeid hun gang mogen gaan. Eén dode bij ons is natuurlijk zoveel verschrikkelijker dan 10 000 in een ver buitenland.
Een perverse omkering van de bekende slogan: 'Think locally but don't act globally'. Angst inspireert niet tot consequent denken.