Ik ben Fredje
Ik ben een man en woon in Hoeilaart (Belgie) en mijn beroep is Gepensioneerd.
Ik ben geboren op 04/06/1950 en ben nu dus 74 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: wandelen, digitale fotografie.
Ik ben reeds meer dan 40 jaar gehuwd met Annie
Wondere wereld Niks wereldschokkend, niks belangrijks en alles met een dikke korrel zout te nemen
23-12-2013
Sterke vrouwen
2013 was niet het beste jaar. Of het te maken heeft met het cijfer 13 ga ik niet beweren. Ik wil niet bijgelovig zijn want dat brengt ongeluk. Dus ga ik me over een cijfer geen zorgen maken. Maar toch was het een slecht jaar. Ik heb in 2013 twee vriendinnen verloren. Alhoewel 2013 ook een paar positieve zaken aan het licht bracht. Ik heb sterke vrouwen leren kennen. Alles heeft zo zijn voor- en nadelen. Het begon in het eerste kwartaal van het jaar. Vrouwlief kreeg te horen dat ze kanker had. Niet iets om licht over te gaan. Kanker is ten slotte geen griepje. Het duurt allemaal langer. Maar na bekomen te zijn van de eerste schok begon de hele behandeling. Twee operaties en een reeks chemo kuren. Gevolgd door anderhalve maand dagelijkse bestralingen. Elke dag naar het hospitaal voor de nodige stralen. Zowat een halve dag waren we daarmee telkens zoet. Tijd om iets te posten zat er dus niet in. En inspiratie was er ook niet. Maar dat is gelukkig achter de rug en de voorlopige resultaten zijn positief. Enkel nog wachten tot de brandwonden genezen zijn. Het hele zaakje heeft tot verleden week zowat ons leven beheerst. Nu volgen nog driewekelijkse behandelingen tot augustus 2014. Er komt dan ook meer tijd vrij voor berichtjes te posten. En misschien voor meer frivoliteit. Maar toch heb ik in die tijd een sterke vrouw leren kennen. Eentje die niet opgeeft. Eentje die blijft vechten voor wat haar dierbaar is. Eentje die met optimisme vooruit kijkt en hoopvol is voor wat nog komen kan.
De tweede is, of liever was, ook een sterke vrouw. Helaas heeft ze de strijd verloren. Het begon ook in het begin van 2013. Door een geheimzinnige ziekte vielen stuk voor stuk haar organen uit. Het leek een soort ebola, je weet wel, het ebola virus, waar, door inwendige bloedingen, het ene orgaan na het andere uitvalt. Maar waar het ebola virus na zowat een week een dodelijke afloop heeft duurde het bij haar een klein jaar. Het leek wel een ambtenaren variant van ebola. Langzaam maar zeker, maar zeker langzaam. Enkele uren voor haar overlijden heb ik haar nog bezocht. Al heeft ze dat waarschijnlijk niet beseft want ze lag in coma, happend naar adem en met een zwart gekleurde huid, maar met een hart dat bleef pompen tot er niks meer te bevoorraden viel. Tranen met snottebellen heb ik geweend. Want een dergelijke vriendin zal ik waarschijnlijk nooit meer tegenkomen. Maar ik zal ze nooit vergeten. En me altijd blijven herinneren zoals ze was, een levenslustige, sensuele, prachtige vrouw met een gouden hart.
De derde sterke vrouw is een geval apart. Eigenlijk ken ik ze nog niet zo heel lang. Maar toch dacht ik haar een vriendin te mogen noemen. Helaas wil ze niet meer communiceren. Doordat ze een persoonlijke tegenslag had is ze alle vertrouwen in mensen kwijt. Spijtig maar helaas. Al had ik graag af en toe naar een fruitgemeente gegaan om een vruchtje te plukken. Maar ze wil geen hulp, laat staan vruchtjes plukken. Ze wil haar tegenslag alleen doorstaan en vertrouwd niemand. Sterke vrouw die het op haar eentje wil verwerken. Al blijf ik hopen dat ze het verwerkt krijgt en er binnen afzienbare tijd een berichtje komt en dat we de draad weer kunnen opnemen. Misschien moet ik zelf de eerste stap zetten en eens een berichtje sturen. Het risico dat er geen antwoord komt is groot, maar dat neem ik er wel bij. Afwachten maar. Misschien komt dat nog goed. Wat ik maar wil zeggen is dat 2013 geen schitterend jaar was. Een pechjaar zeg maar. Al besef ik ook wel dat het niet altijd rozenschijn en manegeur kan zijn. Het leven heeft nu eenmaal ups en downs. Zonder tegenslag weet een mens niet wat geluk is. Maar ik leef op hoop. Voor de vriendin die het tijdelijke met het eeuwige verwisseld heeft is geen hoop meer. Maar dat staat ons allemaal te wachten. Voor de rest blijft het hoopvol uitkijken naar een goede afloop.
Tijd en geld. Het zijn zaken waar nogal verschillend tegen aangekeken wordt. Twee voorbeelden; eerst eentje over tijd. 1minuut, hoe lang is dat eigenlijk? Voor de ene een eeuwigheid en voor de andere is het in een flits voorbij. Het hangt er alleen van af aan welke kant van de wc-deur je staat. En dan eentje over geld; Is duizend euro veel of weinig. Dat hangt er ook weer van af. Voor een vrouw die dat uitgeeft is dat twee keer niks. Maar voor een man die het moet verdienen is dat heel anders. Het is dus maar hoe je het allemaal bekijkt. Zo kreeg ik zowat een jaar geleden een voorstel voor het beleggen van mijn spaargeld. En wetende dat mijn zuurverdiende centjes op een spaarboekje tegenwoordig zo goed als niks opbrengen had ik wel interesse in het voorstel. Al was het dan een bizar voorstel. De adviseur van dienst gaf mij de raad om te beleggen in whisky. Op het eerste zicht leek me dat een lucratieve belegging, maar de man had ervaring in dat soort zaken. Hij had al een partij opgekocht en op enkele maanden tijd was zijn whisky al 7% meer waard. Het zag er goed uit beweerde hij. Volgens de vooruitzichten zou hij na een jaar dik 12% in zijn zak kunnen steken. Dat was inderdaad heel wat meer dan wat een spaarboekje mij zou opleveren. Toch maar eens proberen dus. Een mens weet nooit. Ik kocht dan maar twaalf flessen whisky van een uitstekend merk. Als proef. Kwestie van niet al mijn centjes te riskeren. Maar na een jaar moet ik vaststellen dat het toch niet zo een goed idee was. Ik geraak mijn flessen aan de straatstenen niet kwijt. En al zeker niet aan de prijs die ik in gedachten had. Meer zelfs, van mijn investering blijft niks meer over. Totaal niks. Al mijn centen foetsie. Ik kon het niet nalaten om de man die het mij destijds had aangeraden om opheldering te vragen. Hij beweerde bij hoog en bij laag dat zijn belegging wel de moeite waard geweest was. Zelf was hij er immers in geslaagd om een meer dan behoorlijke prijs te krijgen van zijn toendertijd opgekochte whisky. Maar na nadere uitleg bleek het om details te gaan. Kleine details die ik over het hoofd had gezien. Ik kreeg de raad om in het vervolg de whisky te stockeren op een veilige plaats. En de inhoud van de flessen niet meer te verplaatsen van uit de flessen naar mijn maag. Volgens de man ging het niet om de flessen maar om de inhoud. Nu zit ik hier met twaalf lege flessen die naar de glasbol moeten. Al mijn geïnvesteerde geld kwijt en een illusie armer. Volgens vrouwlief was het dan ook een heel slechte investering. Volgens mij was het een lekkere belegging die voor herhaling vatbaar is. Het is maar hoe je het bekijkt.
Het is vijf voor twaalf. We moeten dringend ingrijpen. Er moet actie komen. Verandering. Aanpassingen dringen zich op. We staan aan de rand van de afgrond. Als we zo doorgaan dan gaan we met zijn allen naar de verdoemenis. Dat is de huidige stand van zaken. Waar het dan wel over gaat vraagt u zich af. Over zowat alles. Over de opwarming van de aarde, over de economie en de werkgelegenheid. Over ontwikkelingshulp, het gehandicapten beleid en het immigratiebeleid. De opvang van daklozen en de huisvesting van hulpbehoevenden. De leefloners en de leeglopers. Het fileprobleem. Het onderwijs. De vergrijzing. De staatsfinanciën. De veiligheid. De gezondheidszorg. Kortom alles loopt verkeerd in dit land. De hoogste tijd om in te grijpen. Het is immers vijf voor twaalf. Voor sommige zaken is het zelfs vijf over twaalf. Te laat om nog iets te doen aan de oorzaken. En met de gevolgen zullen we moeten leren leven. Niks aan doen. Maar we hebben geen tekort aan ministers, staatssecretarissen en andere beleidsvoerders die voor oplossingen zouden moeten zorgen. Zowel op Europees vlak als op federaal vlak. En die komen dan ook met oplossingen. Eerst en vooral moeten die oplossingen henzelf ten goede komen. Voor de rest zijn het lapmiddelen. Pleisters op houten benen. De scherpe kantjes een beetje afronden hier, een beetje verdoezelen daar en tijdelijke oplossingen ginder. Voor de rest zijn ze als de dood voor structurele maatregelen. Nochtans beweren ze allemaal dat het vijf voor twaalf is. De hoogste tijd dus om in te grijpen. Maar ze bakken er niks van. Tenminste dat dacht ik tot enkele weken geleden. Want toen kwamen ze met een allesomvattende maatregel. Weg alle 'vijf voor twaalf' toestanden. Zelfs de 'vijf over twaalf' toestanden zijn meteen van de baan. De oplossing is geniaal in zijn eenvoud. We hebben met zijn allen de klok een uur teruggedraaid.
Al eens aan gedacht hoe het zou zijn als je oud bent? En dan bedoel ik echt oud. Niet zoals je nu bent, met van die kleine ongemakjes zoals niet meer in staat zijn om een marathon te lopen binnen het uur. Of een ronde van Frankrijk te winnen zonder fatsoenlijke doping of anti-rimpel crème. Nee, ik bedoel echt oud en versleten. Zo oud dat je eigenlijk niet wil worden. Maar toch kan het gebeuren dat je op een of andere manier je eigen leeftijd overstijgt. En voor je het zelf beseft ben je plots 150 jaar of zo. Maar dan zou het wel eens kunnen dat je zelf niet meer weet wat er eigenlijk aan de hand is. Want tegen die tijd zijn zowat al je onderdelen hopeloos versleten. Al weet de medische wetenschap daar wel raad mee. Benen willen niet meer mee? Een rolstoel. Armen buiten dienst? Een verpleegster om je te voeden. Maag verdord? Aangepaste voeding. Incontinent? Een pamper. En ga zo maar door. Voor ieder defect lichamelijk onderdeel is een oplossing. Zelfs voor je brein zijn er oplossingen. Een verward brein? Dan wordt je gewoon ontoerekeningsvatbaar verklaart. En beslissen anderen in je plaats. Die anderen mogen dan het beste met je voorhebben, toch heb ik bedenkingen. Wil ik nog wel leven als het leven de moeite niet meer is om geleefd te worden? Wil ik gevoed worden als een kind? Moet ik toelaten dat een verpleegster mijn pamper tweemaal daags komt verversen? Voor mij hoeft het in ieder geval niet. Maar als het ooit zover komt dat mijn brein mij in de steek laat zal ik niet te kiezen hebben. Dan beslissen anderen over mijn leven. Over wat ik mag eten en drinken. Over wanneer ik mijn pamper mag vullen. Over hoe lang ik in mijn eigen stront mag liggen. Over hoe lang ze mijn leven nog willen rekken zonder hoop op beterschap. En dat is nu net wat ik niet wil. Ik wil mijn eigen beslissingen nemen. Mijn leven zelf in de hand houden. Als het leven niet meer de moeite loont wil ik zelf bepalen wanneer ik er uit stap. Maar het probleem is dat een mens dat niet altijd goed kan inschatten. Wat als je verstand stilaan begint te haperen, en je niet beseft dat er iets aan de hand is? Dat is een proces dat langzaam maar zeker komt. Dat gebeurt niet van het ene op het andere moment. En als het toch plots komt dan is het ook te laat. Probleempje dus. Wat ik maar wil zeggen; hoe ver mag de medische wetenschap gaan? Waar is de grens van waardig leven? Dat zal wel verschillen van de ene mens tegen de andere, maar toch. Nu wil ik hier niet gaan pleiten voor een maximum leeftijd. Want sommige mensen zijn nog best in staat zichzelf te behelpen aan zeer hoge leeftijd, terwijl anderen al op de sukkel zijn op hun zeventigste. Maar waar is de grens? Wat zijn de voorwaarden om waardig te leven? Wat is waardig leven? Is dat helemaal voor jezelf kunnen zorgen? Kan dat ook met de nodige hulp? Tot hoever mag die hulp gaan? Allemaal vragen waar ik deze nacht van wakker gelegen heb. Maar ik heb een antwoord gevonden. Zolang ik mijn duvel zelf kan uitdrinken is het leven waard om geleefd te worden.
De dagelijkse file waarin u ook wel eens terecht komt is niet uw fout. Het is niet omdat jij met je wagen naar de bakker om de hoek gaat dat je de file veroorzaakt. Het zijn de anderen die met hun wagen naar de bakker om de hoek gaan die oorzaak zijn van de verkeersopstopping. Let er maar eens op. Als die anderen er niet moesten zijn zou er van file geen sprake zijn. We moeten die anderen dan ook dankbaar zijn. Want laat ons eerlijk blijven, wat is er gezelliger dan in de file staan. Na het hectisch morgen ritueel van wakker worden, opstaan, je kroost bij elkaar zoeken en klaarmaken. Eindelijk een moment voor jezelf. Je zit onder de mensen en toch ben je alleen. Dat zijn van die momenten van rust. Van bezinning. En dat is duidelijk te zien aan iedereen om je heen. De ene droomt weg, waarschijnlijk denkend aan een zonovergoten strand. De andere zit boterhammetjes te eten en koffie te drinken. Nog een andere probeert zijn stuur op te vreten. Sommigen plegen een telefoontje. Want ook dat kan in de file, er is geen enkele politie agent die het ziet. Laat staan dat je een boete riskeert. En dan zijn er nog de vele vrouwelijke chauffeurs die hun make-up aan het bijwerken zijn. Die hebben net hun schreeuwende snotjongen bij de onthaalmoeder binnen gesmeten en kunnen eindelijk aan zichzelf denken. Aan hun carrière en aan hun minnaar op het werk. Weg zorgen en dagdagelijks gezeur van man en nageslacht. Eindelijk rust. In de file. Met regelmatig iemand die zo vriendelijk is om je goedemorgen te wensen met een lief claxontoontje. En die jij dan bij wijze van bedankje met je middenvinger het beste toewenst. Er zijn zelf bestuurders die zichzelf uit pure menslievendheid opofferen door wat blikschade te veroorzaken. Dan kan jij nog langer genieten van de sereniteit van de file. Heerlijk toch die kalmte. Met daarbovenop de wetenschap in je achterhoofd dat je een uur te laat op het werk komt. Dat is dan ook lekker meegenomen, een uur minder werken. Het leven kan mooi zijn. En na een dag van noeste arbeid herbegint het hele gedoe. Er zijn nog zekerheden in het leven.
Er is weer een reclamecampagne gestart voor hulp aan Syrië. De actie 12-12. Het is de tweede keer dat zoiets gebeurt. De vorige campagne heeft net niet genoeg opgebracht om de campagne zelf te bekostigen. Waarom dat niet voldoende geld in het laatje bracht is niet duidelijk maar laat zich raden. De gemiddelde Belg had blijkbaar door dat het geen nut heeft om geld te geven aan een bende achterlijke extremisten die elkaar willen uitmoorden. In Nederland had de campagne meer succes. Al zou het mij niet verwonderen dat de Nederlanders het verkeerd begrepen hadden. En dachten dat het de bedoeling was om met het opgehaalde geld kogels te kopen. De Nederlanders een beetje kennende. Die hebben altijd goede bedoelingen. Maar deze keer lijkt het er op dat het een grote inzamelactie moet worden in België. Wat ze met het geld gaan doen is nog niet helemaal duidelijk. Volgens doorgaans slecht ingelichte bron zou het moeten dienen voor humanitaire doelen. Hoe ze daar ter plaatse humanitaire doelen gaan verwezenlijken is mij toch een raadsel. Gaan ze daar dokters naartoe sturen? Om ze na een slachting terug te roepen? Gaan ze voedsel sturen zodat de schietsoldaten elkaar met volle maag kunnen afmaken? Of gaan ze scholen inrichten zodat de kindjes bij elkaar zitten. Dat is gemakkelijker om ze uit te moorden. Misschien gaan ze wel transporten inrichten. Om dolgedraaide plofmoslims naar ons land te halen. En daarvoor zou ik geld moeten storten. Vergeet het. Ik ga geen geld uitgeven om de miserie naar hier te brengen. Dat ze hun zaakjes zelf oplossen. Voor mijn part mogen ze elkaar blijven uitmoorden. Tot er nog eentje overblijft. En voor die allerlaatste wil ik wel in mijn portemonnee tasten. Die kan van mij een zelfmoordpakket krijgen. Probleem opgelost. Maar zover zal het wel niet komen denk ik. Volgens mij zullen we met een hoop vluchtelingen te maken krijgen. Want dat er een aantal zijn die het niet meer zien zitten om tussen de kogels te leven kan ik begrijpen. Maar wat mij toch het meeste verwonderd is het feit dat die zogenaamde vluchtelingen steevast naar het westen willen. Dat een normaal denkend mens weg wil uit een oorlogszone vind ik normaal. Dat zou ik ook willen. Maar waarom dan een verre reis naar het westen, terwijl er toch andere mogelijkheden zijn. Meer voor de hand liggende mogelijkheden. En veel korter bij. Want laat ons eerlijk zijn. Zowat al die landen waar het moorden en schieten hoogtij viert zijn omringd door andere moslimlanden. Waarom gaan ze daar hun toevlucht niet zoeken? Waarom reizen ze de halve wereld af om naar landen te gaan waar andere zeden en gewoontes gelden? Heb ik een slecht karakter als ik denk dat het met geld te maken heeft? Met OCMW? Met het feit dat ze maar al te goed weten dat ze in die moslimlanden hun kostje zelf bij elkaar moeten scharrelen? Zou het kunnen dat die vluchtelingen weten dat ze in het westen een luilekker leventje kunnen leiden? Een leven van profiteren en gebraden kippetjes die gratis en voor niks uit de hemel vallen? Ben ik onmenselijk als ik vind dat ze beter in hun eigen regio blijven, met hun eigen stompzinnige religie? Met hun eigen cultuur en levensgewoonten? Ben ik racist omdat ik onze westerse waarden en gewoontes hoog inschat? Ben ik racist omdat ik mij geen andere, en volgens mij achterlijke, waarden laat opdringen? Moet ik mij aanpassen en daarbovenop nog geld, woning en eten geven aan wezens die er enkel en alleen op uit zijn om te profiteren? Ik wil maar zeggen; geld storten voor 12-12 ?? My ass!!
“Het is precies veertien minuten voor half acht” wist de stem op de klokradio te vertellen. Het was lang geleden dat ik dat nog gehoord had. Want sinds mijn pensionering staat de klokradio hier ten huize op non-actief. En kom ik nog enkel mijn bed uit als mij dat zo een beetje past. Maar vanmorgen had de meedogenloze wakkermaker weer eens zijn twijfelachtig nut bewezen. Ik had een afspraak op het ontieglijk vroeg tijdstip van negen uur. En vermits ik nog over een heel klein beetje plichtbesef beschik probeer ik mijn weinige afspraken stipt na te komen. Ook al is die afspraak op een moment van de dag dat ik in normale omstandigheden nog aan het bekomen ben van nachtelijke inspanningen. En mijn weinige verstand een poging doet om orde te scheppen in de nachtelijke chaos. Net dan begint een radiopresentator met moeilijke woorden, met begrippen die toch enig nadenken vragen. Waarom moet dat 'veertien minuten voor half acht' zijn. Is zeven uur zestien dan niet veel duidelijker? Misschien is het beroepsmisvorming maar ik kan, zeker als mijn verstand nog op half zeven staat, mij geen duidelijk beeld geven van 'veertien minuten voor half acht'. Dan begint er in mijn grijze cellen een paniekreactie. Dan moet ik orde op zaken zetten en heel het zaakje een beetje methodisch benaderen. Gewoonlijk begint het dan met mij af te vragen wat half acht eigenlijk is. Is dat de helft van acht? Dat zou dan vier moeten zijn. En daar moet ik dan veertien minuten aftrekken. Heu...toch niet... wacht... er klopt ergens iets niet. Half acht...dat is zeven uur dertig en daar moet ik dan veertien minuten aftrekken, dat maakt dus... “ Het is nu zes minuten voor half acht” hoor ik de radiostem zeggen. Verdomme ik kan opnieuw beginnen rekenen want op die korte tijdspanne ben ik er nog niet in geslaagd om mijn ogen open te krijgen en een blik op de klok te werpen. Er volgt een muziekje op de radio. De zanger probeert me duidelijk te maken dat iets 'formidable' is. Ik vind niks 'formidable' zo vroeg in de ochtend. Laat me gerust. Laat me slapen. Laat me nog even sluimeren. Ik begeef me dan maar terug in dromenland. Tot ik de radiostem weer hoor. “Het is nu twaalf minuten over half acht”. Er begint weer een lichte vorm van paniek in mijn brein. Heb ik dat goed gehoord? 'Over half acht' had de stem gezegd. Een nieuwe berekening dringt zich op. Maar ik geef het op en trek mijn ogen open. Het is kwart voor acht. Zeven uur vijfenveertig om precies te zijn. Ik sleur mij uit bed en blijf de ganse dag met een prangende vraag zitten. Waarom maken radio presentatoren het leven zo moeilijk van 's morgens vroeg? Moeten ze altijd met die halfjes bezig blijven? Is het zo moeilijk om te zeggen dat het zeven uur zestien is? Of zeven uur vierendertig? Of nog; zou het niet beter zijn dat ze gewoon zeggen dat het tijd is om op te staan?
Een week geleden kwam ik hem tegen in de ondergrondse garage van ons vakantieverblijf aan de kust. Op het eerste zicht een normale man met een fiets aan de hand. Het gesprek begon ermee dat hij vroeg of ik een sleutel had van de garagepoort. Volgens de man zou het namelijk gemakkelijker zijn om de poort te openen en zo met zijn fiets naar buiten te kunnen. Nu moest hij met zijn fiets aan de hand via een gewone deur naar buiten sukkelen. Ik kon hem niet helpen. Misschien kon het immobiliënkantoor hem helpen opperde ik nog. Hij zou het eens navragen. Of hij een wagen had, vroeg ik nog. En een garagebox? Een wagen wel maar hij had geen garagebox gehuurd. Dan zou een sleutel voor de poort ook wel een probleem zijn dacht ik nog. Maar goed, hij zou het eens navragen bij het immobiliënkantoor. Veel succes dacht ik nog. Maar dan kwam het: “en die zon dan, dat is toch niet normaal” zei hij. “die zon?” vroeg ik. “Wat is er mis met die zon?”. “Welja”, repliceerde hij “het is toch niet normaal dat die zon de hele dag aan de achterkant van het gebouw schijnt en nooit langs de voorkant”. Daar had ik niet zo direct een simpel antwoord op. Volgens mij leek het normaal dat de zon nooit langs de voorkant schijnt. Als de voorkant van een gebouw naar het noorden gericht is, met zicht op de Noordzee, dan leek het mij normaal dat langs die kant niet veel zonnestralen naar binnen vielen. Maar daar nam de man geen genoegen mee. Hij zou een klacht indienen bij het immobiliënkantoor. Hij wou zon langs de voorkant en daar moesten ze maar voor zorgen. Daar betaalde hij toch voor. Het was het soort absurde humor waar ik mij ook wel eens aan waag. Maar de man bedoelde het blijkbaar niet als een grapje. Hij meende het. “Ze” moeten er voor zorgen dat er zon langs de voorkant komt. “Of heb jij wel zon langs de voorkant” wou hij nog weten. “Wel, heu... we zitten in hetzelfde gebouw en dus, neen, ik heb ook geen zon langs de voorkant. Het gebouw is nu eenmaal naar het noorden gericht, en zodoende...”. Dat was geen argument vond hij. Het is niet omdat iemand anders geen zon langs de voorkant had dat hij daar genoegen moest mee nemen vond hij. Hij wou zon, en zon moest er komen. “ Anders neem ik een advocaat onder de arm” voegde hij er aan toe. In gedachten wenste ik hem veel succes en wou er geen woorden meer aan verspillen. Maar toen ik aanstalten maakte om verder te gaan kwam hij met een ander ongenoegen. “En dan dat zand!!” veranderde hij van onderwerp. “Dat zand? Wat is er mis met het zand?” wou ik weten. “Veel te veel zand op het strand” vond hij. “Dat blijft aan de voeten hangen en dat breng je dan ongewild mee naar binnen. Schandalig. Welke domoor heeft daar zoveel zand gelegd?” “Tja, dat zand heeft er altijd al gelegen” wierp ik tegen. “ Dan moeten ze er maar een tapijt op leggen, of een laag beton over gieten. Is dat teveel gevraagd misschien? Ik stuur ze een advocaat op hun dak. Morgen ga ik naar het immobiliënkantoor en als dat zand volgende week niet weg is gaan ze iets beleven!” De man begon zich waarlijk op te winden. Ik maakte dat ik wegkwam voordat hij zijn beklag zou doen over het teveel aan water in de zee. Het gesprek vond een week geleden plaats en nog altijd vraag ik mij af of ik wel met een menselijk wezen te maken had. Zou het kunnen dat ik een ontmoeting had met een als mens vermomd buitenaards wezen?
Al een tijdje geleden dat ik nog iets geschreven heb. Tja, hoe gaat dat. Soms komt er inspiratie en soms niet. Of zal ik gewoon eerlijk zijn? Ik ben een luiaard. En als ik geen zin heb komt er niks. Maar soms zijn er van die dingen waardoor ik het niet kan laten om een stukje te schrijven. Kwestie van mij een beetje af te reageren. En enkele dagen geleden was er zo iets. Een artikeltje in een internetkrant. Volgens dat berichtje zijn de politieke partijen al bezig met het samenstellen van de kieslijsten. En dat is een reden voor allochtonen om van zich te laten horen. Het stond er klaar en duidelijk; “De allochtone gemeenschap roept de Vlaamse partijen op om voor meer diversiteit te zorgen voor de verkiezingen van volgend jaar”. En nu komen ze eisen dat er op de kieslijsten van de Vlaamse partijen meer allochtonen moeten staan. Vooral op verkiesbare plaatsen. Over bekwaamheid reppen ze met geen woord. Enkel het feit dat ze allochtoon zijn is voldoende om verkiesbare plaatsen op te eisen. Want, “Politiek verkozenen moeten een afspiegeling van de bevolking zijn” En volgens een onderzoek van een zekere Jan Hertogen bedraagt het percentage allochtonen op kieslijsten 5,8% terwijl het aantal allochtonen in Vlaanderen 21,6% bedraagt. Persoonlijk vind ik die 21,6% een zorgwekkend cijfer, maar dit tussendoor. Er moeten dus 21,6% allochtonen op de kieslijsten komen. Bekwaam of niet, dat doet er niet toe. Ooit heb ik nog zoiets gehoord. Jaren geleden moesten er meer vrouwen op de kieslijsten komen. Een afspiegeling van de bevolking weet je wel. En er kwamen vrouwen. Ken je ze nog? De excuus-truzen. Er zijn toen verschillende vrouwen op de kar gesprongen om hun graantje mee te pikken. Of die vrouwen in staat waren om een politiek mandaat op te nemen deed er niet toe. Als er borsten aan hingen was het al lang voldoende. Wat we toen, en nu nog, met sommige vrouwen meegemaakt hebben weten we allemaal. Maar goed. Nu moeten er dus excuus-allochtonen komen. En wat we daarmee gaan meemaken is nog maar de vraag. Maar als er dan toch een 'afspiegeling van de bevolking' moet komen dan ken ik er nog wel enkele. Waar blijven de excuus-gevangenen? Er is toch een respectabel aantal gevangenen in ons land. Moet het crapuul dan niet vertegenwoordigd worden? Of zijn die er al? Ze zitten alleen nog niet in de gevangenis. En wat met de minderjarigen? Toch ook een zeker percentage die een vertegenwoordiging verdienen. Of de kleuters. Al zal dat waarschijnlijk niet nodig zijn. Als ik dat zo bekijk is het kleuter verstand al meer dan voldoende vertegenwoordigd. En wat met dieren? Hebben die geen recht op medezeggenschap en politieke verantwoordelijkheid? Het is niet omdat een hond niet van hetzelfde ras is dan wij dat dat beest geen rechten heeft. Er mag toch niet gediscrimineerd worden op basis van ras. Ik ken er hier eentje die beslist een plaatsje op de kieslijsten waard is. Een bruin beest met krulhaar. Bovendien spreekt hij geen woord Vlaams. Als dat geen referentie is weet ik het ook niet meer. Of dat beest wel bekwaam is om een politiek mandaat op te nemen vraagt U? Ach, dat doet er niet toe.
Regelmatig verorber ik wel eens een baarmoeder, of de inhoud. Niet zomaar de eerste de beste, neen, het liefst heb ik ze vers. En hoogzwanger. Een baarmoeder waarin het nakomelingetje op het punt staat om eruit te komen. Dat zijn de lekkerste. En de gezondste naar het schijnt. Van sommige baarmoeders mag ik graag de inhoud nuttigen en gooi de baarmoeder zelf de vuilbak in. Bij de meeste echter eet ik de baarmoeder en de moederkoek en gooi het nageslacht weg. Het hangt een beetje af welk ras het betreft. En kom nu niet vertellen dat ik de enige ben die baarmoeders lekker vindt. U toch ook. Of heb je dan nog nooit tomaten gegeten? Of appels, noten, peren en nog zo van die zaken. Dat zijn de baarmoeders van een plant of boom. Niks meer of minder. Dat toont maar weer eens aan hoe gruwelijk de mensheid is. Al valt het met groenten nog mee. Groenten worden met de grootste zorgen omringt, we laten ze groeien in de meest gunstige omstandigheden zodat ze tot volle wasdom komen. Om dan, net voor de planten in staat zijn om nakomelingen te verwekken, met wortel en al uit de Vlaamse klei te trekken. Dat is hetzelfde als een kind grootbrengen en op het moment dat het tot de volwassen rijpheid komt de kop afsnijden, in stukken snijden en oppeuzelen. Maar het wordt pas echt hallucinant gruwelijk hoe de mensheid met fruit omgaat. We vertroetelen de planten en bomen naar best vermogen. Beschermen ze tegen alle kwalen en ongedierte. Om dan hun baarmoeder, inclusief nakomelingen, meedogenloos af te rukken en op te vreten. Soms zelfs waar de moederplant bijstaat. Je zal maar plant zijn in een wereld die overheerst wordt door de mensheid. Maar het zal wel te maken hebben met de aard van het beestje. Dat is nu éénmaal de wet van de sterkste. En die sterkste zorgt enkel en alleen voor zichzelf. Het is een kwestie van overleven. Hoe sadistisch en huiveringwekkend het ook mag zijn voor degene die het moeten ondergaan. En de mensheid gebruikt de natuur voor eigen welzijn. Want het is een feit: A baarmoeder a day keep the doctor away.
Internetkranten, altijd interessant om te lezen. Vooral dan de reacties van lezers op sommige artikels. En die reacties zijn soms bedenkelijk. Soms gewoonweg dom. Heel soms wel eens heel origineel. Ook wel grappig op zijn tijd. Vooral reacties van allochtonen springen er wel eens uit. Zo zijn er in Nederland een paar internetkranten die, met subsidies, opgezet zijn door Marokkaanse Nederlanders. Of moet ik zeggen Nederlandse Marokkanen? Of Nederlanders van Marokkaanse oorsprong. Of zoals ze zichzelf daar graag noemen; licht getinte Nederlanders. Die 'licht getinte' Nederlanders zijn dan wel allemaal overtuigde moslims. Goede moslims, beweren ze zelf. Maar de 'licht getinte' Nederlanders willen hun geloof ten allen prijze door de strot van de globale Nederlander rammen. Met of tegen hun zin. En volgens die 'licht getinte' Nederlanders worden ze gediscrimineerd. En nog geen klein beetje. Rasecht racisme is het. Want de gemiddelde Nederlander moet niks weten van hun religie. En nog minder van het crapuul dat tussen die 'licht getinte' Nederlanders zit. Dat steekt natuurlijk. Zodanig zelfs dat ik mij afvraag wie hier eigenlijk de racisten zijn. Want in de reacties van die 'licht getinten' is pure haat schering en inslag. De Nederlandse samenleving wordt steevast beschuldigd van onverdraagzaamheid tegen moslims. Want volgens die 'licht getinten' moeten de Nederlanders zich aanpassen aan de nieuwkomers. Integratie moet van twee kanten komen is hun credo. En dan vooral van de kant van de Nederlanders. Maar daar heb ik het dan moeilijk mee. Volgens mij moet integratie helemaal niet van twee kanten komen. Meer zelfs, integratie mag niet van twee kanten komen. Integratie moet enkel en alleen komen van de kant van de geïntegreerde. Aanpassen of wegwezen. Zo simpel is dat. Maar de 'licht getinten' spelen een subtiel spel. Ze spelen de sukkelaar. De verstotene. De ongewenste. Als zich ook maar iets voordoet dat niet in hun kraam past staat het in het lang en breed op hun webstekje. Zoals enkele dagen geleden weer eens. Er waren in Amersfoort twee 'licht getinte' jongeren door de politie aan een identiteitscontrole onderworpen. En dat was weer reden om in hun reacties hevig tekeer te gaan tegen de hele Nederlandse samenleving. Immers, het was pas enkele maanden geleden dat hetzelfde was gebeurd in Den Haag. De 'licht getinten' schreeuwden moord en brand. Ze vonden het schandalig dat de politie er geen blanke jongeren uitpikten. De getinten voelden zich geviseerd door de racistische politie. Ze gingen dan wel voorbij aan het het feit dat ze aan het wandelen waren in een betere wijk. Zomaar wandelen beweerden ze. Heel onschuldig natuurlijk. Net zoals dat het geval was in Den Haag. Ook daar waren licht getinten aan een wandeling bezig in een residentiële wijk. Dat zo iets in het oog springt van de politie kwam gewoon niet bij hen op. Ze kunnen maar niet begrijpen dat er onder de licht getinten veel crapuul zit en dat de politie dat ook weet. Dat de Nederlandse politie dan ook 'licht getinte-wandelaars-in-gegoede-wijken' meer in de gaten houdt is niet meer dan normaal. Maar dat gaat dus duidelijk het petje van de 'licht getinten' te boven. Want om zoiets te begrijpen moet je natuurlijk naar school geweest zijn.
Uit doorgaans slecht ingelichte bron, kwam een eigenaardige e-mail in mijn postbus terecht. Er was een monster gezien in de parkvijver. In de grote vijver, in het centrum van ons dorpje nog wel. Een zekere G.S. had melding gemaakt van een enorm vervaarlijk uitziend monster dat even boven water gekomen was. Volgens G.S. was het monsterachtige dier wel tien meter lang met tanden “als een reuzenhaai”. De politie stuurde een agent ter plaatse om eventuele vaststellingen te doen. Buiten enkele verdachte rimpelingen op het water kon de agent niks abnormaal vaststellen, maar voor alle zekerheid werd de brandweer er bij gehaald. In eerste instantie stelden de mensen van de brandweer drastische maatregelen voor. Men zou gewoon de vijver laten leeglopen en dan zou het beest vanzelf te voorschijn komen. Maar dat was bij nader inzien geen optie. Dat zou immers wateroverlast veroorzaken bij de buurgemeente. Er moest dan ook een andere oplossing komen. Er werd dan maar beslist om eventuele beslissingen over te laten aan de bevoegde schepenen. Een voor de hand liggende keuze. Maar er kwamen meteen enkele bedenkingen. Wie was bevoegd in deze materie? In de veronderstelling dat er werkelijk een monster in de vijver aanwezig was moesten verschillende schepenen hun verantwoordelijkheid nemen. Zo is de eerste schepen o.a. bevoegd voor toerisme en het zou wel een uitzonderlijk fenomeen zijn dat veel toeristen zou aantrekken. Er werd al een vergelijking gemaakt met het monster van Loch Ness in Schotland. Maar ook de tweede schepen moest tussen komen. De man is immers bevoegd voor water en openbare werken. En het beest zat in het water. En misschien moesten er werken uitgevoerd worden om de veiligheid van de bevolking te waarborgen. De derde schepen moest ook zijn zegje hebben. Die is immers bevoegd voor integratie en Vlaams karakter. Wat als het beest zich niet wou integreren en het Vlaams karakter niet zou respecteren. De vierde schepen was dan weer bevoegd voor lokale economie en milieu. Als het werkelijk om een uitzonderlijk fenomeen ging zou dat wel ten goede komen aan de lokale economie, om nog te zwijgen over het effect op het milieu. De vijfde schepen is dan weer bevoegd voor dierenwelzijn en in die hoedanigheid is zijn mening ook van belang. Misschien was het beest wel in de war, misschien had het stress, of honger. Er werd dan maar besloten om de vijf schepenen er bij te halen en onder elkaar te laten beslissen wat er diende te gebeuren. Want dat er onmiddellijk een beslissing moest genomen worden, daar was geen twijfel over. De discussie tussen de schepenen duurde zijn tijd zodat de brandweermannen in afwachting een pint gingen drinken in een nabijgelegen café. En daar vonden ze zowaar de oplossing van het probleem. Want daar zat G.S. , de man die met een telefoontje voor alle beroering had gezorgd. En met de nodige drank deed G.S. zijn verhaal tegen al wie het horen wilde. Alleen was er een klein verschil. Het beest was ondertussen al twintig meter lang geworden. De brandweermannen trakteerden G.S. op nog enkele pinten en toen bleek het beest ineens 'wel dertig meter'. Er begon iets te dagen bij de brandweermannen. G.S. was immers ook visser en vissers kennende, die durven nogal eens te overdrijven. Nog enkele pinten later was het een beest van “wel vijftig meter lang”. En terwijl de schepenen bleven overleggen werd het beest alsmaar langer. Zo lang dat het gewoon niet in de vijver paste. De brandweermannen trokken met hun conclusie naar de beraadslagende schepenen en het probleem was van de baan. G.S. was de dag nadien niet bereid tot commentaar.
Zal ik eens een geheim onthullen? Iets heel persoonlijks. Iets dat jullie helemaal niet van mij zouden verwachten. Iets dat ik zodanig verborgen heb kunnen houden dat niemand er ook maar een idee van heeft waar het om gaat. Welaan dan, ik beken; ik ben een duvel fan. Een liefhebber van de lekkere fris geschonken duvel. Dat is nu eens een echte verrassing hé. Dat zou je niet denken van iemand als ik. Maar het is niet mijn gewoonte om persoonlijke zaken op mijn blog te plaatsen. Tenminste niet zo uitdrukkelijk. Gewoonlijk schrijf ik dergelijke zaken in bedekte termen. Een soort van verborgen boodschappen, of woordspelingen, die alleen begrijpelijk zijn voor degene die er meer van weten. Al kan ik het soms niet laten om open en eerlijk te zijn. Tja, soms kan ik ook wispelturig zijn. Dat zal onder invloed van vrouwen zijn veronderstel ik. Maar goed. Nu jullie weten wat mijn lievelingsdrank is kunnen jullie misschien ook begrijpen dat ik belangstelling heb voor de tripel hop van duvel. Dat is een relatief nieuw initiatief van de brouwerij moortgat. Sinds enkele jaren hebben enkele slimme marketingmensen van de brouwerij er een gewoonte van gemaakt om elk jaar een beperkt volume te produceren van de tripel hop. Het gaat dan telkens om een duvel waar in plaats van de gebruikelijke twee hopsoorten een derde soort toegevoegd wordt. Elk jaar een andere soort. Dit jaar gaat het om sorachi ace, een zeldzame hopsoort uit Japan. Waarom ze dat zo ver moesten gaan zoeken moet je niet aan mij vragen, dat heeft waarschijnlijk met de prijs te maken. Maar het zou een heel speciale soort zijn. Als ik de tekst op het flesje mag geloven gaat het hier om een “erotische” smaak, met een fruitig vleugje. Want, verrassing, door puur toeval kreeg ik enkele flesjes te pakken. Ze staan op dit eigenste ogenblik in de koelkast om op temperatuur te komen. Het zou dan ook best kunnen dat het morgen een feestdag wordt. Hangt natuurlijk van de smaak af, maar ik heb er alle vertrouwen in. Vooral die 'erotische' smaak intrigeert me. Ik wist niet dat ze erotiek in een flesje konden vangen. Maar na het nuttigen zal ik meer weten. Misschien raak ik morgen wel in een erotische bui en kan ik eens een stukje schrijven over een ander geheim waar jullie ook nog geen weet van hebben. Mijn zwak voor vrouwen.
Uit doorgaans goed ingelichte bron, kwam een eigenaardige e-mail in mijn postbus terecht. Het gemeentepersoneel zou getroffen zijn door een besmettelijk virus. Volgens het bijgevoegde rapport zou het gaan om het uiterst zeldzame laborare-virus. Maar niemand van het personeel zou op de hoogte zijn van het feit dat ze besmet zijn. Het rapport zou opgemaakt zijn door een speciale onderzoekscommissie van de dienst volksgezondheid op last van de burgemeester himself. De burgervader zelf had blijkbaar enkele jaren geleden gemerkt dat er iets aan de hand was met zijn personeel. Hij wou een discreet onderzoek om geen paniekreactie te weeg te brengen. De onderzoeken zouden dan ook 's nachts plaatsgevonden hebben. Volgens datzelfde rapport zou het niet te achterhalen zijn hoe het laborare-virus in onze gemeente terechtgekomen is. Uit een kleine voetnoot uit het rapport zou men echter kunnen afleiden dat de plaatselijke politiekers, al of niet bewust, zelf de oorzaak kunnen zijn. Daarom waarschijnlijk de strikte geheimhouding. Er zouden ook slechts enkele mensen op de hoogte zijn van het bestaan van het rapport. Wel zou vaststaan dat het epicentrum zich in het gemeentehuis bevindt. En dat het hier om een heel eigenaardig virus gaat blijkt wel uit het feit dat enkel het gemeentepersoneel en enkele politiekers besmet zouden zijn. Maar het virus zou nog wel meer eigenaardige eigenschappen hebben. Zo zouden toevallige bezoekers aan het gemeentehuis niks te vrezen hebben. De tijdspanne van een kort bezoek zou onvoldoende zijn om besmet te raken. En gepensioneerden zouden helemaal immuun zijn aan het virus. Dat zou te maken hebben met het feit dat ze in hun jonge jaren al te maken gehad hebben met een bepaalde stam van het laborare-virus, waardoor hun afweersysteem de nodige antistoffen aangemaakt heeft. Bij navraag aan de meerderheidspartijen over het bestaan van dit toch wel vreemde virus kwam het nietszeggende “geen commentaar”. En bij de oppositiepartijen was het enige commentaar “ bij ons is niemand besmet, door welk virus dan ook”. Het blijft dus koffiedik kijken in deze hele zaak. Al heeft het weinig nut te weten of iemand wel of niet besmet is. Want volgens het rapport zouden er geen geneesmiddelen bestaan tegen het laborare-virus. Zelfs inenten zou niet kunnen wegens geen inentingen beschikbaar. Wie besmet raakt zal er moeten mee leren leven. Een normaal mens zou dan denken dat verantwoordelijken er alles aan doen om het virus in te perken. Maar dat is niet zo. Integendeel. Want uit het rapport zou ook blijken dat er nachtelijke vergaderingen met burgemeesters uit de buurgemeenten geweest zijn. Niet om maatregelen te nemen tegen het virus, maar wel om het virus te verspreiden over verschillende gemeenten. De burgemeesters van de omliggende gemeenten zijn vragende partij om hun personeel te besmetten met het laborare-virus. Er zouden al afspraken gemaakt zijn om gemeentepersoneel enkele maanden uit te wisselen om het virus de kans te geven zichzelf te verspreiden. Want het laborare-virus zou zo zijn voordelen hebben. Wie besmet is krijgt een onbedwingbare drang om te werken. Om anderen te helpen. Om te zwoegen. Om het uiterste van zichzelf te geven. Gelukkig ben ik gepensioneerd en dus immuun.
Voor wie het niet moest weten; vrouwlief heeft kanker en moet behandelt worden met chemotherapie en stralen. En daar moet blijkbaar de nodige uitleg over gegeven worden. Dat deed een verpleegster wel heel uitgebreid enkele dagen geleden. Ze kwam ons vertellen wat zoal de gevolgen zouden zijn van de behandeling. Ten eerste zou vrouwlief een heel wispelturig karakter krijgen. Dat leek me al een totaal overbodige uitleg. Een vrouw is nu eenmaal synoniem van wispelturig. Dat was alsof iemand me er van wou overtuigen dat de zon licht gaf. Maar er was meer. Ze zou kaal worden en we kregen de raad om vooral geen kleding te kopen. Want het was gokken of ze zou vermageren of verdikken. Dat was onvoorspelbaar. En gisteren kwam dan een heel absurde dag. Die eindigde met ruzie. In de voormiddag werd een poortkatheter geplaatst in haar lichaam. Dat is een soort stopcontact waar ze om de drie weken moet op aangesloten worden om de nodige chemo binnen te krijgen. Door die chemo geven haar ogen licht in het donker, uit haar oren komen stralen die de TV ontvangst kunnen verstoren en ze hoeft maar met haar vinger naar een lamp te wijzen om die te laten branden. Bovendien werd ze zodanig radioactief dat ze de eerste dagen na de behandeling een halve straat van energie kan voorzien. Behalve de storingen op TV is het voor de rest heel handig. Maar de wispelturigheid kreeg wel absurde vormen. Ze wou alle soorten nieuwe kleding. Zodat ze er ten allen tijde fatsoenlijk voorkwam. Vermageren of verdikken, de nodige kleding moest klaarliggen. Waar ze het nog moeilijker mee had was het hoofdhaar dat zou uitvallen. Er moest dan ook een pruik komen. Want een vrouw zonder haar is volgens vrouwlief blijkbaar niet in staat om te leven. Persoonlijk heb ik niks tegen een vrouw zonder haar, vooral dan op enkele specifieke plaatsen. Want haar doet me denken aan schimmel. Iets dat lang ongebruikt blijft liggen durft al eens te beschimmelen en daar is niks appetijtelijk aan. En hoofdhaar? Dat doet niks ter zake. Maar volgens vrouwlief moet er dringend nieuwe kleding en een pruik komen. Een kostelijk grapje vond ik dat. Ik zocht dan ook naar een andere oplossing. Na een tijdje nadenken kwam ik dan ook met een ideale oplossing. Een allesomvattende en goedkope oplossing, voor zowel kleding als pruik. Ik stelde dan ook voor om een boerka te kopen. En toen is de ruzie begonnen.
De grootmoeder van roodkapje werd opgepeuzeld door een wolf. Daarom boezemen wolven ons angst in. Het zit in ons collectieve geheugen. Maar eigenlijk hoef je van een wolf geen angst te hebben. Een enkele wolf zal zelden een mens aanvallen. Tenzij die mens zodanig verzwakt is dat hij zichzelf niet meer kan verdedigen. Maar waar je als mens wel rekening mee moet houden is het feit dat wolven graag in groep jagen. Wanneer een hongerige wolf je in de gaten krijgt kan je er het kapitaal van je schoonmoeder op verwedden dat je weldra de hele meute achter je aan krijgt. Ook dat zit in het collectieve geheugen. Mensen weten dat wolven niet te vertrouwen zijn. Je kan ze dus maar best vermijden of achter een stevige afsluiting zetten. En als je als mens naar plaatsen gaat waar wolven los rondlopen kan je maar best je voorzorgen nemen. Een goed geweer is zo een voorzorg. Al is het niet zeker dat je dat geweer ook daadwerkelijk zal moeten gebruiken. Want voor hetzelfde geld laten die beesten je gerust. Maar wolven hebben hun reputatie niet mee. Dat is te danken aan die, weliswaar zeldzame, gevallen dat wolven mensen aanvallen. En mensen weten dat ze aangevallen kunnen worden en nemen hun voorzorgen. Je kan niet voorzichtig genoeg zijn. Is dat een vooroordeel? Is dat racisme? Is dat discriminatie? Want eigenlijk zijn niet alle wolven gevaarlijk voor mensen. Het is best mogelijk dat je een wolf kan benaderen zonder dat dat nare gevolgen heeft. Maar een wolf blijft altijd een wolf, en kan je dus per definitie voor geen haar vertrouwen. En zo hebben moslims dus ook hun reputatie. Maar het is niet omdat een enkeling een bom laat ontploffen dat de hele moslimgemeenschap gevaarlijk zou zijn. Dat is tenminste wat de moslimgemeenschap ons wil laten geloven. Die bommenleggers zouden uitzonderingen zijn. Ontspoorde gekken. Extremisten die de hele niet-moslim wereld willen uitmoorden. Dat belet mij toch niet om voorzichtig te zijn met moslims. Dan mogen er duizend moslims staan roepen dat ze het goed voorhebben met mij, ik vertrouw het niet. Er moet maar ergens een enkeling zijn die naar zijn denkbeeldig paradijs wil. Het staat niet op zijn voorhoofd wat hij van plan is. Het is zoals met wolven; je neemt maar beter je voorzorgen. Zelfverdediging noem ik dat. En dat zou de moslimgemeenschap zich moeten realiseren. Het is door die vele gestoorde extremisten dat ze een reputatie kregen. Dat ze maar eens beginnen met daar grote kuis in te houden. Laat ze er in eerste instantie voor zorgen dat dergelijke 'uitzonderingen' niet meer gebeuren. In plaats van ons te verwijten dat we vooroordelen hebben. Dat we discrimineren en racisten zijn. Want volgens die moslimgemeenschap zijn ze heel vreedzaam, maar ondertussen gaat het doden wel verder. En kan ik met de beste wil ter wereld geen enkele moslim vertrouwen. Het zit in mijn geheugen. En dat is niet mijn fout. Dat hebben ze alleen aan zichzelf te danken. Aan die enkelingen. En als moslims van mening zijn dat ik een racist ben, dat ik vooroordelen heb, dat ik een ganse gemeenschap discrimineer dan ontken ik dat met klem. Ik ben geen racist. Ik ben gewoon voorzichtig, ik neem mijn voorzorgen. Want ik blijf erbij; een moslim blijft altijd een moslim en kan ik dus per definitie niet vertrouwen.
Wat is dat toch met die babyboomers? Ja, ik weet het wel, ik behoor zelf tot die generatie en ik ga ze dan ook met hand en tand verdedigen. Toch is het goed om af en toe eens naar onszelf te kijken. Want dat babyboomers niet echt als normaal kunnen beschouwd worden is wel het minste dat je kan zeggen. In heel de geschiedenis van de mensheid is er nooit een generatie geweest die zoveel tegen schenen gestampt heeft, die heilige huisjes met zoveel genoegen afgebroken hebben, die zo vindingrijk waren, en die zoveel groei en vooruitgang bewerkstelligd hebben. En er bovendien nog goed mee wegkwamen. Het begon al in hun jeugd. Met 'langharig werkschuw tuig' dat tegen zowat alles en nog wat begon te contesteren. Jongeren die collectief overtuigd waren van hun eigen grote gelijk. Die in hun jeugdig enthousiasme de wereld gingen veranderen. En het dan nog gedaan hebben ook. Hoe komt dat toch vraag ik mij dan af. Zat er in die jaren iets in het water? Of in de lucht? Kwam het door een lichte vorm van radioactieve straling? Wie zal het zeggen. Het leek wel of de toenmalige jongeren door een soort van besmettelijk virus aangetast waren. Een virus dat een ongebreidelde expansie, groei en ontwikkeling opwekte. Niks of niemand kon hun enthousiasme onder controle krijgen. Niks kon hun drang naar vernieuwing, naar verbetering en vooruitgang stoppen. Muziek, mode, techniek, geneeskunde en alles wat maar enigszins voor verbetering vatbaar was werd onder de loep genomen. Een generatie doorzetters was opgestaan. En de wereld zal het geweten hebben. The sky was the limit. Grenzen waren er om verlegd te worden. Mogelijkheden werden gecreëerd. De babyboomers kenden geen beperkingen. Maar ze worden ouder. En worden aan de kant gezet door een nieuwe generatie. Normaal zou je zeggen. Ouderen moeten plaats maken voor jongeren. Maar die oude rock&rollers laten zich niet zomaar in een hoekje drummen. Het gaat er niet meer aan toe zoals in de jaren vijftig van vorige eeuw. Toen waren mensen van 60 jaar oud en versleten die in het verleden leefden en zich bezig hielden met zagen over de goede oude tijd. Niet zo met de babyboomers. Die zien dat anders. Gepensioneerde babyboomers zijn jongens en meisjes van 65 of ouder die hun plaats opeisen. Die niet willen wegkwijnen in een rusthuis. Die zich organiseren en niet op hun kop laten zitten. Die bewust willen deelnemen aan de maatschappij en hun steentje meer dan bijdragen. Het lijkt wel alsof babyboomers zelfs de tijd naar hun hand willen zetten. En blijkbaar slagen ze er nog in. Want als ik de volle agenda van die generatie bekijk moet ik vaststellen dat ze van plan zijn om nog jaren door te gaan. Van stoppen hebben ze nog nooit gehoord. Babyboomers zijn dan ook niet te stoppen. We zullen doorgaan. Tot we erbij neervallen. Als jij ook een babyboomer bent, kan ik alleen maar zeggen; goed zo, en laat de jonge generatie maar zien hoe het moet.
Het is begonnen met 'start to run'. Een actie waar zowat de hele media heeft aan meegewerkt om mensen aan te zetten om meer te lopen. Het leek een succes want spoedig gingen hele groepen mensen aan het joggen. Langs straten en paden, langs lanen en wegen, tot in het bos, bij de andere beesten, kwam je lopers tegen. Zowat iedereen leek te lopen voor zijn leven. Al waren er uitzonderingen, zoals ik, die niet meededen met de hele heisa. En af en toe kwam mijn slecht karakter naar boven en kon ik het niet laten om eventjes de spot te drijven met het loopgedoe. Zo gebeurde het wel dat ik met de wagen richting station reed en een van die loop freaks toevallig ook richting station liep. Dan kon ik het niet laten om te stoppen en een lift aan te bieden, met de woorden “ moet je de trein halen? Stap maar in”. Mijn goed bedoelde hulp werd niet altijd naar waarde geschat. Het bleef echter niet bij lopen. Enkele slimmeriken sprongen op de gezondheidskar en kwamen met 'start to bike' op de proppen. Het fietsen werd nog populairder dan het al was. En hele kuddes fietsers doken op in de straten. Dat was meteen ook een stuk commerciëler. De fietsen vlogen de winkels uit. De onderdelen idem dito, want iedereen wou het beste materiaal. Het liep zodanig uit de hand dat sommigen het nodig vonden om doping te gebruiken. Hoeveel kwetsuren het gevolg waren van al dat sportieve gedrag zal wel niet te tellen zijn. Al moet het toch opgevallen zijn bij enkelingen dat al dat geloop en gefiets niet zonder gevaar voor lijf en leden was. Want spoedig erna kwam een nieuw initiatief, ' start to swim'. Het leek me allemaal nogal ingewikkeld, zwemmen, fietsen en lopen. Dat konden ze toch beter samenvatten in 'start tot triatlon'. Al zal dat voor de meeste misschien een beetje te veel van het goede geweest zijn. Want een fatsoenlijke triatlon is niet niks. Dat is zomaar eventjes 3,8 km zwemmen, 180 km fietsen en 42 km lopen, allemaal na elkaar. Moest ik daaraan beginnen, ik denk dat ze me na honderd meter zwemmen al uit het water zouden kunnen vissen, reanimeren en aan een kapstok te drogen hangen. Maar ik stel vast dat er een nieuwe trend aan de gang is. Iedereen die de 'start to...' overleeft heeft begint met 'let's get fit'. Dat is zo een beetje alle soorten sporten bij elkaar. Je mag doen wat je wilt, als het maar vermoeiend is en het zweet in je schoenen staat. Maar het is allemaal niks voor mij. Ik heb een hekel aan vermoeidheid, en aan zweten. Ik wacht wel op andere initiatieven zoals 'start to drink' en 'let's get zat'.
Het is dan wel niet mijn gewoonte om veel persoonlijke zaken op mijn blog te plaatsen, iedereen heeft zo zijn eigen manier om met persoonlijke zaken om te gaan, maar er zijn mensen die zich vragen stellen. Bijvoorbeeld waarom het zo lang geleden is dat ik hier nog iets van mij laten horen heb. Het is simpel. Geen tijd en te veel zorgen. Of liever, te veel onzekerheid. Mijn halve trouwboek is geopereerd aan een kwaadaardig kankergezwel, dat heb ik hier al eens laten weten. Maar in tegenstelling van wat we in eerste instantie dachten is dat niet helemaal zo goed afgelopen. Ze moest een tweede operatie ondergaan. Om zeker te zijn volgens de behandelende dokters. Of die dokters echt zeker zijn zal nog moeten blijken. Maar goed, ik laat zaken waarvan ik geen verstand heb liever over aan mensen die thuis zijn in de materie. We volgen dan ook de raad van dokters op. Voor degene die het moest interesseren, vrouwlief is dus een tweede maal onder het mes geweest. Het was een heen en weer geloop, maar de operatie is goed verlopen. Er moet echter nog een en ander gedaan worden. Er moet nog chemotherapie volgen en nog een reeks stralingen. Daarom ben ik dus een tijdje weggebleven. Maar degene die dachten om eindelijk van mijn gezever af te zijn moet ik teleurstellen. Ik kom terug. Want die chemo en stralingen zijn over een hele tijd gespreid. We staan wel voor een maandenlange moeilijke periode. Maar ik zal tussendoor wel tijd hebben om iets te posten. Tot zover de stand van zaken op persoonlijk gebied.
Maar de situatie heeft mij iets bijgeleerd. Door de vele lectuur die ik onder ogen kreeg ben ik al iets wijzer geworden over kanker. En mij een beetje laten nadenken. Kanker blijkt over een eigenaardige eigenschap te beschikken. Het zijn cellen die zichzelf klonen. Cellen die zichzelf vermenigvuldigen en zo alle andere cellen overwoekeren. Een gevaarlijke indringer, die niet zomaar te stoppen valt. Maar toch valt er iets te zeggen over die eigenschap van kanker. Want cellen die zichzelf klonen; het schept mogelijkheden. Zou het, medisch gezien dan, niet mogelijk zijn om die eigenschap ten goede aan te wenden. En in plaats van kankercellen met alle middelen te bestrijden eens kijken hoe dat principe van vermenigvuldigen precies in zijn werk gaat. Zou het dan niet mogelijk worden om afgerukte of geamputeerde ledematen terug te laten aangroeien. Zoal dat het geval is bij zeesterren. Als een zeester een arm kwijt raakt dan groeit er een nieuwe. Er zijn zelfs gevallen bekend van zeesterren die zichzelf helemaal klonen. Komt daar nog bij dat zeesterren, net als haaien, geen kanker kunnen krijgen. Een interessant feit vind ik dat. Zou het niet kunnen dat een welbepaalde eigenschap van kanker zich in de cellen van die dieren genesteld heeft en tegelijk ook functioneert als perfect afweermechanisme tegen de kwaadaardige vorm van kanker. Bovendien hebben zeesterren nog het bijkomend voordeel dat afgerukte ledematen zomaar opnieuw aangroeien. Misschien zou een beetje onderzoek naar dat mechanisme nuttig kunnen zijn voor mensen. En misschien kunnen we dan mensen inenten met kankercellen om kanker te voorkomen. Of gaan dat dan kankeraars worden?