360 g vlezige rozijnen, gedurende 20 minuten in kokend heet water geweekt en vervolgens goed uitgelekt.
500 g tarwemeel
500 g roggemeel
3 tls zout
Werkwijze
Bestrijk de binnenzijde van 2 langwerpige bakvormen met het klontje boter.
Verbrokkel de gist in een kommetje en meng er met behulp van een vork 2 tls bruine suiker dooreen.
Voeg het water erbij en roer alles tot een glad papje.
Zet het kommetje op een warme tochtvrije plaats en laat het gistmengsel in ca 20 minuten schuimig worden.
Roer intussen in een steelpan de melk en siroop tot een egaal mengsel dooreen.
Breng het mengsel op een niet te fel vuur tot nét tegen het kookpunt aan.
Laat de resterende boter in het hete mengsel wegsmelten en los er de overgebleven suiker in op.
Haal de pan van het vuur en laat de zoete vloeistof tot lauwwarm afkoelen.
Leg de rozijnen in een grote, warme mengkom en voeg het tarwemeel, het roggemeel en het zout toe en schep alles goed dooreen.
Maak in het midden een kuiltje en giet hierin de gistoplossing en de zoete melk.
Meng met een spatel geleidelijk aan de droge ingrediënten door het vocht. Ga door tot al het meel is opgenomen en het deeg als een samenhangende bal in de kom ligt.
Leg het deeg op een met bloem bestoven werkplaats en kneed het deeg gedurende 10 minuten tot het soepel en glad aanvoelt.
Draai het deeg tot een bal en laat het onder doek en plastic folie in ca 2 u op een warme, tochtvrije plaats in volume verdubbelen.
Kneed het gedurende 4 minuten flink door.
Verdeel het deeg in twee gelijke delen, breng elk deel in het juiste model en leg het deeg in de bakvormen.
Dek de vormen af met doek en plastic folie en laat ze op een warme plaats ca 30-45 minuten rijzen tot ze de bovenkant van uw vormen bereiken.
Warm de oven het laatste kwartier voor op 240°C.
Zet de bakvormen in de oven en verlaag deze na 15 minuten tot 220°C.
Bak de broden daarna in ca 30 minuten diep goudbruin en gaar. Ze klinken hol als u er onderaan op klopt.